| |
| |
| |
Bibliotheek
geschiedenis
Jan Lampo
Vermaerde Coopstadt. Antwerpen in de Middeleeuwen, uitg. Davidsfonds, Blijde Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2000, geïll. met zw.-w.-foto's, 240 × 165 mm, 119 blz., genaaid € 17,23 - Antwerpen is voor ieder de stad aan de Schelde, de wereldvermaarde havenstad, de cultuurstad met schitterende musea en luisterrijke theaters. De middeleeuwse geschiedenis van deze stad, wat vergeten maar niettemin zeer belangrijk, is bovendien erg boeiend, juist omwille van het feit dat in die vervlogen tijden de bouwstenen voor haar hedendaags uitzicht werden gelegd. De eerste bewoningssporen gaan terug tot ca. 150 voor Christus. Tijdens de Gallo-Romeinse periode ontwikkelde er zich een marktplaats en omstreeks 1100 mag men reeds van een intensief havenverkeer spreken. Tijdens de middeleeuwen toonde de stad haar rijkdom in de prachtige huizen en pleinen, de Grote Markt en de wererldvermaarde Onze-Lieve-Vrouwe-Kathedraal: Antwerpen, die mooie stad aan de Schelde! Jan Lampo, historicus en wetenschappelijk consulent bij de Stad Antwerpen, schreef over de middeleeuwse geschiedenis van deze stad een prettig leesbaar boek. Zijn chronologisch verhaal start bij de Gallische bevolking en eindigt omstreeks 1500, het begin van Antwerpens gouden eeuw. De handel en wandel van talloze onbekende figuren die nooit in de grote geschiedenis aan bod komen, ontplooien zich nu. De attente wandelaar vindt nog steeds sporen hiervan terug in de straat- en plaatsnamen. Sommigen zullen tot hun verrassing het huis De Cluyse aan de Oude Korenmarkt herkennen van hun bezoek aan het Openluchtmuseum Bokrijk waar zich een reconstructie van dit commerciële pand bevindt, dat tot het midden van de 16de eeuw als kantoor van de Duitse Hanze fungeerde. Het boek biedt voor een breed publiek een vlotte introductie op de middeleeuwse geschiedenis van Antwerpen. In dat opzicht
heeft het vele kwaliteiten. Er zijn echter ook enkele schoonheidsfoutjes. De opgave van de jaartallen bij hoofdstuk twee komt niet overeen met de inhoud. Bij hoofdstuk twee en drie zorgt die opgave voor een zekere overlapping, ook voor wat verwarring. Bij hoofdstuk één heeft ondergetekende bovendien de indruk dat de auteur niet erg zeker is van zijn stuk hetgeen z.i. ook blijkt uit de literatuuropgave. De Eburones zijn trouwens geen Galliërs of Kelten, maar worden door Julius Caesar Germanen genoemd. Deze opmerkingen mogen echter zeker niemand beletten deze publicatie ter hand te nemen.
rn
| |
L. Charles, G. Everaert, M.C. Laleman, D. Lievois
Erf, huis en mens. Huizenonderzoek in Gent, Stadsarchief Gent & Stichting Mens en Kultuur, Maaltebruggestraat 288, 9000 Gent, 2001, zw.-w.- en (16) kleurenillustraties, 240 × 210 mm, 210 blz., ingenaaid € 23 - De studie van het huizenonderzoek is tegenwoordig vrij actueel. Zowel in Antwerpen, in Brugge als in andere steden hebben zich speciale werkgroepen geïnstalleerd, zoeken (kunst)historici naar de geschiedenis van de mens en zijn woning, en wordt naast de grote lijnen uit het verleden sedert enkele jaren eveneens aandacht gevraagd voor het dagelijkse leven. Gent speelt in dit geheel een voortrekkersrol. Al geruime tijd zijn specialisten en goede amateurs op zoek naar allerlei elementen van een huis: van eigenaar tot huurder, van bouw tot gebruik, van erfenis tot leefwereld. Heel wat facetten komen hierbij kijken. Na Brugge werd nu ook voor de Arteveldestad een gids voor belangstellenden, die zich willen verdiepen in de huizengeschiedenis, samengesteld. Een viertal specialisten uit het archief, de monumentenzorg en de archeologie (Leen Charles, Guido Everaert, Marie Christine Laleman en Daniel Lievois) behandelen in dit keurig uitgegeven en handig te gebruiken stappenboek diverse aspecten om de opzoekingen te vergemakkelijken en om daarbij te helpen. Eigenlijk te veel gegevens om op te noemen. Telkens worden de mogelijke bronnen (kadaster, iconografie, ommelopers, cartografie, renteboeken, plannen en kaarten, bevolkingsregisters, boedelbeschrijvingen, bouwvergunningen, processen...) beknopt maar goed beschreven. Het geheel is een nuttig werk, zeker te raadplegen voor een vorser in Gent en zelfs daarbuiten.
jlm
| |
H. Denneweth, J. D'hondt en K. Leenders (red.)
Een huis in Brugge. Vademecum voor de historische studie van woningen, eigenaars en bewoners, Brugge, vzw Levend Archief, 2001, 240 × 170 mm, 192 blz., ca. 40 zw.-w.-illustraties, € 12,40 - Sinds enkele jaren wordt in een aantal steden, vooral in Gent, aandacht besteed aan de geschiedenis van de huizen. In de schoot van het Brugse stadsarchief werd zelfs daarvoor omstreeks 1993 een heuse (vrijwilligers)werkgroep in het leven geroepen. De vrucht van hun onderzoek resulteerde intussen al in de uitgave van enkele boeken en zgn. Cahiers. Nu verscheen een vademecum die toekomstige geïnteresseerden moet toelaten zelf op onderzoek in archieven te gaan. De belangstelling voor de (bouw)geschiedenis van een huis en wie het ooit bewoonde, neemt namelijk gestadig toe. Met dit handig boekje leert iedereen stap voor stap hoe te werk gaan, wat met een concreet geval wordt uiteengezet. Tevens bezorgt de uitgave meteen een overzicht van de voornaamste literatuur en andere bronnen, zoals bouwvergunningen, kadastergegevens, registers, processen, renteboeken, boedelbeschrijvingen, documenten in verband met burgerlijke stand, oorkonden, wetsvernieuwingen... Telkens wordt, volgens een zelfde concept, nuttige uitleg gegeven over inhoud, manier van raadplegen en bewaarplaats. Zo maakt de lezer ook kennis met vele archiefdepots, belangrijke instellingen en bewaarplaatsen in Brugge. Kortom een vademecum dat iedere huizenonderzoeker en eigenlijk elke geïnteresseerde bezoeker van het stadsarchief (in Brugge) moet lezen vooraleer zelf op diagnose te trekken, want het maakt hem of haar wegwijs in het kluwen van oude documenten en zorgt er uiteindelijk voor dat de ontdekte puzzelstukken perfect in elkaar kunnen worden gelegd.
