| |
| |
| |
Bibliotheek
Poezie
Gerard Rasch & Annelies van Hees (vertaling)
Een maan door het koren. Deense poëzie van de twintigste eeuw, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2000, verspreid door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, vertaling van Gerard Rasch, 200 × 125 mm, 227 blz., paperback 999 Bfr. - De bloemlezing ‘Een maan door het koren’ (een versregel van Ole Sarvig) biedt een selectief overzicht van de Deense poëzie van de twintigste eeuw. In samenwerking met Annelies van Hees, docente Deense literatuur aan de Universiteit van Amsterdam, opteerde Gerard Rasch voor een beperkt aantal dichters die uitgebreid aan bod komen. De bundel opent met de symbolist Sophus Claussen, die nog in de negentiende eeuw debuteerde, en wordt afgesloten met enkele jongere dichters die na 1990 debuteerden. De korte bio-bibliografische schets die aan de geselecteerde gedichten voorafgaat, situeert de verschillende dichters in het poëtische landschap. Meteen wordt duidelijk hoe de verschillende stromingen elkaar opvolgen: van natuurgedichten (Thoger Larsen o.m., met verzen als: ‘De nacht deed vriendelijk/tijd en plaats verzachten/en liet de ziel verzinken/in dromende gedachten’) over sterk geëngageerde poëzie (Otto Gelsted, met zijn bekende ‘Het reclameschip’, waarin hij zijn verachting uitdrukt voor de reclame die de wereld voorstelt als één groot consumptiefeest) tot sterk ikgerichte verzen (Tove Meyer, die een zeer persoonlijke poëzie schrijft over het ouder worden, depressies, verloren liefdes). Bijzonder mooi vind ik de verzen van Hendrik Nordbrandt (o1945), wiens gedicht ‘Wanneer wij elkaar verlaten’ opent met deze strofe: ‘Wanneer wij elkaar verlaten, verlaten we tegelijk/alle plaatsen waar we samen zijn geweest’. Ook Pia Tafdrup
(o1952) overtuigt. Veel van haar gedichten gaan over de betekenis van het schrijven zelf: ‘achter al het schrijven/de begeerte/naar/de begeerte.’ Voor wie wil kennismaken met de Deense poëzie is ‘Een maan door het koren’ een onbetwiste aanrader.
jvh
| |
Ludo Meyvis & Bob Stouthuysen (samenstelling)
De ballade van Arie Hop en andere lichte verzen, een bloemlezing light verse samengesteld en ingeleid door Ludo Meyvis en Bob Stouthuysen, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2000, 170 × 105 mm, 241 blz., paperback 495 Bfr. - Licht en luchtig, knap en kunstig, goed gemaakt, leesbaar, begrijpelijk: light verse is wat het is en altijd al geweest is. L. Meyvis en B. Stouthuysen, samenstellers van de bloemlezing, betreuren het dat het genre nog altijd grotendeels miskend en vaak over het hoofd gezien wordt. Van Constantijn Huygens tot Youp van 't Hek: talrijk zijn de dichters die zich af en toe aan verzen van het lichte genre hebben gewaagd. Een van de productiefste beoefenaars is zeker Drs. P. In ‘Ik waarschuw u’ maakt hij komaf met de opvatting als zouden lichte verzen zomaar uit de mouw worden geschud: ‘Light verse (plezierdicht, zeggen wij)/Is speels, maar geenszins ongebonden (...) Maar wel berust het allemaal/Op innerlijke avonturen/en onvermoeibaar vakmanschap’. Op een losse manier hebben de samenstellers een aantal thema's naar voren geschoven, wat meteen de leesbaarheid van dit boekje ten goede komt: van een ‘handleiding bij het gebruik’ tot een ‘Ook wel aardig’-slotrubriek. Opvallend dat ‘Vera Janacopoulos’, het beroemde gedicht van Jan Engelman, met zijn drie varianten van resp. Godfried Bomans, Coos Neetebeem (Drs. P.) en het duo Jos Ghysen/Louis Verbeeck, een apart deeltje vormt. De titel van de bloemlezing werd ontleend aan het gedicht van John O'Mill, de ballade over het jongetje dat zichzelf opvreet. ‘De ballade van Arie Hop en andere lichte verzen’ is een handig boekje, aangenaam om te lezen en even te verpozen bij speels knutselwerk.
jvh
| |
Leo Peraer (samenstelling)
Poëzie is een jeukende plek die met het schrijven erger wordt, uitg. P., Sint-Antoniusberg 9, 3000 Leuven, 2000, 214 × 130 mm, 88 blz., genaaid. - Deze gelegenheidsuitgave naar aanleiding van tien jaar uitgeverspraktijk voor Leo Peraer brengt in een aangenaam ogende bloemlezing een selectie uit de bundels die in de loop van het voorbije decennium bij P werden gepubliceerd. Een summiere bio-bibliografische schets, soms aangevuld met excerpten uit recensies, situeert de dichter en het geselecteerde gedicht. De bloemlezing is alfabetisch op naam van de dichter opgebouwd: van Wilfried Adams tot Chris Yperman. Meteen blijkt hoe breed het kader van de poëzie voor de uitgever is: Vlaamse dichters vinden er onderkomen, naast Zuid-Afrikaanse (Daniël Hugo), Amerikaanse (Sylvia Plath), Duitse (H.M. Enzenberger) en de klassieke dichters en/of teksten in vertaling (het bijzonder mooie ‘Pervigilium Veneris’ bijv. in een vertaling van Patrick Lateur). Ook kinder- en jeugdpoëzie komen aan bod, dit in de bundel ‘Je ogen spreken’. Een bloemlezing als ‘Poëzie is een jeukende plek’ plaatst mede door zijn opzet, het nastreven van volledigheid, indringende verzen naast minder geslaagde. Het is aan de lezer om in dit gevarieerde menu een persoonlijke selectie te maken.
jvh
| |
Anna Enquist
De tweede helft, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2000, verdeeld door Uitgeverijen Singel 262, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 130 mm, 63 blz., genaaid 599 Bfr. - Uit het titelgedicht ‘De tweede helft’: ‘Nu,/in de tweede, de wrede helft:/afleren, opschrijven, ontberen.’ Niet toevallig geeft Anna Enquist de slotafdeling van haar bundel de titel ‘Stilstand’ mee: de beweging, die aanvankelijk nog aan bod komt en verwijst naar de onrustige dadendrang die typisch is voor de eerste levenshelft, maakt plaats voor het besef dat het einde nadert. Toch is bij Enquist geen spoor van lijdzaamheid te bemerken. In ‘Een nieuw jaar’, een cyclus van drie gedichten uit de slotafdeling, luidt het: ‘Zij heeft nog stem/Zij laat zich/nog niet varen naar het stille feest.’ Deze verstilde hardnekkigheid waarmee de dood nog veraf wordt gehouden, contrasteert fel met een gedicht als ‘Waar is het feest?’ uit afdeling III, ‘De wegen’. Dit gedicht is een typisch Enquist-vers: vertrekkend vanuit de anekdote (‘Met z'n zessen in de kleine bus naar Parijs.’ Over dit soort eindigheid van uiterlijkheden heeft Enquist het in haar poëzie. Vaak komen hierbij concrete personen en landschappen aan bod. Neem het gedicht ‘Ongezien’, over voetballer Marco van Basten: ‘Kijkers kenden/de contouren van zijn schouders’; nu, na zijn carrière die brutaal werd afgebroken door aanslepende kwetsuren, is het enigszins anders: ‘Toen niemand meer keek kroop/hij verkreukeld het veld op,/rekte zijn nek onwennig. Vrij.’ Behoedzaam schrijft Enquist verder over de dood van Herman de Coninck in Lissabon: ‘De dood, zegt men, heeft genomen. / Ik zat op de grond met een dode/maar niemand kwam om te
nemen.’ Het slotgedicht ‘Smaak’, dat naar typische Enquist-traditie een ars poëtica-gedicht is, lijkt me totaal effenaf overbodig. Het zal wel: ‘Het gedicht van de goede smaak/kiest woorden met dubbele bodem,/bescheiden binnenrijmen, beeldspraak/aan banden.’ En de toevoeging in de tweede strofe over haar eigen poëzie (‘Het gedicht van mij vreet zich vol/met rotzooi. Niet doen, zeg ik,/ (...)’ klinkt onecht uit de mond van een dichteres die al voldoende bewezen heeft over een treffend vakmanschap te beschikken.
jvh
| |
J. Eijkelboom
Het arsenaal. Gedichten, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2000, verspreid door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 130 mm, 47 blz., genaaid 599 Bfr. - In ‘Het arsenaal’, zijn zevende dichtbundel, pendelt Jan Eijkelboom rustig relativerend tussen heden en verleden. Duidelijk blijkt ‘dat wij nog niet, nog lange niet/zijn uitgekeken’ op het menselijke bedrijf. De gedichten uit de vier afdelingen, waaruit de bundel bestaat, zijn in hun beheerste en klassieke vormgeving momenten van stilstand, zoals blijkt uit de eerste strofe van ‘Een ijzersterke mist’:
Eerste najaarsnevel boven de sloot
Tussen spoorbaan en snelweg
Wordt nu het zwijgen opgelegd.
