| |
| |
| |
Fernand Bonneure
Vlaamse schilders van de zee
Aan zee dringen de tegenstellingen onrust en kalmte, beweging en stilte, land en lucht met een bijzondere duidelijkheid door tot het bewustzijn van de kunstenaar. De zee biedt een aparte inspiratie, waarop hij op een even persoonlijke wijze reageert.
Er zijn kunstschilders die vooral onder de indruk komen van de wilde, onstuimige, onberekenbare zee, het domein van stormen en machtige golven. Het massale, geritmeerde heen en weer is hier de blijvende en de enige beweging.
Andere kunstenaars zien de zee liever rimpelloos en prevelend onder lome zomerhitte. Zij schilderen vlakmatig een watermassa die zich uitrolt tot aan de horizon. Ze werken dit thema uit in een bijna meditatief onderzoek van de meest subtiele en dicht bij elkaar liggende kleuren.
Een derde groep zeeschilders vindt een uiterst gevarieerde anekdotiek in al hetgeen gebeurt op de stranden, de dijkboulevards, in het harde bestaan van het vissersleven en in het luchtige van de zomergasten.
De eerste twee groepen hebben zonder twijfel de grootste kunstwerken opgeleverd; de derde vervalt vaak in academisme en folklore, maar in alle drie de groepen zijn er uitzonderingen.
| |
Elementaire kracht
‘De zee bij morgen, met een tere speling van witte en grijze tinten, de zee
Constant Permeke, ‘Grote Marine’ (doek, 100 × 150 cm)
Oudenaarde, privé-verzameling
rond de middag met heet laaiend zonnegeweld boven de als olie glinsterende schubben van de zwaar ademende diepten, de zee bij avond, met flarden goud en rosse weerschijnen die het rode licht weerkaatsen, dat de randen van de over de zee heendrijvende wolken in gloed zet, de zee in de nacht met een nog ter nauwernood merkbare horizon daar waar de donkere wateren met de door de doffe nasleep van gedoofde lichten doorzinderde lucht samentreffen, een telkens ander uitzicht van een steeds eendere verschijning: de in eeuwige wording onveranderlijke zee.’
Zo uitvoerig en zwaar was de aanvang van een artikel van Achiel Stubbe in de eerste jaargang van het tijdschrift ‘West-Vlaanderen’ (nr 3, mei 1952) over de zeegezichten van Constant Permeke (Antwerpen 1886-Oostende 1952). De Meester van Jabbeke was toen net overleden en hij werd als grote coryfee opgevoerd in dit themanummer over de zee in de kunsten. De kunstcriticus was terecht diep onder de indruk gekomen. Permeke heeft in de verscheidenheid van zijn oeuvre de zee een zeer voorname plaats gegeven: de havengezichten, de vissers, de visvrouwen, maar vooral de zee zelf, de enige, de echte in alle tijden en in alle omstandigheden. De woelige, stormachtige, zeer bewogen zee zal Permeke wel het meest aangesproken hebben. Hij schilderde ze met een geheel eigen aanvoelen, hartstochtelijk en altijd met een weids gebaar in ‘De Golf’ (1924) of ‘Sombere Marine’
Irène Bataille, ‘Strand’, 1969 Privé-verzameling
(1928) of in het bekende werk ‘Grote blonde Marine’ (1927) met de schuimkoppen van de golven dialogerend met de randen van gele wolken.
In al deze zeeschappen vertoont Permeke alleen de elementaire krachten van de natuur, die hij met even grote overtuiging weergeeft en uitspreekt op het doek. Waar hij voor zijn figuren en landschappen hoe dan ook nog met een werkelijkheid rekening hield, daar was hij voor het zeegezicht in de volle zin van het woord ongebondener en vrijer. En toch zijn deze schilderijen even af en compleet. Het zijn volgehouden en volwaardige momentopnamen.
Henri-Victor Wolvens (Brussel 1896-Brugge 1977) wilde - zoals zoveel kunstschilders in dit land - dichter bij de zee zijn en hield vooral van het bijzondere licht dat over strand en water uitstraalt. Hij ging in 1930 in Brugge wonen en bleef daar tot aan zijn dood. Bij zijn retrospectieve in Brugge in 1959 noemde U. Van de Voorde hem ‘de enige volwaardige erfgenaam van Permeke’, maar hij zag meteen de grote verschillen en vooral dan de waarde van het licht in Wolvens' kunst. De Brusselaar had in de jaren twintig gevarieerde kritiek gekregen. Lange tijd werd zijn schilderkunst afgedaan als ‘ruw, vet, somber, neurastheniek’. Maar hij slaagde er hoe langer hoe meer in zijn expressie even doordringend te houden terwijl het brute, wilde wat milderde door zijn consequente streepjestechniek.