jlm
| |
P.G. Bahn(red)
Wereldatlas van de archeologie. Meer dan 1000 vindplaatsen, Leuven, Davidsfonds, 2001, 23,5 × 30,5 cm, ingebonden, met stofwikkel, 208 blz., kleurenillustraties, € 46,95 - Het is een gemeenplaats te stellen dat wetenschap dagelijks evolueert. Dit is zeker het geval met archeologie. Sedert 1950 is de ontwikkeling in dit verband meer dan opmerkelijk. We denken dan aan nieuwe onderzoeksmethodes (luchtfotografie, DNA-onderzoek, materiaalanalyse, onderwaterfotografie, stuifmeelonderzoek en dergelijke). Ook de doorgevoerde opgravingen zorgden heel dikwijls voor een nieuwe kijk op de prehistorie en de geschiedenis. De resultaten werden in hoogstaande wetenschappelijke publicaties kenbaar gemaakt. Voor de geïnteresseerde maar minder betrokken belangstellenden verscheen nu bij het Davidsfonds de vertaling van ‘The Atlas of World Archaeology’, die in 2000 in Oxford werd uitgegeven. Het is een aangenaam leesbaar boek geworden met een beknopte inleiding over opgravingstechnieken. Het eigenlijke boek bestaat uit drie delen, die chronologisch zijn opgebouwd. Het eerste deel handelt over de vroegste hominiden in Afrika zo'n vier miljoen jaar geleden en volgt de evolutie van de moderne mens tot aan het einde van de laatste ijstijd. Vervolgens komen we in contact met de belangrijkste vorderingen van de mens en het derde deel gaat in op de complexe verhoudingen ten gevolge van de opkomst en de groei van de gemeenschappen en beschavingen in de wereld. Om dat alles samen te stellen deed dr. Bahn een beroep op een hele reeks specialisten die elk een bijdrage in dit verband schreven. Een verklarende woordenlijst en een index zijn nuttige werkinstrumenten. Het boek is rijkelijk geïllustreerd met hoofdzakelijk kleurenfoto's en kaarten en past zeker in ieders bibliotheek.
jlm
| |
E. Knol, H. Hermans en M. Driebergen
Het en Hemel. De Middeleeuwen in het noorden, Groningen, 2001, 29,5 × 21 cm, 234 blz., kleurenen zw.-w.-illustraties, uitgave: Groninger Museum, Museumeiland, 9700 ME Groningen (Nederland) - Over de Middeleeuwen en/of over aspecten ervan zijn al heel veel boeken gepubliceerd en tentoonstellingen georganiseerd. Tot 2 september 2001 liep in de (nieuwe) gebouwen van het Groninger Museum een tentoonstelling over de Middeleeuwen in het noorden onder de titel ‘Hel en hemel’. Filmregisseur Peter Greenaway gaf in de opstelling zijn eigen visie over dit onderwerp, soms spectaculair, soms minder geslaagd, zoals de bewegende zeer duistere belichting boven ieder handschrift in de eerste zaal, waardoor kijken, laat staan lezen, bijna onmogelijk werd. Toch wandelden we geboeid door de eigenzinnige opstelling die ons meer deed denken aan een ‘environment’ en zelfs aan hedendaagse installaties: de kalligrafie van de Bruggeling Brody Neuenschwander, de realisatie van een Romaanse ruimte in ossenbloedrood, het leggen van de tientallen skeletten met een wemeling van licht, de variatie aan potten en kruiken in de voorraadkamer, het hemelse wit met liturgisch meubilair en zelfs de tussen glazen wanden gestopte fragiele oorkonden met wassen zegels. De bijhorende catalogus is minder spectaculair en eerder traditioneel opgevat met een beschrijving van de tentoongestelde objecten en een reeks vlot leesbare bijdragen die ons een beeld schetsen van de noordelijke Nederlanden tijdens de twaalfde tot en met de vijftiende eeuw. Vooral het geloofsleven, de kerk en de godsdienst komen in deze essays aan bod. Daarnaast handelen artikels over eetgewoonten, over de gebruikte taal en het schrift en over het wonen.
jlm
| |
Dieter Hägermann, Adriaan Verhulst, Raf Schneider e.a.
Het dagelijks leven in de Middeleeuwen, Tirion Uitgevers, 2001, verdeeld door Bosch & Keuning n.v., Vrijheidstraat 33, 2000 Antwerpen, verlucht met kleurenillustraties, 265 × 195 mm, 352 blz., gebonden € 31,75. - De geschiedenis van het dagelijks leven spreekt nogal wat mensen aan. Ongetwijfeld heeft dit te maken met een zekere nieuwsgierigheid. Hoe losten onze voorouders problemen op waarmee ook wij iedere dag worden geconfronteerd. In de loop der jaren brachten verscheidene uitgeverijen nogal wat publicaties voor een breed publiek hierover op de markt. Problematisch is echter dat deze boeken dikwijls een onbevredigend gevoel achterlaten. De redenen hiervoor zijn meervoudig. De tekst bezit vaak onvoldoende kwaliteit; de keuze van de onderwerpen uit het dagelijks leven is te arbitrair en onvoldoende samenhangend; de bibliografie laat te wensen over, enzovoort. Of is het te veel gevraagd dat een publicatie voor een breed publiek even nauwgezet wordt samengesteld als bij voorbeeld Montaillou. Een ketters dorp in de Pyreneeën door E. Leroy Landurie? In ieder geval ligt hier voor ons een nieuw en prachtig uitgegeven boek over het dagelijks leven in de Middeleeuwen waarbij de se- | |
| |
lectie van de auteurs het beste laat verhopen.
