Kunst ondergronds
Geert Swaenepoel
Toen eind van de jaren zestig eerst de Brusselse premetro in gebruik genomen werd volgde snel een ambitieus plan dat voorzag in de uitbouw van een volwaardig metronet. Van meet af aan werd de beslissing genomen om kunst te integreren bij de uitbouw van dit nieuwe ondergrondse net: alle stations moesten zowel qua vorm als qua afwerking een eigen uitstraling krijgen en kunst werd daarvoor als het geschikte medium beschouwd.
In de loop van de voorbije decennia kregen tachtig kunstenaars de gelegenheid om een kunstwerk te maken voor een Brussels metrostation. Onder de kunstenaars die een opdracht kregen, bevinden zich bekende namen zoals Paul Delvaux, Roger Raveel, Pierre Alechinsky, Pol Bury, Maurice Wyckaert, Paul Van Hoeydonck, Jan Cox, Raoul De Keyser, Antoine Mortier, Monica Droste & Guy Rombouts, Berlinde De Bruyckere, Jo Delahaut, Jan Burssens en Jan Vanriet. Elke kunstenaar heeft zijn of haar artistiek project op de eigen manier ingevuld. Van sommige kunstenaars zoals Pierre Alechinsky en Maurice Wyckaert of Jan Cox is het werk dat zij in de metro brengen gewoon uitdrukking van de eigen beeldtaal. Andere kunstenaars, zoals Raveel, kiezen voor een schaalvergroting van hun kunstwerk aan de beschikbare wanden of ruimten van het metrostation. Nog anderen vonden voor hun kunstwerk inspiratie in de topografie of de historische context van de plaats van het metrostation of refereren aan hun kunstwerk naar de drukte van het metroverkeer. Zo verwijst het werk van Burssens naar de naam van het station Zwarte Vijvers. En het werk van Delvaux en Nellens verwijst nostalgisch naar het spoorverkeer in het verleden. De constructivistische en geometrisch abstracte kunstenaars zoals Jo Delahaut, Luc Peire of Gilbert Decock passen hun werk naadloos in de strakke functionele architecturale omgeving in.
De selectie van de kunstwerken in de metro was aanvankelijk een bevoegdheid van het nationaal ministerie voor Verkeerswezen. Met de regionalisering werd deze taak ingevuld door de Artistieke Commissie van de Vervoerinfrastructuren (ACVI), die gedurende een vijftiental jaar de keuze en de plaatsing van de kunstwerken verzekerde en coördineerde.
Door hun kunstwerken krijgen de stations voor de reizigers een eigen identiteit en is de Brusselse metro uitgegroeid tot een echt levend museum, waarvan de kunstwerken perrons, lokettenzalen en gangen verfraaien. Daarbij zijn ook alle genres vertegenwoordigd: schilderijen, beeldhouwwerken, foto's, glasramen, alsook alle materialen, van doek tot brons en van hout naar glas, over staal. De Brusselse metro wordt dagelijks gebruikt
■ Het kunstwerk Drieboek in beweging van Hilde Van Sumere in het metrostation van Ossegem.
[© MIVB-Gemeentekrediet]
door meer dan een half miljoen mensen. Zij lopen dagelijks, bewust of onbewust, langs de hedendaagse kunst voorbij. Het artistieke discours, zo kenmerkend voor musea en galeries, is daarbij afwezig. De metrogebruiker passeert de aanwezige kunst vluchtig en meermaals, midden de hectische drukte. Het vereist kracht van het kunstwerk om overeind te blijven in de publieke ruimte, om indruk te maken op de passant. Niet elk kunstwerk of kunstenaar beschikt over die kracht. Maar dat belet niet dat het project
Kunst in de metro alle lof verdient voor het overbruggen van de kloof tussen kunst en het grote publiek.