Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 54
(2005)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Mijn genegenheid kent gij
| |
Wees welkomDe provenance van het typoscript, dat nu in privé-bezit is,Ga naar eindnoot1 blijkt inderdaad uit de gedetailleerde opdracht die Roelants op het titelblad aanbracht: ‘Voor Dick Binnendijk, zoo'n copie van een manuscript, primeur waarvan het toilet nog niet heelemaal is gemaakt, is als de intimiteit waartoe alleen de beste vrienden toegang hebben. Wees welkom. Mijn genegenheid kent gij.’ Dirk Adrianus Michel (Dick) Binnendijk (1902-1984) was een Nederlands criticus en dichter die een tijdlang actief was in het tijdschrift De Vrije Bladen. Naast eigen werk publiceerde hij verschillende edities van de bloemlezing Dichters van deze tijd, die bij een ruim publiek ingang vond. Meer specifiek verzorgde hij de veertiende tot en met de negentiende druk van deze poëzieselectie. Enkele decennia lang onderhield hij contacten met Maurice Roelants die hij onder meer uitnodigde om essays en creatieve bijdragen te publiceren in de Nederlandse tijdschriften Kroniek van Kunst en Kultuur en Centaur. De vriendschappelijke briefwisseling tussen deze auteurs maakt duidelijk dat beiden een uitgesproken waardering hadden voor elkaar. In het AMVC-Letterenhuis bevinden zich veertien brieven van Binnendijk aan Roelants: de eerste uit 1938, de laatste van 1964. Het Letterkundig Museum in Den Haag bezit elf brieven van Roelants aan Binnendijk uit de periode 1933-1966. Ze vormen slechts een kleine selectie van wat Binnendijk zelf een ‘ijverige briefwisseling tussen 1933 en 1940’ noemde.Ga naar eindnoot2 Ook literair zaten beide auteurs op een zelfde golflengte. Net als de dichter Roelants hanteerde Binnendijk een vrij symbolistische poëtica en opteerde hij in zijn werk voor een sterk archaïserend taalgebruik. Meer dan eens heeft Binnendijk zich dan ook waarderend uitgelaten over Roelants' oeuvre.Ga naar eindnoot3 Ook mevrouw Enny Binnendijk-Pauw was literair
| |
Zoo'n copie van een manuscriptHet typoscript van Gebed om een goed einde is in blauw lettertype en telt 172 bladzijden (recto; 21,5 cm × 19,8 cm) die rechtsboven genummerd zijn. De tekst steekt in een bruine, kartonnen map (22,5 cm × 21,5 cm) waarop in het handschrift van de auteur volgende gegevens voorkomen: ‘Maurice Roelants / Gebed om een goed einde. // Proloog / van / Oedipoes gaat ziende voorbij’. Het titelblad vermeldt alleen de naam van de auteur en de titel (deze laatste in kapitalen). De opdracht aan Marnix Gijsen en het motto ontleend aan Gérard de Nerval - beide vaste gegevens vanaf de eerste druk - zijn in dit typoscript niet opgenomen. Achteraan, na pagina 172, voegde de auteur het volgende colofon toe: ‘Dit boek / GEBED OM EEN GOED EINDE / is de proloog van den in / voorbereiding zijnden roman / OIDIPOES GAAT ZIENDE VOORBIJ’. Deze verwijzing naar een eventueel Oedipus-sequel werd ook letterlijk opgenomen in het colofon van de eerste druk, maar werd vanaf de tweede druk uit 1956 weggelaten. Van deze tweede druk werd de spelling eveneens aangepast.Ga naar eindnoot4 De grote lijnen van de getypte versie lopen volledig parallel met de eerste druk die in april 1944 gezet werd. Beide bestaan uit drie luiken die samen 29 opeenvolgende hoofdstukjes vormen. In het typoscript zijn de titels van de drie delen evenwel met Arabische cijfers genummerd, in de gedrukte versie is deze nummering weggelaten. Ook inhoudelijk en stilistisch correspondeert de | |
