| |
| |
| |
Bibliotheek
Varia
Touring Wegenatlas
Frankrijk, uitg. Touring (België), Wetstraat 44, 1040 Brussel, 2001, 300 × 230 mm, 410 blz., gebonden € 19, 75 - Het zomerseizoen staat weer voor de deur en op ons, Vlamingen, blijft Frankrijk jaar op jaar de grootste aantrekkingskracht als vakantieland uitoefenen. Tijd dus om er weer eens de ‘kaart(en)’ bij de halen. En je weg zoeken in Frankrijk kan je nu op een heel efficiënte manier met deze Touring Wegenatlas. Hij is samengesteld aan de hand van de recentste digitale database van het Institut Géographique National de France, een topografische dienst die al zijn sporen heeft verdiend. Opvallend zijn zeker de overzichtelijke én duidelijke kaartbladzijden in dit boek. Ze zijn getekend op een schaal van 1:180.000, wat wil zeggen dat 1 cm op de kaart gelijk staat met 1,8 km op de weg. De atlas is een gezamenlijke productie van de automobielclubs Touring (België), AA (Verenigd Koninkrijk) en ANWB (Nederland) en het resultaat mag gezien worden. Bovenaan iedere kaartbladzijde staat in een groot cijfercorpus het kaartnummer aangegeven en als je vooraf - als voorbereiding op je reis - thuis een lijstje hebt opgemaakt van de bladzijdenvolgorde, is het een koud kunstje om tijdens de reis de weg km per km op de kaart te volgen. Het handig én stevige formaat van het boek waarborgt ten andere een gemakkelijk gebruik tijdens de reis (zeker als er een ‘co-piloot’ aan boord is!). Behalve de 322 zorgvuldig gedetailleerde kaartbladzijden, die geheel Frankrijk (Corsica incluis) omvatten, zijn er ook nog 83 overzichtelijke stadsplattegronden opgenomen. Achteraan vind je een kaart van Frankrijk met de verdeling van het grondgebied in de 95 departementen. De plaatsnamenindex omvat niet minder dan 65 blz. (in 5-kolommendruk) en bij iedere plaatsnaam wordt verwezen
naar het departement en de vindplaats in het boek. Vooraan zijn er 16 pagina's met de uittekening van de ‘doorgaande routes’ (zoals bijv. (Brussel) Lille-Paris-Narbonne; (Brussel) Lille-Paris-Cannes...), waarbij telkens een overzichtskaart afgedrukt staat en de campings, (eenvoudige) hotels en de rustplaatsen (aires) opgesomd worden. En dat deel is met kleurenfoto's verlucht! Een plezier om met deze wegenatlas een reisroute uit te stippelen!
rd
| |
Cultureel Jaarboek 2000
Bestendige Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen, Prov. Administratief Centrum Het Zuid, W. Wilsonplein 2, 9000 Gent, 2002, geïll. met kleurenen zw.-w.-foto's, 290 × 210 mm, 192 blz., ingenaaid. - Naar jaarlijkse gewoonte brengt de provincie Oost-Vlaanderen een Cultureel Jaarboek uit. Telkens gaat het om een fraai uitgegeven boek, verlucht met talrijke foto's. Begin april verscheen dit van het jaar 2000. Deze 54ste uitgave brengt verslag uit van de vele provinciale activiteiten inzake kunst en cultuur die in 2000 plaats vonden. Zo werd aandacht besteed aan taal en letterkunde, bibliotheekwezen, podiumkunsten, muziek, beeldende kunst en tentoonstellingen, geschiedenis, film en fotografie, vormgeving, museumwezen, culturele uitwisselingen en de talrijke provinciale prijzen op het gebied van cultuur. Uiteindelijk een rijke kroniek aan gegevens die zo voor het nageslacht werden verzameld en bewaard.
jlm
| |
Jaarverslag 2001
Provincie Vlaams-Brabant. Dienst cultuur en provinciale (tref)centra, Diestsesteenweg 52, 3010 Leuven, 2002, 78 + 15 blz., 292 × 210 mm, geniet. - Net zoals de meeste Vlaamse provincies presenteerde de Dienst Cultuur van de provincie Vlaams-Brabant recent het jaarverslag 2001. De minder luxueuze uitgave staat tegengesteld aan de inhoud die ons een boordevolle reeks culturele activiteiten uit het werkjaar 2001 toont. Het overzicht bezorgt ons traditioneel de subsidies gegeven van culturele instanties, de werking op het gebied van monumentenzorg, muziek, bibliotheken, podiumkunsten, archeologie, literatuur en dergelijke. Verder komt ook de werking van enkele provinciale centra aan bod: het Baljuwhuis in Galmaarden, de Rufferdinge in Landen en het centrum Van Humbeeck-Piron in Leuven.
jlm
| |
Taal
Van Dale Spreekwoordenboek
Reeks Van Dale Leeswoordenboeken, uitgegeven door Van Dale Lexicografie, Utrecht en verspreid door Veen Uitgevers Groep, Ternesselei 326, 2160 Wommelgem, 2002, geïll. met zw.-w.-fragmenten uit het schilderij ‘De spreekwoorden’ van Pieter Bruegel de Oude, 230 × 160 mm, 998 blz., gebonden € 63 - Deze uitgave is de derde druk van het Spreekwoordenboek waarvan de eerste druk uitkwam in 1988 onder de titel ‘Spreekwoordenboek in vier talen: Nederlands, Frans, Duits, Engels’ en de tweede druk in 1992, getiteld ‘Spreekwoordenboek in zes talen: Nederlands, Frans, Duits, Engels, Spaans, Latijn. De onderhavige uitgave bevat spreekwoorden in 8 talen: Nederlands, Fries, Afrikaans, Engels, Duits, Frans, Spaans en Latijn. Er zijn niet minder dan 2378 Nederlandse spreekwoorden gerangschikt op thema (vb. De mens, Eigenschappen van mensen, De Samenleving, Het leven, Waarnemen, Gevoel, Verstand, enz. 17 thema's in het totaal) en in het totaal bevat het boek (alle talen samen gerekend) 14.527 spreekwoorden! Een artikel begint met een het Nederlandse spreekwoord (vb. Gelijk bij gelijk), gevolgd door de uitleg (het is beter voor een huwelijk als man en vrouw b.v. in stand en vermogen overeenstemmen). Indien mogelijk volgen Nederlandse equivalenten (vb. Een os en een ezel dienen niet aan één ploeg). Daarna krijgen we een (vaak uitgebreide) bespreking van het ontstaan en/of ontlening van het spreekwoord, waarop de equivalenten aansluiten in de 7 andere talen, met telkens de vertaling in het Nederlands. Dit betekent voor de taalminnaar erg boeiend leesmateriaal, waarbij vaak nog wat vreemde taalstudie om de hoek komt kijken. Een boek om vaak te raadplegen, wat meteen een verrijking van het eigen taalbezit zal betekenen. Het zou ‘van Dale’ niet zijn, mochten de
samenstellers niet gestreefd hebben naar ‘gebruiksvriendelijkheid’. Door middel van twee registers wordt men naar het eigenlijke spreekwoord dat men zoekt verwezen: voor de Nederlandse spreekwoorden is er de alfabetische naar trefwoorden gerangschikte spreekwoordenlijst en voor de spreekwoorden in de vreemde talen vinden we een trefwoordenregister. Als trefwoorden zijn uit alle spreekwoorden een of meer woorden geregistreerd, waardoor het opzoeken fel vergemakkelijkt wordt. Een boek dat heel wat taalliefhebbers zal bekoren en/of plezieren. Als geschenk werd bij de aankoop een cd-rom meegeleverd waarmee men ‘een multimediale rondleiding door het schilderij ‘De spreekwoorden’ van Pieter Bruegel de Oude kan meemaken.
rd
| |
Bart Mesotten
Rondneuzen in woorden. Tweede reeks etymologische verkenningen, uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 225 × 145 mm, 621 blz., gebonden € 29,75 - Wie graag meer weet over de ‘achtergrond’ van een woord, zal met dit werk van Bart Mesotten een droomboek in handen krijgen. De inhoudstafel beslaat zomaar eventjes 8 pagina's en om in die grote hoeveelheid woorden die ‘behandeld’ worden, orde te houden, heeft Mesotten gewerkt met 10 groepen of thema's waarrond hij de woorden bijeen brengt. Die groepen handelen over gezondheid, religie, geest, minnebedrijf, smullen, stad, woorden met al(les) gevormd, ezel en diverse woorden. Achteraan vind je nog tal van registers die helpen om makkelijk iets op te zoeken. Mesotten ‘vertelt’ boeiend over woorden en verklaart ze op een onderhoudende manier. Een boek om geregeld ter hand te nemen en al lezend een beter begrip te verwerven van heel wat woorden, uitdrukkingen, gezegden uit onze taal. Een boek dat als ‘afsluiter van de dag’ maanden zal blijven boeien.
rd
| |
Bas Hageman
Barbarismenwoordenboek. Hoe Nederlands is uw Nederlands nog?, uitg. L.J. Veen Amsterdam, 2001, verdeeld door Veen Uitgevers Groep nv, Ternesselei 326, 2160 Wommelgem, reeks ‘Het Taalfonds’, 224 blz., 210 × 130 mm, genaaid. - ‘Barbarismen zijn woorden, woord- of zinsconstructies dan wel uitdrukkingen en zegswijzen die zonder noodzaak min of meer letterlijk uit andere talen zijn overgenomen in het Nederlands’, schrijft de auteur in zijn inleiding. U begrijpt dat de cursief gedrukte woorden een belangrijk element vormen in de definitie en dat leenwoorden, die we in onze communicatie wel blijken nodig te hebben, niet onder de barbarismen mogen gerekend worden. Het boek vermeldt Duitse, Engelse en Franse barbarismen. Een voorbeeld: ‘brandnieuw’ (Eng. ‘bran(d)-new’) is een barbarisme dat we makkelijk door typisch Nederlandse woorden als ‘fonkelnieuw; gloednieuw; splinternieuw’ kunnen vervangen. Het ‘woordenboek’ bevat honderden - alfabetisch geordende - barbarismen, met telkens de goeie Nederlandse equivalenten. Normaliter zou ons taalgevoel ons tegen die ‘vreemde indringers’ moeten wapenen, maar voor Vlamingen en zelfs voor Nederlanders is dat niet altijd zo. Vandaar dat onderhavig boek goeie dienst zal/kan bewijzen. Het vervelende is dat we heel vaak niet weten dat we ‘barbarismen’ gebruiken: wie dat enigszins wil verhelpen, raden we aan vaak in dit boek te lezen. Tot slot een testje: welke woorden zijn voor u barbarismen: (a) rondpunt? (b) toelatingsexamen? (c) zich inzetten voor? (d) jaarverslag, (e) meerverbruik?
(f) iemand op een zijspoor zetten? (g) straf met uitstel? (h) sleutel op de deur? Oplossing: a, c, e, g en h zijn barbarismen.
rd
| |
Jeugdliteratuur
Encyclopedie voor de jeugd
Van Aarde tot Zwaartekracht, uitgave Sesam/Lannoo, Tielt/De Fontein, Baarn, 2001, kleurenillustraties, 280 × 250 mm, 744 blz., gebonden € 44,95. - Het moet voor een tiener een overgroot plezier zijn dit boek als geschenk te mogen ontvangen en wellicht zullen de ‘grote’ mensen in huis ook heel veel kijken leesplezier aan dit boek beleven. Want al bij het doorbladeren van het boek word je aangenaam verrast door de kleurrijke illustraties die je op elk blad aantreft. Hier kunnen we zeker stellen: kijken doet lezen. Het volumineuze boek bevat meer dan 500 alfabetisch gerangschikte lemmata die in woord én beeld alle facetten van de mens en de wereld belichten: natuur, wetenschap, heelal, geschiedenis van de mensheid, landen en volkeren, enz. In het totaal bevat dit boek meer dan 2000 verklarende teksten bij de diverse trefwoorden. Ook de illustratie van het boek is een voltreffer: meer dan 3500 speciaal voor dit boek gemaakte tekeningen, foto's, kaarten, grafieken, dwarsdoorsneden, diagrammen... Een lust voor het oog, maar tevens een uitnemende hulp voor het begrijpen van de tekst. De opgeslagen informatie wordt toegankelijk gemaakt door middel van een inhoudsopgave vooraan van drie bladzijden, achteraan door een register van 19 blz. en een geografische gids van 3 blz. Daarbij wordt op heel wat trefwoorden pagina's een websiteadres afgedrukt, waar men via het internet nog meer informatie kan opsnorren. Op iedere trefwoordpagina staat een hokje met ‘Kijk ook bij’, dat weetgierige lezers doorverwijst naar andere - aanverwante - onderwerpen. Een boek dat qua inhoud, presentatie en volume zijn gelijke in dit genre niet heeft. (Groot)ouders die op zoek zijn naar een (jarenlang durend) nuttig geschenk voor hun
| |
| |
(klein)kinderen (vanaf 10 à 12 jaar) zullen met dit boek een goeie keuze maken.
rd
| |
Ron Langenus
De geheimen, uitg. Davidsfonds/Infodok, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2001, 220 × 145 mm, 263 blz., ingenaaid € 14,75 - Voordat de grootmoeder van Sam Melchior sterft, zegt ze haar man Stephen in het bijzijn van haar kleinzoon: ‘Je moet het hem vertellen, Stephen... Je moét.’ Na de begrafenis is Stephen verdwenen en Sam vindt in zijn huis een doos met brieven uit Ierland, gedateerd tussen 1953 en 1957. Hij beseft dat zijn grootvader hem via die brieven iets belangrijks wil vertellen en hij begint te lezen. Hoofdstukken met de Ierse brieven en met jeugdherinneringen van de vijfentwintigjarige Sam wisselen elkaar af. In de brieven beschrijft Ciaran O'Shea het leven op de Blasketeilanden, een groep kleine, ruige eilanden aan de Zuidwestkust van Ierland. Het leven is er hard en de 43 eilandbewoners die er in 1953 leven, zijn vooral op zichzelf aangewezen omdat het vasteland soms weken onbereikbaar is. Het primitieve leven op het eiland, de verbondenheid van de bewoners met de zee, de overweldigende natuur en de eenvoudige, hardwerkende mensen komen tot leven in de brieven van de jonge briefschrijver. De bewoners zijn heel trots op hun eigen Ierse cultuur en tradities waarin verhalen een belangrijke rol spelen. De jongen vertelt in elke brief een of meer verhalen, verbonden met de natuur of het leven op het eiland. Via zijn eigen jeugdherinneringen probeert Sam greep te krijgen op wie zijn grootvader eigenlijk was en vertelt hij over de relaties binnen zijn familie. Stilaan wordt het duidelijk dat de geheimen die Stephen heeft, te maken hebben met de Ierse familie van Ciaran O'Shea. Sam vermoedt dat ze ook met hemzelf te maken hebben en reist zijn grootvader naar Ierland achterna.
