| |
| |
| |
Bibliotheek
Samenstelling Geert Swaenepoel
Algemeen
■ Marie-Anne Wilssens, Romain Vanlandschoot en Marc Reynebeau
De toekomst is al begonnen. 100 jaar Uitgeverij Lannoo. Het verhaal van een voorzichtige durver, Lannoo, Tielt, 2010, 368 blz., 24,95 €
Met veel poeha kondigde Uitgeverij Lannoo in het voorjaar van 2009 een boek aan over de eigen geschiedenis ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het bedrijf. Maar net in dat jubileumjaar nam de geschiedenis een verrassende wending. Matthias Lannoo kon de oude droom van Joris Lannoo en zijn zonen, en de ambities van het huidige bedrijf verwezenlijken door de overname van de uitgeverijen Meulenhoff Boekerij en Uniboek/Het Spectrum in Nederland Die grandioze gebeurtenis mocht uiteraard niet in het boek ontbreken en dus zou er een epiloog aan worden toegevoegd. Die liet wel wat op zich wachten en uiteindelijk verscheen het verhaal van 100 jaar Uitgeverij Lannoo pas in het najaar van 2010. De uitbreiding naar Nederland en de krachtige ambities van het huidige bedrijf bepaalden de titelkeuze. De toekomst is al begonnen is een parafrase van de historische publicatie van Robert Jungk uit 1953. Het verleden vormt de stevige basis om verder te groeien, zoveel is duidelijk. In die 100 jaar is er veel veranderd, maar tegelijk behoudt de Tieltse onderneming zijn eigen identiteit. Nuchter, maar gedreven wordt sinds 1909 culturele en economische meerwaarde nagestreefd. Vanuit het oorspronkelijke Vlaams-katholieke engagement werd een bloeiend familiebedrijf uitgebouwd dat zich weet te onderscheiden van andere uitgeverijen. Historici Romain Vanlandschoot en Marie-Anne Wilssens vertellen het verhaal van die voorzichtige durver. In het inleidend essay toont Marc Reynebeau aan dat de historie van het familiebedrijf gelezen kan worden als een pars pro toto voor de mentaliteitsgeschiedenis van Vlaanderen. Daarna beschrijft Vanlandschoot als biograaf van stichter Joris Lannoo de eerste vijftig jaar. Wilssens neemt het vervolg voor haar rekening. Dat begint bij de vijftigste verjaardag in 1959, toen de nieuwe generatie met Godfried, Jan en Godelieve Lannoo
het roer overnam. Omdat drukken en uitgeven twee verschillende economische activiteiten zijn, besliste de familie in 1992 beide activiteiten te verzelfstandigen. Matthias Lannoo nam de leiding op zich van de uitgeverij. De familie koos er voortaan ook uitdrukkelijk voor om te werken met vakbekwame buitenstaanders. Met een creatieve trouw aan de oorspronkelijke idealen gaat Uitgeverij Lannoo verder op de ingeslagen weg door boeken te publiceren die veel lezers kunnen bereiken, maar ook door grote denkers en inspirators een platform te bieden om stil te staan bij de grote uitdagingen en vragen van deze tijd.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Filosofie en religie
■ Luc Ferry
Beginnen met mythologie. Wat we van Griekse goden en helden kunnen leren. De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 2010, 368 blz., 19,95 €
De filosoof Luc Ferry, die ook een tijdlang Frans minister van Onderwijs was, brengt met dit boek een vervolg op, of eigenlijk een opstap naar het eerder verschenen Beginnen met filosofie. Met andere ogen kijken naar je leven. De bekende verhalen uit de Griekse mythologie zijn voor Ferry niet alleen aanleiding om kennis te maken met de grote klassieke werken uit de antieke literatuur, zij vormen vooral het uitgangspunt voor een reeks vragen waarmee de auteur het leven van mensen van vandaag wil duiden (cfr. de ondertitel) De eerste vraag betreft de oorsprong van de wereld en van mensen, en bekijkt die vanuit de godenwereld in Hesiodos' oeuvre. De tweede vraag draait deze wereld om: hoe zullen mensen zich in die schrikwekkende wereld van goden inpassen? Daarbij houdt Ferry een dubbele beweging voor ogen: de geleidelijke humanisering van het goddelijke en de dito vergoddelijking van de mensen. Als prototype fungeert de figuur van Odysseus die op zijn reis ontdekt dat het goede leven een leven is in overeenstemming met de bestaande orde. Figuren als Sisyfos, Midas en Ikaros maken zich dan weer schuldig aan hybris, die in de oude mythen een nieuwe vraag oproept: waarom kiezen mensen vaak toch voor zichzelf en kanten zij zich tegen de goddelijke en kosmische orde? Een vierde vraag peilt naar de plaats die halfgoden innemen tussen het wijze inzicht van Odysseus en de dwaze hybris van een Midas of Tantalos: buitengewone wezens als Herakles proberen de verstoorde orde te herstellen. Ten slotte is er de vraag hoe binnen die kosmische orde er toch plaats is voor het kwaad dat zowel goede als slechte mensen treft (Oidipous en Antigone). Ondanks de soms betuttelende toon (Ferry schrijft eigenlijk over de schouder van volwassen lezers heen voor jongeren) maken de heldere verteltrant en de originele benadering van Ferry dit boek tot een feest: nog nooit las ik
zo'n toegankelijke duiding van Hesiodos' godenwinkel, nergens kwam de symboliek van Odysseus' ervaring me zo nabij als hier. De oude mythen, die de onze blijven, worden deskundig afgestoft en op een weergaloze wijze geactualiseerd.
[Patrick Lateur]
| |
■ Hans Ausloos en Ignace Bossuyt (red.)
Job tussen leven en lijden. In beeld, woord en klank. Vlaamse Bijbelstichting - Acco, Leuven - Den Haag, 2010, 206 blz., 20,50 €
Talloze kunstwerken uit de westerse muziek, beeldende kunsten en literatuur waren geïnspireerd door de Bijbel en ondanks de religieuze crisis blijft dat boek kunstenaars inspireren. Om de wisselwerking tussen Bijbel en cultuur beter te leren kennen, namen de Leuvense musicoloog Ignace Bossuyt en theoloog Hans Ausloos in 2006 het initiatief tot een interdisciplinaire lessenreeks. De eerste jaargang bestudeerde het Hooglied en de doorwerking ervan in beeld, woord en klank. Daarna volgden koning Salomo en Job. De voordrachten rond die laatste oudtestamentische figuur en het boek dat zijn naam draagt, werden nu gebundeld in het boek Job tussen leven en lijden. De exegeten Ausloos en Valérie Kabergs geven eerst een inleiding in dat Bijbelboek. Centraal daarin staat de vergeldingsleer die vertrekt van de visie: wie goed doet, goed ontmoet. Die stelling is tegelijk problematisch, want omgekeerd betekent dit dat een slecht leven alleen het gevolg kan zijn van een slechte levenswandel. Maar wat dan met onverdiend lijden? En waarom laat God toe dat het kwaad goede mensen treft? Met dat enigma worstelt het boek Job. Kunstwetenschapster Barbara Baert gaat na hoe in de beeldende kunsten met Job en zijn schreeuw naar God werd omgegaan. Niet alleen zijn lijden stond voorop, maar ook de hoop op een nieuw leven Vooral de verering van de oudtestamentische Job als geneesheilige en als patroon van de muzikanten valt op Na de bespreking van de overweldigende receptie van Job in de literatuur door taalkundige Henri Bloemen, bestudeert Bossuyt tot slot welke plaats Job kreeg in de muziekgeschiedenis, vanaf het eenstemmige gregoriaans tot in actuele toonzettingen. Die interdisciplinaire benadering van boeken, figuren of thema's uit de Bijbel levert werkelijk prachtige en leerrijke voordrachten en boeken op Ondertussen
volgde een vierde lessenreeks over de schepping en hopelijk zijn de initiatiefnemers nog niet aan het einde van hun Latijn. Ze mogen zeker op dit elan doorgaan, want hun werk bezorgt kunstkenners en Bijbelliefhebbers telkens een intrigerende bron van goedheid, wijsheid en vooral schoonheid
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
■ Lowie Vermeersch, Pieter Vermeersch, Pol Vermeersch... [et al.] samenstelling en red.
