| |
| |
| |
Jean Luc Meulemeester
Op zoek naar de ideale voorstelling van de zee Vlaamse marines en havengezichten vanaf de late Middeleeuwen tot op het einde van de zeventiende eeuw
De Noordzee heeft ontegensprekelijk een uitermate voorname rol gespeeld in de geografische, politieke, economische, sociale en godsdienstige ontwikkeling van Vlaanderen. Deze uitspraak is waarschijnlijk geldig voor alle landen met zicht op zee. Het belang ervan valt meestal niet in enkele woorden uit te drukken. Plaatselijke kunstenaars lieten zich dan ook geregeld door dit maritieme landschap inspireren. Toch is er in de loop van de geschiedenis een duidelijke evolutie in de manier van voorstellen waar te nemen.
| |
Over stereotiepe krullen en afgrijselijke monsters
Miniaturen bevatten een schitterende schat aan informatie en documentatie van hoe de middeleeuwse mens de zee interpreteerde. De hedendaagse vanzelfsprekendheid dat iedereen ooit weleens de zee zal zien en er misschien zal opvaren, kunnen we van hen niet zeggen. Deze relatieve onbekendheid leidde ertoe dat oceanen op een onrealistische manier werden weergegeven. In de wateroppervlakten creëerden de kunstenaars dikwijls fantasierijke eilanden met grillige en spitse bergtoppen en onnatuurlijke kustpartijen. Op verschillende plaatsen doken reuzegrote vissen en afgrijselijke monsters zo uit de zee op. Vooral in de zgn. Bestiaria werden soortgelijke voorstellingen weergegeven. Hier kennen variatie en fantasie blijkbaar geen grenzen: van vuurspuwende vissen over krokodilachtigen, van combinaties tussen vogels en kreeften over afschuwelijke leguanen, van monumentale walvissen over kwallen met waaiervormige uiteinden. Meestal vielen staarten, snuiten, vinnen en andere uitsteksels wat te groot uit. Ter illustratie vermelden we een miniatuur uit de late dertiende eeuw in een Noord-Frans Bestiarium, nu bewaard in het Paul Getty Museum (Los Angeles). Nog leuker is de prent uit het werk De geschiedenis van Alexander van Jean Wauquelin uit Picardië, waarbij het legendarische verhaal wordt verteld hoe de veldheer zich in een soort glazen buis in de zee laat neerzakken om de ‘ichthyophagi’, het visetende volk, te ontmoeten.
Brussels wandtapijt (372 × 291 cm) uit de tweede helft van de zestiende eeuw met de voorstelling van de wereldglobe drijvend op zee. Het centrale deel is geïnspireerd op een schilderij van Hieronymus Bosch. Bemerk vooral de monsters die in de zee zwemmen.
Madrid, Koninklijk Paleis
Op die miniatuur (Parijs, Bibliothèque Nationale, hs. 9342) zien we niet alleen Alexander, met een kroon op zijn hoofd, in een kooi, die door vier mannen in een sloep met touwen wordt vastgehouden, maar ook allerlei vissen en merkwaardige zeedieren.