In dit boek komt op een boeiende manier naar voren hoe de laatste bewoners van de Blasketeilanden vechten voor hun voortbestaan op hun eiland. De jonge mensen emigreren naar Amerika omdat hen op de eilanden alleen maar armoede wacht. De jongeren hebben geen andere keuze en het afscheid valt voor de overblijvenden telkens zwaar. Ciaran heeft een hart voor zijn eiland en zou graag blijven maar het lot beslist er anders over. De eilanden hebben geen toekomst meer en eind van de jaren vijftig trekken de laatste bewoners naar het vasteland. Vanuit zijn liefde voor de eilanden vertelt Ciaran plastisch en met veel empathie over de natuur en de mensen rondom hem. Tegelijk laat hij zijn verre vriend in Mechelen delen in een aantal beeldrijke verhalen uit de rijke Ierse verteltraditie. De jeugdherinneringen van Sam lijken aanvankelijk anekdotisch maar stilaan realiseert de lezer zich dat ze zich in de periode aansluitend op de brieven, de jaren zestig en zeventig, afspelen. Vanuit thema's uit Ciarans brieven mijmert Sam over zijn eigen jeugd, over wat mocht en niet mocht. De lezer gaat zo onvermijdelijk personages uit heden en verleden vergelijken. Het verhaal wint daardoor aan diepgang en spanning. Op het eind komen de verhaallijnen die zich van Ierland naar Amerika en Vlaanderen uitstrekken, mooi samen.
In dit boek legde de auteur Ron Langenus veel van zichzelf. Hij is al jaren gefascineerd door de magie van de oude Ierse verhalen en publiceerde een aantal jeugdboeken over Ierland. Met De verdwijning uit 1992 schreef hij al een briefverhaal over Ciaran en zijn grootvader. Hij verwerkte dat boek in De geheimen maar hij schreef nu een hechter opgebouwd en indringender verhaal waarin realiteit en avontuur, geschiedenis en heden, magie en diepmenselijke personages elkaar mooi in evenwicht houden. In dit boek voor veertienjarigen en ouder, is een verteller aan het woord die met warmte en gedrevenheid zijn personages en hun entourage neerzet. Het boek werd dit voorjaar bekroond met een Boekenwelp.
rds
| |
Heide Bonen
Duivelshanden, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 200 × 135 mm, 94 blz., paperback € 11,95 - De bijna twaalfjarige Manon zit op haar kamer en wil niemand meer zien of spreken. Ze is overstuur door wat er bij het begin van het schooljaar gebeurde. Toen Bruin haar uitlachte sloeg ze haar neer waardoor Bruin gewond raakte. Haar handen zijn duivelshanden geworden en ze weet met zichzelf geen raad. Papa geeft haar een schrift om op te schrijven wat er het voorbije jaar gebeurde. De volgende dagen blijft Manon op haar kamer en schrijft ze haar herinneringen op. Na haar verhuizing van de stad naar een groot huis op het platteland kwam ze in een nieuwe school terecht. Ze werd er niet aanvaard en de pesterijen namen steeds wredere vormen aan. Manon hield alles angstvallig geheim en probeerde vriendschap te sluiten met Snuif, die haar evenwel na een poos in de steek liet en meeheulde met de rest. Haar vrienden uit de stad waren onbereikbaar en haar ouders hadden het te druk met hun eigen leven. Wanneer alles neergeschreven is, vindt Manon steun bij haar papa. Als ook mama en de juf op de hoogte worden gebracht en ze weer contact krijgt met haar vroegere vrienden, kan ze het nieuwe schooljaar gesterkt tegemoet gaan.
Op een indringende en subtiele manier beschrijft de auteur de ontreddering van een meisje dat altijd goede vrienden heeft gehad en dat nu plots in een nieuwe school gepest wordt. Haar vroegere vrienden waren jongens en meisjes met een gezicht en een naam. De pesters zijn creaturen die een onpersoonlijke naam krijgen: Zwijn, Paard, Kreng, Queen en de meelopers de Muizen. Stilaan sluit Manon zich in zichzelf op en probeert te overleven door alles afstandelijk te bekijken. Hoe ze haar lichaam als een kartonnen doos ziet en alles vanuit de lucht buiten zichzelf bekijkt, is als een treffend motief doorheen het verhaal verweven. Ook andere beelden en symbolen geven het verhaal een diepere dimensie, zoals de ogen die haar bespieden in het grote huis, de veilige bedboot en het dekentje van oma. De reis die Manon maakt in de tijd wordt voortdurend verweven met het heden. Haar angsten en onzekerheid projecteert ze ook op haar ouders waardoor ze emotioneel alleen komt te staan. Toch is de steun van haar papa haar uitweg naar de toekomst. In een suggestieve taal beschrijft Heide Boonen de psychologie van een meisje en het mechanisme van pesten in een gebald en gelaagd verhaal. De opbouw is heel doordacht en het verhaal is meeslepend en ontroerend. Een knap boek voor twaalfplussers. Het boek werd bekroond met de Boekenleeuw 2002!
rds
| |
Kathleen Vereecken
Wreed schoon, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 215 × 135 mm, 107 blz., paperback € 11,95 - De vijftienjarige Josephine woont met haar moeder, stiefvader en nog enkele van de dertien broers en zussen in een herberg nabij de Heuvelpoort in Gent. Het is 1921 en de Grote Oorlog leeft nog in de herinnering, maar hij wordt stilaan verdrongen door andere, nieuwe dingen. Er zijn sociale veranderingen - zoals de achturenweek en betaald zwangerschapsverlof - en de vooruitgang doet zijn intrede met een auto in de straat. Josephine werkt zoals zovele leeftijdgenoten als weefster en in haar vrije tijd wil ze uitgaan en genieten van het leven. Ze is weg van de helden van het witte doek en bezoekt zo vaak als ze kan de bioscoop. Het is aanlokkelijk om er een ‘spekkenlief’ aan de haak te slaan die snoepjes deelt in ruil voor een arm rond je schouder of een kuise zoen. Daarnaast zijn er de uitstapjes naar de Leie, de dansavonden en de voetbalmatchen van de Gantoise. Josephine ontmoet Victor, een teruggetrokken jongen die soldaat geweest is aan het IJzerfront. Hij intrigeert haar en ze probeert toegang tot hem te krijgen, maar dat lukt niet Ze is hopeloos verliefd op hem en blijft contact zoeken. Uiteindelijk vertelt Victor haar zijn verhaal. Hij steunt nu op haar, maar het geduld van de speelse Josephine kent zijn grenzen. Zij moet de Grote Oorlog van Victor aankunnen maar tegelijk strijdt ze haar eigen kleine oorlog, binnen haar familiekring en binnen zichzelf. De auteur schetst sfeervol en suggestief de leef- en gevoelswereld van Josephine. Ze geeft in mooie beelden de wisselende emoties van Josephine weer en beschrijft authentiek haar verlangens, twijfels en vragen. Ook het taalgebruik, met dialogen in de gijvorm draagt daartoe bij. De enkele maanden die
in het boek beschreven zijn, betekenen voor Josephine een keerpunt: ze vormen een breuk met het verleden, met de oorlogsjaren en de kindertijd en geven de aanzet tot een nieuwe tijd die de jong-volwassen Josephine vol vertrouwen kan tegemoet zien. De onderlinge relaties van Josephine met haar moeder, met Victor en met haar vriendin Elodie, zijn behoedzaam en aftastend beschreven. Het verhaal komt traag op gang, maar krijgt naar het einde meer vaart. Toch bevat het van bij het begin treffende scènes die de lezer stilaan meevoeren in een onderhuids web van frustraties en verlangens. Voor 13- à 14-jarigen is dit een intrigerend, psychologisch verhaal met een historische context.
rds
| |
Noëlla Elpers
Beloega, uitg. Prometheus Lucifer, Amsterdam, 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 256 blz., paperback € 14,50 - De familie van Tricht is in veel opzichten een buitenbeentje. Ze wonen op de Beloega, een woonboot die in een verlaten kanaaldok aangemeerd ligt. Het leven verloopt er non-conformistisch: vader is schrijver, gefascineerd door piraten, en moeder moet als zilversmid geld in het laatje brengen. De veertienjarige dochter Lila schiet uitstekend op met haar jeugdvriend Tom. Alles verandert als op school verliefdheden en jaloezie aanleiding geven tot wrijvingen. Lila laat zich de avances welgevallen van Geoffrey, een rijke hartenbreker, en Tom keert zich van haar af. Na de dood van grootmoeder komt grootvader bij hen inwonen. Zijn beginnende dementie leidt tot spanningen in het gezin. Voor Lila stapelen de problemen en onzekerheden zich op. Ze moet keuzes maken en verliest de onbevangen, onbezorgde houding die ze voorheen had. Toch loopt alles goed af.
De auteur beschrijft met oog voor detail de gebeurtenissen die zich op en rond de woonboot afspelen. Ze weeft verschillende verhaallijnen door elkaar en laat ze in een eerder wensvervullend slot samenkomen. Ze trapt niet in de val van het melige, maar toch graaft het verhaal niet diep. Lila en haar directe familie komen als personages goed uit de verf maar een aantal nevenpersonages neigen naar het stereotype. De schrijfster hanteert een soepele en levendige stijl, wat de inleving in de personages bevordert. Het verhaal is goed gecomponeerd en met veel warmte en empathie geschreven, waardoor het een aangenaam, ontspannend boek is voor twaalfplussers.
rds
| |
Anne Provoost
De arkvaarders, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 215 × 135 mm, 296 blz., paperback € 15,95 - Op een boeiende, eigenzinnige manier interpreteert de auteur in dit boek het bijbelse verhaal van de zondvloed en de redding van Noach en de zijnen. Het verhaal wordt geschreven vanuit de ikfiguur Re Jana die met haar vader en lamme moeder de moerassen van Kanaän waar ze is opgegroeid, verlaat. Ze trekken naar de rotswoestijn waar een bouwheer een reusachtig schip bouwt. De vader van Re Jana maakt zich met zijn kennis als botenbouwer vlug onmisbaar. Re Jana komt in de gunst van Cham, de jongste van de drie zonen van de bouwheer. Ze blijft evenwel een vreemdeling, een ondergeschikte, zeker als de mooie Neelata die de vrouw van Cham zal worden, aankomt. Cham en Re Jana houden van elkaar maar stilaan blijkt dat op de ark voor haar geen plaats zal zijn. Cham smokkelt haar aan boord en dan volgen harde tijden waarin Re Jana stilaan haar plaats verovert, naast Cham. In een beeldrijke, gedragen stijl schetst de auteur de werkzaamheden aan het gigantische bouwwerk, de groeiende onrust onder de arbeiders, de komst van de massa's dieren. Slechts langzaam komt Re Jana achter het geheim van de bouw, achter het doel dat aan de arbeiders niet onthuld wordt. De god van de bouwheer, de Onnoembare, heeft de bouw van de ark bevolen om de uitverkorenen te redden. Enerzijds heeft Re Jana bewondering voor de god die zo'n groots kunstwerk laat bouwen. Anderzijds stelt zij in vraag
| |
| |
waarom die god zoveel mensenlevens eist. De rechtvaardigen mogen op het schip, maar waar halen zij het recht als uitverkorenen? Hoe rechtvaardig is het om zoveel mensen te laten verdrinken? Zijn zij zoveel beter dan de anderen? Uit het verhaal blijkt dat ook zij twijfelen, soms hypocriet handelen en niet beter zijn dan andere stervelingen. Re Jana is de sterke vrouw, de echte uitverkorene die als het erop aan komt sterker is dan de bouwheer. Zij geeft de bouwheer troost met haar ideeën over een hiernamaals waarin er nog hoop is voor de doden. Ook Re Jana's vader is een sterke figuur, een overlever die met zijn nuchtere kijk en doorzettingsvermogen het lot tart.
Verscheidene nevenfiguren worden kernachtig getypeerd, met rake beschrijvingen die toch ruimte laten voor interpretatie. De beschrijvingen zijn ook vaak zintuiglijk, zodat de lezer ziet, hoort, voelt en ruikt wat er gebeurt. Het verhaal houdt de lezer van bij het begin in de ban. In het middengedeelte vertraagt het, omdat de auteur via de gebeurtenissen goed en kwaad, gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid tegenover elkaar stelt en in twijfel trekt. Na de apocalyptische ontscheping krijgt het verhaal opnieuw meer vaart. De gebeurtenissen volgen elkaar snel op en de afwikkeling van het verhaal weet de lezer te verrassen. Het taalgebruik is vaak plechtstatig en beschouwend maar dit past perfect bij de beschreven thematiek. De arkvaarders is een indringend verhaal voor adolescenten en volwassenen. Anne Provoost kreeg er dit voorjaar een Boekenwelp voor.
rds
| |
Henny Fortuin
De dromenzaaier, uitg. Ploegsma, Amsterdam 2001, verdeeld door C. de Vries-Brouwer, Haantjeslei 80, 2018 Antwerpen, illustraties door Helen van Vliet, 220 × 145 mm, 108 blz., gebonden, € 13,20 - Het verhaal start in 1557 wanneer de elfjarige Sette, om de ellende thuis te ontvluchten, meegaat met de marionettenspeler Malo. Sette beseft al heel vlug dat meester Malo de duivel zelf is en dat hij hem vroeg of laat een prijs zal moeten betalen. Maar Sette wil die realiteit niet onder ogen zien. Hij reist met Malo Umbrië rond en geniet van het marionettenspel dat hij stilaan onder de knie krijgt. Als Sette zijn eerste marionet maakt, ontstaat uit zijn handen een schitterende, maar gevaarlijke duivelspop. Hij weet dat Malo een dromenzaaier is die dromen en verlangens zaait in de harten van mensen en daarna hun ziel vraagt in ruil voor de vervulling ervan. Sette heeft zijn eigen droom: roem en succes in zijn eigen marionettentheater in Perugia. De droom is zo sterk dat hij ten slotte zijn ziel aan Malo verkoopt. Settes droom gaat in vervulling, maar hij beseft al gauw dat dit niet zijn eigen succes is. Het is het succes van de duivel. Sette wil zijn contract met Malo verbreken en komaf maken met het schijnheilige succes maar of hem dat lukt?