Anto Diez, ‘Noordzeevisie’, 1976 Bredene, Anto Diezcentrum
| |
| |
Zijn koloriet klaarde ook beduidend op, wanneer hij talrijke zeegezichten, strandboulevards, warandes, terrassen met het hele zomerse vertier schilderde. Deze werken vertonen ook een grotere eenheid. Ongebondenheid werd eerder verrukking, wanneer deze schilder voor het mysterie van de zee stond. Hij werd door deze aanblik als het ware betoverd. Zijn ‘Marine’ (1936) is daar een goed bewijs van. Over het duin en een klein stuk strand heen heeft hij een donkere zee geschilderd onder
Henri-Victor Wolvens, ‘Strandstoelen’ (tekening op papier), 1962 Brugge, privé-verzameling
een betrokken hemel. De eigen kracht van dit schilderij ligt in de verfstreken van het duin en vooral in de spatelsporen die het golvenspel weergeven. Beheerst heeft hij hier ook de indruk en de schaduw van het licht ingeschakeld, zoals hij het ving en bedwong in zoveel grote, rake meesterwerken. Hij was de hevigste en de stoutste van de zogeheten animisten.
De Antwerpse Irène Bataille (1913) heeft in het algemeen een levenslustige schilderkunst beoefend, waarin af en toe enige reminiscentie aan Rik Wouters te bespeuren valt. Maar haar veelkleurige doeken kennen altijd een veel drukkere figuratie. Ook de zeegezichten en vooral haar impressies van het ‘Strand’ (1969) heeft zij herhaaldelijk opgeroepen, naast het landschap en haar typische tuinschilderijen. De aquarel vertoont een hele reeks zachte, milde klourhalen, waarbinnen hier en daar grafische, kleine figuurtjes de levendigheid uitmaken. De overweldigende kracht van het water verschijnt vanaf de horizon massaal en doemt op tot net voor de vloedlijn en het strandleven, dat hier schematisch, lyrisch maar even krachtig wordt opgeroepen, terwijl het verhaal verborgen noch verdoezeld wordt. De zee als oefening voor een boeiende verkenning van het schilderij als probleem. Bataille is aldus een van de weinige artiesten die de mensen op het strand weergeeft in een gaaf en bewogen kunstwerk.
De ‘Noordzeevisie’ (1976) van kunstschilder Anto Diez (Brussel 1914 - Bredene 1992) is een treffende aanroeping van lucht en water, waarin - zoals in geheel zijn oeuvre - de gevoelselementen domineren. De horizon tussen zee en land is nauwelijks te herkennen. In een wild en driftig kleurenspel heeft de kunstenaar zijn visie op de zee van zich afgeschreven als een visionaire, kosmische en nooit eindigende verkenning van angst, grootsheid, verlustiging, ondervraging. In meer dan één schilderij heeft Diez trouwens zijn kosmische kijk op de wereld, op mensen en dingen uitgesproken, vooral dan als weergave van harmonie in beweging. Dit hing nauw samen met een diep en oer religieus aanvoelen van het hele wereldbestel, van de natuur en van de mens daarin als determinerende en regelende factor. En vanzelfsprekend speelt de zee hierin een grote rol. Hij heeft talrijke marines geschilderd, meestal zonder mensen of menselijke sporen; de zee op zich was voor Diez voldoende om ze uit te meten binnen het vlak van een schilderij.