Uit ‘Het arsenaal’ spreekt een onmiskenbaar gevoel van weemoed, getuige de o's en ach's die Eijkelboom niet schuwt. Machteloosheid ook, zoals in ‘O, en voorgoed’, waarin de dichter, geconfronteerd met het ‘gedrochtelijk verfraaide’ ouderlijke huis, de dag vervloekt dat hij op zoek is gegaan naar wat ook in het geheugen niet meer bestaat. Een identiek gevoel spreekt uit ‘Kindertekening’: lisdodden waren vroeger ‘sigaren’, weegbree ‘luizenbloemen’ en aan akkerwinde hingen ‘pispotjes’: ‘wegwerpnamen uit de tijd dat schoonheid/je beroerde las misschien nooit later,/want niet als zodanig.’ Eén gedicht uit ‘Het arsenaal’ verdient het volgens mij vanaf nu in alle bloemlezingen te worden opgenomen: ‘Struisvogels’. De parende vogels contrasteren in hun ‘lang aangehouden arpeggio van begeerte’ met het toekijkende publiek, ‘de soort die meer het pompen is toegedaan’. Conclusie van de dichter: ‘de ieder dier/toegeschreven tristesse/na afloop is hier/voorbeeldig/afwezig.’
jvh
| |
Lennaert Nijgh
Ik doe wat ik doe, uitg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2000, verspreid door Uitgeverijen Singel 262, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, samengesteld door Kick van der Veer, 4de deel in de Pluche-reeks met cd (Astrid Nijgh, De Razende Bol), 220 × 145 mm, 352 blz., gebonden 1399 Bfr. - Tja, ook dat moest er natuurlijk ook nog eens van komen, hoewel het al eens eerder gebeurd was: een bundeling van de liedteksten van de onvergetelijke Nederlandse tekstschrijver Lennaert Nijgh. Wie heeft hij niet allemaal van tekstmateriaal voorzien? Boudewijn de Groot, Rob de Nijs, Astrid Nijgh, Liesbeth List, Jasperina de Jong... In zijn teksten ging Lennaert Nijgh steevast op zoek naar dingen die niet binnen de door de maatschappij afgebakende lijnen en paden hoefden gesitueerd. Er zat ook altijd veel literatuur en fictie in, veel vreemdsoortig verhaal. In zijn liedjes over liefde hoefde de liefde niet meteen in een aanvaardbaar en voorspelbaar kader te worden geplaatst. Het mocht ook anders: marginaler, gedurfder, speelser ook. Inspiratie bij dat alles vond Nijgh in historische gegevens, volksof zeemansliederen, of balladen. Daarbij is steeds weer het evasiemotief manifest aanwezig: het onrustige zwerven, het wegvliegen, het ontvluchten van een achterhaalde werkelijkheid. In de sfeer van zijn liefdesliedjes wordt dat: vergankelijkheid, onrust, hunker, onherroepelijk verlies. Het minste wat van de teksten van Lennaert Nijgh kan gezegd worden, is dat ze het ook werkelijk gedaan hebben in een periode waarvan ze voor een deel zelf mee de kleur en de toonaard hebben bepaald. Dat op zich is al weinig tekstschrijvers gegeven. Historische relevantie, bovendien gekoppeld aan een bijzondere kwaliteit en, het mag gezegd, vaak ook schitterende melodieën.
svdb
| |
Herman de Coninck
Het proza. Samengesteld en verantwoord door Paul de Witspeler, met medewerking van Jeroen de Preter. De Arbeiderspers, Amsterdam, verdeeld door Singel Uitgeverijen, Maarschalk
| |
| |
Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 2000. 2 delen. Bl. 1: 701 blz.; dl. 2: 863 blz., gebonden: 2500 Bfr. - In 1997 overleed plots en veel te vroeg de dichter Herman de Coninck. Een goed jaar na zijn overlijden verschenen zijn verzamelde gedichten in twee fraai ingebonden boekdelen. Twee jaar later werd ook zijn essayistisch werk gebundeld. Want Herman de Coninck schreef niet alleen gedichten. Hij publiceerde ook over poëzie, vooral over het werk van andere dichters. Zijn recensies, columns en geschriften over poëzie verschenen, verspreid over zo'n twintig jaar in tijdschriften als het Nieuw Wereldtijdschrift en vooral in het dagblad De Morgen. Het proza is samengesteld door Paul de Wispelaere, met medewerking van Jeroen de Preter. Kern is de heruitgave van de zes bij leven gepubliceerde essaybundels vanaf de debuutbundel Over de troost van pessimisme (1983) tot de reisverhalen die hij in 1996 bijeenbracht in De cowboybroek van Maria Magdalena. Deze heruitgave wordt aangevuld met een ruime keuze uit de niet eerder gebundelde teksten. De samenstellers hebben geen volledigheid nagestreefd. Zij noemen het boek een leesidee. Toch biedt wat zij in een hun omvangrijke selectie hebben opgenomen, een goed beeld waar het bij Herman de Coninck haast altijd om gaat: de liefde voor de poëzie in al haar verscheidenheid. De Coninck is geen genadeloos criticus die recenseert met een in vitriool gedoopte pen. Integendeel. Hij schrijft haast liefdevol over andere dichters, recenseert hun werk met aandacht en respect voor de eigenheid ervan. Natuurlijk is zijn waardering groter, voor het werk van die dichters waarmee hij zich verwant voelt, zoals Vesalius, Leeflang, Kopland, Gerlach en Herzberg. Hij deelt met hen de aandacht voor de werkelijkheid, waar ruimte is voor gevoel en melancholie. Maar
ook aan minder toegankelijke poëzie besteedt hij ruim aandacht. De Coninck gaat zover dat hij zelfs aan amateurspoëzie bestaansrecht toekent. Om de bijbel te parafraseren kan je stellen dat er in het poëziehuis van Herman de Coninck vele kamers zijn. Hij pleit vanuit zijn liefde voor de poëzie telkens weer voor het bestaansrecht van poëzie en literatuur en voor de zorg voor een woordcultuur waarbinnen zij tot bloei kunnen komen. Het proza is een fraai uitgegeven boekwerk waar de poëzieliefhebber met plezier zal naar grijpen om in te bladeren, te lezen en te herlezen. Alleen jammer dat een register op de besproken dichters ontbreekt. Het zou de bruikbaarheid van dit werk erg ten goede zijn gekomen.
gs
| |
Muziek
Russell Martin
Beethovens haar. De historische odyssee van een haarlok en de oplossing van een muzikaal mysterie, uitg. Manteau/Anthos, 2000, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, vertaling van Marijke Brutsaert, 215 × 140 mm, 271 blz., paperback 795 Bfr. - Een merkwaardig boek met een wat onwaarschijnlijke titel: een boek over Beethovens haar? Inderdaad, Russell Martin wijdt 271 pagina's aan een haarlok die op 27 maart 1827, daags na Beethovens dood, van zijn stoffelijk overschot werd weggeknipt door Ferdinand Hiller. 271 pagina's die bijwijlen lezen als een thriller. Hiller was samen met zijn compositieleraar Hummel naar Wenen gereisd, toen deze hoorde dat zijn oude vriend op sterven lag. Hij was zestien toen hij zijn in onze ogen barbaarse daad stelde; toen blijkt het een algemeen verspreid gebruik te zijn geweest: Beethovens legendarische haardos moet bij diens begrafenis lelijk toegetakeld zijn geweest. Door het boek lopen drie verhaallijnen. Vooreerst is er het verhaal van Beethovens leven waarin voortdurend de vraag wordt gesteld hoe het mogelijk was dat iemand wiens leven zo dominant getekend werd door ziekte en pijn, in staat is geweest tot dergelijke onsterfelijke muzikale boodschap. Er is het verhaal van de haarlok die in 1994 bij Sotheby's over de toonbank ging; een verhaal dat speelt tegen de achtergrond van het al in de negentiende eeuw opduikend spookbeeld van het antisemitisme en van Hitlers Endlösung. Ten slotte is er het verhaal van het wetenschappelijk onderzoek van de haarlok. Of, zoals de ondertitel nadrukkelijk suggereert, met de resultaten van dit onderzoek ook het laatste woord gezegd is over het mysterie van Beethoven, is weinig waarschijnlijk.
jvh
| |
Erik Baeck
Peter Benoit. Een pathografie van leven, werk en persoonlijkheid, Koninklijke Vlaamse Academie van België, Brussel, 2000; 42 p. - Peter Benoit was allesbehalve ‘Die kerel van ijzer en staal’ die Hendrik Conscience van hem maakte. Op basis van een aantal eerdere publicaties, maar vooral ook van nooit eerder uitgegeven brieffragmenten toont de auteur aan dat het beeld van de stoere Benoit - een beeld dat lang standhield - helemaal niet met de waarheid strookt. Al van in zijn jeugd en gedurende zijn hele loopbaan blijkt Benoit onderhevig te zijn geweest aan allerlei fysische en psychische aandoeningen. Benoits manisch-de-pressieve aanleg kan, aldus de auteur, de verklaring bieden voor zijn ‘bekering’ tot Vlaams nationalistische standpunten, voor zijn megalomane en zelfs dictatoriale neigingen, voor de stagnatie in zijn compositorische activiteit in latere levensjaren. Benoit wordt op deze manier (verder) gedemythologiseerd, voorgesteld als een mens van vlees en bloed. Zijn verdiensten worden er daarom niet minder om. Integendeel, de veelzijdige realisaties van Benoit worden des te indrukwekkender wetende dat hij dat alles presteerde in weerwil van een wankele gezondheid.
