Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 59
(2010)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
De dichter als hond
| |
[pagina 355]
| |
Brak
Het is een geur die ge moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
Ik die de kriebeling beminde
die jong in mijn neusvleugels stak,
ik steek mijn neus in de vier winden,
gelijk een afgerichte brak,
gewarige oren, poten strak.
Het is een geur die ik moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
De geuren die de reuk verblindden,
't laf maanzaad en het klef gebak,
't geschifte zuivel in de spinde,
de zure rotting van het wak.
De honig van pioen en linde
verdoolt me en zet mijn poten strak,
mijn natte neus in de vier winden.
Het is een geur die ik moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
uit: Gedichten V - Brak in Verzamelde Gedichten (1977)Ga naar eind2
die zijn neus in de vier winden steekt. Ja, dat is ons vertrekpunt. Je moet je neus gebruiken bij Van Herreweghen. Het is de geur die ge moet vinden. ‘Ge’. Merk op hoe vertrouwelijk en hoeveel directer dat klinkt dan het algemeen Nederlandse ‘je’. Wordt natuurlijk ook versterkt door de alliteratie. Vind je dat gek? Ach, in situaties die er wezenlijk toe doen hebben wel meer Vlamingen die oeroude ge-gij-u- reflex. ‘Ik zie u graag’ klinkt zoveel aandoenlijker en in ieder geval gemoedelijker dan ‘ik hou van jou.’ Je kan het misschien vergelijken met jullie equivalent ‘ek es lief vir jou’ i.p.v. het vlakke ‘ik hou van poëzie, peperkoek en van jou.’ Van Herreweghen gebruikt wel meer Vlaamse zinswendingen en woorden die zijn gedichten zo'n aardse, beklijvende sfeer geven. En dan zijn woordkeuze die je de modder inzuigt: wak, stak, brak, 't laf, klef, gebak,... Dat is ingedikt Vlaams: strak, sec, maar met een geladenheid die boekdelen spreekt. Of minstens versregels. Luister eens naar die korte klanken die als bevelen klinken voor de hond, voor de brak. Telkens je ze hoort moet je je voeten hoger tillen zodat je niet wegzakt in de vette klei. Voel jij je ook als zo'n brak, oren gespitst, gericht op het speurwerk, poten strak? Christine, dit is een prachtig gedicht dat én vloeiend én staccato klinkt. Vloeiend door het klassieke metrum, maar staccato door de woordkeuze, de klanken. Schijnbaar moeiteloos bouwt Van Herreweghen een 18-regelig gedicht op met slechts twee rijmklanken: mannelijk en vrouwelijk rijm wisselen elkaar af, het korte, harde (br)ak en het lange en zachte (v)inde(n). Toon en tegentoon. Dit is écht een aanrader Christine, en dan heb ik het nog niet eens over de inhoud gehad. Maar laat ik nog even bij de vorm blijven. Op het eerste zicht lijkt het gedicht een rondeel maar de herhaling van de twee eerste versregels wordt subtiel gemanipuleerd door de omkering van het persoonlijk voornaamwoord ‘ge’ naar ‘ik’. Ook al kan de ‘ge’ in het eerste vers algemeen bedoeld zijn (of gelezen worden als een aansporing tot de brak), toch zorgt de dichter al in de derde versregel voor een directe identificatie met de ik-figuur (dus met de hond). Zal ik het nog even over de inhoud hebben? Hoeft er duiding bij het gedicht zelf? Ik denk het niet, het thema is helder, maar de verwoording en het klankenspel is heel geraffineerd. ‘Het is een geur die ge moet vinden’. Het zoeken naar een subtiele geur - je kan het ook een toon noemen - is immers doorslaggevend, zowel in een gedicht als in het leven. Het zoeken is belangrijker dan het vinden. Wie wat vindt, heeft slecht gezocht, zegt Rutger Kopland op zijn eigen, particuliere manier. Van Herreweghen zegt het beeldrijker. Niet het vinden van een onderdak is de hoofdzaak, wel het blijven volgen van het spoor. Niet opgeven. Zonder afgeleid te worden door het te veel aan enthousiasme dat eigen is aan de jeugd, of zonder verleid te worden door zoete (etens)geuren of geuren waar een verhaal achter steekt. Het is de taak van de dichter om te zoeken, het spoorzoeken is het leven zelf. Hoe moet je omgaan met het leven? Hoe ga je om met de jachtigheid van het leven? Het is een geur die ge moet vinden. Lieve Christine, daarom betekent dit gedicht zo veel voor mij. Het is sterk, het is aards en het is Vlaams. Mooi loop Christine, mooi loop Hubert. |