De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijNederlandsch tooneel.
| |
[pagina 219]
| |
maakte. Dumas had ons de geschiedenis leeren kennen eener gevallen vrouw, die, door eene reine en zuivere liefde, zich weder verheft. Natuurlijk kon het niet in de bedoeling des schrijversliggen, te beweren, dat alle gevallen vrouwen aan Marguerite Gautier geleken en dat eene eerlijke omgeving hen op het pad der deugd zou terug brengen. Th. Barrière en L. Thiboust hebben met hun drama ‘Les Filles de Marbre’ - dat werd opgevoerd toen om zoo te zeggen de wereld nog vol was van den bijval der ‘Dame aux Camélias’ - eene gansch tegenovergestelde strekking bedoeld. In plaats van de uitzondering, hebben zij den regel doen gelden, en het bewijs willen leveren: dat van inde oudheid af tot op onze dagen, de Aspasia's, Marguerite's en Marco's altoos ‘marmeren beelden’ zijn geweest, ‘ijskoude harten,’ die men door al den gloed van liefde en zelfopoffering toch niet tot eer en deugd kàn terugbrengen, vrouwen die, verre van zich door het goede voorbeeld of door edele gevoelens tot bekeering opgewekt te voelen, integendeel door hunne aanraking alles verpesten, bederven en het heiligste in het hart der goeden dooden. Zonder juist op de hooge dramatische verdiensten van Dumas' tooneelspel aanspraak te kunnen maken, is ‘Marmeren beelden’ toch een puik drama, met meesterhand geleid, vol boeiende tooneelen en edele gedachten, tintelend van geest en frissche, gezonde levensopvatting. Het stuk wettigt alzoo volkomen den blijvenden bijval, dien het op elk beschaafd tooneel geniet. De opvoering zelve heeft ons niet zoo ten volle bevredigd. Behalve den heer Van Kuyck, die een uitnemende Déogenais was, alsook M. Dierckx en Mevr. Verstraeten, die rollen van klein belang vervulden, schenen ons de overigen minder gelukkig. Onze artisten zijn niet geschikt om die door-en-door fransche boulevardtypen van den parijzer ‘demi-monde’ met de vereischte nuanceering weer te geven. Dat ligt niet in den aard der Vlamingen; er behoeft meer losheid en zwier, tevens hier en daar meer chic. De heer Lemmens, die echter zeer goede oogenblikken had, moeten we tegen overdrijving waarschuwen, alsook tegen zeker gebaar dat hem in dergelijke rollen wat al te veel eigen wordt: zijne | |
[pagina 220]
| |
handen voortdurend in de zakken of in de haren te brengen. Mej. Elisa Jonckers, die in dit stuk haar debuut deed op ons Nederlandsch Tooneel, bezit enkele onbetwistbaar goede hoedanigheden, maar zij hoeft nog oneindig veel te leeren. Ernstige studie, gesteund door goede raadgevingen, kan haar eenmaal eene verdienstelijke artiste doen worden. Over den Assommoir, getrokken uit den overbekenden roman van Emile Zola, hoeven we thans niet te spreken, daar dit stuk verleden jaar in ons tijdschrift werd beoordeeld. Vergenoegen wij ons dus met te zeggen, dat de artisten zich zeer goed van hunne taak hebben gekweten, en dat M. Lemmens het tooneel van den delirium tremens op onverbeterlijke wijze heeft gespeeld.
***
En daarmede zijn de deuren van onzen Schouwburg gesloten. Dit echter niet voor langen tijd, want op 23 Mei zal ons gezelschap eene reeks zomervertooningen aanvangen, die uitsluitend zullen bestaan uit een enkel stuk à grand spectacle: de bekende fantazie ‘Ezelsvel’. Het stuk wordt opgevoerd met de prachtige decoratien, costumen en liet ballet van Parijs; het is dus te denken dat het evenveel bijval vinden zal als destijds ‘De Reis rond de Wereld.’ Hopen wij dat intusschen de nieuwe Direktie zich bezig houden zal met het opzoeken en aanleeren van goede degelijke tooneel werken, voor toekomenden winter, ten einde ons Nationaal Tooneel aan zijne ware roeping te doen beantwoorden: Volksvermaak en Volksbeschaving.
Z.... |
|