Het verhaal is één lange flashback van Sette die als ikfiguur terugblikt op zijn leven. Hij ligt ingemetseld in een rotsholte en ziet de dood voor ogen. Geregeld komt hij tussenbeide en spreekt hij de lezer direct aan. Doorheen het verhaal schetst de schrijfster de sociale en maatschappelijke situatie in het Umbrië van de zestiende eeuw. Het lot van de kleine man ligt in de handen van adel en geestelijkheid. De mensen hebben angst voor de inquisitie en de duivel die hen in allerlei vermommingen in de val kan lokken. Niet God beheerst de wereld maar de duivel die inspeelt op de verlangens van de mensen naar een ander, beter leven. Meester Malo is knap getypeerd als een geslepen man die krijgt wat hij wil. Sette groeit doorheen het verhaal van kind tot man. Heel vaak stelt hij morele vragen, zou hij alles anders willen, maar de realiteit laat hem geen keuze. Het plezier dat hij aan het marionettenspel beleeft, is beeldrijk en aanstekelijk beschreven. De tekst leest vlot. Een origineel verhaal voor 11- à 13-jarigen.
rds
| |
Willy Spillebeen
Anastasia, uitg. Davidsfonds/Infodok, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2001, 220 × 145 mm, 267 blz., ingenaaid € 14,75 - De ikfiguur Anja blikt als geschiedenisstudente terug op het jaar 1998. Ze werd toen verliefd op buurjongen Kurt en die deelde haar interesse voor de Russische geschiedenis. De paper die ze nu schrijft over de laatste dagen van het tsarenrijk, de revolutie en de moord op de tsaar en zijn familie, is gebaseerd op hun gezamenlijk opzoekingswerk toen. Anja's overgrootmoeder, haar moemoe, is een Russische die met haar moeder ooit wegvluchtte na de Russische revolutie in 1917. Anja heet eigenlijk, net als haar moemoe, Anastasia en ze is gefascineerd door het mysterie rond Anastasia, de jongste dochter van de laatste tsaar. Overleefde het meisje de slachtpartij of niet? Via het levensverhaal van haar moemoe ziet Anja de bewogen periode vanuit een aparte invalshoek. Moemoe vertelt over het luxueuze leventje in Sint-Petersburg, de vlucht voor het Witte leger, de kennismaking van haar moeder met de Vlaming Charles Verschaeve en hun leven in Vlaanderen. In dit historische verhaal worden feiten, hypothesen en achtergrondsinformatie over de Russische revolutie gecombineerd met het levensverhaal van een vrouw die als kind haar leven helemaal overhoop gegooid zag. Feit en fictie vertonen allerlei raakvlakken. De auteur brengt verschillende verhalen rond de figuur van Anastasia samen: de paper vol historische gegevens, het dramatische leven van moemoe, een filmversie over het leven van Anastasia en het relaas van de vrouwen die later beweerden Groothertogin Anastasia te zijn. De historische context komt sterk gedocumenteerd aan bod in een eerder zakelijke paper. Door die in het boek over vier delen te spreiden, creëert de auteur spanning. Het persoonlijke getuigenis van moemoe is doorleefd en emotievol. Het bevat
een knap beeld van het leven van de burgerij in Sint-Petersburg ten tijde van de tsaren en van het armoedige leven in een West-Vlaams dorp in 1921. De prille verliefdheid tussen Anja en Kurt vormt de rode draad doorheen het verhaal. Het is een relatie vol twijfel en vreugde waarin beide jongeren een stap naar volwassenheid zetten. In een strak gestructureerd verhaal brengt de auteur portretten van sterke vrouwen die in heel verschillende omstandigheden een eigen identiteit ontwikkelen. Verleden en heden worden confronterend met elkaar verweven. Toon en stijl wisselen naargelang de hoofdstukken. Voor adolescenten en volwassenen is dit een boeiende en genuanceerde historische roman.
rds
| |
Geert De Kockere/Sabien Clement
Jij lievert, uitg. de Eenhoorn bvba, Vlasstraat 17, 8710 Wielsbeke, 2002, geïll. met zw.-w.-en kleurentekeningen van Sabien Clement, 250 × 250 mm, 44 blz. (z.p.), gebonden € 14,75 - Ik zie je / van lieverlee liever, / zei ik. / Jij lievert, zei je / Je had een zwak voor taal. Dit gedichtje, waarnaar de titel van het boek verwijst, is typisch voor deze bundel. Alle teksten handelen over de liefde, over de aantrekkingskracht tussen man en vrouw. De versjes zijn kort, niet meer dan 160 tekens, zodat je ze als SMS-gedichtjes kunt versturen. Opvallend is het taalspel in de gedichtjes met klank- en woordherhalingen, dubbele betekenissen van woorden, woordspelingen en contrasten. Verwijzingen naar de taal zelf komen geregeld voor, zoals in Overtreffende liefde: Ik heb je lief / Ik heb je liever. / Ik heb je, lieverd! De gedichtjes zijn vaak gevat, grappig en suggestief. De liefde is erin vooral een spel van aantrekken, ontdekken en veroveren, met gesublimeerde seksualiteit.
Het boek oogt als een prentenboek, met links telkens een paginagrote kleurentekening en rechts twee gedichtjes en een zwartwittekening. De tekeningen passen perfect bij de teksten: ze tonen koppels in intieme situaties en poses en ze zijn eerder sensueel dan seksueel. De figuren zijn gestileerd, dik of uitermate lang, wat de tekeningen iets onhandigs en speels geeft. De kleurenillustraties in een gemengde techniek vallen op door de rode kleurenvlakken en het spel van lijnen en letters. Het woordspel van de tekstjes krijgt hierin een geslaagde tegenhanger. Een origineel boek voor jongeren en volwassenen dat de liefde op een luchtige manier in woord en beeld vat.
rds
| |
Rita Murphy
Nachtvluchten, uitg. Van Goor/ Prometheus, Amsterdam, 2002, verdeeld door Standaard Uitgeverij nv., Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 210 × 130 mm, 152 blz., paperback € 12,50 - Drie generaties Hansen-vrouwen wonen onder één dak: de bazige grootmoeder, Nina's moeder en twee tantes en de vijftienjarige Nina. Merkwaardig is dat ze allen de kunst van het vliegen beheersen en die kracht in vrouwelijke lijn kunnen doorgeven. Nina heeft moeite met de strenge regels die in het huis gelden en met de dominantie van haar grootmoeder. Naar de buitenwereld mag ze niets verklappen over haar vliegkunst en daardoor voelt ze zich een buitenstaander. Ze kijkt uit naar haar zestiende verjaardag, omdat ze dan haar eerste solovlucht mag doen en de gelijke van de volwassenen zal zijn. De komst van de rebelse tante Carmen zet alles op zijn kop. Uit frustratie gaat Nina in haar eentje overdag vliegen, iets wat strikt verboden is. Naarmate haar verjaardag nadert, stijgt de spanning. De volwassenen houden hun geheimen binnenskamers, maar Nina voelt dat er iets gaande is. De inwijdingsplechtigheid houdt voor Nina dan ook een aantal verrassingen in.
In dit psychologische adolescentenverhaal staat de mentale groei van het hoofdpersonage Nina centraal. Ze kijkt uit naar haar eerste solovlucht, omdat ze weet dat het ritueel haar overgang naar de volwassenheid markeert. Toch beseft ze dat de vrijheid die ze zo verwerft, slechts schijn is, als ze zich niet kan loswrikken uit de strenge gedragscodes die thuis gelden. Nina kiest er stilaan voor om haar eigen beslissingen te nemen, ook als die haar plaats in het huis in het gedrang kunnen brengen. Geheimhouding over hun vliegkunst is een voortdurende zorg van de Hansen-vrouwen, maar ook geheimen over het familieverleden zijn een bron van macht en frustratie die een cruciale rol in het verhaal spelen. Het verhaal speelt zich af in Vermont, de woonplaats van deze Amerikaanse schrijfster. De weidse landschappen, de dreigende luchten, de nachtelijke hemel en het gevoel te kunnen vliegen als een vogel, worden tijdens de vliegscènes zintuiglijk en beeldend beschreven. De auteur creëert onderhuidse spanning door de familiegeheimen stilaan te ontrafelen; al heeft de lezer de situatie vlugger door dan Nina. Het initiatieritueel van Nina vormt een passende climax. Een boek voor 13-plussers dat wellicht vooral vrouwelijke lezers zal aanspreken.
rds
| |
Poëzie
Carl-Erik af Geijerstam
Met ingehouden adem. Gedichten vertaald door J. Bernlef, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 215 × 120 mm, 55 blz, genaaid - Tweeënveertig overwegend korte gedichten en prozagedichten van een minder gekende Zweedse dichter, die dan toch reeds een twintig boeken publiceerde, zowel poëziebundels als essays. In het nawoord wijst de vertaler, J. Bernlef, erop dat er twee begrippen zijn die in de gedichten van deze auteur steeds weer opduiken: ‘begin’ en ‘stilte’. Zijn ervaringen geeft de dichter vorm door de eenvoud van dingen, gebaren en gewoonten op te roepen, ‘een vorm van meditatie iets bekends te benaderen alsof het iets onbekends gold’ (‘Meditatie’). Dat verloopt als een vingervlug beroeren. Het gegeven duikt op, stelt zich aanwezig en lost opnieuw op. In dat begin, in die stille aanwezigheid, in die vorm van verborgenheid licht een blijvende geborgenheid op. In hetzelfde prozagedicht ‘Meditatie’ benadert de dichter zelf de zin van zijn werk m.i. zeer zuiver: het gaat om het verlaten ‘van een gesloten wereld van kant en klare namen, niet ten bate van iets ongewoons maar juist vanwege het gewone, om er als een meeuw omheen te cirkelen, het even aan te raken en er weer van op te stijgen’. De dichter klampt zich niet vast aan realia; niet aan begin of einde dat weer begin kan zijn; niet aan de stilte van het zijn of niet-zijn of niet-meer-zijn. Hij zoekt het
| |
| |
‘opstijgen’ in het verlangen naar en de erkenning en de bevestiging van het gewone: pap aan een dis met kruidige spijzen en in een stilte die, hoe dan ook, constant aanwezig is. Ze kan een aftastend begin zijn, pijn die oplost en een moment biedt ‘dat slechts bestaat uit de ontstentenis van iets, de afwezigheid van pijn’ (‘Na de pijn’). Die stilte is niet leeg. In haar leeft geritsel dat enkel door het geoefende oor te horen is. Het getuigt van een levende aanwezigheid, van ‘het geheimzinnige van een geluid dat zich losmaakt uit de stilte om er daarna weer in terug te zinken’ (‘Grote bewaarplaatsen’). Dat geluid, die aanwezigheid blijft en kan terug worden gevonden. Deze gedichten getuigen van een fijne en genuanceerde observatie en van een daaraan aangepast eenvoudige vormgeving die zeer bespreekbaar is en diepte van leven en zijn evoceert.
gg
| |
Hans Claus
Gebrand papier, uitg. P., St.-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, 2001, geïllustreerd met reproducties van schilderijen van de auteur, 190 × 110 mm, 39 blz., ingenaaid € 11,77 - Met zijn bundel ‘Gebrand papier’ bewijst Hans Claus dat hij, na de eerder aarzelende toonzetting uit zijn debuutbundel ‘Blauw, blauw, blauw’, definitief een eigen stem heeft verworven als dichter. ‘Gebrand papier’ is opgebouwd als een triptiek, een suite in drie bedrijven: ‘Oorlog’, ‘Om jou’ en ‘Oorlog om jou’. Na het eerder programmatische openingsgedicht ‘Ik ken een god die oorlog lust’, dringt Claus daarna verder door in het verschijnsel ‘oorlog’.
In die verzen is er geen plaats voor opgeklopte heroïek, wel voor de pijn, o.a. die van het gedwongen afscheid: ‘Liefde is een pees die afscheid spant/over dit ontvolkte land’. In het middenluik van de bundel staan liefdesgedichten ‘om jou’, verzen waarin droom en realiteit, spreken en zwijgen tegenover elkaar worden geplaatst binnen het kader van de emotionele zoektocht van twee mensen naar elkaar. ‘Ik wou je op gebrand papier’: poëzie die de tijd even stilzet, die het onvermijdelijke verval voor even een halt toeroept. ‘Gebrand papier’ heeft iets dubbelzinnigs: iets kan in het geheugen gebrand staan, er voor altijd aanwezig zijn, maar evengoed is er de brand die het papier wegvreet. Of nog: het vuur van de allesvernietigende oorlog, maar evengoed het vuur van de passie. In de slotafdeling van de bundel wordt de oorlogsthematiek geprojecteerd op de relatie tussen een ik en een jij. Het openingsgedicht van deze afdeling zet de idee van de strijd tussen twee mensen in hun relatie op een heel directe manier in evidentie. Claus heeft het over ‘intraveneus geweld’ en ‘kokend lood’. Opvallend is ten slotte dat slechts één gedicht een titel meekrijgt: ‘eindgedicht’. Een sterk poëticaal gekleurd gedicht, waarin de dichter uitdrukt hoe hij, die zich voor even heeft teruggetrokken in het onderkomen van het gedicht, toch weer met de realiteit, de wereldbuiten-de-tekst wordt geconfronteerd: ‘Dat ik dit vergeten was/de zilten spanning tussen continenten/de piloten die verstrooid/uit hun bommenwerpers gapen,/het licht dat deze stad verraadt,/de gordijnen die ik weer/niet dichtgetrokken heb.’
jvh
| |
Joris Iven
Perkament/Testament, uitg. P, Sint-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, 2001, geïll. met zw.-w.-foto's van Willy Vanheers, 230 × 210 mm, 36 blz., genaaid € 14,75 - Ze heeft wel wat, de poëzie van Joris Iven (1954). Destijds debuteerde hij als talentvol dichter in het fonds van Manteau, dat toen nog heel wat weerklank in de Vlaamse letteren genoot. Dat gebeurde in 1987, met Galerie de Taxus. Geflankeerd door de Limburgse fotograaf Willy Vanheers, zorgde hij nu voor een nieuwe en bijzonder fraai vormgegeven dichtbundel, Perkament/Testament. Ruim vier jaar geleden ontdekte een archeologe in Tongeren de skeletten van negenentwintig kloosterzusters van het vijftiende-eeuwse Agnettenklooster. Kunstfotograaf Vanheers legde de opengelegde graven van de nonnen vast op de gevoelige plaat en bewerkte de prenten in zijn atelier met andere, bijvoorbeeld Brugse elementen of met materiaal dat hij sprokkelde tijdens reizen door Zuid-Europa. Joris Iven liet zijn pen de vrije loop met wat de gerealiseerde kunstwerken bij hem releveerden. Dat resulteerde in erg narratieve poëzie, gebaseerd op lange verzen die op het eerste gezicht de bladspiegel nogal overladen maar bij nader toezien en lectuur een intrigerend idioom tot stand brengen waarin historische elementen, maar ook tijdloosheid, liefde en vergankelijkheid voor een deel de teneur bepalen.
