| |
| |
| |
Een blik achter de schermen
20 jaar Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant
Het Festival van Vlaanderen staat sinds jaar en dag bekend als organisator van kwaliteitsvolle klassieke muziekconcerten. Maar welke organisatie zit daar achter, en hoe komt zo'n festival eigenlijk tot stand? De twintigste verjaardag van het Festival in Leuven biedt een mooie gelegenheid om deze vragen te beantwoorden en om eens stil te staan bij de rol die zo'n festival vandaag nog in het muziekleven kan spelen.
Een onvergetelijk concert op de luchtmachtbasis van Bevekom (2009). (© Rob Stevens)
| |
| |
Het Huelgas Ensemble onder leiding van Paul Van Nevel in een nokvolle Sint Geertruikerk (1999). (© Frank Goethals)
Toegegeven, de structuur van het Festival van Vlaanderen is niet erg transparant. In feite gaat het om acht afzonderlijke organisaties die met elkaar de overkoepelende benaming en een portaal voor de website delen. Eens dat portaal geopend treed je binnen in acht verschillende werelden, elk met een eigen artistiek profiel, programma, bestuur, financiering, subsidiëring en personeel. Lokale verankering en een gedecentraliseerde structuur waren al vanaf het prille begin belangrijk. Nadat Jan Briers sr. - de vader van de huidige provinciegouverneur van Oost-Vlaanderen - in 1959 met het Festival van start was gegaan in Gent, sloten Antwerpen en Tongeren (Basilica concerten) een jaar later aan. Brugge volgde in 1964 met een festival voor oude muziek. Iets later verwierf ook het internationaal koorfestival van Kortrijk het ‘Festival van Vlaanderen’ label. In het symbolische jaar 1968 hielden Jan Briers sr. en Karel Aerts vervolgens het Festival van Vlaanderen Brussel - Leuven boven de doopvont. De splitsing van de Leuvense universiteit staat inderdaad symbool voor de culturele en politieke emancipatie van Vlaanderen binnen het Belgische staatsbestel. Door de organisatie van uitstekende concerten in verschillende Vlaamse steden en in Brussel heeft het Festival daar een bijdrage toe geleverd. Vergeet niet dat het muziekleven ook in Vlaanderen en zeker in Brussel tot ver in de jaren 1960 volledig verfranst was. Met de opname van Mechelen in 1969 leek de structuur voltooid: een gebouw met zeven afzonderlijke appartementen in mede-eigenaarschap.
‘Alles begint bij een samenhangende, doordachte en ambitieuze programmering.’
| |
Vijf minuten culturele moed
In 1995 kwam er een achtste appartement bij. Aanleiding was de oprichting van de nieuwe provincie Vlaams-Brabant. Tot dan toe werden de festivalconcerten in Leuven vanuit Brussel georganiseerd. Dat had naast mooie concerten bijvoorbeeld ook de opstart van het Klapstuk festival voor hedendaagse dans opgeleverd. Tijdens de jaren 1980 en 1990 verschoof de aandacht echter steeds meer naar prestigieuze galaconcerten in de hoofdstad, en bleef Leuven enigszins verweesd achter. Toen Leuven zelf een (provincie) hoofdstad werd, mochten er opnieuw hogere ambities gekoesterd worden. Vertegenwoordigers van stad en universiteit, van provincie en bedrijfsleven staken de koppen bij elkaar en gingen na overleg met Brussel over tot de oprichting van een autonome afdeling Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant. Bedoeling was in Leuven zelf een groter aantal concerten met een meer coherent profiel te organiseren, en daarnaast ook in kleinere steden en gemeenten van de provincie klassieke muziekconcerten te presenteren. Deze spreidingsgedachte maakte van bij het begin deel uit van het DNA van het nieuwe Festival. Vlaams-Brabant is immers op vele vlakken een he- | |
| |