Na een kort overzicht van de politieke ontwikkelingen in Europa, schetst het boek het dagelijks leven van de gewone mensen in de Middeleeuwen. Hoe oefenden de gewone mensen hun beroep uit? Hoe dreven zij handel? Hoe waren zij gekleed en wat aten zij? Hoe waren de kinderen gekleed? Over welke werktuigen beschikten de landbouwers om hun land te bewerken? Welke technische innovaties verlichtten de dagelijkse arbeid? Deze items komen allemaal wel op één of andere wijze aan bod. De teksten zijn zeker van een zeer goede kwaliteit en tonen aan dat de auteurs het metier beheersen. Bovendien zijn de illustraties overvloedig en schitterend. En toch! Wij blijven opnieuw met een onbevredigend gevoel zitten. Een eerste reden is van methodologische aard. Het boek is geschreven vanuit de studie van literaire bronnen, de kunsten en de monumenten. Dit blijkt uit de keuze van de illustraties die nergens naar het archeologisch onderzoek verwijzen. De uitgever verwijst in dit kader naar de combinatie van het wetenschappelijk onderzoek met een literair-artistieke benadering.
J. Huizinga heeft ons dit in ieder geval reeds mutatis mutandis in zijn Herfsttij der Middeleeuwen voorgedaan. Maar net het archeologisch onderzoek laat toe allerhande algemeenheden onder meer met betrekking tot landbouw, veeteelt en voedingsgewoonten te overstijgen. Rekening houdend met het concept is het ontbreken van bronnenreferenties en verwijzingen naar de oorsprong van de citaten eigenlijk onbegrijpelijk. Ook de relatie tussen de tekst en de afbeeldingen is m.i. moeizaam en had gemakkelijk opgelost kunnen worden door een nummering in de tekst. Erg jammer ten slotte is het ontbreken van een bibliografie. Die had niet uitgebreid moeten zijn. Door professionelen samengesteld biedt zij de lezer echter altijd een uitstekende wegwijzer voor verdere lectuur. Is dit nu een slecht boek? Neen! Het boek is echter niet af. Wij kunnen enkel hopen dat bij een eventuele tweede druk deze tekorten weggewerkt worden.
rn
| |
Poëzie
Centrum Nederlandse Literatuurgeschiedenis (CNL)
Digitale Concordantie op het Verzameld dichtwerk van Guido Gezelle, Kapellen, Uitgeverij Pelckmans, € 24,50 - Van 1980 tot 1991 werd het achtdelig Verzameld dichtwerk van Gezelle uitgegeven door de uitgeverij Pelckmans. Vooral Jozef Boets heeft zich jarenlang ingezet om ook alle gelegenheidsgedichten van Gezelle in deze editie te kunnen opnemen. Zo werd deze uitgave niet alleen een voortreffelijke editie van Gezelles grote bundels, maar ook van de vele verspreide publicaties (funeraire poëzie, jubileumverzen, enz.). In het Gezellejaar werden deze tweeduizend gedichten vervolgens in één band samengebracht en uitgegeven door Pelckmans en Lannoo. De CD-rom Digitale Concordantie op het Verzameld Dichtwerk van Guido Gezelle die thans door het Centrum van Nederlandse Literatuurgeschiedenis onder impuls van Piet Couttenier uitgebracht wordt, bevat alle gedichten van Gezelles Verzameld dichtwerk én tevens een lijst van 30767 verschillende woordvormen met de aanduiding van de gedichten waarin ze voorkomen. Een uitgebreide zoekmachine laat toe om in enkele seconden alle gedichten terug te vinden waarin een bepaald woord voorkomt. Naar keuze kan men het volledig werk of de afzonderlijke bundels toegankelijk maken. Voor Gezelleliefhebbers is het een fascinerende invalsweg tot zijn poëzie, voor lexicografen en onderzoekers is het een ideaal werkinstrument. Vooral is het heel gebruiksvriendelijk en ook voor leken in de informatica gemakkelijk hanteerbaar: eenmaal de CD-Rom geïnstalleerd is (op een eenvoudige Windows '95 versie en met een gemakkelijke inlogprocedure) kan het programma steeds gebruikt worden. Het hoeft niet gezegd te worden dat deze digitale concordantie een enorme stap voorwaarts betekent in het wetenschappelijke Gezelleonderzoek en voor de komende generaties vorsers een dankbaar hulpmiddel is bij iedere vorm van Gezellestudie.
jv
| |
Marco Daane
De vrijheid nog veroveren. Richard Minne 1891-1965, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, geïll. met zw.-w.-foto's, 205 × 150 mm, 552 blz., gebonden € 34 - Op de lijst van literaire erflaters mocht de naam van Richard Minne (1891-1965) geenszins ontbreken. Minne is de auteur van een relatief beperkt letterkundig oeuvre, maar genoot de laatste jaren, vooral als dichter, van een hernieuwde belangstelling die onlangs werd bekroond met een proefschrift door Yves T'Sjoen en nu dus door de biografie van de hand van Marco Daane (1959). Daane legt zich al ettelijke jaren toe op figuur en werk van de Gentse dwarsligger en ‘boerse broer van Elsschot’, zoals Jeroen Brouwers hem in 1989 typeerde. Daanes boek verscheen in de prestigieuze reeks ‘Open Domein’ van uitgeverij de Arbeiderspers, waarin recentelijk ook - en met wisselend succes - Achterberg, Slauerhoff, Marsman en Hanlo werden geportretteerd. De biografie van Minne mag er wezen. Onder de titel De vrijheid nog veroveren, gaat Marco Daane op zoek naar de Richard Minne van wie iedereen wel een of ander vers zal citeren maar weinigen de reële achtergronden kennen. Een klein deel van Minne was gemeengoed, maar weigerde steevast een coherent en exhaustief beeld te vormen. Levensbeschrijvingen en monografieën bleven ook op dat vlak en zoals dat ook vaker het geval was en is, schromelijk in gebreke.