Perkament/Testament is een erg aardige en innemende bundel. Het historisch tijdbeeld dat er in wordt geëvoceerd, verleent de gedichten een mysterieuze laag die bij de lezer nogal wat vragen oproept, maar hem tegelijkertijd een vage en rustgevende vertrouwdheid presenteert.
svdb
| |
Hans Magnus Enzensberger
Verdediging van de wolven. Gedichten, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 200 × 150 mm, 141 blz., ingenaaid € 19,50 - Een ruime selectie uit Enzenbergers dichtbundels van 1957 tot 1999, gekozen en uitstekend vertaald door Martin Mooij. Ze biedt op een aansprekende wijze inzicht in de ontwikkeling van het poëtische oeuvre van Enzenbergers dichterschap. De innerlijke kracht van deze poëzie wordt gekenmerkt door een meestal duidelijk aanvoelbaar verwoorde spanning tussen wat de traditie aanbracht en wat door deze dichter als een wat ontwrichtende tijdsfeer wordt ervaren en tussen een genuanceerd rijk verbeeldende poëtische taal en de opvallend directe eenvoud van de spreektaal. De bundel biedt een rijk gamma van ervaringen, van gedachten en gevoelens die meestal worden gedragen, zoal niet gedreven door een scherp verwoorde ondertoon van ironie, zelfs sarcasme. Dat gebeurt op een meesterlijke, altijd vrij scherpe wijze, zodat die vormen van ironische taaluitdrukking de ernst van het verwoorde benadrukken. In de eerste bundels sneert de dichter vaak vrij bitsig en woedend om maatschappelijk onrecht. Daarnaast stelt hij de samenleving wel eens voor als een maatschappelijk gebeuren waarin ondoordachte houdingen, zelfs misvattingen worden voorgesteld als het normale en gewone, maar dat de dichter wezenlijk als absurd beschouwt. Scherp haalt hij eveneens uit naar de verwaarlozing, de verdrukking van het eigene van iedere persoon. Dat alles wordt in later werk in mildere vormen gegoten. Dit is duidelijk maatschappelijk geëngageerde poëzie die niet voorbijgaat aan de rechten, de wezenlijke behoeften van de individuele mens. Allicht is het ook opvallend dat de dichter de latere poëtische verwoordingen in het algemeen in een iets
gebaldere vormgeving presenteert. Zijn engagement grijpt ver en diep en gaat vele richtingen uit, klaagt aan en verdedigt en opent de geest. Het heeft o.a. betrekking op het existentieel gespletene dat de moderne mens te verduren krijgt, op de macht die ambitieuze ‘eenogigen’ zich toekennen, op de gebrekkige aandacht voor de eenzamen, op de leugen omwille van eigen gewin... Maar deze dichtkunst geeft ook wel eens ruimte aan de uitdrukking van het verlangen, zelfs van een driftig jagend verlangen naar innerlijke zekerheid, naar verruimde diepte; aan het besef om wat goed was en men kan en mag om dat besef zelfs lachen: ‘maar ik denk graag terug aan de toekomst’. Dat ontkracht zeker niet wat hij in een ander vers stelt ‘dat wat gisteravond was, is en is niet’. In latere verzen evolueert de dichter tot een grotere gelijkmoedigheid die echter nooit een kritische houding, een wezenlijke drang naar verklaring volledig uitsluit... Eén enkele maal - bijna verwonderlijk - luidt de verzuchting doodgewoon en onbevangen: ‘er was iets goeds...’ maar of dat groot of klein was, weet de dichter niet meer, ‘alleen dat het beter was/veel beter/dan wat er is’. In de bundel van 1999 bovendien een verrukkelijk eenvoudig ‘optimistisch liedje’. Dat eenvoudige blijft nochtans moeilijk te ontdekken! Zou Enzenberger dan toch om zichzelf spotten als hij in de bundel ‘Gedichten’ (1996) de ‘ware revolutionair... onze lievelingsclown noemt’? Een uitgave die m.i. alle aanbeveling verdient.
gg
| |
Roger Verkarre
Het is wel kil hier in het midden, uitg. in eigen beheer (Dina Verkarre, Henri Dunantstraat 36, 8870 Izegem), 2001, 210 × 130 mm, genaaid, 88 blz., € 12,25 (rek. nr. 067-7915410-64) - Roger Verkarre schrijft gedichten die in en door een niet gezocht, een duidelijk gericht taal- en beeldgebruik vrij direct aanspreekbaar zijn. Nogal wat gedichten zijn gegroeid vanuit een centrale ervaring: de vrees, de vraag, de onzekerheid met betrekking tot de authentieke identiteit van de eigen menselijke persoon. Is die te midden van alle wisselvalligheden, onzekerheden en bedreigingen die het leven vandaag inhoudt, nog te vinden, nog veilig te stellen? ‘Het is wel kil hier in het midden/van de zomer. De welstand rilt/tot op de ruggengraat en begin van schimmel/tast al aan de weefsels der weelde.’ En merkwaardig, alleszins opvallend in het daarop volgende gedicht: ‘Er loopt door mijn hoofd/een maalstroom van gedachten/(die de mijne niet zijn).’ Als de kwartel zich niet realiseert hoe ‘pesticied hij is’ en dus ‘hoe sowieso verloren’, geldt dat dan ook niet voor de mens? Een bundel die op een soms speelse, dan weer ironiserende en zelfs soms licht sarcastische wijze oproept tot bezinning? Tussenin toch ook verzen die op een bevrijdende wijze gevoelens, ervaringen van vreugde en geluk verwoorden. Bedenkingen bij gedichten, worden allicht ook altijd wat gekleurd door een persoonlijke bewogenheid. En kan dat dan geen bijzondere voorkeur meebrengen? In deze bundel gaat die uit naar gedichten (‘bij een kruisweg van Armand Demeulemeester’ (grote kapel van het Sint-Jozefsinstituut in Torhout). Beheerst bewogen verzen die de beelden in taal oplichten. Wellicht mag er toch ook even op worden gewezen dat wel eens in wat gedichten de gebruikte taal te veel wordt gebogen naar de implicaties van rijm en ritme. Dat resulteert wel eens in een licht geforceerd effect.
gg
| |
Literatuur
Renate Dorrestein
Zonder genade, uitg. Contact, Amsterdam, 2001, verdeeld door Veen Uitgevers Groep nv, Ternesselei 326, 2160 Wommelgem, 200 × 125 mm, 256 blz., paperback, € 17,07 - Levensvragen en actuele thema's voedden de meeste romans van de in Amsterdam geboren Renate Dorrestein. Ze is ervan overtuigd dat literatuur verontrustend moet zijn. In Zonder genade - haar tiende roman - is het verontrustende thema de zinloze dood. De hoofdpersonen, Phinus en Franka Vermeer, verliezen door een stom voorval hun zestienjarige zoon Jem. Tijdens diens eerste discotheekbezoek met zijn vriendinnetje Sanne wordt hij door het hoofd geschoten. Om een onverklaarbare reden liep daar een rijkeluiszoontje met een pistool te zwaaien. Phinus, de tweede man van Franka en dus de stiefvader, heeft schuldgevoelens, want hij gaf Jem geld om voor de eerste maal naar een danstent te kunnen gaan. Hij is woedend en vraagt om vergelding. De dader moet een zware straf krijgen. Franka reageert helemaal anders. Zij rouwt, leeft van de herinneringen van haar zoon en koestert geen wrok tegen de dader. Zij vindt niet dat nog een jong leven moet worden kapot gemaakt. Rouwen kent ze al, want ze verloor haar eerste man. Ze aanvaardt met tegenzin dat door die verschillende manier van verwerken haar tweede relatie op de klippen loopt. ‘Het ontstelde haar dat zijn dood nu het einde van hun eendracht zou betekenen’, lezen we in het enige hoofdstuk waarin het gebeuren vanuit het standpunt van Franka wordt beschreven. En toch onderneemt ze niets om haar huwelijk te redden. Phinus reageert zijn woede gewelddadig af tegen de jongeren die de samenleving bederven. Wat een verzoeningsweekendje met Franka moest worden, draait uit op een knokpartij met twee tie- | |
| |
nermeisjes. En het gaat van kwaad naar erger. Hij maakt Sanne zwanger en slaat nog eens twee
jongeren in het ziekenhuis. Zonder genade sterft zijn zoon en vergrijpt hij zich op die verderfelijke jeugd. Uiteindelijk belandt Phinus, die ooit een geregeld en luxueus leven als manager leidde, in de gevangenis. Wanneer hij in zijn cel huilt en aan zijn aangenomen zoon denkt, weet hij dat het echte rouwen kan beginnen. Hij heeft er wellicht een zware prijs voor betaald, al laat Dorrestein dat in het midden. Zonder genade is een roman die zich als een diesel op gang trekt. Pas vanaf het tweede hoofdstuk van deel I - we zijn al meer dan dertig pagina's ver - krijgt de lezer zin in het verhaal en slaagt de auteur er in de spanning rond het uit mekaar groeien van de ouders op te bouwen. Daarom is het onbegrijpelijk dat Dorrestein de roman in het derde deel opnieuw loodzwaar maakt. De flashbacks met scènes uit Jems leven hebben een logische functie, maar die met de twee tantes die Phinus - een wees - opvoedden, zijn er te veel aan. Desondanks is Dorrestein erin geslaagd een boeiend verhaal op papier te zetten. De typering van de personages is haarscherp en zo uit het leven gegrepen. De lezer denkt na en hoopt dat het ooit met Phinus goedkomt. Ondanks diens dom gedrag heeft de lezer sympathie voor de gekwelde man die goede bedoelingen heeft, maar verkeerde methodes toepast. Zonder genade is een aangrijpend boek dat barst van gevoelens, helaas traag uit de startblokken schiet en structureel op teveel hindernissen stuit. Dorrestein creëerde een te grote chaos van misverstanden, waardoor de lezer af en toe dreigt af te haken. Verontrustend en actueel is haar roman wel. Dat doel heeft ze bereikt.
jdd
| |
Karel Verleyen
Taurus, uitg. Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 220 × 140 mm, 183 blz., gebonden € 19,95 - Met Taurus heeft Karel Verleyen een roman geschreven waarin de wereld van de commerciële televisie genadeloos wordt ontleed. Hoofdpersonage is Ben Storme die met zijn talkshow ‘Met de botte Bijl’ de grenzen van het fatsoen ruimschoots overschrijdt. Prominente figuren als politici, schrijfsters en professoren worden gekraakt en afgemaakt dat het een lieve lust is. Maar de kijkers vinden het allemaal opperbest en zo belandt Stormes programma zelfs op nummer één wat de kijkcijfers betreft. Maar het tij keert, wanneer Storme op zijn beurt geïnterviewd wordt door een journaliste van een weekblad. Zij slaagt erin de oorzaak van zijn agressie bloot te leggen. Met vrouwen, te beginnen met zijn moeder en grootmoeder, heeft Ben Storme het namelijk altijd moeilijk gehad. Ze hebben hem in de steek gelaten of vernederd. In zijn talkshow neemt hij weerwraak op het ‘leed’ dat vrouwen hem hebben aangedaan. Na het interview met de journaliste komt Stormes televisiecarrière in een stroomversnelling - in negatieve richting weliswaar - terrecht. Zijn productiehuis laat hem als een baksteen vallen en op de redactie wordt hij persona non grata, en dat net op het moment dat hij denkt zijn grote slag te slaan door een feministe van de derde generatie te ontmaskeren. Ben Storme slaat tilt. Zijn satanische vrouwenhaat neemt hallucinante vormen aan. Hij verliest elke zelfcontrole en ziet in de vrouwen die zijn pad kruisen nog enkel personificaties van eenzelfde kwaad. Op die manier loopt hij zijn tragikomische einde tegemoet: hij wordt letterlijk door een vrouwelijke stierenvechter geveld. De man die zovele gasten in zijn show heeft neergesabeld, sterft tot slot de
roemloze dood van een stier in een arena. Met deze roman is Karel Verleyen er niet enkel in geslaagd de schijnwereld van een commerciële televisiezender geloofwaardig in beeld te brengen, maar tevens de vaak duistere psychologische drijfveren van alsmaar driester wordende talkshows bloot te leggen. Ben Storme is weliswaar een man zonder scrupules, maar tegelijkertijd een zielige en gefrustreerde eenzaat, die ondanks alles bij de lezer op enige sympathie kan rekenen. Hoewel het toeval soms een net iets te grote rol speelt, leest Taurus - vooral naar het einde toe - als een psychologische thriller.
ev
| |
Paul Koeck
Na de siësta, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 248 blz., paperback, € 13,60 - Onder de titel Na de siësta heeft Paul Koeck acht verhalen gebundeld die zich afspelen in en rond Spaanse paradores, stijlvol ingerichte staatshotels die de laatste jaren erg in trek zijn. In deze historische gebouwen, waarin de sfeer van oude verhalen en legenden bijna tastbaar aanwezig is, treffen we een aantal personages, wiens al dan niet vreemde ervaringen voor Koeck de aanleiding zijn voor een kleurrijk verhaal. Zo is er bijvoorbeeld de vierenveertigjarige zakenman Lieven D'Horen, die een ommetje maakt langs Úbeda, in de hoop daar het meisje terug te vinden waarop hij als pasgetrouwde man verliefd was geworden. Zonder het te beseffen, ontmoet hij haar op toevallige - iets te toevallige - wijze maar herkent haar niet. Ze is namelijk niet meer het mysterieuze en aantrekkelijke jonge meisje van weleer, maar een mollige en getrouwde vrouw van middelbare leeftijd. Hij heeft al die jaren met een beeld van haar geleefd dat niet klopte met de vrouw die het meisje is geworden. ‘Ieder van ons laat elke dag tientallen andere levens liggen,’ zegt de vrouw aan het einde van het verhaal tegen haar man. Anders gezegd: we moeten voortdurend keuzes maken en die bepalen vaak hoe de rest van ons bestaan er zal uitzien.