Vermeersch J.R.P.V.P.L.T. & R. ASA Publishers, Brussel, 2010, 288 blz., 39 €
Van 25 maart tot 3 juli 2010 liep in ‘De Loketten’ van het Vlaams Parlement een groepstentoonstelling gewijd aan de artistieke telgen van de familie Vermeersch. De kunstzinnige productie en het afgelegd artistiek parcours van drie kinderen en vier kleinkinderen van stamvader José Vermeersch werden er tentoongesteld Naar aanleiding daarvan verscheen bij ASA Publishers een fraai uitgegeven boek waarin een portret geschetst wordt van de drie generaties Vermeersch die op erg uiteenlopende artistieke vlakken actief zijn. Na de inleiding volgt een interessante bijdrage waarin Francis Smets het fenomeen ‘kunstenaarsfamilies’ belicht. Bruegel, Pissaro, Duchamp... zijn maar enkele van de namen die erin aan bod komen In een gesprek belicht Pieter Vermeersch hoe de tentoonstelling tot stand kwam Daarna volgen de afzonderlijke bijdragen over de acht kunstenaars. Over José Vermeersch (1922-1997) zijn uiteraard al veel kunstboeken verschenen. Ook het werk van tapijtontwerpster en -weefster Vera Vermeersch (1959) geniet bij het kunstminnend publiek bekendheid. Hetzelfde
| |
| |
geldt voor schilder en beeldhouwer Rik Vermeersch (1949). Minder bekend, maar niet minder interessant is de poëzie en het theaterwerk van Pol Vermeersch (1951). Die artisticiteit en diversiteit wordt verder gezet in de generatie van de kleinkinderen. Lowie Vermeersch is een internationaal gerenommeerd autodesigner, die aan het hoofd staat van de ontwerpafdeling van Pininfarina, een Italiaanse bureau dat werkt voor automerken als Ferrari en Maserati. Tinus Vermeersch heeft gekozen voor de eerder klassieke tekenen schilderkunst, terwijl Pieter en Robin Vermeersch voluit gekozen hebben voor een hedendaagse invulling van hun artistieke ambities. Bij Pieter vertaalt zich dat ondermeer in installaties waarin licht een cruciale rol speelt; bij Robin in uitvergrotingen van ondermeer microscopische structuren. VERMEERSCH J.R.P.V.P.L.T. & R. is meer dan een catalogus. Het is biedt een momentopname van het artistiek parcours van een kunstenaarsfamilie en is als dusdanig een boek van blijvend belang.
[Geert Swaenepoel]
| |
■ Ludo Raskin e.a.
Liefde voor het boek. Uitg. Cultuurcentrum Hasselt, Hasselt, 2010, 120 blz., 15 €
Naar aanleiding van de zevenjaarlijkse Virga Jessefeesten in Hasselt vonden ook enkele tentoonstellingen plaats. Eén ervan ging over het bibliofiele boek onder de titel Liefde voor het boek, met als curator Ludo Raskin. De tentoonstelling vond plaats in het cultuurcentrum aldaar. Er hoorde een foto-catalogus bij met een inleiding over het bibliofiele boek in een historische context. De auteur-curator ging daarvoor zelfs terug tot in de Egyptische Oudheid. Ook de tentoongestelde boeken waren niet noodzakelijk echt hedendaags. De opstelling begon bijvoorbeeld een werk van James Ensor uit 1921: Scènes de la vie du Christ, dat destijds bij galerie Giroux in Brussel werd uitgegeven. En bij de circa 75 tentoongestelde boeken zaten nog enkele grote kunstenaars, zoals Edgard Tytgat, Jozef Cantré, Hugo Claus, Jan Cox, W m Delvoye, Valerius De Saedeleer, Roger Raveel, Floris Jespers, Jan Fabre, Piet Stockmans, Felix Timmermans, Henry van de Velde, Dan Van Severen, Paul van Ostayen... In de catalogus prijkt telkens van de tentoongestelde boeken een afbeelding en een korte bespreking. Dat deze uitgave al even fraai werd gedrukt, spreekt uiteraard voor zichzelf.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
■ Anna Trofimova (eindred.)
De onsterfelijke Alexander de Grote: de mythe, de werkelijkheid, zijn reis, zijn erfenis. Uitg. Hermitage, Amsterdam, 2010, 210 blz., 34,95 €
Een naam als ‘Alexander de Grote’ spreekt uiteraard nog steeds tot de verbeelding. Hij lijkt wel onsterfelijk en werd ook tientallen keren afgebeeld. Is het daarom dat de tentoonstelling De onsterfelijke Alexander de Grote begint met de mythe van Alexander? Pas na deze inleiding vernemen we meer over zijn leven, zijn reizen en zijn erfenis. De rijkelijk geïllustreerde catalogus met tientallen bijdragen volgt deze structuur en biedt inderdaad een uitgelezen reeks artikels over deze vorst, zijn regering, het tijdskader, zijn tot de verbeelding sprekende tochten. Ook de getrukeerde foto door Erwin Olaf op de kaft, op de affiche en op de folder spreekt wel tot verbeelding. De tentoongestelde en in de catalogus uitvoerig beschreven kunstwerken zijn vaak topstukken, maar doordat ze enkel werden geselecteerd uit het Hermitage in Sint-Petersburg geven ze geen volledig beeld van Alexander de Grote. De reden daartoe ligt natuurlijk in het opzet van deze Amsterdamse Hermitage-instelling. Dit doet echter niets af van de fraaie opstelling of van de kwaliteit van de selectie en nog minder van de dikwijls hoogstaande artikels in de bijhorende catalogus. Voor wie houdt van de Griekse cultuur kan nog tot 18 maart 2011 terecht in Amsterdam om een schitterend (maar spijtig genoeg niet volledig) beeld van Alexander de Grote te gaan bewonderen.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
■ Raoul Maria de Puydt
Felix De Boeck en de pioniers van de abstracte kunst. Snoeck, Gent, 2010, 128 blz., 32 €
Raoul Maria de Puydt heeft zich tijdens de laatste jaren laten gelden als de kenner bij uitstek van het werk van Felix De Boeck (1898-1995). In 2004 publiceerde hij een overzichtswerk van het oeuvre, nu, in Felix de Boeck en de pioniers van de abstracte kunst stueert hij de vroege abstracte schilderijen van de kunstenaar in de brede context van de Europese avant-garde tijdens de jaren twintig. In korte maar overwogen en bijzonder goed gedocumenteerde hoofdstukken bespreekt de auteur de belangrijkste figuren uit de avant-garde (Kandinsky, Mondriaan, Moholy-Nagy), richtingen en bewegingen als het Russische constructivisme, het suprematisme, De Stijl, tijdschriften als Het Overzicht, Sept Arts, Vouloir en MA. Het is zeker niet de geringste verdienste van R.M. de Puydt, dat hij aan minder bekende figuren aandacht heeft besteed en hun rol heeft toegelicht. Dat is het geval voor order meer de Russische avant-gardiste Alexandre Exter (1882-1942), de schilder Wobbe Alkema (1900-1984), actief als lid van de Groningse groep De Ploeg en Felix Del Marle (1889-1952), artistiek directeur van het progressieve Rijse se tijdschrift Vouloir (1927-1927) Met opvallende zorgvulcigheid heeft de essayist na elk hoofdstuk een aantal afbeeldingen geselecteerd. De illustraties van het werk van de twintiger De Boeck, geconfronteerd met de composities van zijn tijdgenoten, toont de verwantschappen, parallellen en verschillen op bijzonder suggestieve wijze. Die visuele confrontaties zeggen uiteindelijk veel meer dan lange verbale uiteenzettingen. Het lijkt alsof Raoul Maria Depuydt ervan uitgaat, dat de individuele lezer-kijker van het boek verstandig genoeg is om zelf zijn besluiten te trekken over de situatie, de plaats en de betekenis van Felix De Boeck en zijn werk in de eigentijdse internationale avant-garde. Hert is een meer dan lovenswaardig standpunt. Een summiere
biografie, een uitvoerige bibliografie en de lijsten van de individuele tentoonstellingen en de groepsexposities verhogen de informatieve waarde van dit boek, gepubliceerd op initiatief van de Vrienden van Felix de Boeck vzw en ingeleid door Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad.