Vlaamse miniaturen lichten ons eveneens uitvoerig in over de leefgewoonten, vooral uit de late Middeleeuwen. Ze bezorgen ons o.a. stadsgezichten met uiteenlopende activiteiten, begrafenisrituelen, feestelijke aangelegenheden, huiselijke taferelen, jachtpartijen en werkzaamheden op het platteland. De religieuze teksten, dikwijls gebeden en psalmen, worden uiteraard met bijbelse voorstellingen gestoffeerd, geplaatst in een veertiende- of vijftiende-eeuwse context. Vooral oud- en nieuwtestamentische verhalen lieten de verluchters afspelen in de woonkamer van middeleeuwse patriciërs of ambachtslieden met voorwerpen uit hun eigen tijd, in het kronkelende stratenpatroon van hun eigen steden of in fantasierijke landschappen bezaaid met versterkingen. Alleen de kledij van heiligen of andere bijbelse figuren lijken tijdloos. Hier doken ook maritieme motieven op, al moet gezegd dat die een minderheid vormen ten opzichte van het landschap, het stadsgezicht of het interieur. Tevens kunnen we ze niet als een volwaardig zeegezicht beschouwen, wel als een (noodzakelijk) onderdeel binnen een groter geheel of een detail op de achtergrond: de wonderbare visvangst, Jonas en de walvis, de zondvloed, het bedaren van de storm... Op de grisaille die toont hoe Karel de Grote
| |
| |
in Byzantium relikwieën ontvangt (Koninklijke Bibliotheek van Brussel, hs. 9066, fo 160v) wordt de afbeelding bovenaan afgesloten met een zicht op de Gouden Hoorn en de zee van Marmara met varende boten. De gebouwen suggereren Constantinopel, maar stellen meer een Europese stad met gotische architectuur voor, hier en daar opgesmukt met een oosters tintje. Deze miniatuur komt uit een kroniek over het leven van de keizer geschreven door David Aubert en verlucht in Oudenaarde omstreeks 1458-1460.
Hetzelfde kan worden gezegd van de illustraties bij zowel allegorische, mythologische als historische teksten. De beroemde Kroniek van Henegouwen in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel (hs. 9243) bevat enkele schoolvoorbeelden van miniaturen in dit verband. Dit geschiedkundig traktaat werd tussen 1390 en 1396 geschreven door de franciscaan Jacques de Guise en kende in de loop van de vijftiende eeuw een groot succes. Ook Filips de Goede bezat een exemplaar, vertaald door Jean Wauquelin tussen 1448 en 1453. De hertogelijke belangstelling voor Henegouwen dient vooral vanuit een politiek oogpunt bekeken te worden. Naast de presentatieminiatuur, aan Rogier van der Weyden toegeschreven, bevat het tweede deel van dit handschrift enkele hoogstaande verluchtingen van Willem Vrelant. Deze miniaturist is afkomstig uit Utrecht, maar vestigde zich in de tweede helft van de vijftiende eeuw in Brugge. Hij woonde op de Vlamingdam in de omgeving van een aantal andere bekende kunstenaars, zoals Hans Memling. Vanaf 1454 behoorde hij er tot het gilde van de librariërs en schoolmeesters en verluchtte nogal wat manuscripten in opdracht van heel wat prestigieuze klanten. Vergeten we niet dat Brugge toen een welvarende en kosmopolitische stad was, waar geestelijken en prelaten, handelaars en rijke burgers, hoge ambtenaren en adellijke vooraanstaanden wedijverden om de meeste roem, macht en geld. Tot de miniaturen van Vrelant behoren er ook enkele waarbij bepaalde taferelen zich op zee of aan de kust afspelen. Hierbij denken we aan de H. Waltrudis die met een schip in Ierland aankomt en haar echtgenoot, de H. Vincentius Madelgarius, zal ontmoeten (zie afb. op blz. 68). Of aan het legendarische verhaal van koning Arthur die op het eiland Mont-Saint-Michel een oude voedster bij het vuur vindt en tevens korte metten maakt met de reus. Of die waarbij de Normandiërs het eiland Walcheren aanvallen. Voor dezelfde Bourgondische hertog verluchtte Willem Vrelant