In andere verhalen staat dan weer de metamorfose die het personage ondergaat centraal. Die gedaanteverandering gebeurt niet spectaculair, maar grijpt wel grondig in in het leven van de hoofdrolspeler. Zo is er in ‘De gouden golfbal’ de populaire tv-presentator Will, ‘de ideale schoonzoon’, die zijn homofiele geaardheid verborgen houdt - moet houden - voor de Vlaamse buitenwereld. Pas wanneer hij in de parador van Valencia zijn homoseksualiteit niet langer onder stoelen of banken hoeft te steken, valt er een last van hem af en krijgt hij de echte uitstraling die hij als populair Vlaams presentator in eigen land nooit heeft gekend. Hij is niet langer meer diegene die de mensen verlangen die hij is. Ook hier moet het beeld plaatsmaken voor de reële persoon. In ‘De tamme beren van Aragón’ ondergaat de eenvoudige Fernando eveneens een metamorfose, in die zin dat hij, die altijd had gedacht dat niets was, zoals het zou moeten zijn tot het inzicht komt dat alles wel is, zoals het zou moeten zijn. ‘Maar dat zag je dus niet aan de buitenkant’ luidt de laatste zin van het verhaal. De innerlijke gedaanteverwisseling van Fernando loopt parallel met de verandering die zijn dorpje ondergaat: ‘De ziel van Sos del Rey Católico, dat wat je niet kon zien, was veranderd.’ (p. 48)
Het spel met beeld (hoe een mens gezien wordt door de anderen en vaak ook door zichzelf) en werkelijkheid (wat hij in wezen is) heeft Paul Koeck op voortreffelijke wijze uitgebeeld in verhalen die door hun locatie al vanzelf een bepaalde raadselachtige sfeer uitademen. De paradores zijn in dat opzicht een afspiegeling van de menselijke samenleving en alle duistere verlangens, geheimen en raadsels die er onderhuids aanwezig zijn en de gang van zaken bepalen.
ev
| |
Jan Brokken
Voel maar, uitg. Atlas, Amsterdam, 2001, verdeeld door Veen Uitgevers Groep, Ternesselei 326, 2160 Wommelgem, 125 × 200 mm, 223 blz., paperback, € 34,90 - Hoofdpersonage in de jongste roman van Jan Brokken, Voel maar, is de Nederlandse rechter Lucas Saverijn. Hij is werkzaam op het exotische eiland Curaçao, waar hij in zijn jeugd onvergetelijke jaren heeft doorgebracht. Een incident op de rechtbank maakt hem evenwel duidelijk dat hij een buitenstaander is en blijft op dit eiland. Geschokt door de gebeurtenis scheept hij in op zijn geliefkoosde passagiersschip de Southern Cross met bestemming Panama. Tijdens die tocht ontmoet hij de mysterieuze Gabriela Obrizki en meteen is hij in de ban van haar. Ze laat hem op een of andere manier namelijk denken aan een jeugdvriendinnetje. Hoewel Gabriela met haar man en twee kinderen reist, vertoeft ze maar al te graag in het gezelschap van Lucas. Ze intensiveert het contact, terwijl haar man haar - blijkbaar - laat begaan. De rechter voelt evenwel dat achter haar toenaderingspogingen een verlangen schuilgaat om een geheim met hem te delen. Zo komt hij aan de weet dat ze een flets bestaan leidt sinds ze Buenos Aires en de junta achter zich heeft gelaten. Het verschrikkelijke karakter van haar ervaringen gedurende de militaire dictatuur in Argentinië ontdekt hij evenwel pas helemaal aan het einde van de tocht. Daarna keert Gabriela zich van hem af. Op die manier eindigt Lucas' reis met een anticlimax, maar tevens heeft er zich een catharsis voltrokken: Gabriela, wier familie is aangestoken door het ballingenvirus, heeft namelijk haar dwingende verleden met iemand kunnen delen en Lucas, afkomstig uit een familie van zwervers, is tot het inzicht gekomen dat hij niet meer aardt in de tropen.
De zee speelt een centrale rol in Voel maar en het is geen toeval dat zowel Gabriela als Lucas tijdens de overtocht tot meer inzicht in hun verleden komen. ‘De zee reduceert zekerheden, tot alleen huiver overblijft,’ lezen we op pagina 119. De zee heeft in deze roman met andere woorden een katalyserende functie. Aanvankelijk is de tocht voor Lucas een vluchtmiddel, maar na verloop van tijd blijkt dat tegen het eindeloze decor van de zee de mens een confrontatie met zichzelf en zijn verleden niet langer kan ontlopen; hier is verstoppertje spelen onmogelijk.
In een weinig spectaculaire, maar zowel qua opbouw als stijl haast perfecte roman, heeft Jan Brokken de strijd van de mens met zijn verleden - en bij uitbreiding met het raadsel tijd - in Voel maar op een scherpzinnige manier uitgebeeld. Het trauma dat een dictatuur op de slachtoffers ervan nalaat, wordt eveneens op een intelligente en geheel onsensationele wijze weergegeven.
ev
| |
Geerten Meijsing
Stucwerk, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 186, paperback € 13,60 - Geerten Meijsing is al sinds 1977 woonachtig in Toscane, dat hij altijd als een geliefkoosd ballingsoord heeft gekoesterd. Het pas verschenen Stucwerk, dat vijftien teksten bevat - ‘elegische glimpen’, zoals ze in de flaptekst worden genoemd - dient gelezen te worden als een evocatie van een paradijselijk gebied dat in de loop der jaren door de toeristenindustrie werd aangetast en derhalve heel wat heeft moeten inboeten aan eigenheid. De teksten die in dit boek zijn opgenomen, werden door de auteur tijdens de verschillende fasen van zijn verblijf in Toscane opgetekend, waardoor zowel toon als inhoud van stuk tot stuk verschillen. De briljante stijl fungeert als het ware als verbindingsteken tussen de verschillende teksten en maakt ze extra genietbaar.
‘Ballingschap leek me een noodzakelijke voorwaarde voor een schrijver,’ lezen we in de openingstekst. Toscane is derhalve nooit echt de thuis van de auteur geworden: ‘Ik stook mijn kachel in een vreemd land - maar een thuis heb ik daar niet gevonden.’ (p. 14-15) De fascinatie voor Italië dateert uit zijn kindertijd, meer bepaald zijn eerste vakanties met zijn ouders bezuiden de Alpen. De belangstelling voor het land en zijn cultuur bleef gestaag groeien en parallel daarmee de vervreemding van zijn geboorteland, waar de schrijver absoluut niet meer kan aarden.
De laatste jaren hebben heel wat schrijvers hun oog op Toscane (en Italië in het algemeen) laten vallen. De lofzangen in boekvorm zijn dan ook niet meer te tellen. Stucwerk is evenwel veel meer dan een reisboek. Onderwerpen die niet meteen geschikt zijn voor het brede publiek worden niet geschuwd: Ruskin over Venetië, Rolfe in Venetië, Hart-Nibbrig en Waller - het zijn niet bepaald thema's die de doorsnee Italië-fan zullen lokken. Maar precies in die keuze toont Geerten Meijsing zijn eigenheid en benadert hij op zijn eigengereide manier zijn geliefkoosde land en streek.
| |
| |
Geliefkoosd land, jazeker, maar de auteur is niet blind voor de nadelen. ‘Made in Italy’ is een exportproduct geworden, stelt Meijsing vast. Het probleem is dat Italië in zijn eigen succes is gaan geloven waardoor het zelfvertrouwen buiten proporties is opgezwollen. ‘Blijf toch weg uit Italië,’ spoort de auteur ons aan. Er valt in dat land niets meer te zoeken wat elders al niet bestaat. Toch houdt de schrijver nog van Italië. ‘Waarom? Dat houd ik liever voor mij.’ En dat is ook de veelzeggende slotzin van het boek.
ev
| |
F. Bonneure (Vz), K. D'Haene (Red)
VWS-Cahiers, Bibliotheek van de West-Vlaamse Letteren, jg. 36, 2001 - Ieder jaar brengt de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers (onder voorzitterschap van Fernand Bonneure) een rijk gevarieerd aanbod van zes cahiers waarin telkens een West-Vlaamse letterkundige voorgesteld wordt. Een situerende inleiding, foto- en illustratiemateriaal, een representatieve bloemlezing en een uitgebreide primaire en secundaire bibliografie maken van iedere aflevering een handige en gemakkelijk te consulteren uitgave. Deze reeks - die al aan jaargang 36 toe is - beperkt zich weliswaar tot West-Vlaamse auteurs, maar interpreteert het begrip ‘letteren’ in de ruimste zin. Ook de jaargang 2001 was opnieuw een sterk gediversifieerde staalkaart van wat onder West-Vlaamse literatuur aangeboden kan worden. In een eerste cahier werd Elisabeth Marain voorgesteld door Jooris van Hulle. Naast het eenzaamheidsmotief in de eerste werken en het geëngageerd profiel van ‘Rosalie Niemand’ en ‘Kameraad President’ belichtte de auteur ook de jeugdliteratuur en reisreportages van Marain. In de bibliografie vinden we onder andere een overzicht van alle gepubliceerde interviews. Van Hulle stelde ook het cahier samen over Pieter Aspe waarmee opnieuw actueel Vlaams proza centraal stond. Het derde nummer van de jaargang werd gewijd aan Jozef Deleu. Niet alleen is Deleu bij het ruime publiek gekend als cultureel ambassadeur achter ‘Ons Erfdeel’ en als samensteller van diverse poëziebloemlezingen, ook zijn kritisch en essayistisch proza mocht op uitgebreide belangstelling rekenen. Anne Marie Musschoot, die dit nummer verzorgde, stond ook uitgebreid stil bij Deleus eigen poëzie: de dichter achter de cultuurfunctionaris is inderdaad minder gekend. In het
maart-april-cahier vestigde Raf Seys de aandacht op de 19de-eeuwse onderwijzer Pieter Lansens die, behalve als auteur van talrijke pedagogische werkjes, ook binnen de liberale cultuurbeweging zijn sporen verdiende. Karel M. De Lille werd voorgesteld in een cahier van de hand van P.J. Verstraete. De monografieën van De Lille situeren zich hoofdzakelijk op het vlak van de volkskunde (regio Ieper) en de genealogie. Lidmaatschap VWS en jaarabonnement VWS-Cahiers (6 afl./€ 18,59): Lieve Terrie, Betferkerklaan 187, 8200 Brugge.
jv
| |
Cees van der Zalm & Els Jongeleer
Letterkunde van A tot Z, uitg. Het Spectrum, Utrecht, 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlaan 147a, 2018 Antwerpen, reeks Spectrum Opzoekboeken, 200 × 125 mm, 297 blz. paperback € 11,95 - De kwaliteit van de Spectrum Opzoekboeken is hier al eerder en ook elders aangetoond. En ook van dit deel mogen we hetzelfde zeggen: een uitermate nuttige en handzame gids voor wie in letterkunde als wetenschap of vak geïnteresseerd is. Deze uitgave is de tweede, geheel herziene druk van het in 1990 verschenen boek onder de titel ‘Prisma van de letterkunde’ van Cees van Zalm. Dr. Els Jongeneel heeft dat boek nu bewerkt en waar nodig aangevuld. 2500 begrippen die in verband staan met letterkunde krijgen een heldere (zij het een bondige) verklaring. Een alfabetisch opzoekboek dat maar zelden verstek laat gaan. Er worden zelfs literaire begrippen uit vreemde talen opgenomen: éditions de luxe, editio princeps, Einfühlung, off-Broadway, pageant plays, Sturm und Drang, teatro del grottesco, enz.
rd
| |
Stefan Hertmans
Als op de eerste dag, uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 205 × 135 mm, 190 blz., gebonden € 16,48 - ‘Roman in verhalen’ luidt de ondertitel van Als op de eerste dag van Stefan Hertmans. Het boek bevat drie delen met telkens drie verhalen. De verhalen kunnen afzonderlijk gelezen worden: ze hebben elk een afgerond verhaal en dikwijls verschillende personages. Ook de drie verhalen van elk deel kunnen samen als een eenheid gelezen worden. Het eerste drieluik speelt in de jaren '50. De kindertijd, het sublieme of onherroepelijk verloren gegane oorspronkelijke staan er in centraal. Zo ontdekt een man in ‘Landschap met vogels’ in een museum geschokt dat een schilderij dat tijdens zijn kinderjaren op z'n kamer hing slechts een kopie is.
Door de museale context gaat hij andere dingen zien en beseft hij dat er verschil is tussen begrijpend zien en kijken ‘als op de eerste dag’. De tweede triptiek, gesitueerd in de jaren zestig en zeventig, focust op een groepje jongeren, pubers, en hun baldadig gedrag op school. De volwassen personages in de laatste triptiek illustreren krachtig hoe het oorspronkelijke en sublieme voorgoed verloren zijn en nooit kunnen vervangen worden door de jacht op genot. De verhalen verwijzen op subtiele manier naar elkaar. De illusie van het oorspronkelijke doortrekt dan ook het hele boek. Hertmans heeft voor elk van de drieluiken een andere taal en stijl gekozen, die aansluit bij de beleving van de personages: van poëtisch vol knappe metaforen over branieachtig tot ronduit grof-vulgair. Als op de eerste dag is geen gemakkelijke lectuur, maar boeit zowel door zijn thematiek als door de gekozen aanpak van begin tot einde.
gs
| |
Paul Claes
De Kameleon, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2001, verdeeld door WPG uitgever, Maarschalk Gerardstraat 2, 2000 Antwerpen, 200 × 125 mm, 239 blz., paperback € 14,75. - De Kameleon, de nieuwe roman van Paul Claes, is andermaal geënt op een historische werkelijkheid.Na de Klassieke Oudheid in De Sater, de christelijke traditie in De Zoon van de Panter en de Renaissance in De Phoenix, kiest Paul Claes deze keer voor een personage uit de 18de eeuw, de eeuw van de Verlichting. De titel van het boek verwijst naar Charles d'Eon de Beaumont, zoon van de opziener van de domeinen van Lodewijk XV. D'Eon slaagt er in binnen te dringen in de entourage van Louis XV. Hij wordt spion in dienst van de koning. Zijn talent voor travestie en zijn hermafrodiete geaardheid komen hem daarbij goed van pas. De opdrachten die Eon de Beaumont in diens ‘Zwarte kabinet’, zoals de Geheime Dienst genoemd werd, brengen hem o.a. tot in de intieme vertrekken van tsarina Elisabeth van Rusland. Paul Claes schetst Eon de Beaumonts autobiografie op overtuigende wijze. Hij laat het hoofdpersonage de lezer persoonlijk aanspreken, op af en toe ironiserende toon. Het verhoogt de betrokkenheid bij het verhaal. Oud en krachteloos zegt Charles d' Eon aan het begin van het boek: ‘Het enige sieraad dat me rest is het wapen van de grijsaard: de pen. Mijn leven duurt niet lang meer nu. God geve me de moed en het geduld om het geheim ervan aan dit linnenpapier toe te vertrouwen’. Het spel van waarheid en schijn, van onthullen en verhullen dat Eon de Beaumont heel zijn leven met verve gespeeld heeft, wordt door Paul Claes in zijn boek verder gezet: de twijfel hangt ook over de betrouwbaarheid van het verhaal dat Charles d'Eon over zichzelf ophangt. In
De Kameleon schetst Claes naast de maskerades van het hoofdpersonage ook de maskerade en de dubbelhartigheid van het internationale politieke spel van de 18de eeuw. Een vlot leesbaar, helder boek, dat opnieuw getuigt van de grote eruditie van de auteur.
gs
| |
Koen Peeters
Acacialaan, uitg; Meulenhoff, Amsterdam, 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 175 mm, 125 blz., paperback 15,50 euro - Literatuur is nooit ver weg in Acacialaan van Koen Peeters. Zijn literaire alter ego Robert Marchand verzamelt Louis-Paul Boon; zijn broer doet hetzelfde met Hugo Claus. Marchand is ook een verwoed ‘literair toerist’: Marchand noteert alle straatnamen die hij tegenkomt in de boeken die hij leest en probeert daarna die plaatsen terug te vinden. Hij combineert die uitstapjes met de zoektocht naar een eigen huis voor zijn gezin. Wanneer hij in de voetsporen van Boon in Kraainem op zoek gaat naar het huis van Jan Walravens, ontdekt hij in de Koningin Elisabethlaan villa La Chasse. Het huis staat te koop; de pas overleden Maurice Gilliams.heeft er gewoond. Marchand koopt het huis en neemt er met vrouw Bet en zoontje Vincent zijn intrek in. Die literaire woonst krijgt de nodige Gilliams bedevaartgangers over de vloer met als orgelpunt de Total Earth Literature Link, die het huis uitkiest. Het blijkt een warrige schrijfclub te zijn die vooral uitblinkt in het koketteren met hoogdravende theorieën die nergens op slaan. Marchand (Peeters) zou zichzelf niet zijn, wanneer hij niet zou verzamelen: gegevens en bespiegelingen over Gilliams en zijn oeuvre worden geconfronteerd met verhalen over leven en werk van Boon en Claus. Dit literaire lappendeken dat op die manier ontstaat, wordt door Koen Peeters doorvlochten met een tweede verhaallijn. De vader van Robert Marchand ligt op sterven. Marchand brengt beknopt verslag uit van de bezoekjes en van de gesprekken met zijn vader. Op die manier brengt Peeters ook een brok verleden binnen in het boek: de vader vertelt over zijn jeugd en de oorlog, over zijn geloof, over de bezoeken van Helder Camara...