jvh
| |
Vlaamse discotheek
Traditionele muziek in Vlaanderen
Werkman, komaan... Sociale liederen en werkliederen (Eufoda 1330), Van liefde komt groot lijden. Liefde en erotiek (Eufoda 13331), 't Ros Beiaard doet zijn ronde. Ommegangen, processies, gildefeesten (Eufoda 1332), uitgegeven i.s.m. Klara, iedere cd DDD en telkens voorzien van een informatief inlegboekje (N/E/F) met de liedteksten in het Nederlands, uitg. Eufoda/Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2001, 725 Bfr. per cd. - Traditionele muziek, ‘folk’, muziek met wortels is - hoewel ze in het recente verleden hoogten en laagten kende inzake populariteit - onverwoestbaar. Orale tradities mogen dan vergaan zijn, het wetenschappelijk onderzoek gebeurt des te intensiever en gaat logischerwijze gepaard met een bloeiende uitvoeringspraktijk die zich vandaag afspeelt op het multiculturele podium van de wereldmuziek. Eufoda en Klara sloegen de handen in elkaar om van het rijke Vlaamse repertoire een bloemlezing in 8 cd's samen te stellen waarin zowat alle vormen van onze traditionele muziek aan bod moeten komen, overkoepeld door een aantal grote thema's. De eerste drie cd's brengen een keuze van (vaak sterk geëngageerde) sociale en werkliederen, liefdesliederen (zowel ontroerende ballades als behoorlijk aangebrande ‘vetjes’), en muziek voor processies en andere feestelijkheden (met een groter accent op instrumentale muziek). Een heel gevarieerd en aantrekkelijk repertoire, vertolkt door een uitgebreide schare van Vlaamse (volks-) muzikanten. Het accent ligt daarbij niet op perfectie in de uitvoering en op verfijnde arrangementen, maar op authenticiteit, op de muziek zelf in haar traditionele verschijningsvorm. Soli, duo's, groepszang, al dan niet met begeleiding, en zuiver instrumentale uitvoeringen zorgen voor een
rijke afwisseling. Voorzien ook van qua lay-out heel mooi afgewerkte inlegboekjes met beknopte maar verhelderende commentaar. Om alvast uit te kijken naar de nog te verschijnen opnames.
jvh
| |
Portrait of Paul Gilson (1865-1942).
Composities voor groot koperensemble en harmonieorkest. Brass Band Buizingen o.l.v. Luc Vertommen, Het Groot Harmonieorkest van de Gidsen o.l.v. Norbert Nozy en François de Ridder, solist: Norbert Nozy, altsaxofoon. World Wind Music 500.061; DDD; inlegboekje N-E, 14 p. - P. Gilson wordt beschouwd als de ‘vader van de Belgische blaasmuziek’. Hij begreep waartoe de talrijke amateurkorpsen in geval van ernstige opleiding in staat waren en componeerde voor harmonieen fanfareorkest precies om het niveau ervan te verhogen. De liefde voor dit medium, dat hij aanzag als een autonoom apparaat, gaf hij door aan zijn discipelen, aan componisten en dirigenten. Men kan het alleen maar toejuichen dat de in 1999 opgerichte ‘Foundation Paul Gilson vzw’, de Brass Band Buizingen en het Groot Harmonieorkest van de Gidsen volkomen synergetisch in een ‘Anthology of Flemish Band Music’ deze cd hebben gerealiseerd, hopelijk de aanzet tot een interessante serie.
Luc Vertommen, dirigent van de Brass Band Buizingen, die met succes de manuscripten aan zijn specifieke bezetting aanpaste, verzorgt de eerste vier werken, waarvan de ‘Symfonische variaties’ het meest consistente is. Zij werden in 1903 gecomponeerd voor en in 1904 in première gebracht door de ‘Fanfare Wagnérienne’ van het ‘Conservatoire Royal de Bruxelles’, een koperensemble zonder bugels noch saxen, maar met toevoeging van vier Wagnertuba's. Qua inspiratie, koloriet, ritmiek en textuur blijven zij met dit thema, acht karaktervariaties en finale, een meesterwerk. Hiermee wou Gilson een einde stellen aan de voor de negentiende eeuw zo typische en meestal smaakloze ‘airs variés’. Met belangstelling wachten wij op een cd met de versies voor harmonie (C. Lecail en/of A. Prévost) en symfonieorkest (eerste uitvoering in 1908, ‘Concerts populaires’ o.l.v. S. Dupuis). Uiteraard horen wij er invloed van C.M. von Weber, R. Wagner, Ch. Gounod en A. Borodin maar de componist weet ze organisch in zijn persoonlijke stijl te assimileren. De uitvoering getuigt van eerbied voor het gewenste karakter en reveleert verantwoorde tempi, kleurenmenging, adequate dynamiek, ronde sonoriteit en stijlvolle frasering. In het tweede deel van de cd beluisteren wij de schitterende falanx van de Gidsen, die hier als hoofdgerecht het ‘Eerste concerto voor alt-saxofoon en orkest’ serveert. Dit virtuoze werk, waarin kapelmeester N. Nozy zich inzake nuancering, articulatie en interpretatie eens te meer als een briljant adept van de Belgische saxofoonschool (F. Danneels-E. Apper) manifesteert, was een opdracht van Mrs. Elisa Hall uit Boston, U.S.A., aan wie Gilson het concerto ook opdroeg. Oorspronkelijk voor altsax en symfonieorkest heeft erekapelmeester van de Gidsen Y. Ducène deze
partituur gebruikt voor zijn orkestratie voor harmonieorkest. Deze cd, die de periode 1882 (Eleusinies) - 1925 (Interlude solennel) bestrijkt, verschaft ons een representatief beeld van Gilsons productie voor blaasorkest.
jm
| |
Varia
Reizen via cd-rom en internet
Lannoo's Toerisme cd-rom, 1329 Bfr. (http://www.lannoo.com/cd-rom) - Steeds meer mensen zijn vertrouwd met computer en internet. Daarop spelen de uitgeverijen gretig in. Bij Uitgeverij Lannoo heeft men die trend al een hele tijd gemerkt en steeds meer uitgaven verschijnen op cd-rom. Een aanrader op dat gebied is zonder twijfel ‘Lannoo's Toerisme cd-rom’ die niet minder dan 5000 bezienswaardigheden in België laat bekijken. Het plezier dat wij eraan beleven, willen we graag met onze lezers delen.
Wie van dagtrips in eigen land houdt, zal met deze cd-rom een geweldige ontdekking doen. Zodra je de cd-rom in het laatje van de cd-romspeler hebt gelegd, treedt na enkele ogenblikken de autostart functie in werking: volg nu de instructies op het scherm en je kan naar hartelust het ‘schijfje’ exploreren. Onmiddellijk kan je tal van keuzes maken: ‘Dagtrip-planner’, ‘De mooiste bezienswaardigheden’, ‘De Belgische gemeenten’, ‘Wandelingen, fiets- en autotochten’, ‘Toeristische websites’ en...‘Spelideeën voor kinderen’ (tijdens de autorit!). Eens je keuze gemaakt, krijg je tal van mogelijkheden en je hoeft maar aan te
| |
| |
klikken welke provincie in België je wilt bezoeken, alleen of met kinderen, welk soort uitstap je wenst (natuur/ cultuur/recreatie/ geen voorkeur)... Iedere keuze opent telkens weer andere perspectieven, zodat je de dagtrip kan organiseren, zoals je zelf wilt. En vergeet niet: met een eenvoudige klik, kan je alle informatie uitprinten om tijdens de dagtrip te raadplegen.
Terwijl je je weg zoekt doorheen de diverse ‘programma's’, word je getroffen door de vele kleurenfoto's van toeristische bezienswaardigheden (méér dan 1000, zegt de uitgever) waarmee de informatie op deze cd-rom is doorspekt. Je leest niet alleen over toeristische bezienswaardigheden, je ziet ze ook!
Eens je wat thuis bent in het werken met deze cd-rom, kan je steeds verder op zoek en aan de hand van je wensen de cd-rom ‘de uitstap op maat’ laten samenstellen. En of het nu gaat over wandelen (150 voorstellen), fiets- of autotochten, de cd-rom heeft steeds interessante voorstellen in petto. We hebben niet kunnen controleren of deze cd-rom inderdaad de volledigste toerisme cd-rom over België is, zoals de uitgever beweert, maar we zijn er wel van overtuigd dat dit schijfje ontelbare mogelijkheden biedt om honderden dagtrips te plannen.