Jean Pierre Zinjé (Etterbeek 1944 - Veurne) werkt zijn twee grote thema's, de vrouw en de zee, uit in het aquarel, de transparante materie die zeer dicht staat bij de poëzie, bij het scheppen van sfeer. Hij combineert graag beide thema's. De lichamelijke figuur zit zeer licht en soms schaduwrijk binnen het ruisen van de zeespiegel of binnen het losgeslagen ritme van het golvenspel. Oker, een oneindige variatie van grijzen en een bijzonder uitgepuurd blauw zijn de voornaamste tinten bij deze oefeningen. Bovendien werkt deze kunstenaar uit de Westhoek zijn waterverfschilderijen uit op groot tot zeer groot formaat, hetgeen technisch een hoogstandje mag heten. Het is verbazend hoe hij een frenetiek ritme van vormen en kleuren volhoudt tot in de verste uithoeken van zijn breedvoerig verhaal. Etherisch en sensueel wordt de vrouwelijke aanwezigheid ingepast in dit spel van water, golf, wolken, ritme. De zee wordt, zoals Baudelaire ooit dichtte ‘een spiegel waarin de mens zijn ziel bewondert’.
| |
Subtiel evenwicht
De zee inspireert andere schilders tot een geheel eigen en persoonlijke oefening. Hun kunst is als het ware aan hun marines te herkennen. Hun zee is meer alibi dan thema. De kunstenaar ziet de zee in vlakken, stroken, lijnen zelfs, die hij met elkaar laat dialogeren, met elkaar laat botsen, in elkaar laat overvloeien. De eenheid die hij in zijn schilderij bereikt is eerder statisch, somtijds symbolistisch, zelfs magisch. Hun schilderij is daarom niet zuiver abstract; het vlakke water onder een variërende lucht is ook een figuratie, en wel met een van de oerelementen. Zouden deze kunstenaars de essentie van de zee opnemen en oplossen in de essentie van hun schilderij? Alles laat het vermoeden. Het zijn immers artiesten die herhaaldelijk het zeegezicht hebben bestudeerd en die er zelf uitdrukkelijk onder de indruk van gekomen zijn. Hun marines nodigen uit, ook bij hen zelf, tot reflectie en overweging. Het eeuwige spel is hier, uiterlijk en zichtbaar, tot een zekere rust gekomen. Maar er ontstaat binnen het schilderij zelf een spanning van een geheel andere orde, die dan vooral naar voren treedt in het naast en op elkaar verschijnen van al of niet zuivere of egale kleuren. Zij vormen in feite de wezenheid en de kracht van het schilderij. Zij spreken dan ook andere beschouwers aan, die wellicht dieper, want ook rechtlijniger en eenvoudiger tot de kern van hun kunst zullen doordringen.
Zo heeft Leon Spilliaert (Oostende 1881 - Elsene 1946) een belangrijk gedeelte van zijn werk aan zee en strand gewijd. Aldoor komen ze terug in diverse taferelen: ‘Zeven vrouwen in het zwart’ (1904), ‘Huis op de zeedijk’ (1907), ‘Jonge meisjes op het duin’ (1904), ‘Baadster voor de zee’ (1910) zijn maar enkele voorbeelden. Een van de boeiendste marines van Spilliaert is het ‘Blauw-geel zeegezicht’ (1923), waarin hij volop de impressie van onvatbare oneindigheid weet op te roepen, niet alleen door de opgedreven tegenstelling tussen de twee kleuren, maar vooral door de plaatsing van
| |
| |
de vormen, vooraan plechtig en traag, dieper op in een vlug repetitief ritme. Zijn zee heeft geen grenzen, in de diepte noch in de breedte. Zelfs de horizon is niet erg duidelijk weergegeven. Alles is evenwel realiteit en alles is reflectie. De in het zand achtergebleven plassen krijgen een antwoord van de in de hemel losgeslagen wolken, of omgekeerd. Dit is een volledig schilderij. ‘Van nacht heeft de storm over de zee heengestreken en nu ligt ze daar nog uit te zieden met lange, witte golven... De zee is eenzaam
Felix De Boeck, ‘Abstracte Zee’, (olie op unalit, 45,2 × 89,5 cm), 1923
Brussel, Kon. Musea voor Schone Kunsten van België
en verlaten vol opkomende duisternis en achter het dorp komt de gouden, volle vrucht der kalme maan omhoog’, schreef Felix Timmermans in 1918.
Felix De Boeck (Drogenbos 1898-1995) die sinds zijn start rond 1920 abstract heeft geschilderd met nu en dan een curieuze stijloefening, heeft in 1924 een compositie geschilderd met horizontale balken en driehoeken. Hij moet dit werk hernomen hebben in 1960 onder de titel ‘Abstracte Zee’, een aantrekkelijk schilderij uniek in zijn eigen oeuvre en in elk geval typisch voor de eigenzinnige vormgeving van een ongewoon aangevoeld thema. Met twee grote, in elkaar grijpende driehoeken, die op hun beurt opgebouwd werden met tientallen horizontale banen, is het schilderij samengesteld. Summier kan men er een zee in zien die van blauw over rood en bruin evolueert naar een horizon die uit het blauw wegvlucht naar het stralende geel van een ondergaande zon. Deze compositie werd een zeer evenwichtige en even logische uitpuring van kleuren, vlekken, lijnen zoals alleen De Boeck dit kon realiseren.