Vader is op zijn manier ook een verzamelaar. Hij heeft massa's papier verzameld en wil dat zijn zoon daarmee zijn memoires reconstrueert. Door de sobere en rake verwoording vormt die tweede verhaallijn de meerwaarde van Acacialaan. Het geheel is dan ook een boeiende confrontatie van twee werelden.
gs
| |
Piet Gerbrandy
De mens is een dier dat kan denken. Een bloemlezing uit de Griekse en de Romeinse filosofie, uitg. Contact, Antwerpen, 2001, verdeeld door Veen Uitgeversgroep, Ternesselei 326, 2160 Wommelgem, 245 × 175 mm, 515 blz., gebonden € 45,12. - In dit boek brengt classicus en dichter Piet Gerbrandy een bloemlezing uit de Griekse en Romeinse filosofie. Hij heeft gekozen voor thematische aanpak. De geselecteerde teksten worden gegroepeerd rond tien thema's, waarbinnen dan telkens verschillende wijsgerige opvattingen met elkaar geconfronteerd worden of waarin verwante teksten samengebracht worden. De thema's die Gerbrandy kiest, zijn uiteenlopend maar hebben gemeen dat ze ook heden ten dage nog onder filosofie vallen. Tegelijkertijd volgt de bloemlezing ook de chronologie. Zo vinden we in de eerste sectie onder de hoofding ‘Het ene en het vele’ de opvattingen van de presocratici terug. Daarna volgen in ‘De man en de stad’ de confrontatie van de sofisten en Socrates. Doelbewust vermijdt Gerbrandy al te gespecialiseerde teksten. Zo ontbreekt de logica van Aristoteles bijvoorbeeld. Piet Gerbrandy heeft gezocht naar de combinatie van belangrijke én leesbare teksten en is daar naar mijn mening goed in geslaagd. Behalve de grote denkers van de Griekse en Romeinse oudheid zijn ook dichters, tragedieschrijvers en satirici vertegenwoordigd. Zo wordt Lucianus' ‘De filosofenveiling’ opgenomen, waarin de goden die ‘arrogante praatjesmakers’ aan de hoogst biedende proberen te verkopen. Ook de karikaturale Socrates uit ‘De wolken’ van Aristofanes ontbreekt niet. Elk van de tien delen wordt voorafgegaan door een inleiding, waarin de auteur ingaat op het leven van de behandelde filosofen, op de inhoud van hun werken of op hun belang voor filosofie en literatuur. De bloemlezing wordt
voorafgegaan door een algemene inleiding waarin Gerbrandy beknopt de verschillende stromingen, de hoofdlijnen en de betekenis van de antieke wijsbegeerte behandelt. Achteraan vindt de geïnteresseerde lezer een lijst die hem op weg moet helpen bij verdere lectuur. Ook een namenlijst ontbreekt niet. Elke bloemlezing betekent natuurlijk keuzes maken. De selectie van Gerbrandy is boeiend en rijk. Het boek is verzorgd en mooi uitgegeven. Aanbevolen voor wie zijn of haar filosofische kennis van de Griekse en Romeinse filosofie wil opfrissen.
gs
| |
| |
| |
Ada Deprez e.a.
Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw, deel 2, uitg. Kon. Academie voor Ned. Taal- en Letterkunde, Koningstraat 18, 9000 Gent, 2001, 240 × 160 mm, 290 blz., genaaid € 18,99 - In 1999 verscheen bij de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde het eerste deel van de Hoofdstukken uit de Geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de negentiende eeuw. Daarmee vulde de redactie alvast ten dele de leemte die in Baurs Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden was gelaten door het uitblijven van het aan de Vlaamse negentiende eeuw gewijde Deel VIII. De belangstelling voor de Vlaamse 19de-eeuwse literatuur en de geschiedschrijving ervan liggen blijkbaar al geruime tijd moeilijk. Bij het verschijnen ervan, werd een vervolgdeel in het vooruitzicht gesteld. Dat tweede deel is intussen verschenen en opnieuw wordt een vervolg aangekondigd. Naast een historisch-sociologische doorlichting van de 19de-eeuwse literatuur in Vlaanderen, zal deel drie ook overzichten van de poëzie en van de toneelproductie bevatten. Voorliggend tweede deel bevat opnieuw drie lijvige bijdragen, waarin de uitgangspunten en principes, uiteengezet in het eerste deel, verder toegepast worden. Onder de titel ‘Kritiek en betoog’ behandelt Walter Gobbers het recenserend, essayistisch en wetenschappelijk proza. J.F. Willems, J.B. David, P. van Duyse, F.A. Snellaert zijn allicht de namen die het bekendst in de oren klinken. De auteur situeert hun werk in het geheel van de essayistische en wetenschappelijke productie, met aandacht voor de socio-culturele achtergrond. Daarna brengt Christian Berg een overzicht van de Franstalige literatuur geschreven door Vlamingen. Hij bestudeert de wordingsgeschiedenis van de Vlaamse component van de
Frans-Belgische letteren. Hij toont aan hoe de Franstaligen na de romantiek hun inspiratie zoeken in het Vlaamse culturele erfgoed. Charles De Costers La légende et les aventures héroiques, joyeuses et glorieuses d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au Pays de Flandres et ailleurs (1867) is er bij uitstek het voorbeeld van. Het derde en lijvigste hoofdstuk is van de hand van J.J.M. Westenbroek. Hij heeft het over Gezelle en de West-Vlaamse school. In ruim tachtig bladzijden behandelt de auteur leven en werk van Gezelle. Dat levert interessante beschouwingen op over Gezelles taalopvatting, over zijn journalistieke werk, over de thema's in zijn dichtwerk en over zijn relaties tot het dichterlijk tijdsmilieu. Elk hoofdstuk bevat een selectie uit de bibliografie en het boek sluit af met een alfabetisch register van persoonsnamen. Het blijft intussen spijtig dat Hoofdstukken uit de Geschiedenis van de Vlaamse letterkunde in de negentiende eeuw, net als andere publicaties van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde niet prominenter in de boekhandel aanwezig is. De twee reeds verschenen delen vormen alleszins een erg interessante brok literatuurgeschiedenis.
gs
| |
Frédéric Bastet
Al die verloren paradijzen... Van & over Louis Couperus, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgever, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, met zw.-illustraties, 215 × 135 mm, paperback € 22,88 - Ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van Frédéric Bastet, archeoloog en schrijver van Couperus' biografie, werd een selectie van zijn her en der verspreide publicaties over Couperus gebundeld. De keuze van de bijeengebrachte stukken is gebeurd in overleg met de auteur. Veel van de opgenomen stukken zijn in hoge mate biografisch en bevestigen de invalshoek van de biograaf. Frédéric Bastet traceert het leven zijn geliefde auteur en achterhaalt belangrijke en minder belangrijke levensfeiten. Hij legt ze vast op zijn uiterst verzorgde manier van schrijven. Soms gaat het om kleine anekdotes zoals in ‘Vierentachtig liter olie’ waarin de auteur het heeft over de crematie van Louis Couperus en over de bijzetting van de as van de schrijver. Een ander voorbeeld is ‘Grootmama en haar servies’, waarin Bastet beschrijft hoe hij per toeval een schoteltje uit het grootouderlijk servies van de auteur in handen krijgt. Maar ook wanneer Bastet in ‘Zeven korte commentaren’ dieper ingaat op het werk van Couperus doet hij dat vanuit biografische invalshoek. Inhoudelijk rijker zijn dan weer bijdragen als ‘De dichter Louis Couperus en de schilderkunst’ of de brieven die Couperus schreef aan enkele Florentijnse vriendinnen en die hier gebundeld zijn onder de titel ‘Al die verloren paradijzen...’, wat meteen ook de titel van de verzamelbundel is geworden. De lezer leert er de mens Couperus beter uit kennen en het boek zal dan ook iedereen die houdt van het werk van Louis Couperus ongetwijfeld kunnen bekoren.
gs
| |
Martien J.G. de Jong
Een klauwende muze. De tussenwereld van Maurice Gilliams, uitg. Kon. Academie voor Ned. Taal- en Letterkunde, Koningstraat 18, 9000 Gent, 2001, geïll. met zw.-w.-foto's, tekeningen en handschriftfragmenten, 240 × 160 mm, 138 blz., genaaid € 15 - Martien J.G. de Jong publiceerde eerder Maurice Gilliams een essay (1984) en Droom bezit geen erfgenaam. Mythe en werkelijkheid bij Maurice Gilliams (1993). Zijn boeken hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat Maurice Gilliams (1900-1982) meer en meer erkend wordt als een van de belangrijkste Vlaamse auteurs uit de afgelopen eeuw. Nu is er van zijn hand Een klauwende muze. De tussenwereld van Maurice Gilliams, verschenen. De zes hoofdstukken van dit nieuwe boek behandelen verschillende aspecten van Gilliams' werk en zijn karakter als schrijver. Het eerste hoofdstuk, ‘Een versluierd journaal’, is gewijd aan de dagboekbladzijden van Gilliams en hun autobiografische waarde. In ‘Een bewasemde spiegel’ bespreekt Martien J.G. de Jong het kunstkritisch werk van Gilliams aan de hand van zijn geschriften over Ensor en De Braekeleer. In ‘Een aparte wereld’ analyseert De Jong de symbolische transpositie bij Gilliams. In een grondig gedocumenteerd hoofdstuk, ‘Een verboden boek’ getiteld, brengt Martien de Jong de redenen in kaart waarom Gilliams de herdruk verbood van het omvangrijke tweede deel van zijn roman Elias of het gevecht met de nachtegalen. Ook de receptie van dit klassiek geworden werk door de toenmalige kritiek komt daarbij aan bod. In het naschrift bij dit hoofdstuk vecht De Jong met goede argumenten de samenstelling van de in juli 2000 bij Meulenhoff verschenen verzameluitgave Ik ben Elias aan. In ‘Een miskende serafijn’
ontleedt De Jong de iconografie van twee schilderijen van Maurice Gilliams waarop ‘een klauwende muze’ voorkomt, meteen ook de naam voor deze bundel verzamelde opstellen. Ook de cyclus ‘Het Maria-leven’ komt uitvoerig aan bod. In het afsluitend hoofdstuk brengt de auteur een literair-historische positionering van het werk van Gilliams in het literaire veld. Vermelden we nog dat Een klauwende muze afgesloten wordt met een uitgebreid register dat ook betrekking heeft op zijn andere Gilliamsstudies. Gilliams besteedde veel zorg aan de vormgeving van zijn literair werk. Ook Een klauwende muze is met zijn rijke illustraties een aantrekkelijke en verzorgde uitgave geworden. Wie houdt van het werk van Maurice Gillams zal deze bundel essays niet willen missen.
gs
| |
Luuk Gruwez
De maand van Marie, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2002, verdeeld door WPG uitgever, Maarschalk Gerardstraat 2, 2000 Antwerpen,190 × 120 mm, 119 blz., paperback € 13,50 - De titel van het nieuwe boek van Luuk Gruwez is geen toeval. Het boek is dan ook in mei 2002 verschenen en op de omslag prijkt een verlicht madonnabeeld mét neonstralenkrans rond het hoofd. De maand van Marie bevat vier verhalen. En elk hoofdpersonage draagt een van Maria afgeleide naam: Marietje, Maia, Emma en Marion. Maar ze hebben meer met elkaar gemeen dan hun naam alleen. Ook al is de oudste vrouw de negentig voorbij en de jongste net geen twintig, toch delen ze ook dezelfde ervaring waar het de liefde betreft: ze zijn gekwetst door het leven en de liefde en delen stuk voor stuk dezelfde ontgoocheling. Gruwez laat de vier vrouwen terugblikken op hun ervaringen In ‘Fijne koppen’ is de 93-jarige vrouw, Marietje, aan het woord. Ze denkt terug aan haar affaire tijdens de kermis van 1929 met Pietje Pinte, de enige man op wie ze ooit echt verliefd was. Pietje, die wel eens te diep in het glas keek, was gehuwd met Brievenbusse, een serpent van een wijf, dat zelf een scheve schaats reed. Ze betrapt Marietje en Pietje samen in bed. Daarna is het nooit nog wat geworden tussen Marie en Pietje en dat is altijd aan haar blijven knagen. Marietje vertelt dan ook grimmig en met nauwelijks verholen plezier hoe Brievenbusse zich verdronken heeft na de dood van haar man. Maia heet het hoofdpersonage uit ‘De Madonna met de Blote Konte’. Zij is 65. Maia is van Roeselare en was in haar jeugd ‘een snelle’, een mooi meisje dus. Haar verhaal is even grimmig als dat van Marietje. Ze was eerste van heel de streek die er open voor uitkwam dat ze eerder op de meisjes dan op de jongens viel. Een relatie met Frieda, de
studente die ze op de kermis (opnieuw die kermis!) in 1956 ontmoet heeft, zal haar bijzonder zuur opbreken. Ze worden op het kerkhof betrapt en gefotografeerd, terwijl ze ‘bezig zijn’. En Maia is voor jaren de risée van Roeselare. De 42-jarige Emma uit ‘Lucky Star’ is geëmigreerd naar Limburg. Tijdens een schoolreünie doet ze haar verhaal. Als zeventienjarige werd ze verleid door haar leraar Engels en nadien genadeloos gedumpt. Emma is Lucky Stars blijven roken, als bittere herinnering: op de bewuste avond had ‘die van Engels’ haar er eentje gepresenteerd. Marion uit het slotverhaal is pas 19, maar geobsedeerd door seks: haar kut is het middelpunt van haar bestaan. Haar machovriend Bruno of ‘Typke’ zoals ze hem noemt, verglijdt stilaan in de criminaliteit en aan het slot blijft Marion illusieloos achter.