Trotter: Reizen en Internet, uitg. Lannoo, Tielt, 2001, 150 × 110 mm, 326 blz., paperback 200 Bfr. - Wie zijn reis grondig wil voorbereiden kan met dit boekje voortaan het internet afspeuren. Per land heeft men de websites verzameld waar je nuttige informatie kan verkrijgen. Alle werelddelen komen aan bod en van iedere opgegeven website noteert men kort (deels d.m.v. symbolen) wat je er zal vinden, vb. cultuur, natuur, recreatie, sport, transport, culinair, kindvriendelijk, kuuroord, enz. Ook vind je er geselecteerde hotels en restaurants en de gebruikte voertaal. Voor wie nog niet genoeg vertrouwd is met het surfen op het wereldwijde web, wordt in een inleidend hoofdstuk uitgelegd hoe je tewerk moet gaan om ‘virtueel te reizen’. Prettige reis!
rd
| |
Literair proza
Peter Verhelst
Zwellend fruit, uitg. Prometheus Amsterdam, 2000, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 205 × 130 mmm, 159 blz., gebonden 585 Bfr. - Een ‘roman in sprookjes’: zo noemt Peter Verhelst zijn nieuwe boek ‘Zwellend fruit’. Van in de openingsscène voert de auteur zijn lezers mee in een beroezend universum van dromen, waarin de natuurwetten nauwelijks nog meetellen en de angst van mensen terug te voeren is op de confrontatie met iets wat zij zich alleen nog schijnen te kunnen herinneren: als bij een immens vuurwerk dalen sprookjes neer op aarde. Sprookjes die, zoals blijkt uit de omarmende slotscène in het boek, uiteindelijk weer gedoemd zijn te verdwijnen: ‘Ze wist dat de aftelling onherroepelijk begonnen was. Geen bomen meer. (...) Geen muur meer. Geen landschap meer. Alleen nog die glimlach langzaam langzaam uiterst langzaam/nauwelijks/niet een meer’ Het is alsof Verhelst met dit poëtisch ogende, maar in zijn wrangheid allerminst verdroomde slot zich nog even tot de lezer richt om die erop te wijzen dat sprookjes nu eenmaal... Die antithese, het besef dat alles moet wijken voor (een onbenoemd blijvende) realiteit die sprookjes uit ons leven heeft gebannen, is ook onderhuids sterk aanwezig in het kerngedeelte van de roman. Verhelst grijpt hier terug naar de mythe, die hij ook al in zijn toneelbewerking ‘Aars!’ had aangepakt. Het is het verhaal van Agamemnon en Klytaemnestra en hun kinderen Iphigenia, Orestes en Elektra. Als in een sprookje voltrekt zich de ontmoeting tussen Agamemnon, ‘de jongen met de messen’, de bloeddorstige jager, en Klytaemnestra, ‘het meisje met het zachte lichaam’. Verhelst zet het sprookjesachtige van die eerste ontmoeting nog sterker in de verf door beiden op zeker moment -
Iphigenia is dan al geboren - even in de ikvorm aan het woord te laten. Voor Klytaemnestra luidt het als volgt: ‘De eerste dagen en nachten leek het alsof we met diamanten overdekt waren. Vurig bleven de vlammetjes over ons heen dansen.’ (p. 62) En voor Agamemnon: ‘De eerste keer dat ik haar aanraakte. Ik voelde niets; Ik bedoel dat haar huid zo zacht was dat mijn vingers enkele seconden nodig hadden om te beseffen dat ze iets voelden.’ (p. 65) Over de onmacht die eerste zuiverheid te bewaren, over de onbereikbaarheid uiteindelijk van de droom (‘Niet de plaats waar we geboren zijn, zingt in ons bloed, maar de plaats waar we nooit zullen zijn’ (p. 75): daar gaat ‘Zwellend fruit’ over. De dreiging, hier opgeroepen door het terugkerende motief van de messen, het bloed, de vuist in de keel... krijgt allengs meer greep op beide. Verhelst grijpt hier terug naar de gegevens zoals die in de (klassieke) mythe voorkomen. Agamemnons verlangen naar Helena (‘HELNA. Vijf letters die samensmolten en de vorm aannamen van een tong die Agamemnon insmeerde met een droom. (...) Lang genoeg om de tweede letter de gelegenheid te geven om over de derde letter heen te buitelen’ (p. 106/123) Er is verder de suggestie van Agamemnon die Iphigenia offert om de oorlog tegen Troje te kunnen voeren... ‘Zwellend fruit’ wil ten slotte in een wervelend taalspel, waarbij de verhalen over elkaar heen schuiven, een spiegel voorhouden (een van de sprookjes, waarin Orestes in het hart van het verhaal het woord ‘spiegel’ ontmoet) is letterlijk in spiegelschrift gesteld: ‘Elk levensverhaal’, schrijft Verhelst, ‘wordt geschreven met de letters van de namen van geliefden’ (p. 105) Maar ook: ‘Nooit zou ik haar helemaal, volledig kunnen voelen. Nooit zou ik haar volledig kunnen
aanraken. En natuurlijk wist ik ook wel dat zoiets nu eenmaal de kern uitmaakte van het wonder dat men liefde noemt.’ Liefde als een sprookje, maar liefde die evengoed met de dood te maken heeft.
jvh
| |
Mark de Bie
De windheks, uitg. Davidsfonds/Literair, Blijde Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2000, 220 × 145 mm, 117 blz., gebonden 795 Bfr. - We schrijven 9 september 1949. Alma Mahler heeft net de dood van Richard Strauss vernomen, voor haar de prikkel om in een nerveus geschrift haar leven te overzien. Alma Mahler was eenentwintig toen ze Gustav Mahler leerde kennen en kort nadien met hem in het huwelijk trad. Voor het msiejs, dat in haar jeugd had geleden onder de liefdeloosheid van haar moeder en in de kunst van haar vader, de landschapschilder Emil Schindler, troost had gevonden, meteen de start van een turbulent liefdesleven. De steeds terugkerende motiefzin in haar relaas (‘Welke muziek?’ (Mijn muziek!’) legt nadrukkelijk bloot waarom haar relatie met Mahler stuk is gelopen: ‘Mag ik mezelf verwezenlijken of moet ik zijn slavin zijn?’ Alma verlaat haar man, huwt met architect Walter Gropius en nadien met de schrijver Franz Werfel. Daarnaast is en blijft ze in het Oostenrijk van de eerste helft van de voorbije eeuw een gewaardeerde gastvrouw, die graag uitpakt met haar vrienden Richard Strauss, Alban Berg en Arnold Schoenberg. Dit biedt Mark de Bie meteen de gelegenheid om zijdelings ook de modernistische stromingen in de muziek (het twaalftonenstelsel van Schoenberg bijv.) te belichten. Voorop in Alma's liefdesleven staat Oskar Kokoschka, haar minnaar, de schilder die voor haar zijn meesterwerk ‘De windheks’ maakte. Alma's relaas is vooral tot hem gericht, met uiteindelijk de onbeantwoord blijvende vraag: ‘Waarom, Oskar’, heb je me nooit aanvaard als de vrouw die ik was? Je hebt mijn leven vervuld en vernietigd tegelijk.’ Als tegenhanger voor de herhaalde aanspraak van haar vrienden fungeren in de roman de passages waarin Alma zich op een vernietigende toon richt tot Karl
Kraus, de pamflettist die zijn ideeën over kunst hoe dan ook wilde doordrukken. ‘De windheks’ tekent, binnen het genre van de biografische literatuur, het psychologisch portret van een gedreven vrouw.
jvh
| |
Hans Renders
Braak. Een kleine mooie revolutie tussen Cobra en Atonaal. Met een facsimile-uitgave van het tijdschrift, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2000, verdeeld door Singel Uitgeverijen. Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, geïllustreerd met zw.-w.-foto's en tekeningen, 215 × 150 mm, 427 blz., paperback 1.199 Bfr. - Dit boek is een levensbeschrijving van het literaire tijdschrift BRAAK dat van mei 1950 tot voorjaar 1951 verscheen in Amsterdam. Het was een maandelijks ‘Cahier voor proza, poëzie en critiek’. Stichters en eerste redacteuren waren de toen twintig of iets meer jarigen Rudy Kousbroek en Remco Campert. In het stichtingsjaar traden Lucebert en Bert Schierbeek nog tot de redactie toe. Een kleine honderd pagina's van dit boek heeft Renders gebruikt voor een bijzonder boeiende en sterk gedocumenteerde inleiding. The Present of the Past van Braak maar evenzeer over wat voorafging en over het wedervaren van de redacteuren achteraf en de mogelijke latere invloed. Er verschenen van Braak slechts zeven afleveringen, die Renders de oernummers noemt. Er werd nog gewerkt aan een achtste nummer; dit is nooit verschenen, maar de kopij bleef bestaan en is in dit boek opgenomen. Daarin staat het handgeschreven gedicht In hoc signo van Hugo Claus, de enige Vlaamse dichter die ooit aan dit tijdschrift meewerkte, naast... Hadewych, van wie in het allereerste nummer drie liefdesgedichten werden opgenomen. Waarom Hadewych? Ik vond dat haar poëzie duidelijke overeenkomsten had met het soort nieuwe poëzie waarvan wij ons de herauten dachten, getuigde Campert. Ook Kousbroek had twee stokpaardjes: Hadewych en Gezelle; hij zag daar iets heel moderns in, maar hij werd erom uitgelachen, om Gezelle dan. Braak werd gedrukt op hoogstens één
honderd exemplaren, aanvankelijk gestencild, na enkele nummers in offset met zinkplaten. De lijst van de abonnees werd hier ook opgenomen; er waren er 67, plus nog enkele aan bekenden los uitgestuurde nummers. Dit tijdschrift wordt, samen met het tijdschrift BLURB, waarvan Simon Vinkenoog in dezelfde periode acht afleveringen vanuit Parijs naar Nederland uitstuurde, beschouwd als kweekvijver en bakermat van de Vijftigers. Veel specifiek ideologische of zelfs artistiek-literaire invloed ging van BRAAK niet uit, hoewel bijna alle redacteuren en veel medewerkers op zijn minst atraditioneel dachten en sympathiseerden met het marxisme. In de door dezelfde redacteuren bezorgde Braakreeks verscheen als no 1 De analphabetische naam van Lucebert en (zonder nummer) Apocrief van dezelfde auteur, een getekend gedicht. Omslagen en illustraties van het tijdschrift werden trouwens veelal door Lucebert bezorgd; ze zijn in dit boek afgedrukt. Andere beeldende kunst of interesse hiervoor was nauwelijks te bespeuren. De Cobrabeweging bijvoorbeeld werd een particuliere liefhebberij van de heer Sandberg genoemd en dan nog van een geeuwende onbelangrijkheid...
