[nummer 299]
Woord vooraf
Jean Luc Meulemeester
In de meeste kunsthistorische handboeken wordt het ‘symbolisme’ slechts minimaal besproken. Sommige auteurs vinden het zelfs niet nodig om die stijlstroming te behandelen en stappen van het impressionisme onmiddellijk over naar de twintigste eeuw. Een uitzondering daarop is het onvolprezen, misschien intussen wat verouderde, maar zeker tot voor kort in elke humaniora gebruikte Kunst van Altamira tot heden, dat tientallen herdrukken heeft gekend. Daarin duidt en behandelt mevr. Ph. Mertens op een drietal bladzijden het symbolisme met een beknopte bespreking van enkele kunstschilders, zoals Gustave Moreau (1826-1898), Puvis de Chavannes (1824-1898) en Odilon Redon (1840-1916). Zij vergat zelfs niet te wijzen op enkele belangrijke Belgische representanten, waarbij het oeuvre van de meeste van hen slechts gedeeltelijk tot het symbolisme kan worden gerekend. We mogen inderdaad niet vergeten dat deze stijlstroming in ons land van een voorname betekenis is. Tot de belangrijkste vertegenwoordigers behoren George Minne (1866-1941), Fernand Khnopff (1858-1921), Jean Delville (1867-1953), James Ensor (1860-1949) en Gustaaf van de Woestijne (1881-1947).
In vergelijking met andere stijlen kan het symbolisme als een vrij korte stroming worden omschreven, lopende vanaf het midden van de jaren tachtig van de negentiende eeuw tot omstreeks de aanvang van de vorige eeuw, met hier en daar een uitloper. De wortels ervan vinden we in Franse literaire kringen die zich verzetten tegen ‘l'art pour l'art’. Meteen reageren ze op voorgaande of lopende stijluitingen, op het materialisme van de toenmalige cultuur, hoewel romantisme en realisme invloedrijke bronnen waren. Vrij snel werden de plastische kunsten erdoor beïnvloed en zorgden kunstenaars ervoor dat hun werken wel degelijk een inhoud meekregen, dikwijls literair bezield. Ze waren geboeid door wat achter de zichtbare werkelijkheid lag. Vaak werd voor hun mystieke en zelfs metafysische schilderijen inspiratie gezocht in de middeleeuwen, volkslegenden en wat exotische verhalen. De literatuur is dus niet van ondergeschikt belang. Beeldhouwers en musici volgden. De figuratieve composities zijn echter niet steeds gemakkelijk te begrijpen: het duistere symbool is verborgen, soms gesuggereerd door attributen, door een landschap, een stadsgezicht of door houdingen en gebaren. In stilte en in een sfeer van contemplatie gingen ze op zoek naar herinneringen, naar het spirituele en naar de essentie en het mysterie van het leven, de natuur en de wereld.
In contrast met de beperkte interesse in schoolboeken, hebben in het verleden musea geregeld aandacht besteed aan deze stroming. Naast encyclopedische overzichten werden tentoonstellingen over specifiek één van die kunstenaars georganiseerd. Een voorbeeld daarvan loopt in het voorjaar 2004 in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel, waar de veelzijdige Fernand Khnopff (1858-1921) in de kijker staat. Hij was namelijk niet alleen schilder, maar hij legde zich evenzeer toe op beeldhouwkunst, gravure en fotografie. Gelijktijdig loopt in het Brusselse Bozar een tentoonstelling over fotografie en over Arthur Rimbaud. En op 14 maart 2004 opent in het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurne een tentoonstelling onder de titel In de lente van mijn land over het symbolisme bij Karel en Gustaaf van de Woestijne.
Vlaanderen wordt dus in de eerste helft van 2004 cultureel ondergedompeld in het symbolisme. Vooral de schilderkunst komt aan bod. De redactie van het
Kunsttijdschrift Vlaanderen vond het dan ook wenselijk om de hierboven aangehaalde symbolisten in een ruimer geheel te plaatsen. Met dit themanummer beogen we om, na een algemene (historische) situering, de diverse kunsttakken in Vlaanderen te behandelen. Daarom komen zowel de literatuur als de beeldende kunsten uitvoerig aan bod. We dachten ook aan de muziek, maar het is een vaag en slecht gedocumenteerd schemergebied
De Stilte
Dit schilderij van Fernand Khnopff uit 1890 wordt bewaard in het Kon. Museum voor Schone Kunsten in Brussel.
[Persfoto]
van waaruit het (muzikale) impressionisme ontstond. Dit is terug te vinden in de talrijke en door vele prominente kunstenaars bezochte
Wagnerverenigingen in Frankrijk, gegroeid uit Baudelaires promotie van Wagner. Als het regent in Parijs, druppelt het in Brussel. Maar het muzikale symbolisme is zelfs in Frankrijk slechts een grijze wolk, en daarvan is in België niets terug te vinden. We waren dus verplicht ons te beperken tot de literatuur, de schilder- en beeldhouwkunst.
Tot slot willen we graag alle eminente schrijvers van dit kunstvol nummer bedanken, hoewel we beseffen dat het ‘symbolisme’ niet zo een evident studieobject is. Toch zijn we ervan overtuigd dat ze samen een boeiend beeld ophangen van deze niet onbelangrijke stijlstroming.