Niettemin heeft het collectief literair geheugen van Nederland en Vlaanderen recht op de feiten en de context. En het dient gezegd: Daane liet niets aan het toeval over, zodat een jaar of wat geleden de literaire geschiedschrijvers en aanverwanten zich nog konden verheugen over een belangrijke vondst van paralipomena waarmee de biograaf uitpakte.
Richard Minne begon zijn actieve loopbaan als schrijver in de periferie van het Gentse socialisme. Als actief lid van de rebelse ‘Socialistische Jonge Wachten’ haalden Minne en zijn vrienden zich niet meteen de sympathie van de partijleiding op de hals. Een en ander escaleerde tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, maar later werd de dichter toch met open armen in de rangen van de krant Vooruit ontvangen. Later, dat was na de uitgave met Roelants, Herreman en Leroux van het tijdschrift 't Fonteintje, een spraakmakend literairanthologisch periodiek dat zich begin de jaren twintig tegen wil en dank als tegenpool van het expressionistische Ruimte positioneerde.
Een andere draad in Daanes boek, is de onwaarschijnlijke geschiedenis van de totstandkoming van Richard Minnes enige dichtbundel, In den zoeten inval, meteen goed voor een van de meest intrigerende geneses die de Vlaamse letterkunde rijk is. De rol van Minnes onvolprezen vriend en toeverlaat Raymond Herreman daarin kan bezwaarlijk onderschat worden. Ook daar wordt de lezer een genereuze blik achter de schermen gegund.
De Minne-biografie heeft verscheidene verdiensten. Er is de veelvoudige documentatie die eerst werd gevonden en nadien op een wat mij betreft feilloze wijze werd verwerkt en in tekst uitgebalanceerd. Er is een duidelijke liefde van de biograaf voor het subject, maar tegelijk valt hij vrijwel nergens op idolatrie of hagiografie te betrappen. Het boek verveelt niet één seconde en leest als een trein. Achtergronden en verbanden werden vakkundig getoetst en vervolgens duidelijk en voor de lezer verteerbaar gemaakt. Het leverde een schitterend boekwerk op.
svdb
| |
Th. van Os
Penseeldier - een passie. Gedichten, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 205 × 170 mm, 97 blz., genaaid € 15,90 - Misschien wel het meest opmerkelijke aan de bundel ‘Penseeldier’ is de inhoudsopgave vooraan in het boek. Dit heeft tot doel de link naar de schilderkunst te benadrukken, voor Th. van Os net als het schrijven ‘een passie’ (de ondertitel). De gedichten worden via hun nummering in de bundel in een expositieruimte opgehangen. De manier van exposeren legt meteen de structuur van de bundel bloot: drie afdelingen (twee zijmuren, één centrale ruimte), in totaal 53 gedichten waarbij gedicht 27, het centrale in de bundel én in de ruimtelijke voorstelling, als scharniertekst fungeert. Het gaat om een lange ‘Ode aan Walt Whitman, de Amerikaanse ‘democratische’ dichter over wie Os schrijft: ‘en toch/toch/zoveel liet staan dat ik je nog altijd zing, twee eeuwen later/je kan verstaan achter de capitonnering van de betamelijkheid/onder het gekrakeel van de geciviliseerde uitleggers/(...)’ (p. 48). Rond deze Whitman-ode, die verwijzingen bevat naar de gedichten die eraan voorafgaan en ook al anticipeert op de verzen die zullen volgen, zet Van Os in een uitwaaierend geheel een constructie op van gedichten die een passie voor de schilderkunst en de homo-erotische verlangens evoceren. Van Os grijpt daarbij nadrukkellijk terug naar een klassieke vorm, die gaat van disticha over terzinen tot kwatrijnen, sonnetten en de litanie en het strakke rijmschema niet schuwt. ‘Penseeldier’ bevat mooie verzen, o.m. die in de afdeling ‘Waarnemen’ (‘Een foto is niet zien/maar een uitsnede van wat misschien/gezien had kunnen worden/een product van een
andere orde/dan wat je zelf dacht te zien’ - p. 31). Niet alle gedichten halen het niveau van deze afdeling. Daarvoor blijven ze al te vaak steken in een woorden- en beeldenspel dat al te doorzichtig blijft.
jvh
| |
Antoine de Kom
Zebrahoeven. Gedichten, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 120 mm, 48 blz., genaaid € 13,60 - De derde bundel van deze in Den Haag geboren dichter, zoon van een blanke moeder en een mulat, lijkt me minder dan de twee vorige bundels, bepaald door zijn verblijf in Suriname. Het slotgedicht reveleert m.i. veel. De Kom biedt een gedicht over wat poëzie is, hij geeft er een visie op die een indruk geeft van haar mogelijkheden en haar onmacht. Maar ze wordt nergens echt duidelijk. Ze blijft steken in een zekere onbestemdheid, die door een vage en tegenstellende verbeelding niet wordt verhelderd en ongetwijfeld tot onderling erg afwijkende interpretaties kan leiden. Ze wordt allicht ook in de hand gewerkt door een bewust, misschien zelfs wat te rationeel overwegen van wat wordt uitgedrukt en de wijze waarop het wordt uitgedrukt. Dat bedreigt of kan het wezenlijk poëtische bedreigen. ‘...Juist in de ontbinding van wat maak-/baar leek ontkiemt deze poëzie. Zo komt zij, zich aan eigen wet/onttrekkend, tot haar bestaan een zich steeds opnieuw omvormende/wildgroei van denkbeeldige zichzelf vernietigende vegetatieloze/bizarre en verlaten aanplanting gloeiend groener nog: ondenkbaar/als gedicht.’ Dit lijkt me typisch voor zijn dichtkunst. Zou de optie voor het zichzelf ontkrachtende dat moet uitgroeien tot een aansprekende poëzie, de eigenlijke waarde van die poëzie niet aantasten? In verband met zijn poëzie is vroeger reeds gezegd dat ze er waarschijnlijk wezenlijk naar streeft het mysterieuze van wat leven in zijn vele vormen is te benaderen, maar ze doet dat vrij verhullend en wazig
| |
| |
waardoor de poëtische waarde en aansprekingskracht wordt aangetast.
