deel uitmaakt van de afdeling cognitieve neurologie. Deze interesse van Powers speelt een rol in nagenoeg alle romans die hij sindsdien geschreven heeft. Maar in Galateia 2.2 staat de universiteit en de omgeving waarin ze zich bevindt, niet echt centraal: de universiteit wordt zelfs gewoon ‘U’ genoemd.
Het landschap van het Middenwesten speelt dan weer wel een hoofdrol in The Echo Maker, een roman waarvoor Powers in 2006 een National Book Award kreeg. Amerikaanser kan het niet, dan Kearney, Nebraska. Dit is geografisch het middelpunt van het Amerikaanse continent, het midden van een land dat eigenlijk geen centrum heeft. De stad ligt aan een kruispunt, enerzijds van de weg waarlangs de nieuwe Amerikanen in de vorige eeuw van New York naar het westen trokken en anderzijds van de jaarlijkse vogeltrek tussen noord en zuid. De kraanvogels die tijdens deze trek even in de buurt van de rivier de Platte uitrusten van hun lange reis, spelen een cruciale rol in dit verhaal over de gevolgen van een raadselachtig auto-ongeval.
En Powers zou Powers niet zijn als hij niet tegelijkertijd had nagedacht over de belangrijke rol die ons gevoel van ruimte speelt in het menselijke geheugen. De hoofdpersoon is een vrouw die probeert haar verongelukte broer te overtuigen dat ze wel degelijk zijn zus is: als gevolg van een verkeersongeluk lijdt hij aan het syndroom van Capgras. Door een hersenbloeding verliest de patiënt de link tussen zijn herinnering aan iemand en de emotionele band die hij met die persoon heeft. Mark Schluter herkent dus wel zijn zus, maar voelt geen enkele band, en dus moet deze vreemde persoon wel iemand zijn die om één of andere reden doet alsof ze zijn zus is.
Dit is een roman over familiebanden, over wat een uit elkaar gegroeide broer en zus eigenlijk nog gemeen hebben: een gemeenschappelijk verleden, een thuis dat niet zozeer een plaats is dan een verzameling herinneringen die niet allemaal even aangenaam zijn maar die samen een belangrijk deel uitmaken van wat een mens menselijk maakt en wat wij allemaal als de kern van onze identiteit beschouwen. En die kern heeft veel te maken met het menselijke gevoel voor ruimte, voor de plaats die we in de wereld innemen en van waaruit we diezelfde wereld bekijken. Voor een groot deel is het geheugen van mensen juist zo belangrijk omdat we niet alleen van de ene plaats (thuis) naar de andere moeten kunnen verplaatsen, maar vooral omdat we ook altijd de weg terug moeten vinden. Dit is iets wat mensen, en dus ook de personages in de roman, gemeen hebben met dieren en meer bepaald met vogels. Sommige vogels, onder meer de kraanvogels die een paar dagen in maart in Kearney verblijven, zijn in staat om hun weg terug te vinden, op basis van een herkenningspunten op hun weg. Er bestaan zelfs vogels die in staat zijn om zich meer dan vijfduizend plekjes te herinneren waar ze eerder voedsel verstopten. Op enkele goed gekozen plaatsen in de roman probeert Powers zich in te leven in de kraanvogels en in het gevoel waarmee zij naar hetzelfde landschap kijken waarin ook de menselijke personages zich een weg proberen te zoeken.
In deze pakkende roman legt Powers uit op welke manier deze geheugenziekte te maken heeft met het menselijke vermogen om je weg te vinden in je eigen herinneringen en dus met een mentale landkaart die het ons mogelijk maakt om alles wat ons ooit overkomen is een plaats te geven in het verhaal dat ons leven is. Want daarvoor heeft men ooit de literatuur uitgevonden.