Veel van wat de redacteuren bedoeld hebben, staat al in de allereerste versregels van het eerste nummer: dichten is liegen op hoger plan/van een mus een zwaluw maken/en als het even lijden kan/nonchalant de kosmos raken. Alles samen een stuk literaire geschiedenis van een halve eeuw geleden, schitterend in kaart gebracht en van overvloedige duiding voorzien.
fb
| |
Jeugdliteratuur
Goedele Krekels & Maja De Saedeleer
Honing halen uit de zon, uitg. The House of Books, Italiëlei 124, 17de verdieping, 2000 Antwerpen, 2001, 223 × 150 mm, 223 blz., gebonden 1095 Bfr.
| |
| |
- De Jeugdboekenweek in maart is een veertiendaags evenement dat lezers dichterbij de jeugdauteurs en hun boeken wil brengen, en omgekeerd. Naar aanleiding van de dertigste editie van de Jeugdboekenweek stelde het organiserend Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur deze bloemlezing samen. Ze bevat ruim honderd gedichten, fragmenten, verhalen en tekeningen die te maken hebben met dromen, het thema van de jeugdboekenweek 2001. Ongeveer de helft van de teksten zijn van jeugdauteurs, de overige teksten werden voor volwassenen geschreven. Het gaat om oorspronkelijk Nederlandstalig en vertaald werk, om klassieke fragmenten en nieuw werk van vooraanstaande auteurs en illustratoren. Naast onder meer W.B. Yeats, Martin Luther King, Virginia Woolf en Fernando Pessoa vinden we ook Astrid Lindgren, Lewis Caroll, Hans Magnus Enzensberger en Anthony Horowitz. Tussen het Nederlandstalige werk vinden we zowel Cees Nooteboom, Paul van Ostaijen, Tom Lanoye en Wannes Van de Velde; als jeugdauteurs Ed Franck, Jaak Dreesen, Thea Beckman en Harrie Geelen. Het geheel is een staalkaart van teksten die verschillen in stijl, toon en belevingswereld. Het boek leent zich goed om er af en toe eens in te grasduinen en te genieten van de teksten en tekeningen. Soms smaakt het naar meer en bekruipt je de lust om oud of nieuw werk van een auteur op te zoeken of je eigen leesherinneringen aan te spreken. Het boek is mooi uitgegeven met een handig leeslint. Een vignetje - een zonnetje of halvemaan - geeft telkens aan of de tekst oorspronkelijk voor kinderen of voor volwassenen werd uitgegeven. De teksten staan niet geordend, vandaar dat een alfabetisch register op auteurs handig was geweest voor wie iets wil opzoeken. Het boek wil zowel jongeren als volwassenen verleiden tot lezen, over grenzen van leeftijden en genres heen.
rds
| |
Colin Sale (eindredactie)
De geïllustreerde wererldatlas voor de jeugd, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 20003, geïll. In kleuren, 345 × 275 mm, 128 blz., gebonden 1.109 Bfr. - Wie door deze wereldatlas bladert, ziet binnen de contouren van een land talrijke kleine plaatjes die informatie geven over typische aspecten zoals bezienswaardigheden, activiteiten, dieren, producten. Vooraan staat duidelijke uitleg over het gebruik van deze atlas, over hoe kaarten worden gemaakt en hoe de gebruiker ze kan lezen. Daarop volgt algemene informatie over de aarde, weer en klimaat, natuurlijke hulpbronnen, wererldbevolking, transport en gevaren die de aarde bedreigen. De hoofdmoot van het boek is de eigenlijke atlas met een overzicht van de landen gerangschikt per continent. Elk continent krijgt een kleurencode met coördinaten, wat opzoeken vergemakkelijkt. Een aantal landen komt afzonderlijk aan bod, onder meer Italië en Frankrijk maar de meeste landen worden gegroepeerd. België, Nederland en Luxemburg komen samen in een kaart maar ook noordelijk en zuidelijk Zuid-Amerika en Zuidoost-Europa. Door het grote formaat kan er veel op een opengeslagen pagina: een algemeen tekstblok, beknopte informatie over de landen, een geïllustreerde kaart en wat uitleg bij enkele illustraties. Tekstkaders met enkele opzoekopdrachten, vragen en doe-tips zetten de lezer ook actief aan het werk. Zo zijn er suggesties om zelf een Inuit vingermasker, een grotschildering of een boemerang te maken. Het boek besluit met een alfabetische lijst van landen met allerlei cijfermateriaal, een verklarende woordenlijst en een register. Deze atlas bevat uitgebreide, geactualiseerde informatie die aantrekkelijk gepresenteerd is. De bladspiegel is vrij druk. Voor kinderen en jongeren vanaf negen jaar is dit een mooi kijkboek en een handig naslagwerk.
rds
| |
Danny Verstegen
Koppain, uitg. Davidsfonds/Infodok, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2001, 220 × 145 mm, 181 blz., gebonden 545 Bfr. - Dit debuut bevat het dagboek van de vijftienjarige Gawijn Seghers van 10 juli tot 26 oktober 1999. Voor Gawijn is het een cruciale periode. Zijn vader Dirk heeft drie jaar geleden zelfmoord gepleegd en dat weegt zwaar op het gezin. Moeder is stuurloos en aan de drank. Arthur, zijn oudere broer, zoekt vertier bij de meisjes en Gawijn zelf, die het dichtst bij Dirk stond, is een onzekere puber. De wereld van de volwassenen vindt hij deprimerend. Hij wil zich onttrekken aan de heersende negativiteit maar hij kan het niet. Hij is een denker, een kniesoor en pseudo-filosoof zoals hij zichzelf noemt. Eigenlijk worstelt hij met de vraag waarom Dirk zelfmoord pleegde. Als hij daar achter komt, stopt hij zijn dagboek, omdat hij eindelijk het verleden kan afwerpen. Er is in die vier maanden veel onzekerheid en twijfelmaar er verandert ook veel ten goede. Gawijn wordt verliefd op Madelief en dat geeft hem vleugels. Moeder begint een nieuwe relatie, wat de sfeer in het gezin verbetert. Doorheen het dagboek van Gawijn leren we hemzelf maar ook Dirk kennen. Gawijn spiegelt zich aan zijn vader, bewondert hem om zijn passie voor muziek. Zijn bijnaam is Koppain, naar Kurt Cobain, en hij wil net als zijn vader zijn eigen songs schrijven en spelen. Zoals zijn vader wil hij authenticiteit en verwerpt hij banaliteit maar als puber is dat niet zo eenvoudig. Hij analyseert en piekert, haalt uit naar wat hem niet zint, reageert cynisch en provoceert soms. De dagboekvorm zorgt voor een directe stijl. Recht voor de raap en stoer beschrijft Gawijn zijn gevoelens. Hij gebruikt jongerentaal, veel Engelse woorden, uitroepen, schimpscheuten, zwartgallige grapjes en stoere woorden. Het boek komt met zijn krachtig en vaak gejaagd ritme authentiek
over. Af en toe klinken Gawijns overpeinzingen wat te volwassen maar hij is altijd de eerste om ze te relativeren. Misschien is de situatie op enkele maanden voor alle personages wat te gunstig geëvolueerd maar de gebeurtenissen worden wel goed onderbouwd. Het complexe van het aankomende leven als volwassene schrikt Gawijn af en trekt hem tegelijk aan. Zijn zoektocht is boeiend, met vaart beschreven en kan veertienjarigen en ouder boeien.
rds
| |
Geschiedenis
Luc Dequeker
Het Sacrament van Mirakel. Jodenhaat in de Middel-eeuwen, uitg. Davidsfonds, Blijde Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2000, zw.-w. illustraties, 240 × 165 mm, 136 blz., genaaid, 795 Bfr. - Een legende vertelt dat joden in het najaar van 1369 gestolen hosties van de Kapellekerk in Sint-Jans-Molenbeek bespotten en met messteken doorboorden. Toen deze hosties bloedsporen vertoonden, werden ze via een bekeerde jodin aan de kerk terugbezorgd. De joden werden tot de brandstapel veroordeeld. Sindsdien vereerde men dit Sacrament van Mirakel in de Sint-Goedelekerk in Brussel. Luc Dequeker, emeritus hoogleraar judaïstiek aan de K.U.Leuven en lid van het Overlegorgaan van Christenen en Joden in België, toont aan dat de profanatie (hostieschennis) enerzijds het mirakel moest verklaren, maar dat het mirakel anderzijds ook de jodenbeschuldiging legitimeerde. De aanwezigheid van een bacterie in het meel die roodbruine vlekken op de hostie veroorzaakte, geeft een wetenschappelijke verklaring aan dit zogenaamde Sacrament van Mirakel. De jodenbeschuldiging kan een gevolg zijn van een financieel schandaal waarbij naast clerici van Sint-Goedele ook joden betrokken waren. Toch was het pas vanaf de 15de eeuw dat meer nadruk werd gelegd op het joodse aandeel. Sociaal-economische motieven verklaren waarom de wereldlijke overheid hieraan in bepaalde perioden meer aandacht schonk dan in andere. Op basis van een uitgebreid en kritisch bronnenonderzoek duidt Dequeker het ontstaan en de evolutie aan van de legende in de machtstrijd tussen de Kapellekerk en de Sint-Goedelekerk, de verdediging van de Roomse leer tegenover afwijkende christelijke leerstellingen en de internationale politieke context waarbij katholieke landen werden bedreigd door ‘ketters’ zoals Turken en calvinisten. Hij toont aan hoe vorsten tot 1870 dit mirakel als
landsrelikwie steunden en zo zichzelf stevig in het zadel hielden door trouw aan de traditionele katholieke waarden. Calvinisten, verlichte filosofen en 19de-eeuwse liberalen wezen op het legendarische aspect van het mirakel. Pas na de holocaust gaf men het tendentieuze karakter van de jodenbeschuldiging toe en in 1967 herstelde kardinaal Suenens de joden in ere. Dequeker slaagde erin de complexe materie genuanceerd en helder uiteen te zetten. Het boek is voorzien van een uitgebreid notenapparaat en een goede bibliografie. De zwart-wit-foto's tonen niet alleen de kunstschatten die Sint-Goedele in functie van het Mirakel verzamelde, maar illustreren ook het kerkelijk en wereldlijk mecenaat dat voor een stuk voortkwam uit zelflegitimatie.