Taf Wallet (La Louvière 1902 - Sint-Idesbald) was ooit medestichter van de Waalse groep ‘Nervia’ en promotor van de ‘Vereniging van Zeeschilders’. Hij woont en werkt sinds de jaren dertig aan de Vlaamse kust. Naast fresco's, mozaïeken, glasramen, is hij vooral kunstschilder geweest van talloze zee- en strandgezichten. In het algemeen is zijn kunst een voorbeeld van levensvreugde. Dit zal wel een uitleg zijn voor de internationale waardering, die hij mocht genieten. Zijn marines realiseerde hij met een ontelbaar aantal kleine puntjes of korrelingen, die door alle kleuren en figuraties heen hernomen worden. Zijn ‘Reflet aux nuages’, een groot, rustig zeegezicht, roept een vlakke zee op, zonder enige menselijke aanwezigheid, een brede ruimte waarboven een donkere wolk hangt. In het midden op het water weerspiegelt de zon zich in een vlek, eerder in een leemte, die binnen de overvloedige korreling werd uitgespaard.
Uit het expressionisme weggegroeid werd Maurits van Saene (Ninove 1919-2000) een bijzonder boeiende en aparte persoonlijkheid. Zijn bekendheid met Jean Brusselmans, met wie hij een tijdlang een atelier deelde, heeft in zijn schilderkunst stricte ernst en een zekere tucht binnengebracht. Zijn schilderijen en litho's stralen een grote waardigheid uit. De vele zeegezichten zijn intussen hoe langer hoe abstracter geworden en kwamen uiteindelijk uit op een aantal horizontale kleurbanen waarin de azuurblauwe tinten domineren, omringd door bijzonder gevoelige grijzen en groenen. Ergens in de verte bereikt deze banenmassa een einder, die ook niet meer is dan één lijn. Water en lucht zijn niet te onderscheiden. Ongetwijfeld heeft het licht vanuit de zee de stralende atmosfeer van deze marines beïnvloed, ‘dat lieve parelmoeren licht dat de zee van grijze zijde maakt en de lucht van wisselend satijn’, schreef Marnix Gijsen in 1939. Van Saenes marines zijn rustpunten; slechts eventjes ziet men enige beweging als van golfkoppen. Ze zijn in feite een uiterste sereniteit geworden, waarbij men over leven en vergankelijkheid kan mediteren als een rijke ervaring.
De ‘Blauwe Marine’ (1971, omslag) van de grote colorist Rik Slabbinck (Brugge 1914-1991) illustreert ten gronde het talent van deze kunstenaar. Naast het landschap en het naakt komt het zeegezicht herhaaldelijk voor in zijn oeuvre. En het was altijd overwegend een oefening in beheersing. Zijn marines zijn berustend en een positieve reactie op natuur en leven. Eventjes maar ziet men wat ritme in het golvenspel en in de wolken daarboven. De charme van zo'n schilderij ligt in het afgewogen op elkaar volgen van de horizontale stroken, die de spanning van het geheel volledig omsluiten en uitstralen. Slabbinck was ook een uitstekend tekenaar en hij wees zijn leerlingen voortdurend op de waarde van de tekening in de ontwikkeling van het plastisch kunnen. Zijn ‘Zeegezicht bij avond’ (1973) is een kleurtekening die wellicht een schilderij aankondigde of omschreef, maar tevens een op zichzelf staand kunstwerk was. Het werd uitgevoerd in twee richtingen. Vlakke, lange strepen om strand en water weer te geven, korte, verticale trekken voor lucht en wolken. Deze marine laat, anders dan de Blauwe, een vreemde, enigszins beangstigende indruk na. De avond vult de wereld op. Straks zal de nacht invallen met regen en storm wellicht; de wolken zitten al klaar. Bruin, wit, blauw - met die enkele kleuren heeft de kunstenaar snel en handig het beeld opgeroepen van zee en lucht, een uitzicht dat in alle streken kan getekend worden, maar dat vijf minuten later in alle streken weer anders zal zijn. Een punt in de eeuwigheid dus. Zulke kunstwerken te kunnen creëren met zo eenvoudige middelen moet een artiest diepe voldoening bezorgen.