gg
| |
J.A. Deelder
N.V. Vergat, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 125 mm, 63 blz., genaaid € 11,35 - Verzen die meer epateren of willen epateren dan dragers zijn van ervaringen die wezenlijk, existentieel ingrijpend verwoorden wat de mens beweegt in denken en voelen. Deelder blijft m.i. de dichter van een vrijwel nergens structureel ingekaderd taalgebruik, van woorden en beelden die zich doorheen het gedicht los bewegen, waardoor het blijft steken in het ongewisse, het vage. Bovendien blijft een en ander nog altijd erg bombastisch en opgeblazen. Het kan dat dergelijke poëzie inslaat op een ‘poëzie-performing’, maar de ernstige en rustige lezer zal allicht vrij vlug door dat uiterlijke gedoe heen kijken. Het sterk aangezette taalgebruik en de beelden die opvallen door een zekere opzettelijkheid, die bovendien wel eens arrogant aanvoelt, bevorderen geenszins een ruime draagwijdte van wat wordt gesteld. Wat dat juist is, is zelfs moeilijk te omschrijven.
gg
| |
Erik Menkveld
Schapen nu! uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 125 mm, 63 blz., genaaid € 15,85 - Zevenentwintig gedichten in vier onderdelen waarin telkens weer een ervaring van een mogelijk teloorgaan en een steeds te herwinnen en eventueel te herwinnen waarheid wordt uitgedrukt, althans toch het verlangen ernaar. Wat die waarheid precies inhoudt, lijkt minder duidelijk. Dit allicht fundamenteel gegeven weet de dichter wel eens in woord en beeld aansprekend te verwoorden, maar zeker niet in alle gedichten. Enkele blijven steken in een vormgeving waarvan het formele aspect zich te nadrukkelijk als een los element aandient, te los om verder dan het formele te reiken. Die gedichten spreken gewoon niet aan. Ironie, die zich soms op de rand van het sarcasme beweegt, is wel eens een te vlot en gemakkelijk procédé zonder veel impact. Een bundel gedichten van ongelijke waarde.
gg
| |
Roland Jooris
Gekras, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 120 mm, 47 blz., genaaid € 14,80 - Het is natuurlijk zo dat niet iedereen die gedichten schrijft in een prestigieus poëziefonds als dat van Querido terechtkomt. Het is maar weinig Vlamingen gegeven: Peter Ghyssaert is in dat geval, Christine D'haen, Leonard Nolens en nu dus ook Roland Jooris (1936), die van zijn kant met zijn opwachting boven de Moerdijk toch nog relatief lang heeft gewacht. Louis Paul Boon prees zijn gedichten, Herman de Coninck loofde het wit dat Jooris op het blad van zijn gedichten uitspaarde en noemde het ‘de witste poëzie’ die hij kende, ‘een messengevecht van puurte tegen puurte’. In zijn nieuwste bundel Gekras frappeert nog altijd eenzelfde spaarzaamheid als vroeger, een karigheid qua woorden en verzen die, mutatis mutandis ook de schilderijen van zijn vriend Roger Raveel typeren. Het gekras verwijst naar het geluid van de kraai die zijn woorden en klanken krast maar precies door dat eigenzinnige stemgeluid des te krachtiger en nadrukkelijker uit de hoek komt. Het is ook de bedoeling van de dichter, om op een vergelijkbare manier met zijn emoties en gewaarwordingen om te gaan en ze te krassen, met het karige zwart op het wit van het blad papier, waardoor de poëtisch geëvoceerde sfeer nog navranter en tegelijk indrukwekkender kan worden. Bewegingen en handelingen worden in deze gedichten dan ook geladen met een vreemdsoortige schaarste, die hoe dan ook de draagkracht en connotaties van de woorden optimaliseert. Het is althans mijn indruk dat de gedichten van Roland Jooris nog krachtiger zijn geworden, als dat al kon, nog meer daadwerkelijk en aangrijpend, de woorden nog subtieler in het bespelen van hun onderling verband. Grote poëzie zonder meer.
svdb
| |
Peter Ghyssaert
De zuigeling van Sint-Petersburg, uitg. Querido, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 120 mm, 72 blz., genaaid € 18,50 - De dichter Peter Ghyssaert (1966) is nog niet zo erg lang bezig, maar wist zich toch al een vaste plaats op het literaire forum te veroveren. Gezaghebbende critici als Herman de Coninck of Kees Fens prezen zijn werk. Hans Warren noemde hem naar aanleiding van het verschijnen van zijn bundel Cameo een dichter ‘die weer pracht en praal in de Nederlandse literatuur brengt’. Die pracht en praal, die in al haar decadentie een onmiskenbare verfijning releveerde, wordt nu min of meer losgelaten voor een andere, ook weer aan een zekere vergankelijkheid refererende schoonheid.
Het meesterlijke samengaan van verdorring, verval en gecultiveerde schoonheid, maken van deze poëzie een uniek geheel. In De zuigeling van Sint-Petersburg wordt een op sterk water bewaarde foetus in het licht geplaatst, een op zijn minst fascinerend beeld waardoor ook nu weer eenzelfde thematiek wordt geponeerd, maar toch weer meer dan dat. Het beeld is er, en de dichter danst er als het ware rond, op het ritme van zijn sterke muzikaliteit - de dichter is overigens musicus - en met ander omliggend, intrigerend beeldmateriaal.
Het poneren, het aanwezig stellen: daarin ligt voor een groot deel de kracht van deze gedichten. Peter Ghyssaert vat een en ander in een gepast en tegelijk gespierd ritme, waardoor ook de langere gedichten op geen enkel ogenblik dreigen te verwateren of verzen aan de aandacht van de lezer te ontglippen.