hd
| |
Gustave Vuylsteke
Mijn oorlogsdagboek. Meulebeke tijdens 1914-'18, uitg. Heemkundige Kring De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt, 2000, geïll. met zw.-w.-foto's, 235 × 155 mm, 286 blz., paperback, 695 Bfr. (portkosten inclusief - rek.nr. 467-9350801-88). - De ‘grote’ geschiedenis wordt pas levendig als ze gestoeld is op het getuigenis van mensen die persoonlijk alles meegemaakt hebben. Dit wordt treffend geïllustreerd in het ‘Notaboek van den Oorlog gebeurd te Meulebeke’. De auteur is geboren in 1900 en overleden in 1996. Als veertienjarige begon hij in 1914 de oorlogsgebeurtenissen die vanaf juli in het West-Vlaamse Meulebeke plaatsvonden, systematisch te noteren en hij ging daarmee door tot en met 19 juli 1919. Vaak zijn de notities heel onschuldig en weinig relevant, soms ook schetsen ze in onverbloemde woorden het harde leven tijdens die oorlogsjaren. Gustave Vuylsteke geeft ook het relaas van de gebeurtenissen uit de naburige gemeenten (Ingelmunster, Oostrozebeke en Pittem), waardoor zijn aantekeningen een nog ruimer historisch belang krijgen. Vooraleer het werk uit te geven werd het redactioneel door Michaël Delange, Philippe De Gryse en Godfried Vuylsteke (zoon van Gustave) bewerkt. Met meer dan 450 voetnoten geven zij informatie over personen en feiten uit het dagboek. Het boek werd passend opgesmukt met authentieke foto's uit die oorlogsjaren. Een uitgebreid register op persoons- en plaatsnamen sluit het boek af.
rd
| |
Adriaan H. Bredero
Christenheid en christendom in de Middeleeuwen. Over de verhouding van godsdienst, kerk en samenleving, uitg. Agora, Kampen & Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 20003, reeks ‘Mens & Tijd’, 220 × 150 mm, 380 blz., genaaid 1100 Bfr. - De auteur zet in negen hoofdstukken de verhouding uiteen tussen christendom, kerk en maatschappij in de Middeleeuwen en stelt zich steeds weer de vraag in hoeverre het huidige christendom nog middeleeuws is. Waar voorheen de inwerking van de christelijke godsdienst veelal éénzijdig en fel overdreven werd voorgesteld, wil de schrijver afstand nemen van dit beeld. Deze zienswijze leidt vaak tot verrassende besluiten inzake de middeleeuwse mentaliteit, zoals die tot uitdrukking kwam in vormen van volksreligie. De schrijver komt tot het besluit dat in de latere Middeleeuwen inzake heiligenverering een groeiende kloof ontstond tussen het volksgeloof en het kerkelijk gezag. Op een bijzonder boeiende en verhelderende wijze belicht hij thema's als de Godsvrede en de rol die de bisschoppen hierin speelden, de tegenstelling tussen cisterciënzers en cluniacenzers die terugwilden naar de oorsprong van het monachisme, de ketterij en kerkhervorming en het antijoodse gevoel van de middeleeuwse samenleving. Op die manier krijgt men een goed beeld van de samenleving waarin de besproken periode vrijwel volledige verwevenheid van maatschappelijke hervorming en religieuze vernieuwing aanwezig was. Waar voorheen veel mediëvisten, die als gelovigen tot de kerk behoorden, doorgaans slechts gelet hebben op de invloed die de kerk op de middeleeuwse
| |
| |
samenleving zou hebben gehad, onderzocht de auteur tevens de invloed van de samenleving op de middeleeuwse kerk. De schrijver die mediëvist, christen en lid van de kerk is, geeft een bijzonder objectief relaas van zijn vele opzoekingen.
fg
| |
Leen Dorsman
1600: Slag bij Nieuwpoort, uitg. Verloren bv, Postbus 1741, 1200 BS Hilversum, 2000, verdeeld door Maklu Uitgevers, Somerstraat 13-15, 2018 Antwerpen, reeks ‘Verloren Verleden’, dl. 10, met kleuren- en zw.-w.-illustraties, 170 × 200 mm, 88 blz., ingenaaid f 20,50. - Vorig jaar werd in Nieuwpoort met een uitzonderlijk aantal manifestaties, gaande van tentoonstellingen tot massaspektakels, de beroemde veldslag van 1600 herdacht. De traditie wil dat iedere Nederlander dit jaartal uit de geschiedenislessen zou moeten kennen. Dit is waarschijnlijk wel wat overroepen. Toch heeft de zgn. ‘slag bij Nieuwpoort’ een belangrijke rol gespeeld in het verdere verloop van de geschiedenis. Ter gelegenheid van die herdenking verscheen ook een handig overzichtsboekje, los van alle wetenschappelijke pretentie. Deze uitgebreide en fraai verluchte brochure bezorgt ons allerlei achtergrondinformatie over die woelige periode en specifiek over deze veldslag. We maken verder kennis met de oorlogsvoering omstreeks deze eeuwwisseling en met de manier waarop deze slag in het verdere verloop van de geschiedenis aan bod kwam.
jlm
| |
Fotografie
Wim Menheer
Spoorloos. Reizen in woord en lens, uitg. Cinafot, Tienen, 2000, geïll. met zw.-w.-foto's, 200 × 200 mm, z.p., paperback. - Een keurig uitgegeven boekje: foto's en poëtische teksten die dikwijls als onderschriften geschreven (schijnen te) zijn. De titel (‘Spoorloos’) geeft het thema aan van teksten en prenten. Ik hou meer van de prenten en voor deze rubriek (‘Fotografie’) volstaat dat. Je moet de gedichten ook lezen, omdat ze informatieve elementen bevatten. Tekst en beeldmateriaal sluiten trouwens goed bijeen. Dit zijn geen geïllustreerde verzen: het boekje vormt een sluitend geheel. In de gedichten zitten fonkelende vondsten. In zijn bondige inleiding reikt de dichter-fotograaf de sleutel aan om het boekje open te maken. Elke dag ziet hij de dansende boom die weldra zal verdwijnen als de HST-treinen hun sporen zullen getrokken hebben in het landschap. De auteur wijst erop hoe de grafiek van de winterkale boom een onberispelijke symmetrie vertoont. Ik heb vele jaren op een redactiekantoor gezeten met links en rechts grote ramen met uitzicht op het ‘baksteen’ van de ‘binnenplaats’ en aan de andere kant, de straatkant, op een weide waar de koeien af en toe naar ons keken met hun lome, melancholische blik. Gedurende een middagpauze zei een collega: ‘Kijk eens, hoe de symmetrie in elke ruit, met bomen, wolken en vee, apart gerespecteerd is. Hoe kan dat nu?’ Het kon inderdaad. Ik dacht eraan bij de lezing van deze inleiding van de schrijver: ‘Eerst was er de boom. De dansende boom. Iedere dag reed ik hem voorbij. Iedere dag groetten wij elkaar. Hij stond op een hoogte en overzag de waanzin van elke ochtend. (...) Hij danste maar alleen in de winter als hij kaal was, als zijn stam zich kronkelde als een Balinese danseres in perfect evenwicht met
zijn gekromde takken en twijgen. Het was alsof de boomgod van de dans hem geflitst had op die heuvel...’ Je moet het bundeltje gedichten & foto's enkele keren lezen en later opnieuw doornemen. De foto's hebben in hun eenvoud een voortreffelijk niveau, ze laten de nodige ruimte voor de poëzie van woorden en de soms wat enigmatische landschapsprenten. Er is geen mens te bespeuren. Geen bundel om spoorloos bij de ‘poëzie’ te laten verdwijnen in de boekenrekken. Telkens je het boekje doorneemt, krijg je iets nieuws cadeau.