[pagina 27]
| |
In handschrift heeft de auteur in eerste instantie een aantal tik-, taal- en spelfouten gecorrigeerd. Gemiddeld betreft het slechts een drietal kleinere correcties per bladzijde. Ter illustratie neem ik enkele steekproeven. Op p. 16 corrigeert Roelants de spelling van ‘zij hij’ (‘zei hij’). ‘Het is een luiaard’ vervangt hij door ‘Hij is een luiaard’ en in ‘wetede’ voegt hij een ‘n’ toe. Op p. 23 van het typoscript brengt Roelants een manuele correctie aan in de woorden ‘teeken’ (toevoeging van ‘t’), ‘dokkerende’ (verdubbeling van ‘k’) en soldatenkapot (weglating van finale ‘-te’). Op p. 27 voegt hij een ‘h’ toe in ‘scok’ en schrapt een komma na ‘Toen’. Op p. 28 staat aanvankelijk de apostrofe ‘u’ (dit is: oom Gerard) die later door ‘hem’ vervangen wordt, hij schrapt het voorlopig onderwerp ‘het’ en verbetert een tikfout (dubbele ‘e’ in ‘geehouden’). Hij vervangt ook het hulpwerkwoord ‘had (te kort geschoten)’ door ‘was (te kort geschoten)’. Dergelijke kleine correcties zijn illustratief voor de meeste doorgevoerde veranderingen. Diverse pagina's van het typoscript vertonen echter helemaal geen enkele correctie of aanvulling. In een tiental passages zijn de ingrepen wel grondiger. Soms heeft de romancier bepaalde woorden of woordgroepen interlineair toegevoegd, een aantal zinswendingen werd herschreven of de basistekst werd in de marge aangevuld. De vraag rijst nu in welke mate deze amenderingen zinvol zijn in de context van het hele boek. We bekijken even de scènes die het sterkst gewijzigd zijn en proberen die te relateren aan enkele literaire kenmerken van Roelants' autobiografische roman.
Hoewel Roelants vanaf de jaren twintig naam gemaakt heeft met introspectief-analyserend proza, wijkt Gebed om een goed einde uit 1944 toch op diverse punten van dit stijlparadigma af. Vooral in de eerste vijftien hoofdstukjes is het verteldebiet dynamischer, daarna valt de auteur even terug op de beschouwende en abstraherende stijlregisters waarmee hij meestal geassocieerd wordt (hoofdstukken 16 tot 21). De gebeurtenissen rond de dood van zijn grootvader (hoofdstukken 22 tot 28) worden opnieuw concreter gevisualiseerd en ook het verhaalritme herpakt zich opvallend. Vervolgens sluit Roelants af met een bespiegelend slothoofdstukje dat de titel Gebed om een goed einde draagt. Opvallend in deze roman zijn onder meer diverse actiescènes die aan zijn jeugdherinneringen ontleend zijn. Ook zijn aanvankelijke voorkeur voor een abstraherende en aforistische stijl is in het grootste deel van deze levenskroniek minder geprononceerd dan in zijn vroeger werk. De exemplarische invalshoek, die veel van zijn ouder proza kenmerkt, moet hier meestal wijken voor een persoonlijke en picturale herinneringsstijl. In zijn apologie voor de analytische roman had hij zich steeds expliciet gedistantieerd van alle vormen van ‘decorbeschrijving’ en zag hij zichzelf als een regisseur van ‘menselijke spelen, die hun verloop meer in de harten hebben dan in de buitenwereld’.Ga naar eindnoot5 Toch voert dit autobiografisch proza ons ongetwijfeld naar een bijzondere sfeervolle evocatie van Roelants' geboortestad en van het milieu waarin hij opgroeide. De reflexieve en cerebrale zelfbelijdenis van vroeger maakt ook hier vaak plaats voor narratief sfeerproza dat steunt op allerlei gefilterde herinneringen, waarnemingen en