De zuigeling is eens te meer een schitterende bundel van een dichter die voor mijn part het verbluffende elan van Honingtuin en Cameo terugvond en op voortreffelijke wijze heeft geactualiseerd.
svdb
| |
Ilja Leonard Pfeijffer
Het glimpen van de welkwiek. Gedichten, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 205 × 170 mm, 107 blz., genaaid € 15,90 - De Nederlandse dichter Ilja Leonard Pfeijffer (1968) is een relatief nieuwe naam in het literaire landschap van ons taalgebied. Hij debuteerde in 1998 met Van de vierkante man, een bundel die meteen met de C. Buddingh'-prijs werd bekroond en ook een nominatie voor de prestigieuze VSB Poëzieprijs in de wacht sleepte. Weinig andere dichters waren eerder op die manier met de deur in huis komen vallen. De namen van auteurs die meteen bij hun debuut al een dergelijk palmares konden voorleggen, zijn beslist op een hand te tellen. Ilja Leonard Pfeijffer hanteert een erg vreemde taal en situeert het idioom van zijn gedichten in ‘die dagen dat in het zwavelasgrauwe uitspansel (...) een weerlicht brak’. Er kwam een ziener op aarde neergedaald die de mensen doorzag en hen ogenblikkelijk ook in hun ware aard en proporties herkende. Die vaststelling, waaraan de dichter zijn premisse kleeft, maakt de lectuur van zijn poëzie er uiteraard geenszins gemakkelijker en transparanter op. De incantatie in dit werk, de vreemde en bezwerende toon ervan, de vaak onbegrijpelijke, maar daarom niet minder indringende verhaallijn en de sterke graad van abstrahering, zorgen samen voor een intrigerend werk dat een nieuw geluid aan onze moderne poëzie toevoegt.
svdb
| |
Anneke Brassinga
Verschiet, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2001, verdeeld door WPG-Uitgevers, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 125 mm, 68 blz., genaaid € 15,65 - Terugdenkend aan de ruïnes van Rome schrijft Anneke Brassinga: (...) Ik aanzie die wondere/ondergang, besef hoe mijne evenmin fataal/en keer op keer als voor het eerst zal zijn./ Die vreemde mengeling van afscheid, besef van onomkeerbaar verlies aan de ene kant en de quasi zekerheid dat niets ooit totaal verloren is aan de andere kant, maakt precies het eigene uit van de bundel ‘Verschiet’. De titel alleen al wijst in die richting: het ‘verschiet’ is de horizon, afbakening en verte tegelijk. Brassinga's denk- en gevoelswereld is in meer dan één gedicht geënt op het onvermogen de dood te lijf te gaan. In ‘Tussen levenden’ (p. 18) heeft zij het over ‘een godsliederlijk elkaar verlaten laten gaan’, in ‘Heden’ (p. 11) wordt die onmacht nog sterker verwoord: (...) nu weet ik hoe ik niet zal weten hoe / een heden te doorstaan dat een schimmenrijk zal zijn,/bruut en reëel, omdat ik dan terug moet roepen/jou, en hoe je zei, mij is de dood steeds meer/gaan leven; omdat ik niet vermogen zal waartoe ik ben/gedoemd - je dood in leven te doen zijn.’
Niet alle gedichten uit ‘Verschiet’ zijn zo zwaarmoedig. ‘Love's knowledge’ en ‘De ethiek van cosmetica Vichy’ (p. 39) bijv. ironiseren de ‘universaliseerbaarheid van de jonge probleemhuid’. Verrassend buigt Brassinga het gedicht dan om naar Homeros, naar het lijk van Hector dat achter Achilles' wagen ‘zevenmaal om de aarde moest gaan’, en meteen ook naar Ida Gerhardt (‘ach Ida, vergeef’), om dan te zeggen: Wij lezers van nu zijn deelnemend weliswaar en vol/Ontzag, door toegewijde aandacht in verbeelding,/Maar liefde is en blijft in weerwil van ethiek / Het voorrecht van de properen.’
Anneke Brassinga heeft in ‘Verschiet’ de taalcapriolen van haar vroegere gedichten grotendeels achter zich gelaten: geen ‘pirouetteren (meer) in bokkesprongen uit de maat en krolse gibbonsprongen’, maar ‘bevangen in scanderen - loodzwaar harnas dat geen zwier gedoogt’ uit: ‘Gevallen vrouw (Een burleske)’ (p. 43). Er dient op gewezen: deze verzen horen thuis in een ‘burleske’. Brassinga's poëzie is niet loodzwaar. Wel getuigen haar verzen, o.m. door de vaak terugkerende ellipsen en door de eigenzinnige opbouw, van een taalbezetenheid die naar de kern doorstoot van wat kan worden gezegd.
jvh
| |
Stefaan van den Bremt
Stemmen uit het laagland. Gedichten, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2001, 215 × 140 mm, 64 blz., genaaid € 14,95 - De dichter en vertaler Stefaan van den Bremt (1941) was al langer een gedegen en vaste waarde in het letterkundige landschap van de Lage Landen. Daarvoor zorgden onder meer zijn dichtbundels Verbeelde boedel (1995) en Een vlieg met gouden vleugels (1997), hoewel ook vroeger werk veelal erg positief werd ontvangen en gedichten van Van den Bremt in de meest prestigieuze literaire periodieken werden opgenomen. Een dergelijke dichter kan een vooraanstaande uitgever dan ook slechts inruilen voor een ander prestigieus fonds, of hoe de mooie namen (eindelijk) door Lannoo worden afgeroomd en toegevoegd aan dichters als Hubert van Herreweghen. Op dit elan wordt Lannoo de poëzieuitgever bij uitstek in Vlaanderen. Met Stemmen uit het laagland gaat Stefaan van den Bremt op zoek naar zijn herkomst, in die zin dat hij zich verbonden weet met zijn geboorteland en
| |
| |
dat ook uitschrijft. Niettemin blijft voor hem een begrip als ‘Vlaanderen’ uiteindelijk meervoudig. Al de stemmen, alle lagen die in dat spel hun plaats vinden, resoneren in deze gedichten. Ze gaan met elkaar in debat, eisen het laatste woord op maar worden zich bewust van de intrinsieke verbondenheid van taal, gedicht en wortelgrond, hoewel dat laatste bezwaarlijk als louter letterlijk kan genomen worden. Stefaan van den Bremt spreekt zijn verzen uit in verschillende toonaarden: wrevelig, bezonnen, flemend, gebiedend, argwanend of verliefd. Het legt de gedichten in een intrigerende plooi en voegt dan ook een nieuwe dimensie aan het dichterschap van deze voortreffelijke schrijver toe.