kvd
| |
Marc Van Gysegem & Albert Schrever
Notaris-fotograaf Désiré Declercq - pictorialist-documentarist. Geraardsbergen 1842-1923, uitg. Stadsbestuur van Geraardsbergen, p/a Culturele Raad, St.-Adriaansabdij, Abdijstraat 10, 9500 Geraardsbergen, 2000, geïll. met zw.-w.-foto's, 210 × 295 mm, 108 blz., genaaid 900 Bfr. - Het werk van notaris-fotograaf, Désiré Declercq (1842-1923), althans een bloemlezing daaruit, werd gepubliceerd m.m.v. de overheid van Geraardsbergen, voor zijn artistieke, maar ook voor zijn documentaire waarde. Het boek is eveneens een hulde aan de pioniers van de periode rond 1900, die van het pictorialisme, de fotografie die in een eerste tijd aanleunt bij de schilderkunst qua vormgeving, genre en compositie. Er werd naar gestreefd zo veel mogelijk aan de schilderkunst te refereren, door toepassing van ‘nieuwe’, ‘schilderachtige’ technieken die direct als dusdanig herkenbaar zijn. In een volgende tijd zal de aandacht juist gaan naar wat in de prent specifiek fotografisch is, waarbij bijv. het bevriezen van bewegende voorwerpen (zoals de hele sportfotografie) een klassieke stijlfiguur geworden is. Deze werkwijze die in Engeland voor het eerst werd beoefend, krijgt dan de naam van pictorialisme. Picturale fotografie is dan schilderachtige fotografie die zich laat inspireren door romantische thema's, door een aparte werkwijze waardoor fotografie en schilderkunst wel degelijk twee aparte fotografische disciplines worden. De natuurgetrouwheid van de fotografie maakt ze vlug tot een succes als portretfotografie die weldra van deur tot deur aan de man zal worden gebracht. Désiré Declercq is een welgesteld notaris als fotograaf een amateur die ook een boeiend documentarist is. (Doet je aan de fotografie van Stijn Streuvels denken.) De auteurs van het boek,
Mark van Gysegem en Albert Schrever, hebben bij de keuze uit de 160 foto's fotografie-historische teksten geschreven. Er worden bondige beschrijvingen gegeven van albuminedruk, colloïdinedruk, platinadruk (de techniek die Declercq gebruikte), chromaatprocédés, gomdruk, broomoliedruk, fototypie, fotocollografie, collotypie, Woodburytypie, heliogravure. Als een van de stichtende leden van de Association Belge de Photographie publiceert Declercq geregeld in het tijdschrift van de vereniging en stuurt werk in voor tentoonstellingen in het buitenland, de z.g. salons. Het openbloeien van de artistieke fotografie is te danken aan een vrij kleine groep amateur-fotografen die bestond uit intellectuelen die geld hadden, de bourgeois van die tijd, met een levendige belangstelling voor de technicisering van het productieproces. De fotografie was in die periode een dure zaak - vergelijkbaar met de evolutie van de smalfilmerij. Naar gelang de industrialisering doorgaat komt de fotografie meer en meer in het bereik van de middenklasse. Dat de democratisering van de fotografie samengaat met de industrialisering van lichtgevoelig materiaal en apparatuur wordt door M. van Gysegem goed aangegeven. Meer aandacht had ik verwacht voor de grafiek en de beeldende kunsten van die tijd (het impressionisme). Overigens een boek dat met zijn mooie en voortreffelijk gedrukte prenten schitterend besloten wordt.
kvd
| |
De Zilveren Camera 2000
Overzicht van de Nederlandse Fotojournalistiek, uitg. Stichting De Zilveren Camera & P/F-Kunstbeeld, 2001, verdeeld door Tirion Uitgevers, Capucienenlaan 49, 9300 Aalst, geïll. met vierkleuren- en zw.-w.-foto's, enmrkt 14, 2800 Mechelen, 2 cd's, DDD, cursusboekje van 104 blz., 590 Bfr. - Als je De Zilveren Camera 2000 / Overzicht van de Nederlandse Fotojournalistiek voor het eerst ziet, denk je ongetwijfeld aan The World Press Photo (volgt het vorige jaartal). Beide zijn representatief voor Nederlandse en internationale fotojournalistiek. Ook de inhoud is tweemaal fotojournalistiek: politiek, dagelijks leven, sport, kunst, architectuur en techniek, documentaire fotografie, portretten, buitenlands nieuws, buitenlandse documentaire fotografie; ten slotte: captions, deelnemers, rapporten en prijswinners. De pagina's met twee of vier foto's lijken me minder geslaagd, doordat ze, op een uitzondering na, alle vlak tegeneen gezet werden; nooit wordt een foto los in de bladspiegel geplaatst. De formule om per pagina soms 49 (7 × 7) foto's verkleind te reproduceren is dikwijls storend en in elk geval moeilijk ‘leesbaar’. Alles bijeen blijft een indruk van gewelddadigheid, rampen (brand te Enschede), het gevecht dat sport heet, gehandicapten in hun ateliers. Alles naar de sobere kant. Je merkt vooral in deze reportagefotografie de inval van de digitale technieken met nieuwe, kleine camera's en cameraatjes); grote (nog grotere?) lichtgevoeligheid. Meteen worden close-ups en bewegingsonscherpte meer beheersbaar. Kleur wordt naar de hand gezet. Eveneens opvallend is (op enkele prachtige sneeuwfoto's na) dat enige vorm van estheticisme afwezig is. Sommige pagina's zien er uit alsof we leven in de zachtste van de werelden.
kvd
| |
Klassieke literatuur
Ausonius
Lied van de Moezel, uitg. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2001, vertaald door Patrick Lateur, verdeeld door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 170 × 145 mm, 78 blz., paperback 399 Bfr. - Decimus Magnus Ausonius (ca. 310 - ca. 395), gevierd leraar en dichter, is zeker geen nobele onbekende bij classici en oud-historici. Bij het brede publiek lijkt hij evenwel, indien wij op de weinige vertalingen mogen afgaan, een volslagen ongekend auteur. Geboren in Burdigala-Bordeaux waar hij gedurende zowat 30 jaren aan de universiteit doceerde, werd hij rond 365 n. Chr. naar Trier geroepen om er de leraar te worden van de jonge Gratianus. Toen deze keizer werd, ontving Ausonius het consulaat. Na zijn ambtsjaar keerde hij terug naar Bordeaux. Hij onderhield een drukke briefwisseling met talrijke prominente Romeinse aristocraten. Zijn literaire nalatenschap bestaat uit talrijke werken - van 27 titels staat de authenticiteit vast - die vooral een poëtische inslag hebben. Zijn dichterlijk oeuvre is thematisch, stilistisch en metrisch erg gevarieerd. Voor ons ligt de eerste integrale vertaling van Ausonius' Mosella - Lied van de Moezel. Hierin bezingt de auteur de rivier die stroomt langs Augusta Treverorum, toen de hoofdplaats van de civitas der Trevieri en keizerresidentie, nu een charmante en gezellige stad waarvan het stadsbeeld wordt bepaald door imposante bouwwerken uit de oudheid; de Porta Nigra, de paleisaula, de thermen, het amfitheater,... Wie vandaag door Trier wandelt, krijgt een schitterend beeld van deze Romeinse stad die haar groei en bloei onder meer te danken had aan de visrijke en drukbevaren Moezel. Op de hellingen langs de rivier strekten zich, net als nu, de weidse wijngaarden waartussen de Romeinen hun luxueuze villa's bouwden. De wijngaarden en de villa's, de
visvangst en de handel zijn de grote thema's van het lied. Ausonius' poëzie heeft weinig gemeen met deze van bij voorbeeld Catullus of Horatius. Niet zijn sterke gevoelens of zijn passie vormen zijn inspiratiebron. Zijn poëzie geeft ook geen blijk van oorspronkelijke gedachten. Veeleer zijn zijn verzen ontstaan vanuit een grote eruditie. Het oeuvre van deze dichter getuigt bijgevolg op een uitnemende wijze van de interesses van een gecultiveerd persoon tijdens de vierde eeuw. Patrick Lateur bezorgde een erg mooie vertaling van ‘Het lied van de Moezel’. De lezer voelt onmiddellijk dat de auteur met groot metier en liefde de tekst van Ausonius heeft vertaald. De vertaling wordt gevolgd door een toelichting over Ausonius en zijn oeuvre, verhelderende aantekeningen en een register. Uitge- | |
| |
geven in een handig pocketformaat zal dit boekje mij zeker vergezellen bij een volgende citytrip naar Trier. Daar zal ik, gezeten in de zon op een bank aan de Moezel, met genoegen het lied nog eens opnieuw lezen.
rn
| |
Apollonios van Rhodos
Jason & Medea, uitg. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2000, vertaald door Wolther Kassies, verdeeld door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 175 × 120 mm, 103 blz., gebonden 500 Bfr. - Pelias, koning van Jolkos in Noord-Griekenland, is bevreesd dat zijn neef Jason hem van de troon zal stoten. Om die reden geeft hij hem de opdracht het gulden vlies, een gouden ramsvacht, te gaan zoeken, in de hoop dat de held deze onderneming niet zal overleven. Pelias weet echter niet dat de godin Hera Jason in bescherming zal nemen en van plan is de ondergang van de koning te bewerkstelligen. Jason laat een schip, de Argo, bouwen. Vijftig mannen uit heel Griekenland, waaronder beroemde helden als Orfeus, Telamon, Peleus en Herakles, zullen hem vergezellen. De tocht, vol avonturen, brengt de Argonauten uiteindelijk in het oosten van de Zwarte Zee. In Kolchis ontmoet hij Medea, dochter van koning Aietes, die hem zal helpen zich van het gulden vlies meester te maken. Uit liefde voor Jason verraadt zij haar volk. De epische dichter Apollonios van Rhodos (295-215 v. Chr.) verwerkte dit verhaal in een epos, genaamd Argonautica, dat bij dezelfde uitgever in 1996 verscheen onder de titel De tocht van de Argonauten. Het epos is helemaal in de trant van de Homerische epen geschreven, maar is minder krachtig. Wel bevat het een aantal bijzonder lezenswaardige episoden waarvan de liefde tussen Jason en Medea misschien wel de mooiste is. Het thema van de gebroken liefde vinden wij reeds vroeger terug bij de grote tragediedichter Euripides (485/486-406 v. Chr.). In de voorliggende bloemlezing wordt die liefde tussen Jason en Medea uitgelicht. De vertaling vertegenwoordigt het grootste deel van het derde boek en een gedeelte van het vierde boek van de Argonautica.
