Skindeep (East); 2002; 65,2 × 66,6 cm; acryl op doek
‘Less is more’: dit niet eindigend proces van schrappen en oproepen, van wegnemen om toe te voegen opent voor de kunstenaar én voor de toeschouwer een wereld die haaks op de dagelijkse realiteit staat en een diep doorleefd contact met de wereld-achter-de-dingen oproept. ‘Less is more’ slaat overigens ook op het kleurgebruik binnen zijn oeuvre: van veel en hevige kleuren in de beginwerken naar een verstild en monochroom kleurenpalet in zijn later werk.
De fascinatie voor de techniek blijft Philip W. Badenhorst inspireren tot een steeds ingrijpender manier van omgaan met de oppervlakte. Vaak wordt die in zijn meest recente werken zo doorzichtig dat de toeschouwer op de achtergrond de structuur van het doek ziet opdoemen. Ook in de manier van werken met spatten blijft hij verder experimenteren: onopvallend, maar daardoor juist zo betekenisvol als leidmotief waar het de interpretatie en duiding van zijn werken betreft, worden kleine cirkels opengelaten waarin de oorspronkelijk aangebrachte onderlaag zichtbaar wordt. In die ontwikkeling dringt zich dan ook bijna spontaan de drang op om andere technieken uit te proberen: arceringen worden aangebracht of hij gaat werken met krassen die schijnbaar lukraak, maar binnen de compositie van het geheel duidelijk functioneel worden aangewend.
In zijn werk beoogt Badenhorst een synthese van figuratie en abstractie die vanuit de manier waarop wordt omgegaan met de materie en de drager, beladen wordt met een eigenzinnige vorm van symboliek. Vaak ontwerpt hij daarbij reeksen met terugkerende motieven, niet zozeer vanuit een gebrek aan inspiratie, maar veeleer vanuit de betrachting de concrete gegevenheid van een onderwerp zo uit te diepen dat juist de symboliek belangrijk wordt.
Zo werkt hij op een bepaald moment met vazen, die binnen hun omtreklijnen opgevuld worden met zich eindeloos vermenigvuldigende lijnen. Dit lijnenspel voert de toeschouwer, vanuit de broosheid die de vaas als
Untitled; 2004; 65,2 × 33,3 cm; acryl op papier
voorwerp evoceert mee in een ruimte die in de eerste plaats de leegte moet oproepen. De leegte die leidt naar de wereld van de geest, de idee en meteen het westerse beschavingsklimaat verbindt met de oosterse filosofie, waarin de vaas als symbool voor het geestelijke wordt gezien.
Een andere belangrijke reeks wordt geconcipieerd rond het oersymbool van het ei: symbool uiteraard van leven, van vruchtbaarheid, maar bij Badenhorst weer vanuit een fundamentele tweeledigheid benaderd en beschouwd. De spatten op de werken getuigen van het creatieproces dat een proces is geworden van controle en loslaten op hetzelfde moment, en symbolisch kan worden gelezen als de synthese die wordt beoogd tussen binnen en buiten, tussen aanwezigheid en afwezigheid, tussen de direct waarneembare wereld en die van de innerlijkheid.