[Jaak Fontier]
| |
■ Koen Broucke, Norbert Poulain (e.a.)
Jan Cockx (1891-1976). Een vrolijke kabouter die tragisch eindigt. Snoeck, Gent, 2010, 96 blz., 18 €
In deze publicatie halen de auteurs kunstenaa Jan Cockx terug uit de vergetelheid. Aanvankelijk schildert Cockx onder invloed van het fauvisme, waarbij de kleuren in brede vlakken worden aangebracht. Rond 1920 vindt de kunstenaar aansluiting bij het modernisme en evolueert naar het kubistisch-abstracte. In cie periode behoort Cockx tot de Antwerpse avant-garde. Zo geeft hij in 1921 Negen Houtsneden uit, een reeks abstracte houtsneden uit die qua vormentaal aansluiten bij het werk van Jozef Peeters en Karel Maes. Hij neemt deel aan grote tentoonstellingen van Moderne Kunst in Antwerpen en Genève en sluit zich aan bij kunstkiing ‘ça ira’. Jan Cockx publiceert niet alleen in het gelijknamige tijdschrift, maar ook in Lumière, Het Overzicht en Pogen. Vanaf 1924 legt hij zich toe op avant-gardistische keramiek en wordt de eerste zelfstandige keramist van Vlaar deren. Na de Tweede Wereldoorlog verliest Cockx het contact met de avant-garde en keert terug naar het figuratieve. Zijn werk verwatert tot brave landschappen, circustaferelen, middelmatige stillevens en naakten. Die ruptuur heeft alles te maken met werk voor Organisation Todt, waarvoor hij om den brode tijdens de oorlog soldatenkantines en bunkers decoreerde. Hoewel Jan Cockx na het einde van de oorlog niet beschuldigd werd van collaboratie en zelfs een fikse schadevergoeding opstreek omwille van zijn bij een bombardement verwoeste atelier, hebben zijn vroegere vrienden hem laten vallen. Één keer nog raakt Jan Cockx in de belangstelling: op 28 augustus 1976 wordt de 85-jarige kunstenaar dood aangetroffen in zijn huis, vermoord te zijn met diverse schoten door zijn hoofd van op korte afstand. Een moord die nooit opgehelderd werd. Koen Broucke en Kevin de Belder belichten in twee hoofdstukken de artistieke evolutie van Cockx en
schetsen een genuanceerd beeld van zijn schilderijen en grafisch werk. Norbert Poulain behandelt Cockx als eerste ‘studio potter’ in Vlaanderen. Koen Verstraeten belicht de moord op de kunstenaar. Het geheel wordt afgerond met een biografie en bibliografie. De heldere teksten, wars van elke vorm van hagiografie, en de fraaie illustraties versterken elkaar. Een mooi portret van een ‘kleine meester’.
[Geert Swaenepoel]
| |
Architectuur
Jaarboek Architectuur Vlaanderen. Antwerpen, VAi, 2010, 335 blz., 49,50 €
Reeds voor de 9de maal verschijnt het ‘Jaarboek Architectuur Vlaanderen’. Toen in 1994 de eerste editie werd gepresenteerd was ik één van de initiatiefnemers. Het Jaarboek was een uitgave van de Vlaamse Administratie. Met de oprichting van het VAi, het Vlaams Architectuurinstituut, veranderde ook de uitgever van het boek. Sinds 2000 zijn er belangrijke verschuivingen gebeurd; Vlaanderen kreeg zijn eerste ‘bouwmeester’ en het concept van de ‘Open Oproep’ wedstrijden werd geïntroduceerd om de architectonische kwaliteit van de overheidsgebouwen op te tillen. Het maatschappelijk draagvlak is aanzienlijk toegenomen waardoor opdrachtgevers bewuster zijn geworden.
Het nieuw Jaarboek is 336 pagina's dik en brengt een selectie van de gebouwen opgeleverd in 2008 en 2009, een selectie van 38 projecten uit 357 inzendingen. Wat de eerste Bouwmeester bOb Van Reeth opstartte staat nu in het boek o.a. het nieuw crematorium in Sint-Niklaas of het Sportcentrum De Boerekreek. In plaats van lange inleidende essays over de stand van zaken werd ditmaal gekozen om auteurs direct de geselecteerde gebouwen te laten duiden en dit gegroepeerd volgens thema's. Zo zijn er twee voorbeelden uit de zorgsector weerhouden, projecten in Zelzate en Bonheiden. Bijna alle grote publieke gebouwen zijn het resultaat van wedstrijden, zoals Museum M in Leuven en het Universiteitsforum (UFO) in Gent. De stedelijke dynamiek van Antwerpen valt ook af te lezen: projecten van AG VESPA, een jongencentrum, een woonopvangproject ‘Hotel Min’, het nieuw theaterplein en de schitterende aanleg van Spoor Noord. Ook infrastructuur krijgt zijn plaats met twee bruggen van ingenieur Laurent Ney, o.a. de Collegebrug in Kortrijk (cover Vlaanderen nr. Nr. 327 / 2009). Het Cultuurcentrum Spikkerelle in Avelgem is een boeiend gebouw, tevens toont het ook dat kleine gemeenten met een ambitieus bestuur grenzen kunnen verleggen. Twee projecten in het buitenland: de tijdelijke installatie in Venetië van Office KGDVS en de verbouwing van de Whitechapel Gallery in Londen van Robbrecht & Daem Architecten. Spijtig dat het overzicht van publicaties uit het Jaarboek is verdwenen waardoor een deel van het referentiewerk verloren is gegaan. Tot slot een in memoriam Jo Crepain (1950-2008). Op de cover de productiestudio op de Bijloke site voor Les Ballets C de la B en Lod, een voorbeeldig project van de architecten De Vylder, Vinck en Taillieu. Het Jaarboek is meer dan een kijkboek, het is de barometer van de architectuur in Vlaanderen. Er is ook een Engelse editie. Het boek kan besteld worden via www.vai.be
[Marc Dubois]
| |
Literair essay
■ Bert van Raemdonck
Niks geniaal vandaag. De briefwisseling tussen Karel van de Woestijne en Emmanuel de Bom. Pelckmans, Kapellen, 2010, 496 blz., 27,50 €
Karel van de Woestijne en Emmanuel de Bom behoren zonder twijfel tot de belangrijkste literatoren in Vlaanderen van de periode die loopt vanaf het einde van de negentiende eeuw tot een stuk in het interbellum. Al is zijn werk ook niet echt populair meer, de verdiensten van Van de Woestijne behoeven geen toelichting. Dat Emmanuel de
| |
| |
Bom - als schrijver alleen nog bekend van zijn stadsroman Wrakken (1898) - van een niet te onderschatten belang is geweest als animator van het Vlaamse culturele leven, is daarentegen nog slechts in beperkte kring bekend. Een mooie biografie, zoals Van de Woestijne die ondertussen kreeg, zou daar een welkome verandering in kunnen brengen. Deze briefwisseling biedt een ruime inkijk in de activiteiten van beide auteurs, vooral wat de periode 1903-1913 betreft. Eerst zien we Van de Woestijne worstelen met het redactiesecretariaat van Vlaanderen (1903-1907), daarna zijn zowel De Bom als Van de Woestijne vooral actief als correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Typerend voor de ietwat studentikoze toon van deze brieven spraken ze zelf bijna steeds van ‘de Rotte’. Wie de kronieken van Van de Woestijne die in de NRC verschenen niet kent, zal misschien schrikken van het goed ontwikkeld gevoel voor humor bij deze schrijver, die doorgaans als saai en moeilijk wordt aanzien. Uiteraard hadden de heren het vooral over journalistieke en literaire zaken, maar ze hielden elkaar ook op de hoogte van familiale aangelegenheden. Vooral gezondheidsproblemen zorgden bij herhaling voor uitgebreide verslagen en raadgevingen over en weer. Mij heeft deze vuistdikke correspondentie alleszins geen moment verveeld. Bovendien heeft bezorger Bert van Raemdonck puik werk verricht: de brieven zijn geëditeerd volgens de regels van de kunst en de annotaties zijn verhelderend - al vind ik het wel vervelend dat er teruggebladerd moet worden wanneer eenzelfde annotatie meerdere keren voorkomt. Een uitgebreid personen- en titelregister, onmisbaar in dit soort publicaties, ontbreekt gelukkig niet.