Vooral het derde boek wordt traditioneel als het sterkste gedeelte van het gedicht beschouwd. Dit verhaal is ideaal voor een serie zoals de ‘Kleine belletrie’, kleine en mooi verzorgde boekjes die tot kennismaking uitnodigen. De vertaling leest bovendien vlot. Een korte inleiding geeft de voorgeschiedenis van het verhaal. Het nawoord biedt wat meer informatie over Apollonios van Rhodos evenals over de inhoud en het karakter van de Argonautica. Wat mij betreft staat dit boekje voor een fijne avond vol leesplezier.
rn
| |
Beeldende kunst
Johan De Smet
Sint-Martens-Latem en de Kunst aan de Leie, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2000, ca. 180 kleurenillustraties en 80 zw.-w.-illustraties, 330 × 250 mm, 352 blz., gebonden met stofomslag 2650 Bfr./f 150.00. - Over de schilders die zich vooral in het begin van de twintigste eeuw in Sint-Martens-Latem hebben genesteld bestaat al een uitgebreide literatuur. Het idyllische landschap in de omgeving van de Leie nabij Gent oefende blijkbaar een heilzame aantrekkingskracht uit. Dit en een aantal andere omstandigheden zorgden ervoor dat kunstenaars er zich gingen vestigen. Het pas verschenen boek kadert deze zgn. ‘school van Sint-Martens-Latem’ in een ruimer perspectief met hoofdstukken zoals ‘Van Barbizon tot Impressionisme’, ‘Het artistieke leven te Gent’ en ‘Expressionisme’. Vervolgens bezorgt de auteur ons een overzicht van de voornaamse kunstenaars die er in de eerste helft van de twintigste eeuw hebben gewerkt. De overbekende namen, zoals Emile Claus, Jenny Montigny, George Minne, Albijn Van den Abeele, Valerius De Saedeleer, Gustave van de Woestyne, Hubert Malfait, Gustave De Smet, Leon De Smet, Frits Van den Berghe, Constant Permeke, Albert Servaes, worden aangevuld met figuren die bij het brede publiek minder bekend lijken: Anna De Weert, Yvonne Serruys, Georges Buysse, Modest Huys, Maurice Sys, Jules de Sutter, Evarist De Buck, Albert Claeys, Maurice Schelck... Telkens krijgen we een biografische schets en een korte bespreking en situering van het oeuvre. Het boek werd uitgevoerd als een luxe uitgave met schitterende kleurenafbeeldingen en vooral schilderijen, hoofdzakelijk gefotografeerd door Guy Braeckman. De keurige index achteraan maakt het werk ook zeer bruikbaar.
jlm
| |
Bruno Bouckaert (red.)
De Sint-Baafskathedraal in Gent. Van Middeleeuwen tot Barok, Gent, 2000, uitgeverij Ludion, 30,5 × 24 cm, ingebonden met harde kaft, kleuren stofwikkel, 248 blz., 60 zwartwit- en 80 kleurenillustraties, 1.995 Bfr. - Bij het naderen van de Oost-Vlaamse hoofdstad vallen steeds drie torens op: die van het Belfort, die van de Sint-Niklaaskerk en die van de Sint-Baafskathedraal. Ze staan bijna op één rij in het werkelijke centrum van Gent. De toeristische dienst van de Arteveldestad pronkt er terecht mee op zijn folders en andere publiciteitsmateriaal. Over die laatste bidplaats verscheen een nieuwe uitgave. Gedurende enkele jaren werkte een multidisciplinair team onder de leiding van Bruno Brouckaert aan dit boek. Deze realisatie verscheen niet omdat er over deze hoofdkerk en de geschiedenis ervan geen publicaties bestaan, wel omdat die moeilijk verkrijgbaar of uitgeput zijn, omdat nieuwe (kunst)historische inzichten tot stand kwamen en de bestaande gegevens aanvullen en/of corrigeren en omdat vanuit een andere gezichtshoek dit gebouw en zijn historie kon worden belicht. De nieuwe uitgave maakt deel uit van de reeks Esthétiques et rituels des cathédrales d'Europe, waarvan al een werk over de kathedraal van Benevento verscheen. Dit boek werd ten andere al in dit tijdschrift besproken. In de publicatie over de Gentse Sint-Baafskathedraal staat de periode vanaf ca. 1500 tot en met het overlijden van bisschop Antonius Triest (1657) centraal. Dit is geen onbelangrijke tijdsspanne, want er gebeurde heel wat: de omvorming van de Sint-Baafsabdij tot een kapittelkerk (1536), de translatie naar de Sint-Janskerk (1540), verschillende oorlogen, een bloeitijd op het gebied van de muziek, de oprichting van het bisdom Gent (1559), twee beeldenstormen te midden van een reformatietijd en de daaropvolgende
contrareformatie... Diverse artikelen belichten die aspecten. Daarom werd een reeks wetenschappers aangesproken die elk op hun terrein een interessante en uitvoerige bijdrage leverden: Paul Trio over de volksdevotie, Marie Christine Laleman over de bouwgeschiedenis, Jan Rogiers over de geschiedenis van de abdij en het kapittel en Erik Duverger over bisschop Antoon Triest als kunstverzamelaar en mecenas. Vooral het muziekleven en de dito cultuur komen in dit boek uitvoerig aan bod. De artikels van Eugeen Schreurs, Bruno Bouckaert en Barbara Haggh vragen daarvoor aandacht en steunen op vernieuwend bronnenonderzoek. Het rijk geïllustreerde boek, met een sobere maar verzorgde vormgeving door Antoon De Vylder, is geen definitief werk over de Gentse Sint-Baafskathedraal, wel een vernieuwde etappe in een straks aan te vullen reeks. Het is echter nu al een basiswerk over dit monumentale gebouw, over het kunstpatrimonium dat er wordt bewaard en over het culturele leven dat er zich destijds afspeelde.
jlm
| |
Fernand Bonneure (tekst) en Jan Decreton (foto's)
Brugge tussen belfort en reien, uitg. La Renaissance du Livre, 52 chaussée de Roubaix, 7500 Doornik, 2000, geïll. met kleurenfoto's, 280 × 295 mm, 101 blz. gebonden. - ‘Brugge-die-Scone’ is wellicht de beste naam om Brugge te omschrijven. Het monumentale schoon - grote en kleine torens, hoge huisgevels, molens en bruggen, nauwe straatjes en besloten beluiken - heeft Brugge het uitzicht gegeven, dat de stad door vele eeuwen heen blijvend aantrekkelijk maakt. In dit boek beschrijft Bruggeling Fernand Bonneure in een vaak indringende taal zijn geliefde stad en de onmiddellijke omgeving ervan. Uit zijn woorden ervaar je als lezer de liefde waarmee de auteur ‘zijn’ stad uittekent. Vanuit het verre verleden tot op vandaag laat hij Brugge voor onze ogen evolueren en de vele oorspronkelijke kunstfoto's (vaak full page afgedrukt) van Jan Decreton maken dat beeld visueel. De twee auteurs vullen elkaar bijzonder goed aan en maken van het boek een kleinood dat iedereen die van Brugge houdt, sterk zal plezieren. Een plattegrond en een grafische situatiekaart aangevuld met nuttige adressen sluiten dit mooie boek af.
rd
| |
Marc Logghe & Roger Verhelle
Brugs Aardewerk. Vande Voorde, Torhout, uitg. Vriendenkring Kunst Houtland, 2001, 297 × 210 mm, 112 blz., gebonden, stofwikkel, overwegend kleurenillustraties, 1200 Bfr. - In het kader van de tentoonstelling over de Brugse keramiekkunstenaars Achille en Cyriel Vande Voorde, die tijdens de lentemaanden 2001 in het museum voor Vlaams aardewerk in Torhout werd gehouden, verscheen van de hand van Marc Logghe en Roger Verhelle een fotografische oeuvrecatalogus. Dit boek bezorgt ons inderdaad een overzicht van het werk van deze hoogstaande ambachtslieden aan de hand van een reeks kleurenfoto's, die keurig door Jacques Coenye werden opgenomen. Het figuratieve aardewerk, waarvan het grootste deel zich in privé-verzamelingen bevindt, werd sober met de titel en de afmetingen opgesomd. Enkele stukken konden enkel via door een reclameblad van de firma zelf worden aangehaald. Leuk is zeker een reeks oude postkaarten die bewijzen dat Achille en Cyriel Vande Voorde hun inspiratie in het dagelijkse leven in Brugge haalden. Vooraf behandelden de auteurs het leven en het werk van deze Bruggelingen en besteedden uitvoerig aandacht aan de door hen gebruikte techniek. Een algemene kunsthistorische situering, een bibliografie en een index ontbreken. Toch zijn dergelijke boeken interessant omdat ze een bouwsteen vormen voor de verdere studie van deze uitgebreide productie en helpen als vergelijkingsmateriaal met gelijkaardige bedrijven op het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw.
jlm
De recensies werden geschreven door:
fb: Fernand Bonneure |
fg: Francine Gilbert |
gs: Geert Swaenepoel |
hd: Heidi Deneweth |
jlm: Jean Luc Meulemeester |
jm: Jaak Maertens |
jvh: Jooris van Hulle |
jvh: Jaak Van Holen |
kvd: Karel van Deuren |
rd: Robert Declerck |
rds: Ria de Schepper |
rn: Robert Nouwen |
svdb: Stefan van den Bossche |
|
|