de Franse vertaling van De eerste Punische oorlog door Leonardo Bruni d'Arezzo (Koninklijke Bibliotheek van Brussel, hs. 10777). Eén van de miniaturen toont het vervaardigen van boten door de Romeinen om de Middellandse Zee over te steken (zie afb.). Dit gebeurt op de kust, waarbij het grootste deel van de illustratie door de zee wordt ingenomen. Op het land zien we schrijnwerkers die met middeleeuws alaam planken zagen en klieven en heuse anachronistische vaartuigen samenstellen. Telkens wordt het golvende water als concentrische cirkels of met stereotiepe krullen, soms gelijkend op gefriseerd hoofdhaar, weergegeven. Het is een voortdurende herhaling van hetzelfde opstotende motief, bovenaan lichtjes gekruld met witte randen die het schuimend spel van de woeste golven dienen op te roepen. Hierbij gebruikten de kunstenaars blauwe en groene tonen met zwarte of witte lijntjes, zoals op een vermoedelijk Brugse miniatuur uit 1470 in Les douze dames de rhétorique van Jean Robertet (Parijs, Bibliothèque Nationale, hs. 1174, fo 30v). Niemand twijfelt eraan dat de miniaturisten de kabbelende zee wensten voor te stellen, maar van een naturalistische weergave staan we nog ver af. Soms dobbert op het sierlijk geschilderde water een kogge of een hulk waartegen de golven wat opspatten. Zoiets zien we op een vijftiende-eeuwse miniatuur met de H. Niklaas die zeelieden tijdens een storm redt, uitgevoerd door de Gebroeders van Limburg voor hertog Jean de Berry (New York, Metropolitan Museum of Art). Meteen bezorgen ze informatie over het uitzicht van dergelijke middeleeuwse vaartuigen en over het maken ervan, alhoewel de uitvoerders het ook hier soms niet zo nauw namen met de werkelijkheid.
Op een gelijkaardige manier hebben paneelschilders uit de vijftiende eeuw de zee voorgesteld. Een voorbeeld van een wat volksere voorstelling door een anonieme kunstenaar hangt in het Wallraf-Richartz-Museum in Keulen (zie afb.). Het behoort tot een reeks die taferelen uit het leven van de H. Ursula toont. Deze Bretoense maagd bereikt in een boot Keulen via de Noordzee, de Waal en de Rijn. Juist hier valt die ritmische herhaling van de golven op. Dit kabbelende water vinden we nog enkele keren op een soortgelijke manier weergegeven op werken van Vlaamse Primitieven. Roger van der Weyden schilderde zo de Jordaan met het Doopsel van Christus op één van de luiken van een triptiek die taferelen uit het leven van de H. Johannes-de-Doper voorstelt (Berlijn, Staatliche Museen). Geïnspireerd op het paneel Kanselier Rolin in aanbidding voor Jezus op de schoot van Maria van Jan van Eyck (Parijs, Louvre) maakte Van der Weyden ook de voorstelling van de H. Lucas die het portret van de H. Maagd tekent. Het originele specimen wordt in Museum of Fine Arts van Boston bewaard. De doorkijk, met zicht op een landschap en een stad, toont centraal ook een kronkelende rivier die op een gelijkaardige manier werd geconcipieerd. Van Eyck weet het water realistischer te penselen. Geïnspireerd op deze laatste stelt Hans Memling op het middenpaneel van de Moreeltriptiek in het Groeningemuseum een rivier voor waar de H. Christophorus, met het Kindje Jezus op de schouder, doorwaadt. Hetzelfde geldt voor Gerard David, die al wat later in de tijd valt te situeren, op het drieluik De doop van Christus eveneens in dit Brugse museum. De rimpels in het water rond de benen van de Heiland vormen mogelijk het symbolische cijfer acht, wat naar eeuwigheid en volmaaktheid verwijst.
Maritieme motieven duiken niet alleen in de miniatuur- en schilderkunst van de late Middeleeuwen op, ook op wandtapijten werd de zee in een gelijkaardige context en op een dito manier afgebeeld. Een schitterend voorbeeld met golven als stereotiepe krullen vinden we op een Zuid-Nederlands exemplaar in de collegiale kerk van Pastrana (Spanje) dat de inname van Tangers en de vlucht van de burgers toont. Het stuk dateert uit circa 1471. Zeemonsters duiken dan weer op een wandtapijt uit 1550-1570 in het koninklijk paleis in Madrid op (zie afb.). Het centrale deel van dit Brusselse textiel is geïnspireerd op de bekende Hooiwagen van Hieronymus Bosch in het Prado aldaar. De pilasters aan de zijkanten en het entablement vertonen renaissancistische kenmerken. De zee wordt trouwens langzamerhand realistischer weergegeven, zoals op het wandtapijt met de zeeslag nabij Zierikzee in het Zeeuws Museum van Middelburg. Dit valt duidelijk op wanneer we dit mobiele fresco vergelijken met een miniatuur die de zeeslag bij Sluis voorstelt en omstreeks 1470-1475 in de omgeving van Loyset Liédet werd geschilderd (Parijs, Bibliothèque Nationale, hs. 2643). Maar ook in de voorstelling van middeleeuwse zeeslagen blijft het water steeds ondergeschikt aan het totale onderwerp. Hierbij vullen de boten en de vechtende troepen bijna de volledige compositie.