In De maand van Marie keert Gruwez andermaal terug naar het land waar zijn roots liggen, naar West-Vlaanderen. En ook deze keer is Limburg, net als in Het land van de wangen, het boek waarmee hij hoge ogen gooide, de tegenpool waar men naartoe vlucht op zoek naar begrip en mededogen. Stuk voor stuk zijn het vrouwen die klappen gekregen hebben in het leven, illusies verloren hebben, maar toch een zekere waardigheid behouden hebben. De auteur kan zich goed inleven in de intimiteit van zijn personages en geeft aan elk van hen een eigen stem. Het resulteert in vier pregnante en meeslepend vertelde vrouwenportretten.
gs
| |
Klassieke literatuur
Janus Secundus
Basia, uitg. P, St.-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, 2001, vertaald door Kris Buyse, 210 × 160 mm, 48 blz., genaaid € 12,27 - Het is geschreven voor verliefden, Basia, soms ook Liber basiorum genoemd, een boekje van negentien kusgedichtjes van verschillende lengte. Deze korte gedichten werden tussen 1534 en 1535 geschreven door de Vlaming Janus Secundus, klerk en clericus. Op het ogenblik dat hij deze pareltjes schreef, was hij amper drieëntwintig jaar oud, ziek en overmand door liefdesverdriet. Zijn leven liep reeds stilaan ten einde. Neaera, een knappe blonde Spaanse courtisane verschafte hem troost, vreugde en inspiratie, soms ook een enkele kwelling. De kusgedichtjes zijn rechtstreeks aan haar gericht. En voor zover je kan oordelen lijkt zij erdoor gecharmeerd. Lieflijk, vertederend, honingzoet,... zo zou je deze korte gedichten omschrijven. Zij doen wat aan epigrammen denken. Maar zij zijn in het geheel niet te vergelijken met het vlijmscherpe en maatschappijkritische oeuvre dat Martialis tijdens de eerste eeuw na Christus bijeenschreef. Veeleer zijn zij verwant aan de liefdespoëzie van Catullus, in het bijzonder aan de stukjes die deze jonggestorven dichter richtte aan zijn geliefde Lesbia. Soms is ook enige verbittering voelbaar. De jonge dichter uitte dan zijn gemis aan de troostende zoenen of verkeerde in de mening dat zijn geliefde er nog een andere minnaar op nahield. De Basia zijn sober en mooi uitgegeven. De samensteller plaatste de Nederlandse vertaling in jambische verzen tegenover de Latijnse tekst en voorzag deze van een beknopte, maar degelijke uitleiding. Het is duidelijk dat aan deze publicatie met zorg en liefde is gewerkt. Het geheel ademt een discrete kwaliteit uit. Is uw geliefde een classica(-us), zie hier een ideaal kusgeschenkje!
rn
| |
Thucydides
De Peloponnesische oorlog, uitg. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 20013, vertaald
| |
| |
door M.A. Schwarz, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 215 × 140 mm, 531 blz., paperback € 13,60 - Tussen 431 en 404 vóór Christus vochten de aartsrivalen Athene en Sparta met hun bondgenoten een bloedige oorlog uit die bekend zou worden als de Peloponnesische oorlog. Was het wantrouwen van Sparta ten aanzien van Athene misschien de belangrijkste oorzaak, dan speelden de machtspolitiek van Athene in de Delisch-Attische Zeebond en de afgunst van Korinthe op de Atheense machtsuitbreiding in de Griekse wereld zeker een rol. Maar er waren nog meer factoren in het spel die, naarmate de oorlog vorderde, duidelijker gestalte kregen. Vooral de ideologische tegenstelling tussen Athene en Sparta, tussen de democratie en de oligarchie bepaalde mee het gelaat van de machtsstrijd. Het wezen van de democratie wordt op een schitterende wijze verwoord door Pericles in de beroemde lijkrede. Over het Atheense politieke bestel zegt hij: ‘Onze staatsvorm heet een democratie, omdat ze in handen is van velen en niet van enkelen’. Met deze uitspraak formuleerde Pericles tegelijk het wezenlijk onderscheid tussen het Atheense en het Spartaanse samenlevingsmodel. Maar, de oorlog eindigde met de capitulatie van Athene in april 404. De Delisch-Attische Zeebond werd ontbonden en de hegemonie van Sparta was een feit.
De Peloponnesische oorlog was van een uitzonderlijke betekenis voor de Helleense geschiedenis. Maar ook voor de ontwikkeling van onze westerse beschaving en waarden kan dit conflict nauwelijks worden onderschat. Het is de grote verdienste van Thucydides (oca. 460) dat hij het onomstreden belang van bij het uitbreken van het conflict zag. Hij was een tijdgenoot en ‘begon te schrijven zodra de oorlog uitbrak, in de verwachting dat het een grote oorlog zou zijn, gedenkwaardiger dan alle vorige’. Thucydides kon het weten. Uit de schaarse gegevens die wij bezitten over zijn leven blijkt dat hij de oorlog uit eerste hand beschreef. In 424 voor Christus was hij strateeg en in deze functie actief betrokken bij de Peloponnesische oorlog. Hij slaagde er niet in de Spartaanse aanvoerder Brasidas te beletten Amphipolis in te nemen en werd voor twintig jaar verbannen. Enkele jaren na het einde van de Peloponnesische oorlog stierf hij. Het is goed dat geschriften van een dergelijk uitzonderlijke waarde zoals onderhavig boek voor geïnteresseerde lezers in vertaling beschikbaar blijven. De kwaliteit van dit historisch werk blijft mij voortdurend verrassen. Dit heeft uiteraard te maken met de figuur van Thucydides. Maar ook op de leesbaarheid van de vertaling van M.A. Schwartz, voor de eerste maal gepubliceerd in 1964, valt na al die jaren eigenlijk niets aan te merken. Zijn vertaling van het complete werk van deze uitzonderlijke Griekse historicus blijft een schitterende realisatie. De heruitgave van de vertaling van M.A. Schwarz in de goedkope klassieken van Athenaeum - Polak & Van Gennep verdient dan ook alle lof.
rn
| |
Beeldende kunst
Saskia De Bodt, Jan de Smedt en de traditie van het bloemstilleven, uitg. Vrienden van Jan de Smedt, Mechelen, 2001, 21ste plaquette in de bibliofiele reeks ‘Cimelia Jan de Smedt van Mechelen, 175 × 127 mm, kleurenillustraties, 32 blz., geniet € 5 (rek. nr. 000-0914124-93 van R. de Smedt, Mechelen) - Francis Smets, Cézanne en Jan de Smedt, uitg. Vrienden van Jan de Smedt, Mechelen, 2002, 22ste plaquette in de bibliofiele reeks ‘Cimelia Jan de Smedt van Mechelen’, 175 × 127 mm, kleurenillustraties, 28 blz., geniet, € 5 (rek. nr. 000-0914124-93 van R. de Smedt, Mechelen) - Raphaël de Smedt, De discrete uitstraling van Jan de Smedt. Een proeve van bibliografie (1923-2000), uitg. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Keizerslaan 4, 1000 Brussel, 2001, 210 × 150 mm, zw.-w.-illustr., 97 blz., paperback € 5 - Jan de Smedt van Mechelen (1905-1954), kunstschilder en beeldhouwer, was tijdgenoot van Wilvens, Van Dyck, Vanderlick, Van Overstraeten, Dasnoy, Vinck, Leplae, dus van de zogenaamde animisten of intimisten of nog van ‘de generatie van 1900’. Zijn schilderkunst vertoont impressionistische, maar ook expressionistische aspecten, typisch voor deze generaties. Zijn leven werd door ziekte kort afgebroken. Na zijn dood echter en tot heden wordt zijn nagedachtenis actief behartigd door zijn familie en zijn talrijke vrienden-kunstenaars. Tot nog toe verschenen 22 plaquettes, onder de titel ‘Cimelia Jan de Smedt van Mechelen’, kleine, maar zeer verzorgde publicaties over poëzie en muziek omtrent zijn kunst, specifiek over de beeldhouwer en de kunstschilder, maar ook thematische benaderingen zoals de marineschilder of over de dood en het religieuze motief in zijn oeuvre.
Recentelijk verschenen in deze reeks Jan de Smedt en het bloemstilleven, met, naast een boeiende inleiding, een analyse van 44 van zijn bloemschilderijen in olieverf. Het jongste getuigenis is een verrassende benadering over Paul Cézanne en Jan de Smedt, een onderzoek naar een karakteristieke overeenkomst in de werkwijze van beide schilders.
Buiten deze serie verscheen tegelijk een proeve van bibliografie, samengesteld door Raphaël de Smedt, de zoon van de kunstenaar, met ruim zevenhonderd citaties van boeken, catalogi, encyclopedische notities, gedichten, artikels en recensies over of omtrent Jan de Smedt. Waardevol documentatiewerk.
fb
Catalogus van de tentoonstelling ‘Berthe Morisot 1841-1895’,
Rijsel, 2002, 22 × 24 cm, 488 blz., geplakt, hoofdzakelijk kleurenfoto's, 29 €, Palais des Beaux-Arts, Place de la République in 59000 Rijsel (Fr.) - Tot 9 juni 2002 loopt in de recent gebouwde en luchtige tentoonstellingsgalerij van het Museum voor Schone Kunsten van Rijsel de indrukwekkende retrospectieve over Berthe Morisot (1841-1895). Berthe Morisot is afkomstig uit een gezin van de middenklasse. Schilderes worden was in die tijd geen sinecure. Toch hield ze vol en bracht het tot één van de voornaamste vertegenwoordigers van het impressionisme. Ze studeerde o.a. bij Corot maar werd vooral beïnvloed door Edouard Manet voor wie ze ook geregeld model stond. Letterlijk centraal op de tentoonstelling prijken ten andere diverse portretten van Morisot die door Manet zijn gekonterfeit. De zalen rondom hangen vol van lichtende doeken die vooral landschappen en portretten in de natuur tonen. Ook enkele stillevens en een zeldzame sculptuur. Door de constructie van de tentoonstellingsgalerij als kelder kan het zonlicht nu heerlijk binnenvallen en dat brengt deze uitgebreide collectie weer sprankelend tot leven. Zowel haar techniek als de onderwerpen en de composities zijn schatplichtig aan het werk van Manet, Degas, Renoir, Monet en andere groten van het impressionisme. Haar hoogtepunt valt vooral omstreeks 1880 te situeren. De volumineuze catalogus, rijkelijk geïllustreerd met terecht hoofdzakelijk kleurenafbeeldingen van haar schilderijen, brengt een boeiend overzicht van haar oeuvre. Het boek, met enkele inleidende artikels door specialisten van het Franse impressionisme, is niet alleen een wetenschappelijk geschreven naslagwerk voor de studie van Morisot, maar ook een aangenaam kijk- en leesboek voor hen die willen nagenieten.
jlm
| |
Brian M. Fagan (red.)
De zeventig beroemdste Mysteries van de Oudheid. Raadsels uit het verleden ontsluierd, uitg. THOTH, Bussum & Lannoo, Tielt, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2001, geïll. met kleuren- en zw.-w-foto's, 270 × 210 mm, 304 blz., gebonden € 32,50 - De ondertitel verklaart heel duidelijk de inhoud van dit boek. Verdeeld over zes groepen worden de 70 beroemdste mysteries van de Oudheid in woord en beeld verklaard. Die groepen zijn: Mythen en legenden - Raadsels uit de steentijd - Oude beschavingen - Graven en geheime schatten - Oude geschriften en alfabetten - De ondergang van beschavingen. Onder het kapittel ‘graven en geheime schatten’ krijgen we informatie over ‘het raadsel van graf 55’, het verdwenen graf van Alexander de Grote, het graf van de eerste keizer van China, de verborgen schatten van de Dode Zee en het graf van Jezus Christus. Ieder ‘raadsel’ wordt rijkelijk en prachtig in kleuren- en zw.-w.-foto's geïllustreerd (in het totaal komen er 431 foto's in het boek voor, waarvan 177 in kleuren). De teksten lezen heel vlot. Voor (kunst)liefhebbers betekent dit boek uren kijk- en leesplezier.
rd
| |
Livia Snauwaert
Gids voor architectuur in Brugge. Inleiding Luc Devliegher. Foto's Hugo Maertens. Uitg. Lannoo, Tielt, 2002, geïll. met zw.-w.-foto's, 175 × 125 mm, 388 blz., gebonden € 22,50 - Luc Devliegher heeft in 1968 en 1975 zijn pionierswerk samengevat in de forse publicatie De Huizen te Brugge, een naslagwerk, uitgegeven door Lannoo en dat nog steeds bijzonder waardevol is voor al wie het bouwkundig weefsel van Brugge wil bestuderen. Bij dezelfde uitgever verscheen nu over hetzelfde onderwerp een nieuw boek, maar dan in de vorm van een studie- en wandelgids. De zeer ervaren Luc Devliegher zorgde hier ook voor een beknopt overzicht in zijn inleiding: Architectuur in Brugge. Hoogten en laagten. Hij overloopt de diverse historische perioden, die alle in Brugge soms langdurig en soms met schitterende hoogtepunten vertegenwoordigd zijn. Alleen van de interbellumarchitectuur, art nouveau en art deco zijn in Brugge slechts enkele sporen nagebleven. De inleider besluit zijn studie met de bedenking dat eigentijds bouwen naar de maat en de schaal van de oude stad tot een harmonieuze integratie kan leiden.