ervaringen. Een enkele keer schuift zijn taalgebruik zelfs in de richting van een expliciete vorm van sociaalpolitiek engagement. Actiescènes, concretisering, personalisering, sfeerevocatie, engagement. Dit zijn enkele sleutelwoorden waar zijn literaire biografie sterker op voortbouwt dan zijn vroegere romans dat deden. Met enige omzichtigheid kunnen we stellen dat het precies ook deze accentverschuivingen zijn die we kunnen koppelen aan de correcties en bijsturingen die de auteur in het oorspronkelijke typoscript aangebracht heeft. We overlopen even de belangrijkste passages en stippen de varianten aan. | |
De intimiteit waartoe alleen de beste vrienden toegang hebbenDe dynamische scène waarin beschreven wordt hoe hij in het gezelschap van zijn oom Gerard met paard en kar mag meerijden, wordt in deze fase van de tekstgenese met diverse details aangevuld. Vooral de stemming en het sfeerbeeld worden intenser geprofileerd. Samen zingen ze een ‘vormloos’ (correctie: ‘onsamenhangend’, p. 25) lied. Het typoscript vermeldt verder: ‘En de boer, die zijn ploegen staakte om ons na te oogen, [...] met die mannenstem en dat kindergeluid’. De handgeschreven correctie moduleert de uitdrukking tot: ‘En de boer, die met ploegen ophield om ons na te kijken [...] met die mannenstem als bastoon voor de hoge zang van het kind’. Hetzelfde tafereel ondergaat ook een stilistische uitbreiding. Substantieven worden door middel van een adjectief genuanceerd en de inlassing van metaforisch taalgebruik accentueert de algemene sfeer: ‘wit schemerende’ pachthoeven, ‘donkere’ boomgaarden, ‘schor’ vogelgesnerp, ‘als in een wervelwind van hen overvallende roofvogels’ (p. 25-26). Een andere actiescène evoceert hoe de duivenliefhebbers op hun terugkerende reisduiven wachten. Het typoscript vermeldt aanvankelijk: ‘omdat duivenloopers, jonge mannen, met een uit Creil of Bordeaux binnengevallen duif in een zakje, dat ze tussen de tanden klemden, om, kousvoetelings, sneller te kunnen loopen, een opwindende aflossingskoers hielden naar het lokaal “De blauwe reisduif”’. De bewerkte versie omvat de schrapping van een bijstelling en van een archaïsme, evenals een syntactische opsplitsing. De verwijzing naar de ‘mannen uit de Visschersstraat’ personaliseert de beschrijving en voegt een (bescheiden) actie-element toe: ‘omdat duivenloopers een opwindenden aflossingskoers hielden. Met een uit Creil of Bordeaux binnengevallen duif in een zakje dat ze tussen de tanden klemden, liepen zij elk, op hun kousen, een honderdtal meter en gaven het dan aan hun ploegmaat voort. Het kwam | |
[pagina 28]
| |
er op aan de mannen uit de Visschersstraat te kloppen en het eerst <-om> het lokaal “De Blauwe Reisduif” te bereiken....’ (p. 41). Ook de actiescène van een boksmatch wordt door Roelants in het typoscript concreter ingevuld en door een eigennaam geïndividualiseerd. Het grammaticaal onderwerp wordt vervangen, de zin wordt opgesplitst en de scène wordt met typerende en metaforische details uitgebreid. In de getypte tekst lezen we: ‘De woede van den bokschallenger uit het publiek, een der kornuiten van den dikken baas der worstel- en bokstent, die den neger uitdaagde en hem met moord en manslag bedreigde’. In handschrift dynamiseert Roelants het tafereel als volgt: ‘een der kornuiten van Simon, den dikken baas der worstel- en bokstent, meldde zich steeds als bokschallenger uit het publiek aan. Over de hoofden heen golfden woedende