[nummer 304]
Woord vooraf
Stefan van den Bossche
Met dit themanummer over Maurice Roelants (1895-1966) wil Kunsttijdschrift Vlaanderen een bijdrage leveren tot de hernieuwde belangstelling voor deze bevlogen schrijver en cultuuranimator. Het recent opgerichte Studiecentrum Maurice Roelants aan de Katholieke Universiteit Brussel probeert het belang te benadrukken van de schrijver en zal in de toekomst wetenschappelijke en andere activiteiten ondernemen ter ontsluiting en bestudering van de figuur en zijn werk. Een tijdschrift als dit is het aangewezen forum om ook een flink deel van Roelants' artistieke veelzijdigheid in de schijnwerpers te zetten.
Maurice Roelants ging al op 14-jarige leeftijd uit werken als kantoorklerk, maar kwam toch op de Gentse Rijksnormaalschool terecht, waar hij vriendschap sloot met Raymond Herreman en Karel Leroux. Met hen en met Richard Minne stichtte hij 't Fonteintje (1921-1924), een spraakmakend traditionalistisch literair tijdschrift dat een tegengewicht wilde zijn tegen het humanitair-expressionisme rond het tijdschrift Ruimte. Roelants werkte maar korte tijd als onderwijzer, kwam op het door literatoren bevolkte ministerie van Justitie in Brussel terecht, waar hij echter begin 1923 ontslag nam om voltijds journalist te worden. Hij werkte eerst als Belgisch correspondent van De Telegraaf, en na de Tweede Wereldoorlog als redacteur van Elseviers Weekblad, hoofdredacteur van De Nieuwe Standaard en van het katholieke weekblad De Spectator. In de periode 1953-1954 was hij letterkundig adviseur van de minister van Openbaar Onderwijs, en van 1954 tot het einde van zijn loopbaan in 1963 conservator van het kasteel van Gaasbeek. Roelants was bedrijvig als romancier, dichter en essayist. Hij was betrokken bij tal van initiatieven en tijdschriften: na 't Fonteintje, was hij redactiesecretaris
Maurice Roelants aan het Gardameer [AMVC-Letterenhuis]
van de halfmaandelijkse culturele kroniek
Vandaag (1929-1930), vervolgens Vlaams redacteur van
Forum en medestichter en redacteur van het
Nieuw Vlaams Tijdschrift.
Als organisator en cultuuranimator valt Roelants' bedrijvigheid bezwaarlijk naar waarde te schatten. Voor de Vlaamse culturele aanwezigheid in Brussel is hij van grote waarde. In 1916 stichtte hij in de hoofdstad de eerste literaire boekhandel, De Nieuwe Boekhandel, en gaf er in de Beiaardserie werk uit van Vlaamse schrijvers. In de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen was het Roelants die de aanzet gaf tot de organisatie van een jaarlijkse boekenbeurs. Hij volgde August Vermeylen op als voorzitter van de WL en nam in 1942 diens beheersfunctie over in het Paleis voor Schone Kunsten.
Maar het was vooral als prozaïst dat Roelants naam zou maken. Basismotief in zijn werk is steeds: het menselijke zoeken naar geluk. Al in 1927 werd hij voor zijn roman Komen en gaan met de Staatsprijs voor literair proza bekroond. Het werk luidde de vernieuwing van de Vlaamse romankunst in. Zijn introspectieve tocht herinnert aan de Franse ‘roman d'analyse’ en zoekt een evenwicht tussen droom en werkelijkheid, een thema dat de schrijver in later werk zal aanhouden. Het verhaal De jazzspeler (1928) zet die lijn voort, en Het leven dat wij droomden (1931), later eigenzinnig ‘verfilmd’ door Robbe de Hert, toont de psychologische ontwikkelingsgang van Maria Danneels, een studente die balanceert op de mentale erfenis van haar vader en haar eigen, wat onvoorspelbare gevoelsleven.
In dit themanummer wordt voorts dieper ingegaan op Roelants' rol als conservator van het kasteel van Gaasbeek, op zijn vriendschap en samenwerking met de schilder Edgard Tytgat, op zijn modernistische woning in Sint-Martens-Lennik, op de bijzondere band met zijn zwager Karel van de Woestijne en op zijn rol als cultuurpromotor. Een rijkgevuld, veelzijdig en geschakeerd leven. Maurice Roelants dus, als een sleutel op interartistieke, kunsthistorische, cultuurpolitieke en uiteraard literaire thema's.