Te gast
Renaat Ramon
Ook jij, Balbus, prijst de schoonheid,
de maat die in de mensen ligt
en de orde die de goden hebben gewild:
En het is waar dat zij, die niet
in de goden geloven, weinig fraais
hebben voortgebracht. Hun smaak
is te gekruid, hun hemel het verhemelte.
Chaos hebben zij verkozen:
drift, woede en razernij -
Toch begrijp ik je niet, Balbus.
Wat ben jij voor een stoïcijn?
Je bewondert de gaafheid van de cirkel,
de efficiëntie van een bol. Hoe,
bij Jupiter, kan je naar ingewanden
staren, de toekomst in een dooie lever
zien, de waarheid zoeken bij kale
kippen en de voorzienigheid in het vuur?
Laat dan aan Cotta over - lees Bion!
Toeval en toekomst, dat moest jou
onverschillig laten. Wichelend
verliezen je woorden hun gewicht.
Wichelen en wegen - dat past niet
bij een man, niet bij een stoïcijn,
niet bij Lucilius Balbus.
‘Uit mijn werk moet ik voortaan ter wereld komen’ (L. Nolens, Hommage)
Woord en beeld vormen de sokkel waarop Renaat Ramon (o1936) een veelzeggend en boeiend oeuvre heeft opgetrokken. Als dichter-essayist en als beeldhouwer blijft hij geduldig, langs wegen van geleidelijkheid, de grenzen verkennen van een creatief universum waarin voor hem slechts één regel van toepassing is: die van de originaliteit. Ramon als dwarsligger: in een tijd die zweert bij de anekdotiek, bij het vluchtige hic et nunc, graaft hij als een archeoloog naar de verborgen lagen waar woord en materie voor zichzelf spreken.
De poëzie van Ramon ontwikkelt zich via een dubbelspoor. In de lijn van zijn plastisch werk worden woorden herleid tot tekens. Een ‘ongehoorde’ tekentaal (in 1997 verscheen zijn bundel ‘Ongehoorde gedichten’), waarin getal en woord, geometrie en (verbeelde) klankstroom tot een bijna perfecte harmonie vervloeien. Daarnaast zoekt Ramon, bevrijd als hij zich wil weten van de dwingende wetmatigheden van het
Renaat Ramon, ‘Rekenkunst’, 2001, gelakt staal.
[Foto: Lieve Terrie]
bestaan, nadrukkelijk aansluiting bij de klassieke Oudheid. In het aan hem gewijde gedicht uit de bundel in voorbereiding ‘Rebuten’ prijst Lucilius Balbus ‘maat, rede en evenwicht’.
De drie-eenheid van maat, rede en evenwicht vormt ook het fundament van Ramons beeldend werk. In hun ruimtelijkheid, geconcipieerd vanuit de dialoog tussen geometrische vormen (bol, vierkant, cilinder, kubus, ovaal en balk), vertellen de beelden geen verhaal, maar worden ze verhaal: dit van een onstoffelijke wereld die er is en er altijd zal zijn.
Het gedicht ‘leeftocht’ (1992) is Ramons artistiek credo, maar evengoed zijn menselijk credo:
‘Behalve/ deze woorden/en enkele cijfers/heb ik geen middelen/van bestaan. // En ook geen reden.’
Jooris van Hulle