[Manu van der Aa]
| |
■ Henk van der Waal & Erik Lindner
Gesprekken en essays over de kunst van het dichten. Querido, Amsterdam, 2009, 259 blz., 15 €
De doelstellingen van deze bundel zijn velerlei. Dichters Henk van der Waal en Erik Lindner willen ‘inzicht [...] geven in wat poëzie vandaag de dag is’. Dat doen ze door te praten met een aantal dichters die in de jaren '80 en '90 begonnen zijn en die, doordat ze een aantal kenmerken met elkaar gemeen hebben (‘fascinatie voor de taal’, ‘neiging om te vertrekken vanuit het detail in plaats vanuit algemeen geldende waarheden’) deel uitmaken van eenzelfde generatie. Op de vraag waarom er net voor deze dichters (onder andere Astrid Lampe, Piet Gerbrandy en Arjen Duinker) is gekozen, kan Van der Waal, zo beweert hij zelf, geen sluitend antwoord geven. Maar er is geprobeerd om ‘van elk aspect van de huidige dichtpraktijk de meest karakteristieke vertegenwoordiger aan het woord te laten.’ Hij gaat hier soms wat kort door de bocht (welke dichter is niet gefascineerd door taal?) en is misschien ook net een tikkeltje te categorisch (wat is dé meest karakteristieke vertegenwoordiger?). De auteurs willen verder ook nog de focus leggen op hoe je dat doet, dichten. Volgens Van der Waal is dat een proces waarin het wachten centraal staat. Toch blijkt uit de gesprekken met verschillende dichters dat dit schrijfproces voor iedereen weer anders is, en dat dichters het soms moeilijk vinden om achteraf over dit proces te rapporteren. Zo antwoordt Esther Jansma op de vraag hoe haar gedicht ‘Lakenwit’ tot stand is gekomen: ‘Ik weet het niet meer. Gewoon opgeschreven, denk ik.’ Bovendien willen de auteurs nog inzoomen op een aantal nieuwe trends in de poezie. Zo wordt in het essay ‘Vorm en evenwicht’ van Lindner onder andere gekeken naar digitale gedichten, en naar een genre dat een mengvorm is van gedicht en film. Door de vele onderwerpen en de verschillende stemmen is dit een heel polemische bundel waarin menig poezieliefhebber wel iets naar zijn zin zal vinden.
[Johanna Cassiers]
| |
Literair proza
■ Margriet de Moor
De schilder en het meisje. De Bezige Bij, Amsterdam, 2010, 254 blz., 18,90 €
Het achttienjarige Deense meisje Elsje Christiaens had haar reis in 1664 vanuit Jutland naar Amsterdam wel anders voorgesteld in Margriet de Moors allesomvattende literairhistorische roman De schilder en het meisje. Elsje ging net als vele andere buitenlandse meisjes op zoek naar een baan als dienstmeisje in de wereldstad Amsterdam. Aanvankelijk lijkt het geluk haar een handje te helpen Nauwelijks aangekomen in Amsterdam, wacht haar een slaapvrouw op, een soort pensionhoudster. Over onderdak hoeft Elsje zich bij aankomst geen zorgen te maken. Na twee weken begint echter de ellende voor Elsje. Ze heeft nog steeds geen werk gevonden; ze weigert halsstarrig zich te prostitueren en de slaapvrouw dringt aan op betaling. Wanneer de slaapvrouw de ochtend daarna Elsje begint te slaan met een bezem, verliest het meisje haar zelfbeheersing en slaat ze de slaapvrouw met een bijl dood. De buren van de slaapvrouw komen op het lawaai af en Elsje wordt na een korte vlucht voorgeleid aan de Amsterdamse schepenen die haar na enkele kortstondige verhoren ter dood veroordeelden. De publieke wurging van Elsje Christiaens op 3 mei 1664 werd niet bijgewoond door Rembrandt van Rijn, maar toch is diezelfde Rembrandt er met zijn twee aangrijpende tekeningen van Elsje aan de galg verantwoordelijk voor dat dit gruwelijke en opmerkelijke verhaal niet verloren ging voor (kunst)historici. Toeval of niet, Rembrandt was in 1664 mistroostig omwille van het overlijden van zijn tweede vrouw en de geldproblemen waarmee hij te kampen had. Toen Rembrandt via zijn zoon de details vernam over het onfortuinlijke lot van Elsje, liet hij zich naar de Volewijk roeien. Zo werd Elsje op de dag van haar dood nog vereeuwigd door de meester, die haar in een doodstille ontmoeting portretteerde. Rembrandts tekeningen kunnen als een aanklacht tegen de doodstraf geïnterpreteerd worden
doordat hij Elsjes gezicht wel erg onschuldig tekende. Elsjes gezicht lijkt zowel ongeloof als aanvaarding uit te stralen. Margriet de Moor is er niet alleen in geslaagd om de dood vanuit verschillende invalshoeken te benaderen, ze laat vooral haar personages speuren naar een samenhang in hun bestaan. Wat al even fascinerend is, is dat De Moor net als in haar roman Ik denk dus (1995) een aantal verrassende inkijkjes biedt in haar creatieve schrijfproces. Rembrandt wordt nergens expliciet vermeld door De Moor, maar er zijn een aantal heerlijke vingerwijzingen. Zo fungeert Vincent van Goghs citaat ‘Doch die Jodenbruid - wat een oneindig sympathiek schilderij..’ ondermeer als motto en wie goed tussen de regels leest, ziet de ‘Nachtwacht’ en ‘De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp’ als donkere wolken over De schilder en het meisje heen trekken. Een kunstzinnig pareltje.