De eigenlijke gids werd samengesteld door de jonge Brugse kunsthistorica Livia Snauwaert. Zij had vooral de praktijk, de bruikbaarheid van haar boek op het oog. Zij koos uit de veelheid de vijfhonderd meest markante openbare en privéhuizen en bouwwerken, ook bruggen, molens, stadspoorten, zelfs de kiosk uit het Astridpark. Natuurlijk ook enkele gebouwen uit recentere tijden zoals het Spoorwegstation (1939), de Stadsbibliotheek (1975), het Gerechtsgebouw (1979) en het Concertgebouw (2002). Van al deze gebouwen of gevels is een foto opgenomen, die in een korte, verklarende tekst wordt beschreven: ontstaan, architect, materialen, uitzicht, kleur en andere bijzonderheden. Met de stads- en deelkaarten wordt gemakkelijk de weg gevonden naar deze hoogtepunten. De gevolgde formule verhoogt de zeer toegankelijke bruikbaarheid van deze gids, die ook grafisch, door lay-out en handzaam formaat opvalt. De auteur verklaart achterin een reeks woorden en termen, die in de architectuur gebruikelijk zijn, maar bij een groter publiek wellicht minder bekend, zoals aedicula, baluster, bossage, kruisbloem, latei, liseen, mezekooi, muizentand, negblok, postament, risaliet, voluut, weergang, windbord en zwik. Dit is geen kijkboek, maar een boek om te leren kijken. De uitgeverij, die zich met boeken over architectuur al heeft onderscheiden, wil met deze Gids voor Brugge een nieuwe reeks starten, waarin ook de andere grote Vlaamse steden aan bod komen.
fb
| |
Johan Debruyne
Piet Peere, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2002, met voorwoord van Frans Boenders en poëzie van Herman Leenders, geïll. met kleuren- en zw.-w.-reproducties, 300 × 295 mm, 179 blz., gebonden € 49,50 - Ze worden zeldzamer, de volbloed schilders, die niet alleen het metier onder de knie hebben, maar die ook gezegend zijn met een dosis bevlogenheid, die hen naar grootse scheppingen leidt. Piet Peere (Brugge, 1936) is zo een begenadigde artiest. Hij wordt vereerd en geprezen met deze in alle opzichten prachtige monografie, waarin een groot aantal illustraties van schilderijen en tekeningen van de jongste twintig jaar. Frans Boenders schreef een treffende inleiding over deze humanistische rebel. Peere is bij voorrang de schilder van het
| |
| |
lichaam, van het lijf. Men ziet inderdaad balken van schouders, klompen van voeten, zuilen van dijen. Mannen, vrouwen, honden, vogels zijn de steeds terugkerende dramatis personae, telkens in andere houdingen en verhoudingen, maar ook telkens opgeroepen in een weergaloze expressie. Johan Debruyne beschrijft het leven van Peere en de vele, niet altijd makkelijke stappen naar zijn huidige personaliteit en naar de waarde van zijn kunst. Binnen deze tekst komt de kunstschilder, via vraag en antwoord, vaak zelf aan het woord, veelal met typische opmerkingen en van eigen inzicht doordrongen bedenkingen. Daardoor is een levendig en boeiend gesprek ontstaan.
Peere is in eerste instantie een gedreven en dagelijks bezige tekenaar. Hij kreeg een stevige opleiding aan de Brugse academie, daarna aan Sint-Lucas in Gent (vrije grafiek) bij Raf Coorevits en Harold Vandeperre. Hij erkent de groten natuurlijk: Rembrandt, Dürer, Michelangelo. Hij is nu zelf leraar aan de Karel-de-Goede-Hogeschool Antwerpen. Johan Debruyne heeft Peere ten voeten uit getekend: ‘Peere peilt hoever hij in het vormen en vervormen kan gaan zonder dat de essentie verloren gaat van wat een lichaam te vertellen heeft. Tijdens dit delicate proces moet de binnenkant ook langs buiten zichtbaar worden. Geest en ziel moeten tastbaar worden, de emotie leesbaar’. De lezer en kijker zal niet weinig geholpen worden door deze verhelderende teksten.
fb
| |
Attachement +. Onzekerheid als rijkdom. Beeldende kunst in de eenentwintigste eeuw.
Catalogus van de Openingstentoonstelling van Brugge 2002, uitg. Lannoo, Tielt, i.s.m. Brugge 2002, geïll. met kleuren- en zw.-w.-foto's, 210 × 150 mm, 255 blz., ingenaaid € 22,50 - Dit boek is de catalogus van de gelijknamige tentoonstelling, die in het kader van Brugge 2002 werd georganiseerd in de voormalige Rijksnormaalschool, een 19de-eeuws, neogotisch gebouw van architect Louis Delacenserie, de man die ook de Petrus- en Pauluskerk van Oostende en het Antwerpse Centraal Station op zijn actief had. De prachtige ruimten van deze school zijn op zich al een bezoek waard, werden ter beschikking gesteld om deze tentoonstelling van hedendaagse kunstuitingen te herbergen. Onzekerheid als rijkdom, ondertitel van deze expositie, beantwoordt volledig aan de filosofie van Roland Patteeuw, promotor van de Kunsthalle Lophem, die dit overzicht heeft samengesteld. De hedendaagse kunst heeft nog maar weinig te maken met het product, alles met het proces. Onzekerheid, vergankelijkheid, tijdelijkheid, zelfs banaliteit zijn de uitgesproken of virtuele slagwoorden. Wat men te zien kreeg, was zowel schraal als verfijnd, zowel onoverzichtelijk als compact. Voorrang werd verleend aan fotografie en videokunst, flitsende en voorbijgaande media bij uitstek. Centraal in het boek wordt deze ‘aanhechting’ verantwoord en worden enkele van de kunstenaars nader voorgesteld. ‘Subject in process’ van Sanna Sarva is een goed voorbeeld van de hier verdedigde stellingen. Er wordt afgerekend met de onderlinge verschillen van de kijkers. Universele begrippen als mooi of lelijk gaan niet meer op. Hoogstens kan men van interessant, vernieuwend, verwerpelijk spreken. Onder de videokunstenaars valt de Zwitser Yves Netzhammer op. De figuren die hij creëert missen enige identiteit en toch stralen zij een standpunt uit, veelal een
soort tegendraadse bedreiging. Anne-Mie van Kerckhoven bracht met haar ‘verwisselbare modellen van verleiding’ een treffend bewijs van betekenis en overtuigingskracht van de videokunst, die zij al jaren bedrijft. Deze boeiende en vernieuwende tentoonstelling zal bij het grote publiek de ogen geopend hebben en inzicht geboden in wat momenteel als hedendaagse kunst wordt aangeboden. Attachment + zal daarom in deze stad een betekenis krijgen, zoals destijds de Triënnales voor Hedendaagse Kunst en zelfs nog een groter referentiepèunt worden, omdat naast kunstenaars uit eigen land, vooral buitenlandse artiesten hier onder de aandacht kwamen. De curator-samensteller, die ook voor de voortreffelijke catalogus heeft gezorgd, weze daarom geprezen.
fb
| |
Discotheek
Traditionele muziek uit Vlaanderen
Wie wil horen... Historische liederen, balladen, strijdliederen (Eufoda 1333), Ik ging laastmaal op jacht. Veldopnamen (Eufoda 1334), Speelman, gij moet strijken. Traditionele instrumenten en dansmuziek (Eufoda 1335), uitg. Davidsfonds/Eufoda, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2001, i.s.m. radio Klara, 3 cd's, DDD, telkens met begeleidend informatief inlegboekje (N-E-F), respectievelijk 36, 40 en 20 blz., met de teksten van de liederen. - ‘Om alvast uit te kijken naar de nog te verschijnen opnames’, zo eindigden we onze bespreking van de eerste drie volumes Traditionele muziek uit Vlaanderen, die begin vorig jaar verschenen. Intussen zijn ook de volumes 4 tot 6 uit. Opnieuw verleenden heel wat van onze vooraanstaande musici hun medewerking aan dit project: Paul Rans, Wannes Van de Velde, Dirk van Esbroeck, 't Kliekske en vele anderen, teveel om ze hier allemaal op te noemen. Het resultaat beantwoordt ten volle aan de verwachtingen. Veel van de bijeengebrachte muziek werd nooit eerder opgenomen; het geheel biedt een uitstekend beeld van de rijkdom en de veelzijdigheid van de Vlaamse vocale en instrumentale volksmuziek, en levert het overtuigende bewijs van de levensvatbaarheid van volksmuziek in het algemeen. Het opmerkelijkste is die met veldopnamen: een beperkte selectie van de authentieke stem van het volk. Vaak zijn deze opnames niet van de technische kwaliteit die we intussen gewend zijn geraakt, is de uitvoering niet van een echt ‘professioneel’ niveau en zijn er soms wat achtergrondgeluiden door de microfoon naar binnen geslopen. Maar deze onvolkomenheden wegen niet op tegen de levensechtheid van deze documenten. Muziek uit het leven gegrepen.
jvh
| |
Philippus De Monte
Laudate Dominum. Motetten. Currende o.l.v. Erik van Nevel, uitg. Davidsfonds/Eufoda, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2001, 1 cd Eufoda 1306, DDD, 64′48″, met begeleidend inlegboekje/informatieboekje (N-E-F), 30 blz., met de teksten van de liederen in het Latijn, Nederlands, Frans en Engels. - Nooit eerder werd een cd integraal gewijd aan de motetten van Philippus de Monte (1521-1603). De Monte was een buitengewoon productief componist: meer dan duizend madrigalen, een veertigtal missen, wat chansons en ongeveer tweehonderdvijftig motetten. Deze laatste zijn gekenmerkt door een beheerste, introverte expressiviteit, wars van exuberante madrigalistische tekstexpressie. Het hier samengebrachte repertoire van achttien motetten illustreert diverse aspecten van de Monte's motetkunst: monumentale klankontplooiing (in Laudate Dominum), geladen dissonanties in functie van negatieve affecten (in Miserere mei), homofone declamatie tegenover contrapuntische schrijfwijze (in O Domine Deus), polyfone spitstechnologie (in Pulchra es et decora). Die heldere lijnen enerzijds en de compacte sonoriteit anderzijds worden in de uitvoering voortreffelijk gerealiseerd. Currende musiceert met zin voor afwerking en respecteert vooral de bescheiden expressiviteit van deze muziek die meer gericht is op de algemene sfeer van de tekst dan op de weergave van details.
jvh
| |
Muziek
Antoon Defoort (red.)
Lexicon van de muziek in West-Vlaanderen, deel 2, uitg. Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers (VWS), p/a W. Le Loup, Warrenplein 3, 8310 Brugge, 2001, geïll. met zw.-w.-foto's en partituurfragmenten, 210 × 150 mm, 143 blz. ingenaaid, € 18,60 per los deel; bij intekening op de reeks van 6 delen € 16,73 per deel (ineens of in jaarlijkse stortingen te betalen) - Met deel II van het Lexicon is één derde van de uitgestippelde weg afgelegd. In 2005 wordt de uitgave van deel VI voorzien. Veelvoudige sporen van zes eeuwen muziekcultuur worden uitgespit door vele deskundigen uit de klassieke wereld, de volksmuziek, jazz en lichte muziek. Ieder deel bevat een aantal lemma's over musici die een band hebben/hadden met West-Vlaanderen. Deel II bevat overzichtsartikels met achtergrondinformatie over: West-Vlaamse festivals met rock-, pop-, folk- en wereldmuziek (Stefaan Van Volcem), Vlaamse volksliedcultuur (Stefaan Top), Guido Gezelle en de muziek (Jan Dewilde), Oostende als muzikale koningin der badsteden (1852-1914) (Anny Casier). Daarnaast zijn in de volgende lemma's biografische gegevens vermeld, met omschrijving en situering van het werk en een eventuele literatuuropgave: Collegium instrumentale Brugense, Jan Decadt, Louis De Meester, Gilbert Dewaele (alias: Gilbert Isbin), Hideway (Brugse bluesgroep), Joseph Ryelandt, Massaspelen in West-Vlaanderen, De Sabbes en de muziek, Het symfonieorkest van Vlaanderen, Pieter Vanderghinste en Adriaan Willaert. Tot slot is er het lexicon met ca. 200 namen en trefwoorden. Met de groei en de ontwikkeling van dit indrukwekkend naslagwerk over de muziekcultuur in en rond West-Vlaanderen komt de geschiedenis terug tot leven en leren we het huidige muziekleven in zijn grote diversiteit waarderen.
kdh
| |
Simonne Claeys
Het tweede thema. Of de verwaarloosde geschiedenis van de componerende vrouw, uitg. Alamire Muziekuitgeverij, Postbus 45, 3990 Peer, 2002, 240 × 160 mm, geïll. met zw.-w.-foto's en partituurfragmenten, 240 × 160 mm, 160 blz. ingenaaid, € 18,95 - De muziekgeschiedenis zoals te boek gesteld door mannen is een mannengeschiedenis. Voor een stuk is ze dat inderdaad, want de maatschappelijk moeilijke positie waaraan de vrouw eeuwenlang was geketend, smoorde veel vrouwelijk talent in de kiem. Maar er is meer. Ondanks alles roeiden door de eeuwen heen talloze vrouwen tegen de stroom in en volgden ze hun creatieve roeping. In de geschiedenisboeken kwamen ze echter niet of nauwelijks. Het minder belangrijke tweede thema van de klassieke sonatevorm kan dus symbool staan voor de secundaire rol die de vrouw in de muziekgeschiedenis toebedeeld kreeg. Zelfs dat is nog keurig gesteld, want de vrouw mocht in de klassieke muziekgeschiedenis zelfs geen tweederangsrol spelen: ze komt er op enkele zeer schaarse uitzonderingen na, gewoonweg niet in voor. En dat terwijl we in deze nieuwe publicatie bijvoorbeeld lezen dat er in de 17de eeuw, in de Italiaanse nonnenkloosters, een dusdanig muziekleven bloeide dat er zelfs meer vrouwelijke dan mannelijke toondichters waren; dat niet John Cage maar de Duitse Johanna Beyer het eerste elektronische muziekstuk schreef. Het is de verdienste van Simonne Claeys met deze bloemlezing de muziekgeschiedenis te corrigeren, bij te sturen, te vervolledigen zonder in eerste instantie zelf volledigheid na te streven. Daarvoor is verder diepgaand onderzoek zonder meer noodzakelijk. Maar dit panoramisch overzicht is voor elke geïnteresseerde melomaan ongetwijfeld een onmisbare aanvulling van de gangbare muziekgeschiedenis. Behoorlijk wat zetfouten en onnauwkeurigheden in de layout moet de lezer er maar voor lief bij nemen. Van uitgeverij Alamire zijn we, wat dat betreft, beter gewoon.
jvh
| |
Zoekertje
Te koop (per jaargang of als losse nummers): ‘West-Vlaanderen’ en ‘Vlaanderen’, jaargangen 1961-1980 en 1987-2001 (waarin enkele nummers ontbreken). Prijs overeen te komen. Zich wenden: Jozef Valcke-Soenen, Hogebrugstraat 4, 8647 Lo. Tel. 058-28 92 48
De recensies werden geschreven door:
ev: Erik Vermeulen |
fb: Fernand Bonneure |
gg: Guido Goedemé |
gs: Geert Swaenepoel |
jdd: Johan De Donder |
jlm: Jean Luc Meulemeester |
jv: Julien Vermeulen |
jvh: Jooris van Hulle |
jvh: Jaak Van Holen |
kdh: Kamiel D'Hooghe |
rd: Robert Declerck |
rds: Ria de Schepper |
rn: Robert Nouwen |
svdb: Stefan van den Bossche |
|
|