en werkte met een aantal medewerkers in Parijs en Milaan. Het Boucicautatelier realiseerde verscheidene handschriften voor opdrachtgevers aan het Parijse hof, waarvoor ook Coene minstens een bijbel verluchtte. Zij verluchtten manuscripten voor Italiaanse klanten o.a. een getijdenboek voor de Visconti familie uit Milaan en een missaal voor Lorenzo Trenta, een handelaar uit Lucca. De Italiaanse kunstenaar Jacopo della Quercia bestudeerde het missaal en in de predella van zijn altaarstuk in de Trento is de invloed van de miniaturen van de Boucicautmeester duidelijk zichtbaar. De Boucicaut- meester mengt Vlaamse en Franse invloeden en kende duidelijk de Noord-Italiaanse schilderkunst. Coene was in 1399 in Milaan en het vroege werk van de Boucicautmeester is erg Italiaans van opzet. Het Boucicautgetijdenboek werd besteld door de maarschalk van Boucicaut, gouverneur van Genua en het is goed mogelijk dat de maarschalk, die in 1401 in Genua vertoefde, Coene op dat moment in Italië ontmoette. Opdrachten van Franse meesters voor Italiaanse
Deze miniatuur ‘De visitatie’ wordt toegeschreven aan Jacob Coene. Het handschrift dateert uit 1405-1415 en wordt in het Musée Jacquemart (hs. 2, fo 65v) in Parijs bewaard.
opdrachtgevers zijn in deze periode erg zeldzaam. In het getijdenboek dat de Boucicautmeester realiseerde voor de hertog van Berry vertoont de miniatuur van de kruisafneming een sterke gelijkenis met het paneel van Simone Martini. Hij voerde het Italiaanse ruimteconcept in de Franse miniatuurkunst in. In een Alexanderroman, nu bewaard in London (London, British Library, Ms Royal 10 B XX) realiseerde een medewerker van de Boucicautmeester, namelijk de meester van de Harvard Hannibal, een afbeelding van het roosvenster van het koor van de dom van Milaan. De miniatuur is waarschijnlijk gebaseerd op één van de architectuurtekeningen van de Boucicautmeester.
Er is dus een duidelijk parallellisme tussen beide meesters en een analyse van de stijl van de Boucicautmeester bevestigt nog meer de hypothese. Die stijl is vernieuwend, wat de vermenging van de Vlaamse, Franse en Italiaanse invloeden betreft. Maar hij gebruikt toch ook een aantal archaïsche motieven, die wijzen op een meester die in de eerste decennia van de 15de eeuw aan het einde van zijn carrière was. Hij werkte niet enkel in dienst van het hof, maar realiseerde ook werken voor koopkrachtige opdrachtgevers uit de burgerij. Essentieel in zijn oeuvre is de manier waarop hij op een perfect waarheidsgetrouwe manier de architectuurpartij weergeeft in zijn miniaturen, wat duidelijk verschilt met die van zijn tijdgenoten. Hij is als één van de eersten in staat de religieuze architectuur op een realistische manier in zijn miniaturen te integreren. Dit wijst op zijn reële kennis van de regels van de geometrie en de wetten van het perspectief en vormt meteen een andere gelijkenis met Jacob Coene, die aangenomen werd als ingenieur om architectuurtekeningen te maken tijdens de realisatie van de Milanese dom. Een laatste overeenkomst tussen beide meesters, die mogelijk één en dezelfde persoon zijn, is het feit dat de Boucicautmeester mogelijk ook panelen schilderde, net zoals Jacob Coene.
Maar zelfs met de overvloed aan overeenkomsten tussen beide meesters maakt het ontbreken aan archivalisch bewijsmateriaal in verband met de Boucicautmeester en het ontbreken van kunstwerken van Jacob Coene het onmogelijk om met zekerheid te besluiten dat beide meesters één en dezelfde waren. Het maakt de hypothese niettemin erg waarschijnlijk.