svdb
| |
Bei Dao
Landschap boven nul. Gedichten, uitg. J.M. Meulenhoff, 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147A, 2018 Antwerpen, 215 × 140 mm, ingenaaid, 80 blz., € 16,56 - Dit is poëzie die niet zonder meer te vatten is. Ze vergt leesinspanningen en de openheid om zich in wat geboden wordt, in te leven. Haar moeilijkheidsgraad is allicht in het bijzonder te wijten aan formele aspecten: een sterk bepaalde associatieve werkwijze en een opeenvolging van beelden die schijnbaar los van elkaar staan, maar toch op elkaar betrokken blijven. Dat resulteert in vormen van meerduidigheid die meteen ook ruimte bieden aan genuanceerde en variabele interpretaties en ervaringsbelevenissen. Graag toch even herhalen wat een sinoloog stelt en waarnaar de vertaler in zijn nawoord verwijst: ‘de tekst dwingt tot aandacht, al tart hij ons begrip’. Dat is ongetwijfeld ook te wijten aan de aard en het leven zelf van deze Chinese auteur, wellicht zelfs ook aan de ontworteling die hij de laatste jaren meemaakt. Hij is sinds 1989 in ballingschap en sindsdien spreekt hij nog enkel ‘Chinees tegen de spiegel’. Voorzichtig benaderd kunnen misschien enkele aspecten van deze poëzie opgelicht worden: een zekere afkeer voor het politieke bedrijf in zijn eigen land; de belijdenis van de menselijke volledigheid die door geen wetten, alleszins geen valse, geen ontkrachtende wetten kan worden afgezwakt; de wanhoop bij de beleving van het verlangen naar de volheid van een ‘vrij’ leven, maar ook de hoop dat ooit gerealiseerd te zien; de eenzaamheid van de balling en een gewenste verbondenheid. Is er aan het einde van de weg ‘achter nacht/grenzeloos graan?’. En onmiddellijk daarop volgt toch meteen het vers: ‘gekwetste geliefden’. Allicht geeft een vers uit de laatste in het
Nederlands gepubliceerde bundel - in deze bundel eveneens in het nawoord geciteerd - de fundamentele inspiratie die ook voor deze uitgave werkzaam was: ‘een vogel behoudt/zijn gestroomlijnde primitieve drijfveer/ook in glazen opsluiting’.
gg
| |
Peter Holvoet-Hansen
Santander. Ontboezemingen in het vossenvel. Gedichten, uitg. Prometheus, Amsterdam, 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 78 blz., paperback - Peter Holvoet-Hansen (1960) is met Santander aan zijn derde dichtbundel toe. Eerder verschenen Dwangbuis van Houdini, waarmee de dichter zich al meteen een vaste stek op de Vlaamse letterenpodia toeëigende, en nadien Strombolicchio. Holvoet-Hansen ziet Santander als de finale van een poëtisch drieluik, waarin het aardse met het hemelse verbonden wordt en, in tweede instantie, de onderwereld uit Strombolicchio met het vagevuur van Dwangbuis van Houdini. Natuurlijk is, tenzij men daar voor elke dichter a priori van uitgaat, hier een eigengereide woordkunstenaar aan zet. In Santander. Ontboezemingen in het vossenvel is de dichter als een opgejaagde vos, die zijn geliefde met gedichten heeft bedacht. Na de vos komt de muziek en ten slotte gaat een zanger op weg naar het Spaanse Santander. De gedichten zelf baden in een intrigerende wisselwerking van parlando en experiment, van klassiek en modern, van conventioneel en gewaagd. De voorgekauwde betekenissen en waarden van poëzie worden aldus probleemloos op de helling gezet. Het tempo in de gedichten wisselt al evenzeer. Soms ligt het laag, soms hoog maar altijd brengt Holvoet-Hansen de lezer op de begane grond, zonder dat daartoe aan diezelfde lezer al te veel concessies worden gedaan. Hoe dan ook: een voortreffelijke bundel en een nieuw geluid waarvan nog veel heerlijks te verwachten valt.
svdb
| |
Menno Wigman
Zwart als kaviaar, uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 52 blz., genaaid € 14,50 - Twee eerder gratuit overkomende gedichten, resp. over het dichterschap en over het voordragen van poëzie, omkaderen de vier afdelingen van de bundel ‘Zwart als kaviaar’ van Menno Wigman. Het ‘Misverstand’ waarmee de bundel opent, zet misschien wel de toon voor de hele bundel, maar poneert regelrechte clichés als ‘Mijn leven is door poëzie verpest en ook/al wist ik vroeger beter, ik verbeeld me niets/wanneer ik met dit hoopje drukwerk vierenzestig/lezers kwel of, erger nog, twee bomen vel.’ Ze inspireren niet meteen tot verdere exploratie van de bundel. Al met al blijkt dat achter de schijnbare eenvoud van de gedichten - een gevoel, een ervaring die sterk in de hand wordt gewerkt door de strakke vormgeving en de parlando-stijl - dan toch een wereld van sterk doorleefde emoties schuilgaat. Sterk overheersend daarbij is de twijfel, ook aan de eigen persoon: ‘Ben ik een vochtig misverstand?/Werd ik beraamd? Ik ben de uitkomst/van een enthousiaste winternacht/de nasleep van een natte grap/die mij alsnog ontgaat.’ (uit: ‘Slechte gedachten’, p. 14). Of nog, zoals het luidt in ‘Ergens was het zomer’ (p. 15): ‘Nooit val ik samen met een naam’. Verder blijft het zoeken naar ‘de geheime algebra van ons geluk’ in een wereld die, zoals blijkt uit ‘Kaufhaus des Westens’ (p. 32) nauwelijks nog perspectieven biedt: ‘een massagraf/dat blaakt van hoop en voor het donker/rouge, speelgoed en horloges koopt’.