terogeen gebied, met grote regionale verschillen tussen het westen, het noorden en het oosten van de provincie. Ook de moeilijke situatie in de gemeenten met een bijzonder taalstatuut rond Brussel vergde bijzondere aandacht. In samenwerking met de vzw de Rand organiseerde het nieuwe Festival daarom ook vele concerten in de gemeenschapscentra rond Brussel. Kortom, initiatieven die zich uitstrekken over het volledige grondgebied bevorderen de (culturele) identiteit van de nieuwe provincie en waren dus meer dan welkom. Deze cultuurpolitieke intentie sloot naadloos aan bij de artistieke doelstellingen van het nieuwe Festival. Het zwaartepunt kwam als vanzelfsprekend in de universiteitsstad te liggen, omdat het draagvlak
voor een uitgebreid en innovatief programma daar het grootst is. Maar daarnaast organiseerde het Festival samen met culturele centra of andere verenigingen ook talloze concerten buiten Leuven. Het begrip cultuurspreiding heeft voor sommigen misschien een paternalistische bijsmaak gekregen, alsof cultuur ergens geconcentreerd is om van daaruit in caritatieve goedertierenheid onder de minus habentes verdeeld te worden. Participeren aan klassieke muziek is echter een basisrecht voor iedereen, ook voor degenen die niet de financiële of fysieke mogelijkheden hebben om van het aanbod in grotere steden te genieten. Door maximaal in te spelen op lokale omstandigheden (traditie, reguliere programmatie, infrastructuur) levert het Festival een bijdrage tot dat basisrecht. In sommige culturele centra of gemeenten is het Festivalconcert het enige aanbod aan klassieke muziek, in andere het openingsconcert van een rijk gevuld concertseizoen. De medewerking van het Festival levert in al deze gevallen een meerwaarde op, of het nu om een grote dansproductie in de Abdijkerk van Grimbergen gaat of om een intiem klavichordrecital in de kapel van Wezeren (Landen).
| |
Festival, que me veux-tu?
Alles begint bij een samenhangende, doordachte en ambitieuze programmering. Veel meer dan vroeger is het vandaag eerst en vooral nodig om precieze artistieke doelstellingen te formuleren. Tot het begin van de jaren 1980 was het Festival van Vlaanderen zo niet de enige, dan toch de grootste speler op het veld van de klassieke muziek. Elk concert met klassieke muziek vulde destijds als het ware een lacune op. In zekere zin speelde het Festival in die beginperiode dus de rol van een reguliere concertorganisator - noodgedwongen maar met brio. Dankzij talrijke nieuwe initiatieven en een stimulerend subsidiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap is het klassieke muzieklandschap intussen grondig gewijzigd. Denk bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) aan grote instellingen als deSingel, De Bijloke, Bozar of het Concertgebouw die het hele jaar door een rijke waaier aan concerten presenteren met klassieke muziek uit alle periodes van de muziekgeschiedenis. Om in economische termen te spreken zijn de basisbehoeften daarmee bevredigd en moet een festival door innovatie een meerwaarde op dat reguliere aanbod creëren. Een festivalprofiel laat dat ook perfect toe: gebald in de tijd, kort en krachtig, selectief, anticiperend, aanzetten gevend eerder dan consoliderend. Toen het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant in 1995 op het toneel verscheen, wilde het ook nadrukkelijk inspelen op twee actuele ontwikkelingen: de verkrampte reacties op het prestigeverlies van klassieke muziek in de samenleving en de verschrompeling van het repertoire. De antwoorden daarop waren respectievelijk de benadrukking van artistieke integriteit en de behoedzame maar vastberaden verruiming van het klassieke muziekrepertoire.