[Nicolas Verscheure]
| |
■ Leo Pleysier
Dieperik. De Bezige Bij, Antwerpen, 2010, 111 blz., 18,90 €
Net als zijn ‘veelgeprezen oeuvre’, terecht zo vermeld op de boekomslag, verdient Dieperik alle lof. Pleysier blijft een taalvirtuoos van weinig woorden; het is daarom raadzaam ook zijn nieuwste publicatie langzaam te genieten. Het verhaal telt twee delen en een epiloog. De ikverteller blikt terug op een warme zomerdag uit zijn kinderjaren. Terwijl hij in de tuin rondfietst, zit zijn moeder prinsessenbonen te blezen. De herinneringen die volgen, gaan via de kaartclub waar zijn vader deel van uitmaakt naar nonkel Wies die enige tijd bij het gezin inwoont. Petite histoire, zo lijkt het, bedrieglijk herkenbaar. In de epiloog komt de auteur het sterkst opzetten; de herinneringen ‘van zo lang geleden’ zijn wellicht de zijne. De kleine wereld van gewone mensen die de revue passeren, is andermaal gestileerd zoals alleen Leo Pleysier dat kan. Hij rakelt vergeten woorden op als ‘gammers, schammeteur, schoofzak, fezelen’ en Gezelliaans klinken het ‘worken’ en ‘gerrebekken’ van kikkers. Helemaal op dreef is Pleysier als hij het provinciaal vogelkampioenschap in Wechelderzande, categorie ‘postuurkanaries’ beschrijft, dat nonkel Wies gewonnen heeft. Hilarisch! ‘We moeten maar eens wat meer vooruitkijken en wat minder omkijken’ zegt de ik-verteller als hij het over deze nonkel heeft. Laat ons maar hopen dat Pleysier nog vaak omkijkt en ons nog meer van deze prachtvertellingen cadeau doet.
[Hilde van Looveren]
| |
■ Joost Vandecasteele
Opnieuw en opnieuw en opnieuw. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2010, 308 blz., 19,95 €
In 2009 bewees Joost Vandecasteele (1979) dat hij alles in zich heeft om een hallucinante toekomstroman te schrijven. Met zijn debuutroman Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij zoog hij elke lezer mee in zijn visionaire gedachten die op geregelde tijdstippen de allure aannamen van een nachtmerrie Ontsnappen uit deze wereld was nu eenmaal on denkbaar. Met zijn tweede roman Opnieuw en opnieuw en opnieuw slaat Vandecasteele dezelfde weg op zonder dat dit ook maar een moment in verveling omslaat
Net als in Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij creeert Vandecasteele een moderne mythe die zich afspeelt in een immense stad, een metropolis Vandecasteele zet er twee ex-minnaars tegenover elkaar. Hij, Alex, is een held die naam gemaakt heeft in het elite politiekorps door een aantal succesvolle interventies Zij, Penny, is een ex-hoer, die langzaam maar zeker opgeklommen is tot een alom gerespecteerde rebellenleidster. Terwijl deze twee hoofdpersonages in een hotelkamer niet alleen met hun gezamenlijke verleden afrekenen, maar elkaar bovenal proberen te elimineren, woedt ver weg van deze hotelkamer een ware stadsoorlog die door de ex minnaars ontketend is. Vandecasteele aarzelt geen moment om de lezers met het nodige gevoel voor humor te katapulteren in een strijdtoneel waar paranoia en geweld de twee belangrijkste componenten van vormen De ultieme confrontatie tussen Alex en Penny laat geen enkele lezer onbewogen Dit is pure zinderende spanning net als in het donker getinte misdaadverhaal L.A. Confidential waarbij zowel de lezers als de filmkijkers op het puntje van hun stoel zitten. Hoeft het nog gezegd te worden dat Vandecasteele van alle Vlaamse schrijvers het meest oog heeft voor het filmisch detail en een scherpe montage. Opnieuw en opnieuw en opnieuw is uitermate geschikt om meesterlijk verfilmd te worden en dit dankzij het empathische vermogen van Vandecasteele die op een overtuigende manier een hyperrealistische wereld weet neer te schrijven van extreem verwaarloosde ex-prostituees, van zelfbewuste misfits en van helderzienden Met stip een van de meest verdienstelijke romans van 2010. Om te ontdekken
[Nicolas Verscheure]
| |
■ Sophie Zijlstra
Potifars vrouw. Querido, Amsterdam, 2010, 192 blz., 16,95 €
Met Potifars vrouw is Zijlstra aan haar tweede roman toe. Het verhaal is het relaas van een joodse man, Mendel Waterman, die geboren en opgegroeid is tijdens het interbellum in Rotterdam. Wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, barst voor hem en zijn gezin de hel los. Bovendien blijkt een persoonlijke vete met een bevriende kunstverzamelaar, Clemens Groot, een niet onaanzienlijke rol te spelen in het verloop van de oorlog Deze vete, waarvan Rembrandts schilderij Potifars vrouw de inzet is, zal Mendels gehele leven bepalen. Toch is dit niet de zoveelste Nederlandse roman over de Holocaust. Mendels persoonlijke verhaal is namelijk ingebed in een ‘kaderverhaal’ over een treinkaping door Molukse vrijheidsstrijders. Mendel bevindt zich ook op de bewuste trein en terwijl hij zichzelf en een meisje gerust probeert te stellen, komen zijn herinneringen aan de Jodenvervolging naar boven Op die manier trekt Zijlstra een interessante historische parallel tussen de Tweede Wereldoorlog en de gijzelingsacties van Molukse vrijheidsstrijders uit de jaren zeventig. Het zorgt eveneens voor een spanningsboog, waardoor de lezer uitkijkt naar de afloop van de treinkaping, hoewel Zijlstra misschien al te veel over die afloop prijsgeeft in het eerste hoofdstuk Zijlstra's stijl is helder en eenvoudig, waardoor het verhaal soepel van de ene gebeurtenis in de andere overloopt. Toch missen de dialogen hier en daar wat diepgang en heb je als lezer soms de indruk dat de schrijfster best wat meer afstand had mogen nemen van haar bronnenmateriaal. Maar voor wie zich graag laat meeslepen door een spannend verhaal met zowel psychologische als historische kwaliteiten, is dat geen probleem.
[Sarah Verhasselt]
| |
| |
| |
■ Franca Treur
Dorsvloer vol confetti. Prometheus, Amsterdam, 2009, 219 blz., 17,95 €
Dat dit boek in Nederland onder grote belangstelling werd onthaald en bejubeld, is te begrijpen. Voor een debuutroman is het inderdaad een klein pareltje. Dat Dorsvloer vol confetti wel op de longlist maar niet op de shortlist van de AKO-literatuurprijs staat, is ook begrijpelijk. Het verhaal van de twaalfjarige Katelijne die in de jaren tachtig, negentig van de vorige eeuw opgroeit in een Zeeuwse orthodoxe boerengemeenschap raakt je ongewild. Van in het eerste hoofdstuk zit je meteen met ‘Katel’ midden in de familie Minderhout die op zondag tussen twee kerkdiensten naar huis fietst. Katel is de enige dochter van de vader en de moeder. Ze heeft wel zes broers waartussen ze zich staande moet houden. En dat doet ze op haar eigen manier. Ontwapenend en geleidelijk aan een beetje rebels. Als buitenbeentje - aan tafel gaan de meeste gesprekken over het boerenleven waaraan Katelijne niet echt een reële bijdrage mag leveren - probeert ze dan maar de goedkeuring van haar ouders te krijgen door te helpen in het huishouden. Eigenlijk hunkert het kind naar schouderklopjes. Letterlijk dan, want er heerste niet bepaald een knuffeltraditie ten huize Minderhout. Bovendien leest Katelijne graag. Nog zoiets aparts. Op die manier probeert ze haar dwingende keurslijf los te wrikken. Dat van haar familie, maar vooral dat van het orthodoxe geloof van hun kleine gemeenschap. De drukkende angst om toch maar niks verkeerds te doen, weegt op zo'n kind. En toch. Toch wordt het nooit hard of grimmig. De toon blijft evenwichtig, als lezer voel je de zoektocht van het tienermeisje, maar ook de - ietwat afstandelijke - geborgenheid van het gezin. Er wordt geplaagd, zelfs al eens gepest, maar ook plezier gemaakt en gelachen. Als buitenstaander sta je wel af en toe verbaasd van de levenswijze binnen zo'n orthodoxe geloofsgemeenschap. Broeken horen niet bij
meisjes en vrouwen, studeren evenmin. Thuis samen psalmen zingen en de kerkdiensten analyseren, bezoekjes van ouderlingen om het niveau van geloof bij de kinderen te peilen... daar kunnen we ons amper iets bij voorstellen. Nu al wat meer. Ook het eigen taaltje hoort erbij. De auteur weet alle ingrediënten zo gedoseerd te brengen dat de verschillende nominaties voor literatuurprijzen terecht zijn. Maar als niet-Nederlander begrijp je de stormloop - het boek is ondertussen al aan zijn 20ste druk toe - van onze Noorderburen niet echt. Of het zou voor de scène moeten zijn waarbij Katel haar oma die zich bezorgd en verdrietig afvraagt hoe haar overleden man door de Hode beoordeeld werd, troost met een verzonnen verhaal over een teken. Of hoe een twaalfjarig meisje tegen de wetten van haar geloof ingaat, door precies... de kracht van het woord.
