Voorwoord
Jean Luc Meulemeester
Op zaterdag 20 oktober 1951 stichtten zo'n zeventig kunstenaars in de Sint-Andriesabdij van Loppem nabij Brugge het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond. De doelstelling was drieledig: ‘de christelijke inspiratie van de Vlaamse cultuur te handhaven, de materiële en sociale toestand van de kunstenaars te behartigen en kunst en cultuur bij de bevolking te brengen’. Het embryo van de stichting lag in Roeselare. Daar vond op 23 juni van datzelfde jaar een contactvergadering plaats met de bedoeling in West-Vlaanderen een afdeling van de vereniging ‘Kunstenaars voor de jeugd’ op te richten. Dat was de aanleiding om een ruimere en algemenere vereniging te stichten die ongetwijfeld kaderde in de sfeer van een grotere West-Vlaamse traditie met figuren als Verriest, Gezelle en Rodenbach. De toenmalige voorzitter, Jozef Storme, verantwoordde de stichting als volgt: ‘(tegemoet te komen) aan het verlangen dat reeds geruime tijd bij meerdere mensen, kunstenaars en belangstellenden voor de wereld van kunst en cultuur, sluimerde: de Vlaamse kunstenaars te groeperen onder de vlag van onze eeuwenoude Christelijke beschaving.’ De bedoeling van de nieuwe vereniging bestond er dus in de kunstbeoefening te bevorderen en de belangen van de kunstenaars te verdedigen. Van dit doel zijn we tot op vandaag niet afgeweken. Alle kunstenaars blijven welkom, om het even welke discipline ze ook beoefenen, welke kunststijl ze ook nastreven of welke opvatting ze over kunst hebben. In deze sfeer van pluralisme werkt onze cultuurvereniging verder.
Al vrij vlug rees de vraag op welke manier die doelstellingen konden worden verwezenlijkt. De meest in het oog springende realisatie, eigenlijk bijna onmiddellijk bij de aanvang tot stand gekomen, is ongetwijfeld het tijdschrift Vlaanderen, dat aanvankelijk verscheen onder de titel West-Vlaanderen, maar vanaf 1966 de naam kreeg die het nog altijd draagt. Het werd een uitgave waarin voor iedere kunsttak voldoende ruimte werd geboden. Vlaanderen groeide weldra uit tot een van de belangrijkste tijdschriften in ons taalgebied. Het schept meer dan een band tussen leden en verbond. Het biedt niet alleen de mogelijkheid de doelstellingen van de vereniging bekend te maken, maar evenzeer te voldoen aan een blijvende noodzaak om cultuur in de ruimste zin van het woord te helpen verspreiden. De themanummers, die het substantiële element van deze tweemaandelijkse uitgave vormen, vinden de weg naar vele lezers. Het wordt bewaard en geregeld geconsulteerd. Naast het tijdschrift groeiden er ook allerlei culturele initiatieven, zoals het houden van voordrachten en studiedagen, de realisatie van andere uitgaven en het organiseren van tentoonstellingen. Er werd zelfs ooit een heuse film als promotie van de Vlaamse kunst opgenomen. Initiatieven buiten de vereniging worden gepromoot door er aandacht voor te vragen in het tijdschrift. Ook provinciale activiteiten en jaarvergaderingen helpen het CVKV verder mee uitbouwen.
Het CVKV viert in 2001 zijn vijftigste verjaardag. Herdenken betekent terugblikken, maar ook kijken in de toekomst. Ups en downs wisselden in het verleden af, maar desondanks blijven we verder uitkijken naar de toekomst. Net zoals andere socio-culturele verenigingen worden we in deze snel veranderende maatschappij
getroffen door een daling van leden en van abonnementen. Dit roept vragen op. Hebben hedendaagse kunstenaars, die vooral individueel en op een eigen manier bezig zijn, misschien geen behoefte meer aan zo'n groepering? Betekent dit misschien dat onze werking en ons tijdschrift overbodig worden? Bestaat er in deze virtuele computerwereld met hoog technologische toestanden misschien geen interesse meer voor een cultureel op papier gedrukt tijdschrift? In hoeverre kan in deze multi-culturele samenleving zo'n verbond nog religieus inspirerend werken? Kunnen we vandaag vanuit onze doelstellingen een uitvalshoek creëren en kunstenaars er rond samenbrengen? Hebben jonge mensen misschien minder behoefte om zich blijvend te binden aan eeuwenoude waarden die destijds hoog in het vaandel werden gedragen? Geregeld sturen we dan ook bij, veranderen we mee met nieuwe visies en inzichten en proberen we, met weinig middelen, een blijvende belangstelling op te wekken voor ons verleden en voor de hedendaagse cultuurtendensen in Vlaanderen.
Vijftig jaar betekent ook danken. Namen noemen van al degenen die hun steentje tot de oprichting en ontwikkeling van het CVKV en van Vlaanderen hebben bijgedragen, zou al te onvoorzichtig zijn. Duizenden hebben zich in voorbije decennia voor de doelstellingen van het verbond en het tijdschrift ingezet en zetten er zich nog voor in. Hen allen wil ik graag en oprecht feliciteren, danken en aanmoedigen. Meteen voeg ik hierbij nog mijn wens voor het CVKV en voor Vlaanderen: ‘ad multos annos’.