Campagnebeelden 2010. (© Trees de Mits)
| |
Artistieke integriteit
Vroeger gingen politici of bedrijfsleiders naar een symfonisch concert, vandaag naar Rock Werchter. Vroeger was sponsoring van klassieke muziek evident, vandaag zijn commerciële return en de macht van het getal allesbepalend. De idee dat klassieke muziek ‘elitair’ zou zijn wordt gretig verspreid, terwijl slechts een sociale bovenlaag zich nog tickets voor een popconcert kan permitteren. Alom klinkt de roep dat klassieke muziek niet kan overleven zonder haar presentatievorm drastisch aan te passen aan wat in de amusementscultuur gebruikelijk is. Geen strijkkwartet zonder liedjeszanger, flamenco danseres of rookmachine. Ook kritiek op het zogenaamde hokjesdenken en het pleidooi om klassieke muziek te laten verdampen in een ruimere context, zijn goedbedoelde maar al te defensieve reacties. Het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant wilde daar andere en nieuwe impulsen tegenover stellen. Sinds de oprichting in 1995 heeft het zich als een festival gepositioneerd waarin klassieke muziek schaamteloos als een vorm van - jawel - kunst gepresenteerd wordt. Het concert als louter amusement of als
| |
| |
een society-gebeuren, een trendy programmering of het opzetten van evenementen of happenings met een hoog verstrooiings- en cross-over gehalte, dat alles is perfect legitiem en zelfs wenselijk, maar niet het formaat waarvoor gekozen werd. Publieksparticipatie in de letterlijke betekenis van het woord staat daarentegen hoog op de agenda. De programmering is er inderdaad op gericht zoveel mogelijk mensen actief te laten participeren aan een concert door aandachtig, betrokken en nieuwsgierig te luisteren naar werken met hoog esthetisch gehalte, ook al zijn die niet steeds even makkelijk. Artistieke integriteit betekent verder dat alle keuzes vertrekken vanuit de muziek zelf. Welke composities bieden op dit moment een meerwaarde? In welke volgorde vormen die werken een muzikaal overtuigend geheel, en wordt een concert meer dan de som van de onderdelen? Welke musici zijn niet enkel van uitmuntend niveau maar kunnen door hun affiniteit met het voorgestelde programma een extra dimensie toevoegen? Hoe dragen belichting, podiumopstelling en alle andere contextuele factoren bij tot de realisatie van de artistieke doelstellingen? Hoe vertaalt zich dat ten slotte in een communicatiestrategie die de nadruk op inhoud verzoent met esthetische vormgeving en performante wervingskracht?
| |
Verruiming van het repertoire
Hoewel elke tijd steeds weer nieuwe dimensies ontdekt in de grote meesterwerken uit het repertoire, is het van vitaal belang dat die canon niet tot een handvol composities beperkt blijft. Toegespitst geformuleerd: Beethoven schreef meer dan twee symfonieën (de Vijfde Symfonie en de Negende). Naast Beethoven zijn er nog zoveel andere componisten, uit vroegere en latere periodes, wiens muziek van grote betekenis kan zijn voor de hedendaagse luisteraar. Een belangrijke doelstelling van de festivalconcerten is dan ook de verruiming van de muzikale horizon. Leuven is daar misschien wel de ideale plek voor: een broeihaard van wetenschappelijke creativiteit, met een grote intellectuele en artistieke nieuwsgierigheid en bevolkt door een steeds wisselend maar altijd jong studentenpubliek. Daarom hadden de festivalconcerten in Leuven tijdens de beginjaren een dubbele focus: muziek uit de renaissance en uit de twintigste eeuw. Niet toevallig zijn dat de repertoires die net buiten de grenzen vallen van wat het brede publiek zich bij ‘klassieke muziek’ voorstelt. Om niet enkel nieuwe publieksgroepen te genereren maar ook het bestaande Festival van Vlaanderenpubliek bij deze ambitie te betrekken, werden jaarlijks ook enkele concerten geprogrammeerd met klassiek-romantisch repertoire. Daaruit blijkt een voorzichtige aanpak van de publieksopbouw, die eerder mikt op de lange termijn dan op het onmiddellijke schokeffect.
‘Artistieke integriteit betekent dat alle keuzes vertrekken vanuit de muziek zelf.’