[Joke Depuydt]
| |
Poëzie
■ K. Michel
Bij eb is je eiland groter. Gedichten. Augustus, Amsterdam, 2010, 56 blz., 17,90 €
Bij eb is je eiland groter, de vijfde dichtbundel van K. Michel, verdient een prijs voor de mooiste titel van 2010. Tegelijk is dit vers een mooi voorbeeld van de schijnbaar naieve observaties die Michel in zijn poëzie rondstrooit. De bundel zit vol van dit soort, meestal terloops gemaakte, opmerkingen. Op het eerste gezicht zijn die vrij banaal en als je niet oplet lees je erover, maar bij nader toezien bevatten ze een onomstootbare en soms unheimliche waarheid.
Gedichten als ‘Ontmoetingen’ of ‘Bevindingen’ bestaan uit niets anders dan zulke filosofische uitspraken die paradoxen formuleren, vanzelfsprekendheden ter discussie stellen of bijzonderheden onder de aandacht brengen die ons dreigen te ontsnappen. Dat lijkt Michels doel in deze verraderlijk eenvoudige bundel in de kleine dagelijkse chaos van ons leven, duiken er telkens kleine wonderen op, alleen moet je er oog voor hebben. In het knappe gedicht ‘Staande golf’ wordt de mens zodanig in de greep gehouden door zijn dagelijkse bekommernissen zodat hij geen tijd heeft om stil te staan bij het echt belangrijke. Bij eb is je eiland groter gaat over verwondering. Verwondering om de wereld, de natuur, de meest gekke gedragingen van de mens of om dingen en momenten die - omdat ze al te eenvoudig lijken - we vaak over het hoofd zien. Wat schijnbaar nutteloos is en wat we achteloos naast ons neerleggen, kan echter rust en geluk brengen, zo betoogt de dichter. In die zin lijkt hij op de dolfijn uit ‘Toespraak tot het plafond’. Michel vraagt er zich af wat het dier longen moet en meent dat dit voor een zeebewoner waardeloze orgaan hem ‘in staat stelt van tijd / tot tijd aan de oppervlakte te komen / boven het water uit te springen / en een blik te werpen op de blauwe / of sterren- of wolkenlucht / en de kust’. Dat is ook de functie van poëzie - ze maakt het mogelijk eventjes de drukte van alledag te vergeten en opnieuw oog te krijgen voor het wezenlijke.
[Carl De Strycker]
| |
■ H.H. ter Balkt
Onder de bladerkronen. Gedichten. De Bezige Bij, Amsterdam, 2010, 80 blz., 17,50 €
H.H. ter Balkt bez ngt al jaren het landelijke lever en hij waarschuwt in zijn poëzie tegen het doorgeschoten vertrouwen in de techniek. Die vervreemdt de mens immers van zijn natuurlijke bestaan. Uit zijn nieuwe bundel, Onder de bladerkronen, blijkt dat eens te meer. Ter Balkt mengt hier voortdurend heden en verleden, oud en nieuw, archaïsmen en hedendaags jargon. Zo komen tijden met elkaar in botsing en wordt het schijnbaar naïeve, eenvoudige leven van vroeger gecontrasteerd met de gesofisticeerde, maar verwarrende moderne tijd. Dat wordt duidelijk in het adembenemende titelgedicht, maar blijkt ook uit ‘In de sneeuwstraat’ waarin beschreven wordt hoe de koe uit haar natuur ijke biotoop verdreven is en tot product verwerd. En dergelijke onttovering van de natuur spreekt ook uit ‘Potvissen’. Daarin wordt de walvis niet langer gezien als een reusachtig en wonderlijk dier, maar gepercipieerd als een reservoir grondstoffen: ‘zijn lijf een pakhuis van oliën’ en ‘Tussen de polen en de evenaar / vervoert hij kosmetische zalven / voor meisjes wachtend bij 't station’. De natuur is haar magische aura verloren, zo blijkt.
Ter Balkt toont dat onze omgang met de natuur niet onschuldig is. Elk ingrijpen blijkt ingrijpend en heeft gevolgen voor de dingen zelf én voor ons denken over de dingen. In ‘Uitlegging waarom het altijd sneeuwt op aarde’ wordt bijvoorbeeld niet op echte sneeuw gedoeld, maar gaat het over de metaforische sneeuw van gensters en stof die we voortdurend produceren. Het manipuleren van de wereld blijkt een agressieve daad die - gevaarlijke - mutaties (tot in de taal!) tot gevolg heeft. Met zijn bewust weerbarstige poëzie stelt Ter Balkt zich daartegen teweer.
[Carl De Strycker]
| |
■ Louis Th. Lehmann
Schoon schip. Gedichten. De Bezige Bij, Amsterdam, 2010, 72 blz., 15,00 €
In 2008 verscheen van Louis Th. Lehmann Laden ledigen, eer bundeling teksten die hij ooit gemaakt had, maar nooit gepubliceerd. In het nawoord bij zijn nieuwe publicatie, de dichtbundel Schoon schip, schrijft zijn vrouw Alida Beekhuis: ‘Toen ik bijna drie jaar geleden de inleiding schreef bij Laden ledigen, dacht ik dat de laden inderdaad leeg waren. Dat bleek niet zo te zijn.’ Er doken nog allerlei schriftjes en mappen op, deze keer met voornamelijk ongebundelde gedichten. Een keuze daaruit verschijnt nu in de nieuwe bundel. Het grootste gedeelte van het boekje wordt ingenomen door een selectie uit de periode 1937-1947. Dit is duidelijk onvoldragen werk: vaak zitten verzen ritmisch niet goed, de gedichten lijden aan rijmdwang, lopen over van de clichébeelden (bv. ‘Het is eb en vloed in mijn hart’) en de thematiek is typisch puberaal: eenzaamheid, onbereikbare liefde, onvrede met de ons omringende wereld en poëzie als redding. Je begrijpt waarom deze jeugdverzen nooit gepubliceerd werden, al licht soms een glimp op van de latere Lehmann die met wrange grapjes je wereldbeeld kietelt. Volgend gedicht is bijvoorbeeld sterk dankzij het enjambement: ‘Wie veel au / serieux neemt / zal veel geld verdienen’, maar ook de ‘Ballade van alle tijden’ blijft overeind als een inderdaad tijdeloze beschrijving van de natuur van de mens. In de tweede reeks, ‘1947-1980’, is niet langer het gekwelde ik, maar de wereld het onderwerp, wat de gedichten minder pathetisch, krachtiger maakt, maar de beste Lehmann is echter te vinden tussen 1980 en 2007. Die reeks bevat schijnbaar banale observaties waarin telkens een kleine botsing centraal staat. Het laatste en meest recente gedicht, een ode aan Lehmanns geliefde, stelt dan weer teleur. Hopelijk
heeft hij met deze bundel echt schoon schip gemaakt met zijn vroegere werk en komen er nu gauw écht nieuwe verzen.