| |
Zee en water, metaforische overeenkomsten
Andere kunstschilders lijken schijnbaar toevallig de zee op te nemen in hun figuratie. Wanneer men dit echter nader beschouwt zit er achter dit toeval toch ook weer een soort strategie. Goede voorbeelden bracht René Magritte (Lessen 1898 - Schaarbeek 1967). Hij staat helemaal niet als zeeschilder bekend, maar de zee komt meer voor in zijn werk dan men wel zou denken. Zowel de zwiepende, klotsende baren verschijnen er als de vlakke, egale eindeloosheid en beide worden vaak gebruikt als parafrase of tegenstelling, als vraag en antwoord binnen de eigenlijk surrealistische thematiek. Nu en dan staat de zee centraal in het schilderij. Zoals in ‘Het Menselijk Tekort’ (1935). Een schildersezel staat op het strand, met de rugzijde naar zee. Het schilderij op de ezel is een mooie, rustige marine die doorloopt naast het doek in het schilderij én tevens in de werkelijkheid. Een typische trompe-l'oeil-creatie, zoals deze Belgische kunstenaar vaak heeft gemaakt. Magritte schilderde ook enkele werken met een groot rotsblok als centraal thema. Blokken die gewoon zweven in het ijle, maar altijd boven een zee. Zoals het prachtige, goed raadselachtige ‘Het Spaanse luchtkasteel’ (1979) uit het Israëlmuseum in Jeruzalem. ‘Uit het donkere van de oceaan rijst de hoopvolle-met-een-enigs-zins-versterkte-kasteel-bekroonde rots op’ schreef de schilder aan de opdrachtgever. ‘Bravo, antwoordde de laatste. Maar maak de zee zo woelig als u tijdens de uitvoering maar wilt!’. Bij Magritte figureert de zee dus soms bijna stiekem of in het voorbijgaan. Maar alleszins betekenisvol in het curieuze instrumentarium van deze meester.
‘Water. Een metafoor’ was de titel van de verrassende tentoonstelling die de jonge schilder Vital Muylaert (Hamme 1959 - Moerzeke Kastel) bracht in september 1999 in de galerie Kunstforum in Schelderode. Verrassend omdat deze uitstekend
| |
| |
opgeleide kunstenaar werkt met het materiaal dat eeuwenlang de adel van het kunstwerk en de trots van het métier heeft verzekerd, maar ook omdat hij dit vertrouwd-zijn toepast op het zeegezicht of het water. Er is dus weer een schilder aan het woord, met talent en overtuiging. Zijn ‘waterervaringen’ (Finland, Korinthe, de Egeïsche en de Noordzee), legt hijzelf uit, gaven een wending in de ontwikkeling van zijn werk.
‘Niet de natuurgetrouwe weergave
Jean-Pierre Zinjé, ‘Marine’ (aquarel, 115 × 45 cm), 1999
Privé-verzameling
van de plaats en het moment zijn fundamenteel maar wel de wezenlijke oerelementen zee en water picturaal vastgelegd met olie en doek. Door het thema gaat zelfs de penseelvoering zich waterpas (horizontaal) gedragen’. De schilderijen van deze suite zijn vierkant van formaat, hebben het water, de plas, de zee als thema, maar drukken evenveel uit over de motieven en drijfveren die het kunstwerk hebben bezield. Vooral met zijn koloriet weet hij dit aan te tonen. Opvallend is het rood dat hij gewillig inschakelt en dat gloeiende, onstuimige momenten oproept. Daar tegenover heeft hij rustiger kleuren, blauw en grijs, die hij voor stillere tendensen voorbehoudt. Deze overdrachtelijke figuurlijkheid van magenta en cyaan en andere tinten komt hier optimaal tot haar recht. ‘Een suite van olie op canvas’ luidde de bijtitel van deze schilderijen. Men kan sporen van deze ondergrond hier en daar doorheen de kleuren volgen en meemaken. Zij onderstrepen de stipte werkwijze en genereren een soort wazige geheimzinnigheid en een volwaardige sfeer die vragen blijven stellen. Dit is een schilderkunst die een innerlijke rijkdom verraadt, die diep aangrijpt en niet gauw loslaat.
| |
Andere schilders
Vanzelfsprekend zijn er nog tientallen andere kunstschilders die de zee volmondig hebben bezongen of toch herhaaldelijk betrokken in hun werk. Volledigheid nastreven is onmogelijk; wel moeten nog een aantal kunstenaars vermeld worden.