In de cyclus twintigste eeuw kwam de nadruk oorspronkelijk te liggen op componisten als Ravel, Britten of Prokofiev die in mindere mate afwijken van het ‘klassieke’ verwachtingspatroon dan Webern, Cage of Xenakis. Vanaf 2000 werd daar met TRANSIT wel een buitenissig creatiefestival met uitsluitend avant-gardemuziek uit de eenentwintigste eeuw aan toegevoegd. Het succes van TRANSIT en bepaalde ontwikkelingen in het Vlaamse muziekleven noopten vanaf 2006 tot een herprofilering van de Leuvense festivalconcerten. De indruk was ontstaan dat het Festival in Leuven veel goeds, van alles wat, maar niets echt baanbrekend deed. Polyfonie in de oneven jaren, twintigste-eeuwse muziek in de even jaren, elk jaar enkele concerten met klassiek-romantisch repertoire en daarbovenop nog TRANSIT: de gevolgen voor publieksopbouw en profilering van deze wirwar aan kortademige concertreeksen lieten zich raden. Bovendien hadden de collega's van het Festival van Vlaanderen Antwerpen intussen volop de kaart getrokken van de renaissancemuziek. Vijf concerten in Leuven tijdens de maand oktober van de oneven jaren vormden slechts een zwakke echo van het zeer omvangrijke jaarlijkse Laus Polyphoniae programma in Antwerpen tijdens de maand augustus.
| |
| |
| |
En toch: festival voor ‘oude’
en nieuwe muziek
Sinds 2006 en tot op heden presenteert het Festival van Vlaanderen in Leuven daarom jaarlijks nog maar twee cycli: NOVECENTO (muziek uit de twintigste eeuw) en TRANSIT (muziek uit de eenentwintigste eeuw). Het succes van NOVECENTO toont aan dat muziek van hoge kwaliteit die ooit nieuw was op de duur ‘klassiek’ wordt, en door een breed publiek geliefd. In die zin is het de ‘oude muziek’ cyclus van het Festival van Vlaanderen in Leuven.
Het succes van TRANSIT laat dan weer zien dat er ook grote belangstelling is voor de soms bizarre uitingen van hedendaagse creativiteit. Dat is een verrukkelijke combinatie die erg hoopgevend is voor de toekomst.
# Mark Delaere is gewoon hoogleraar Musicologie aan de KU Leuven en artistiek directeur van het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant.
| |
De Centrale Werkplaatsen van de NMBS klaar voor futuristische muziek (1996). (© Maarten Beirens)
| |
Enkele hoogtepunten
Een mindere dag of een uitschuiver zijn altijd mogelijk, maar in feite waren bijna alle Festivalconcerten van de voorbije twintig jaar hoogtepunten van muzikaal plezier. Misschien richt de blik zich als vanzelf op de meer spectaculaire producties: Mossolovs Ijzergieterij door het BRT Philharmonisch Orkest in de voormalige NMBS Werkplaatsen in Kessel-Lo, die zich slechts moeizaam tot een concertruimte lieten transformeren. Antheils Ballet Mécanique in de vliegtuigloods van de 1ste Wing in Bevekom, waar de meer dan duizend aanwezigen de klank van kartonnen dozen die tegen roterende vliegtuigpropellers geduwd worden, nooit zullen vergeten. De hemelse stemmen van het Huelgas Ensemble in een steeds weer tot de nok gevulde Sint-Geertruikerk. De verfijnde branie van het Ensemble Intercontemporain. Maar misschien liggen de meest gekoesterde auditieve juweeltjes toch opgeborgen in een meer intieme kluis van ons hart: Cage's Sonatas and Interludes (Margaret Leng Tan), Bartóks Tweede Vioolsonate (Isabella Faust en Alexander Melnikov), Schuberts Winterreise (Thomas Quasthoff), Van Eyckens Techno Park (ChampdAction), Ravels Sonate voor viool en cello (Patricia Kopatchinskaja en Pieter Wispelwey). Een ding staat evenwel vast: de meeste hoogtepunten moeten nog komen!
|
|