Transit
In deze rubriek publiceren we ‘literaire’ vertalingen in het Nederlands van goede gedichten uit andere talen. Het is o.m. de bedoeling het vertalen van gedichten te stimuleren en daarom kunnen vertalingen ter selectie ingestuurd worden naar het redactiesecretariaat. Ieder vertaald gedicht moet vergezeld worden van een fotokopie van het oorspronkelijke gedicht en van de bibliografische gegevens van de bundel of het boek waaruit het genomen werd.
Bei dir und der Dreifaltigkeit,
nicht kehr ich um, bevor der Mond
an mir die gleichen Wunder tut
wie an der Messenschneide,
Stumpf will ich werden im Gehirn
und laubig auf und auf im Traum,
und scharf und tränentreibend
soll meine Willenswurzel sein,
sobald sie zu dir wächst.
Dich will ich noch in dieser Nacht
zum Weinen bringen über mich,
mit Augenbrennen, das kein Mond,
kein Regen und kein Nordwind kühlt,
bis du die Fäuste so wie ich
in beide Feuerhöhlen bohrst.
O du - du ganz Dreifaltigkeit;
ganz Sonne, Mond und Stern,
und weil dir alles dienstbar ist
und weil du ganz verwandeln kannst
und viel verwandelst Tag und Nacht
und mich trotz aller Wandelkraft
so stocksteif brennend und allein
auf meine eignen Fü?e stellst
Stumpf will ich dein gedenken,
ins Laub mich vor dir ducken
und ohne Umkehr mondelang
Krenwurzeln scharfe reiben
ins Stoßgebet, ins ‘Ehre sei...’
ins Vaterunser, in den Ruf
uit: Der Pfauenschrei (1962)
Bij jou en de drievuldigheid,
keer ik niet weer, voordat de maan
met mij dezelfde wonderen doet
als met de snede van het mes,
Stomp wil ik worden in mijn brein
en in mijn droom bedekt met loof,
en scherp en tranenwerend
moet van mijn wil de wortel zijn
zodra hij naar jou groeit.
Jou wil ik nog een keer vannacht
tot huilen brengen over mij,
met brandende ogen die geen maan,
geen noordenwind of regen koelt,
tot jij je vuisten zoals ik
in beide vuurholtes gaat boren.
O jij - geheel drievuldigheid,
één en al zon en maan en ster,
en omdat alles jou wil dienen
en jij alles veranderen kunt
en vaak verandert dag en nacht
en mij ondanks die toverkracht
zo stokstijf brandend en alleen
hier neerzet op mijn eigen voeten
in 't meigras onder maneschijn!
Stomp wil ik jou gedenken,
voor jou in loof wegduiken,
ononderbroken maandenlang
de mierikswortels scherp raspen
in 't schietgebed, 't ‘God zij geloofd’,
in 't onzevader, in de roep
uit 't diepst van mijn ellende.
Vertaling: Anke van den Bremt
Geboren als het ziekelijke, negende kind in een mijnwerkersgezin in het Karinthische Lavanttal, moet de Oostenrijkse schrijfster Christine Lavant (1915-1973) lange tijd door breiwerk de kost verdienen, totdat haar poëzie en verhalen rond 1950 worden ontdekt en vervolgens bekroond met talrijke literaire prijzen, waaronder de prestigieuze Oostenrijkse Staatsprijs. In haar werk staat één groot thema centraal: het lijden, dat beschreven wordt in een uiterst persoonlijke, kleurrijke beeldentaal.
Anke en Stefaan van den Bremt publiceren in het najaar bij Uitgeverij P een bloemlezing uit de poëzie van Christine Lavant onder de titel De wilde zijtak van de slaap.