[Carl De Strycker]
| |
Jeugdliteratuur
■ Elise Broach
Dodenrit. Pimento, Amsterdam, 2009, 246 blz., 16,95 €
Jamie rijdt met zijn zus Lucy en zijn vriend Kit door het woestijnachtige gebied van New Mexico. Ze zijn onderweg naar hun vader waar ze een week vakantie zullen doorbrengen. Tijdens een stortbui raakt de wagen iets Ze denken dat het om een coyote gaat, maar als ze gaan kijken zien ze een dood meisje langs de weg liggen. Het drietal kan overnachten in een naburig huis bij een alleenwonende kunstenares. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat de jongelui geen schuld hebben aan de dood van het meisje. Lucy heeft evenwel een bedelarmband van het meisje meegenomen en wil kost wat kost achterhalen wat er met het meisje is gebeurd. Bij aanvang van het verhaal vormen de achttienjarigen Jamie en Kit en de veertienjarige Lucy een vrolijk gezelschap. Het ongeluk confronteert hen plots met de dood en met hun eigen verantwoordelijkheid. Ook hun onderlinge relaties wijzigen als Jamie verliefd wordt op de oudere kunstenares en als Kit en Lucy beginnen te flirten. Doorheen het verhaal blijkt hoe volwassenen, adolescenten en tieners intimiteit en seksualiteit anders beleven. Ook al ontstaan er geen blijvende relaties, voor de jongeren zijn het stappen in hun groei naar volwassenheid. Vooral Lucy staat centraal in het verhaal. Zij reageert soms impulsief, neemt verkeerde beslissingen maar handelt steeds vanuit een grote empathie met het dode meisje. De afwikkeling van het verhaal heeft de allure van een thriller. Een vlot leesbaar en toegankelijk verhaal voor lezers vanaf veertien jaar.
[Ria De Schepper]
| |
■ Benny Lindelauf
De hemel van Heivisj. Querido, Amsterdam, 2010, 405 blz., 14,95 €
Het verhaal speelt zich af tussen 1939 en 1943 in een Zuid-Limburgs stadje dat overeenkomsten vertoont met Sittard. Het is een vervolg op Negen open armen (2004) dat zich in de jaren ervoor afspeelde. Daarin vertelt Lindelauf de familiegeschiedenis van het gezin Boon - vader, oma, vier broers en drie zussen - via kleurrijke verhalen en geheimen uit het verleden. Het oudste meisje Fing mag de lagere school niet afmaken en gaat werken bij de sigarenkoning en zijn Duitse vrouw, de Pruusin. Fing is er gezelschapsmeisje voor Liesl, een Duits nichtje van de Pruusin. Liesl is gesloten en soms baldadig waardoor de relatie met Fing moeizaam verloopt. Na een conflict wordt Fing ontslagen. De oorlog breekt uit en door een banaal incident moeten
| |
| |
de vader en broers naar Duitsland gaan werken. Fing wordt verliefd op Filip, een zwartjas of NSB'er. Ook die relatie loopt stroef, zeker omdat de zwartjassen joden lastig vallen. Als de jodenvervolging feller wordt en de Pruisin op transport wordt gezet, komen de levens van Fing en het joodse meisje Liesl weer samen.
Lindelauf toont zich in dit boek opnieuw een meesterverteller. Hij vertelt kleurrijk de geschiedenis van een opgroeiend meisje, van haar familie en een aantal bewoners van het stadje. Fing is een doorzetter, doordacht en eigenzinnig. Ze probeert goed en kwaad af te wegen, al is dat in oorlogstijd niet altijd gemakkelijk. De sterkhouder van de familie is oma Wei, maar die verzinkt na het vertrek van de mannen in huis in een soort apathie. De jodenvervolging komt subtiel en toch overweldigend aan bod, onder meer dankzij het bijzondere levenverhaal van Liesl en de indringende scène waarin de Pruusin op transport wordt gezet. Door het open einde blijven heel wat vragen nog onbeantwoord. Lindelauf beschrijft het dorpsleven en de mentaliteit van toen in een beeldrijke taal, met accurate beschrijvingen en originele vergelijkingen. Het gebruik van een aantal Limburgse woorden versterkt de authentieke sfeer. Een rijk, warmhartig en toch ook schrijnend verhaal voor jongeren vanaf dertien jaar.
[Ria De Schepper]
| |
Discotheek
■ Moniek Darge
[...] Lambkin Kye 06
Een aantrekkelijke cover brengt je meteen in de sfeer om met open oren te luisteren naar een nieuwe cd met werk van Moniek Darge. Ze is vooral bekend voor haar audio landschappen, gebruik van concrete geluiden, tape collages, muziekdozen en als actief lid van het Logos Duo uit Gent. Crete soundies is het resultaat van twee jaar Levka Ori onderzoek. Levka Ori is een artistiek event dat jaarlijks plaats heeft in West-Kreta. Kunstenaars en wetenschappers gaan er naartoe om ieder op zijn gebied de kretenzische bergen te gaan exploreren. Moniek Darge ging op zoek naar geluiden In Magnesia hoor je stemmen van vrouwen en mannen in koor zoemen. De geluiden gaan van de ene plaats naar de andere, van de zee naar de bergen, en stemmen smelten samen met de geluiden van de zee. Bellen van geiten en vooral van krekels spelen een grote rol in het klanklandschap. Op het einde spelen een sopraan, de bellen en het water een mooi trio. Een tweede werk heet Anemos waar de wind krachtig waait en de bellen van de geiten niet weg te denken zijn. Voor het derde en laatste werk ging het duo FraMon, Françoise Vanhecke en Moniek Darge, naar Oost-Kreta voor een collectieve compositie die resulteerde in East Crete. Met geluiden van de krekels op de achtergrond begint het werk. Verder hoor je stemmen van voorbijgangers, het blaffen van een hond, watergeluiden en fragmenten van volksmuziek uit een bar. De geluiden komen meer op de voorgrond om tegen het slot weg te deinen in natuurlijke geluiden van water. Met dit werk willen de twee componisten de sfeer van het eiland en de oude hoop voor een utopische samenleving door geluiden oproepen. Het is een cd om ontspannend naar te luisteren met daarbij prachtige foto's en een verklarende tekst
Meer info: www.logosfoundation.org
[Simonne Claeys]
| |
■ BackBack
Backo. Audio-cd, 39 min., opname en mix Karel De Backer, productie Filip Wauters, el NEGOCITO Records, enr003, www.backback.be, 2009
Muzikale trio's hebben al vaker bewezen dat ze een geluid kunnen neerzetten dat net zo solide is als dat van grotere bezettingen. Het Gentse BackBack vormt op die regel geen uitzondering. Met een rudimentair instrumentarium creeren Filip Wauters (gitaar, baritongitaar), Marc De Maeseneer (baritonsax, tenorsax) en Giovanni Barcella (drums) een doortimmerde sound die staat als een huis. Zelfs in rustigere nummers maakt hen dat tot een powertrio, waarin de afwezigheid van een bas geen bezwaar vormt om uit te pakken met opzwepende, maar tegelijk subtiele en genuanceerde muziek met een hoog adrenalinegehalte. Zo valt elk nummer op Backo - na BackBack uit 2006 de tweede cd van het trio - nog best te vergelijken met een muzikaal shot, bestaande uit een onversneden amalgaam van diverse stilistische bestanddelen, dat een krachtige uitwerking heeft op hoofd, hart en buik van de luisteraar. De acht relatief korte nummers, alle geschreven door Wauters, gaan in de meeste gevallen een dialoog aan die niet zonder slag of stoot verloopt, maar die in the end wel tot eensgezindheid leidt. Op ‘Reserva’ bijvoorbeeld klinkt het trio als een orkest on the run. Enerverend, maar tegelijk ook spannend en bezwerend. Hoe de uitgemergelde gitaarklanken van Wauters telkens weer opbotsen tegen en tegelijk harmoniëren met de sonore, staccato baritonsaxstoten van De Maeseneer: je krijgt er nooit genoeg van. Voeg daarbij de inventieve drumpartijen van Barcella, die een web spannen omheen de uithalen van zijn partners in music, en je bekomt een muzikaal statement dat niet zou misstaan als soundtrack bij een film van Jim Jarmusch of Hal Hartley.
