De triomf van Bacchus
Olieverf op doek, 161 x 261 cm Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
Dit schilderij bleef ruim vijftig jaar lang verstoken van de aandacht van de bezoekers in de reserves van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel. Het grote aantal naakten bleek te aanstootgevend in de opvatting van de vroegere directie. Al die tijd hingen de populaire Jordaens-thema's De koning drinkt! en Sater en boer als centrale Jordaenswerken op zaal. De koning drinkt! - althans steeds één van de twee versies uit de Brusselse collectie - ongetwijfeld omdat het de quintessens van Jordaens gezellige burgerkunst leek te belichamen. Bij de Sater en boer (ook al door twee versies vertegenwoordigd in de verzameling), leek vooral de schilderkunstige bravoure bij de uitbeelding van het landleven van de vroegste versie (verder in dit nummer besproken pp. 200-201), bijna het antieke onderwerp vergeten, dat immers teruggaat op de Fabels van de Oud-Griekse auteur Aesopus.
Door een diepgaande restauratie n.a.v. de Brusselse Jordaenstentoonstelling is De triomf van Bacchus nu voor het eerst opnieuw in zijn volle glorie te voorschijn gekomen vanonder het sterk vergeelde vernis van decennia. Hierdoor zijn ook heel wat subtiele details opnieuw ‘leesbaar’ geworden, zoals het onderscheid tussen de blankere nimfenlichamen en de gebruinde torsen van de saters en de rode weerschijn van de ondergaande zon op het tempeltje in de achtergrond. Zo kan De triomf van Bacchus opnieuw zijn gerechtvaardigde plaats innemen naast De koning drinkt! en Sater en boer.
Het schilderij bezit een zeer langwerpige vorm, die sterkt afwijkt van de courante standaardmaten in Jordaens' tijd. Het is dus vrijwel zeker op bestelling gemaakt en zijn monumentale afmetingen maken het niet enkel tot een duur doek voor de tijdgenoot maar ook tot een artistiek ambitieus stuk. Dat laatste werd nog duidelijker bij de detailanalyse door de co-commissaris van de tentoonstelling, Dr. Irene Schaudies. Overigens is het symptomatisch dat het schilderij nooit eerder dergelijke diepgravende studie waardig was geacht. Het is daarmee een treffend voorbeeld van het onderbestudeerde karakter van Jordaens mythologische stukken, hoewel die een aanzienlijk deel van zijn oeuvre beslaan. Uit Schaudies' analyse blijkt o.a. dat Jordaens hier wellicht een minder frequent gekozen passus uit Ovidius' Metamorphosen heeft uitgebeeld, namelijk de aankomst en/of de viering van de wijngod Bacchus bij zijn aankomst in Thebe. Sommige motieven, zoals de corpulente Bacchus die rechts door twee helpers van zijn door lynxen getrokken wagen wordt geheven, gaan terug op een olieverfschets Rubens in het Boijmans van Beuningen museum in Rotterdam. En die is op zijn beurt gëinspireerd op een Romeinse sarcofaag. Andere figuren van Jordaens gaan terug op de beroemde Romeinse Borghesevaas en op het al even beroemde prentwerk van Marcantonio Raimondi. Last but not least verwijst een voorovergebogen nimfefiguur rechts, in spiegelbeeld naar een zeer obscene Romeinse Priapus-sarcofaag die zelfs nu nog veilig aan kinderogen blijft onttrokken in een afgesloten zaaltje in het archeologisch museum van Napels. Maar de uitbeelding bij Jordaens is veel minder expliciet en toont de herm niet waaraan de nimf zich bevredigt. Hetgeen aantoont dat Jordaens toch minder tot het louter obscene geneigd was en dus meer zin had voor decorum, dan museumdirecties decennia lang vreesden.