verwijten naar den negerbokser, die met luie minachting antwoordde. De “amateur” uit het volk daagde den neger uit en bedreigde hem met moord en doodslag’ (p. 44). Enkele beschrijvende fragmenten krijgen in deze fase van de tekstgenese eveneens een concretere aankleding. De descriptieve passage over de Vrijdagmarkt wordt geherstructureerd en met namen en details gestoffeerd. In de getypte basistekst had hij het over een aanmatigend pompeus gebouw dat door ‘een ruimziend menner der eerste nieuwe volksbewegingen op de aloude Vrijdagmarkt uit een met bloed en revoluties gedrenkten grond had gestampt’. Het fragment werd in de eerste druk gepersonaliseerd als: ‘Op de aloude Vrijdagmarkt stond een aanmatigend pompeus gebouw, dat Eedje Anseele, pionier van de moderne volksbewegingen naar ik later hoorde, uit een met bloed en revoluties gedrenkte grond had gestampt’ (p. 69). Ook naar het einde toe, wanneer hij stilstaat bij de dood van zijn grootvader, wordt de beschrijving sterker geïndividualiseerd (door inlassing van een eigennaam of bijnaam) en met details verlevendigd. Eerst staat er: ‘Er waren nog alleen bomen, wolken en rukwinden. Gelukkig hij, wie tenminste stervend de oogen sluit op alles wat zijn verrukte mond nog eens met tevredenheid en liefde heeft mogen noemen’. Na correctie wordt dit: ‘Er waren nog alleen bomen, wolken, en rukwinden. Peet Van Aalst sloot levend zijn hart en zijn oogen. Gelukkig hij, wie dan tenminste stervend de oogen sluit op alwat zijn verrukte mond nog eens tevreden en met liefde heeft mogen noemen’ (p. 142). Enkele passages worden in een bewerkte versie ook politiek scherper geprofileerd, terwijl het gebeuren meer picturaal wordt voorgesteld. Net als de inlassing van de verwijzing naar Anseele, vinden we in het volgende fragment een sterker sociaal engagement met een opvallende retorische inslag. In de eerste versie schreef de auteur: ‘Wij waren overtuigd te behooren tot de waardigheid van dit land door mee te stappen in stoeten om nationale vergissingen recht te zetten’. Na schrapping komt er in de plaats: ‘Wij waren vol verachting voor de lauwen, die met ons niet meestapten in stoeten, die wij van onze zangen deden galmen’ (p. 124). Een andere passus werd eveneens uitgebreid en terzelfder tijd sterker gepolitiseerd. Eerst had de auteur geschreven: ‘En het leven deed zich afwisselend voor als een examen, een debat [...], een verrukkelijk meisje, een revolutie’. Het segment kreeg een krachtiger tonaliteit: ‘En het leven deed zich afwisselend voor als een examen, een debat [...], een verrukkelijk meisje, een politieke vechtpartij, een revolutionnaire [sic] ruitentikkerij’ (p. 125). | |
Primeur waarvan het toilet nog niet heelemaal is gemaaktIn maart 1944 schonk Roelants het typoscript van Gebed om een goed einde aan Binnendijk en de geschreven opdracht op het titelblad maakt duidelijk dat de auteur het cadeau met veel genegenheid overhandigde. Hij noemde die getypte versie een primeur, een stuk intimiteit waar alleen de beste vrienden toegang toe hebben, een plaats waar hij zijn vriend welkom heette. Interessanter voor de huidige lezer is het feit dat we dit typoscript kunnen lezen als onderdeel van een tekstgenetisch proces, als één van de laatste fasen vóór de publicatie van zijn geromanceerde autobiografie. Naast de correctie van diverse taal-, stijl- en typfouten bracht de auteur een tiental uitgebreide wijzigingen aan. Uit deze
|
|