[Patrick Auwelaert]
| |
■ Peter Schmidt & Aquarius o.l.v. Marc Michael De Smet
Het Lam Gods bezongen. CD SIG 2010-1 / DVD SIG 2010-1, 32,50 €
Aquarius, voorheen het Goeyvaerts Consort, verwierf zich in het verleden een ijzersterke reputatie inzake de vertolking van hedendaagse muziek. Met haar nieuwste productie bewandelt het ensemble ook andere wegen. Met vertolkingen van zowel gregoriaans als muziek van o.a. Hildegard von Bingen, Tomas Luis da Victoria, Giuseppe Verdi, Zoltan Kodaly en Francis Poulenc naast werk van iconen van de eigentijdse muziek als Arvo Part en Henryk Gorecki (maar ook een fragment uit Het Passieverhaal volgens Mattheus van Norbert Rosseau) demonstreert Aquarius dat het zich probleemloos thuisvoelt in uiteenlopend repertoire van alle tijden. Rode draad in deze opname is het wereldberoemde Lam Gods uit de Sint-Baafskathedraal in Gent. Bij de cd hoort ook een dvd waarop we de verschillende panelen van het Lam Gods te zien krijgen, vanuit verschillende perspectieven en met vele details in close up. Theoloog Peter Schmidt geeft korte maar bijzonder verhelderende commentaar (ondertiteld in 5 talen) over inhoud en betekenis van dat unieke kunstwerk. De zeer gevarieerde muziekkeuze onderstreept beeld en commentaar. Aquarius zingt technisch heel gaaf en homogeen, heel krachtig ook, overtuigend en expressief, en schept bij iedere beeld de gepaste sfeer. Dit is zonder meer een bijzonder mooie en interessante realisatie die illustreert hoe nauw de verschillende kunsten met elkaar verweven zijn.
Te bestellen via www.gc-aquarius.be
[Jaak Van Holen]
| |
Geschiedenis
■ Jona Lendering en Arjen Bosman
De rand van het rijk. De Romeinen en de Lage landen. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2010, 302 blz., 34,95 €
In De rand van het Rijk. De Romeinen en de Lage Landen behandelen historicus Jona Lendering, werkzaam aan de VU Amsterdam en Arjen Bosman, als archeoloog verbonden aan de universiteit van Gent, de Romeinse periode in de lage landen, het gebied van ruwweg het huidige Nederland, België, Noord-Frankrijk en Duitsland ten westen van de Rijn, vanaf de verovering door de Romeinen in de eerste eeuw voor Christus tot het Karolingische rijk in de negende eeuw. Ze belichten de geschreven bronnen en opgravingsresultaten. Vaak spreken die elkaar tegen, omdat Romeinse en Griekse auteurs er veelal rotsvast van overtuigd waren dat Galliers en Germanen barbaren waren, en vanuit dat vooroordeel schreven. De auteurs belichten helder de politieke, sociale, culturele en religieuze ontwikkelingen. Er zijn
hoofdstukken gewijd aan de ontwikkeling van de taal, de Romeinse legioenen, het stedelijke leven, de oude godsdiensten, de sociale verhoudingen, nieuwe gewassen en diersoorten, de Gallische keizers en de betekenis van de limes. Ook onderwerpen als verzetsheld en koning Ambiorix, de opstand van de Bataven en de bekering van Sint-Maarten komen aan bod.
Het boek is rijk geïllustreerd met kleurenafbeeldingen van archeologische vondsten en kaartjes in zwart-wit. Ook een notenapparaat, literatuurlijst en register ontbreken niet. Aanbevolen voor de lezer die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de Romeinen in onze contreien.
[Geert Swaenepoel]
| |
■ Marc Boone en Gita Deneckere (red.)
Gent. Stad van alle tijden, Mercatorfonds/STAM, Brussel/Gent, 2010, 258 blz., 49,95 €
| |
■ Terenja van Dijk & Patrick De Rynck (red.)
Belichte stad. Over dag, licht en nacht, Lannoo/STAM, Tielt/Gent, 2010, 208 blz., 29,95 €
Gent mag fier zijn op zijn nieuwe stadsmuseum aan de Godshuizenlaan. Het is de spin in het centrum van het web van vele boeiende musea die de stad rijk is en voor de toeristische bezoeker is het de ideale toegangspoort tot de stad. Het STAM opende plechtig de deuren op 9 oktober 2010 na een grondige renovatie van de schitterende Bijlokesite en de aanbouw van een hedendaags inkomgebouw. Meer dan 750 jaar - van rond 1200 - was de Bijloke een plek waar zusters zieken verzorgden In 1982 verhuisde het hospitaal en nam de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten daar haar intrek. Ook andere cultuurinstellingen zouden er onderdak vinden. Met het STAM wordt de Bijloke definitief een cultuursite. Een bezoek begint bij het hedendaagse Gent dat letterlijk aan je voeten ligt. De van onderuit belichte luchtfoto van de stad en haar deelgemeentes is een echte voltreffer, samen met de foto's in groot formaat van Magnumfotograaf Carl De Keyzer. Nadien kun je chronologisch de geschiedenis van de stad ontdekken aan de hand van sprekende objecten en tal van interactieve multimedia. Meer dan duizend jaar geleden ontstond de ‘kuip van Gent’ vanuit vier kernen: de Sint-Baafsabdij, de Sint-Pietersabdij, de ‘Portus Gandavum’ langs de Schelde en het Gravensteen Voorts is er aandacht voor het Lam Gods, keizer Karel, de calvinistische republiek, Lieven Bauwens en de textielindustrie, en nog veel meer. Tot slot kun je een blik werpen op de toekomst van Gent want een stad is altijd in beweging. Hoe Gent evolueert en welke plannen het daartoe maakt, komt op het einde van het vaste circuit aan bod. De opening van het STAM was ook de aanleiding om een nieuw standaardwerk over Gent te publiceren. Gent is zowel een universiteitsstad, een havenstad, een historische stad, als een cultuurstad. Daardoor is het een ‘stad van alle tijden’, zoals de ondertitel van
die nieuwe historische synthese luidt. De auteurs gebruiken de actuele stedelijke ruimte - de straten, de vier torens en de universiteit - en de typische Gentse sporen van een rijk verleden - de Gentse Feesten, de scheldwoorden en liedjes, de Stroppendragers en andere stadslegenden - als uitgangspunt en geheugensteun voor hun historische wandeling door Gent. Die bundeling van wetenschappelijk onderbouwde en vlot geschreven essays is een must voor elke Gentenaar die zijn stad in het hart draagt. Het is evengoed een prachtig cadeau voor elke niet Gentenaar om die stad van nabij te leren kennen. Naast de vaste collectie biedt het STAM ook wisselende exposities over stedelijkheid. Het uitgangspunt van de openingstentoonstelling Belichte stad is dat een stad een permanente licht- en dondershow is. Licht en donker bepalen het leven van de stad. Welke invloed heeft het licht op het leven in de stad en haar architectuur? Wat is de symbolische betekenis van licht en donker? Hoe beleeft een blinde de stad? Welk effect heeft de introductie van kunstlicht, waardoor het nooit meer echt donker wordt? Aan de hand van documenten, dagboeken, maquettes, schilderijen, foto's en video-installaties brengt Belichte stad een antwoord op die vragen. Bij de tentoonstelling die loopt tot 1 mei 2011 verscheen de bijbehorende catalogus Belichte stad. Over dag, licht en nacht. Het bezoeken en het lezen waard
[Emmanuel Van Lierde]
|
|