Allereerst zijn er nog heel wat àndere kunstenaars die uit het binnenland naar de kuststreek zijn komen wonen om het fenomeen van de zee van dichtbij vast te stellen en in hun kunst uit te drukken.
Frans Bakker (1909) uit Brussel kwam naar De Haan, in 1961 gevolgd door zijn vader Gerard Bakker (1879-1967). Beide hebben, naast hun restauratiepraktijk, zich vooral toegelegd op de marine. Door Boerewaard (1893-1972) uit Oudenaarde en
Taf Wallet, ‘Reflet aux nuages’ (doek, 100 × 70 cm)
Oostduinkerke, Galerie de Muelenaere en Lefevere
Etienne Van Damme (1907-1990) uit Hamme vestigden zich met dezelfde bedoeling in Knokke. Robert Buyle (1895-1976) uit Sint-Niklaas kwam in Oostduinkerke terecht, waar hij, naast zijn atelier in Frankrijk, nog een tweede atelier hield, het Mayahof. Jules Gonthier (1886-1968) uit Tubize kwam naar Brugge, John Chesterman (1920-1986) uit Liverpool en José Galmache (1914) uit Mons kwamen in Nieuwpoort wonen. De bekende Oostendse kunstenaar Maurice Boel (1913-1998) is uit zijn figuratie met flora en fauna van de zee geleidelijk tot een heel aparte lyrische abstractie gekomen. Nog zeeschilders in Oostende waren Julius Colen Turner (1881-1948) uit Duitsland en Armand Delwaide (1887-1956) uit Brugge, goed bevriend met Constant Permeke. Honkvaste Oostendse kunstenaars waren Gustaaf Sorel (1905-1981) en zijn zoon André (1939); ze hebben hun talrijke Oostendse stadsgezichten vaak met marines aangevuld. Pierre Verbeke (1895-1962), leerling van Henri Permeke, was in Oostende een succesvolle zeeschilder. Renaat Bosschaert (1938) uit Oostende, maar wonend en werkend in Brugge, heeft onlangs nog een voortreffelijke suite van vaartuigen havengezichten uit De Panne tot Breskens, schilderijen met ook een documentaire historische waarde, tentoongesteld. Leo van Paemel (1914-1995) uit Blankenberge, eveneens in Brugge wonend, heeft een hele reeks heldere en kleurige zee- en strandgezichten gemaakt. De aquarellist Paul Decq (1927) uit Wenduine is sinds 1990 dé marineschilder van de Belgische Zeemacht. Ook in het werk van Roger Gobron (1899-1985) en Jacob Le Mair (1905-1990), beide uit Brugge, is de zee veelvuldig aanwezig. En nog in Brugge werkt Lieve van Loo (1939) soms op zeer klein tot miniatuurformaat de monumentaliteit van de zee uit. Staf Buffel (1886-1972) uit Lo heeft vele jaren in Nieuwpoort gewerkt en de Noordzee en de IJzermonding waren zijn favoriete thema's.
Vital Muylaert, ‘Water een Metafoor’ (doek, 25 × 25 en doek, 50 × 50 cm) Privé-verzameling
Ten slotte moet hier nog Jan de Smedt (1905-1954) uit Mechelen geciteerd worden. In 1991 gaven zijn vrienden in hun reeks cimelia een plaket van Francis Smets uit over ‘Jan de Smedt als marineschilder’. Men noemt er zijn zeestukken uitzonderlijk in zijn werk omdat zij, in tegenstelling tot landschappen, portretten en andere werken, getuigen van een meer ascetische aanpak die de kunstenaar, aan het eind van zijn leven, bijna tot de abstractie heeft geleid. De marines van De Smedt ‘leggen getuigenis af van de laatste intimiteit... Dit elementaire, immense van de zee roept een diepe verbondenheid met het oneindige op’.
Een kleine rondgang rond het werk van vooral Vlaamse kunstschilders bewijst dat de zee ook nu nog een zeer geliefd thema is. Zowel voor de brave imitator, de afbeelder van natuur en werkelijkheid, maar ook voor de verbeelder, die dieper grijpt en ruimer aanspreekt.
|
|