jvh
| |
Wisława Szymborska
Einde en begin (Gedichten) 1957-1997, uitg. J.M. Meulenhoff, 2001, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 225 × 150 mm, gebonden, 300 blz., € 29,50 - Van deze Poolse dichteres, nobelprijs 1996 (niet 1998 zoals de flaptekst meldt), de vertaling van ongeveer al haar gedichten: een ruime keuze uit haar eerste bundel Roepen naar Yeti (1957), daarop de volledige bundels Zout (1962), Grote pret (1967), Elk geval (1972), Grote getallen (1976), De mensen op de brug (1986), Einde en begin (1993), en ook nog zeven tot nog toe niet gebundelde gedichten, geschreven in de jaren 1993-1997. Als laatste gedicht - met speciale toestemming van de auteur - het nog niet eerder gepubliceerde Vroeger leerden we de wereld... (1945). Deze uitgave wordt besloten met de rede die de dichteres in Stockholm uitsprak ter gelegenheid van de Nobelprijs voor literatuur op 7 december 1996. In 1945 stelde ze: ‘Vroeger leerden we de wereld blindelings:/ze was zo klein dat ze in een handdruk paste,/zo makkelijk dat ze met een glimlach te beschrijven was,/zo gewoon als de echo van oude waarheden in een gebed.’ Maar dat blijft niet zo. In en doorheen haar hele poëzie is voelbaar wat ze zelf in haar rede stelt: ‘ook een dichter, een waarachtige dichter moet steeds weer bij zichzelf zeggen: ik weet het niet.’ Daardoor kan elke dichter, ieder mens zich blijvend uitbreiden, zowel in als buiten de eigen menselijke levensruimte. Allicht is in die bevestiging de fundamentele waarde, de levensboodschap van deze dichtkunst te vinden. Die weet de dichteres eenvoudig en helder, nooit zwaarwichtig, wel eens uitgesproken speels en lichtjes ironiserend, vaak spits uit te drukken, meestal gericht op doodgewone dingen, anekdootjes, op dagdagelijkse belevenissen
aan de hand van een verfijnde eenvoud, wellicht zelfs een geraffineerde eenvoud, die verder rijkt en dieper gaat dan op het eerste gezicht vermoed wordt. Biedt de vaak benadrukte levensaanvaarding die openstaat voor ‘grote pret’, voor geluk en liefde geen positieve meerwaarde? Lichtjes ironiserend geeft de dichteres het antwoord: ‘laat de mensen die geen gelukkige liefde kennen/maar volhouden dat gelukkige liefde nergens bestaat./ Met dat geloof valt het hun lichter te leven, en te sterven.’ Toch blijft ze ook altijd een ondoorgrondelijkheid van het leven belijden. Het leven is geen utopia, ‘een eiland waar alles wordt opgehelderd’. Alles kent einde en begin, en wat daar tussen ligt is helderheid én verborgenheid, en dat wordt gekleurd door wat is en was, en mede bepaald door vormen van vluchtigheid. Schitterende dichtkunst die heel wat vertaalinspanning moet hebben gevergd.
gg
| |
Kristin Van den Eede
Nergens is afstand dichter, uitg. P, Sint-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, 2001, 190 × 110 mm, 32 blz., genaaid € 8,68 - Een waardevol debuut. Van deze jonge dichteres mochten we reeds verzen lezen in o.a. publicaties van de Soetendaelle poëzieprijs en in een uitgave van het Davidsfonds. Wat ze in deze bundel brengt, bevestigt haar talent. Tijd is nabij; er leeft verlangen naar de nabijheid van tijd: ‘maak me kleiner dan wanneer ik/nog splinternieuw was, een adem/in de huid van het heelal...’. Tijd is niet vast te houden, tenzij misschien op momenten waarin heden en verleden als eenheid worden beleefd. Maar tijd wordt ook beleefd in ‘de wereld tot jij en ik’. In ‘manieren om niet nu te zijn/maar eeuwen geleden,/en om dat samen met hem te doen...’. De intensiteit van een verbondenheid waarin tijd samenvalt met nieuwe tijd en mens met mens is een ervaringgegeven in vele gedichten; maar daaraan verbonden toch ook de ervaring van het ongrijpbare of wat ontsnapt of intenser beklijft: ‘... je had/honderd woorden om van me te houden en nabij te zijn/en toch, wanneer je sliep, waren zelfs die je/niet had gegeven dichter dan jij’. Mooie verzen met een ritmiek waarin beelden spontaan, nooit gezocht, kleurrijke beelden oplichten. Een bundel die een verlangen wekt naar verdere verdieping, naar nog meer uitgepuurde levenservaring.
gg
| |
Zoekertjes
Te koop: tijdschrift ‘West-Vlaanderen/Vlaanderen’: jaargangen 1952 tot en met 1971 (volledig op het nr. 5/1954 na) + de jaargangen 1980, 1981, 1982, 1984 (volledig; van jaargang 1983 ontbreken de nummers 1, 4 en 5). Zich wenden tot: Dries Weyts, Polderstraat 23, 8310 St.-Kruis-Brugge, tel. 050/35 45 50.
Ik bied alle nummers van ‘West-Vlaanderen’ & ‘Vlaanderen’ (jaargang 1 tot en met 50), ingebonden in simili per jaargang te koop aan, tegen een redelijk bod. Herman Dinneweth, Tulpenlaan 34, 8790 Waregem (tel.: 056/60 32 63).
De recensies werden geschreven door:
gg: Guido Goedemé |
jlm: Jean Luc Meulemeester |
jvh: Jooris van Hulle |
jv: Julien Vermeulen |
rn: Robert Nouwen |
svdb: Stefan van den Bossche |
|
|