Een concrete aanwijzing dat het gaat om een specifieke zee, valt eveneens nooit of moeilijk uit te maken. Daarom zijn de twee panelen in het stadhuis van Nieuwpoort met de voorstelling van deze haven interessant te noemen (zie afb.). Ze zijn in het begin van de zestiende eeuw te situeren, vermoedelijk uitgevoerd in de omgeving van de Brugse kunstenaar Lanceloot Blondeel. Dat het dus om de Noordzee gaat, valt gewoon van de rest van het schilderij af te leiden. Op de kade is er nogal wat bedrijvigheid. Een middeleeuwse versterking met muren en op regelmatige af- | |
| |
stand torens omringen de stad. De Noordzee met wat vaartuigen is nogal vlak en egaal geschilderd, alsof stormen nooit voorkwamen. De panelen, die als pendanten perfect bij elkaar passen, hadden misschien juist de bedoeling om de economische welvaart van Nieuwpoort te tonen.
| |
Naar een realistischer weergave
In de loop van de zestiende eeuw ontstaat langzaam het landschap als een hoofdonderwerp in de schilderkunst. Vlamingen
Deze afbeelding stelt een tafereel voor uit het leven van de H. Waltrudis die in Ierland landt.
Haar echtgenoot Vincentius Madelgarius komt haar tegemoet. De miniatuur komt uit de bekende ‘Chroniques de Hainaut’ van Jacques de Guise. Deze prent werd mogelijk door Willem Vrelant geschilderd. Let op de manier waarop de zee is voorgesteld.
Brussel, Kon. Bibliotheek, hs. 9243, fo 115 r
[Foto: Brussel, Kon. Bibliotheek]
speelden in die evolutie geen onbelangrijke rol. We denken hierbij aan Joachim Patinir, Gillis Mostaert, Henri met de Bles, Lucas Gassel, Kerstiaen de Keuninck, Joos de Momper, Paul Bril, Roelant Savery, Hendrick Avercamp, Hans Bol, Lucas van Valckenborch, David Vinckeboons, Gillis van Conincxloo... en zeker Pieter Bruegel. Sommigen onder hen verlaten vooral om godsdienstige redenen hun geboortestreek en leggen in de Noordelijke Nederlanden de basis voor de bekende landschapskunst aldaar. Kenmerkend voor de vroege Vlaamse landschappen is de hoge horizon waardoor heel wat verteld en getoond kan worden. Daar beeldt de kunstenaar dikwijls religieuze of mythologische taferelen af. Opeenvolgende kleurenvlakken suggereren diepte en delen de ruimte doorzichtig in. Naturalistische details zorgen voor een eigen sfeerschepping. Ze bevatten meestal ook een stuk zee of een rivier. We moeten echter nog wachten tot op het einde van de zestiende eeuw om van een volwaardige marineschilderkunst te kunnen spreken. In die tijd ontstonden nog andere specialisaties (bloemstukken, stadsgezichten, kerkinterieurs, stillevens...) als volwaardige en afzonderlijke thema's. Alle groeiden min of
Deze miniatuur uit 1450-1460 stelt de constructie van Romeinse schepen voor. De afbeelding komt uit een handschrift dat ons vertelt over de eerste Punische oorlog, geschreven door Leonardo Bruni. Let niet alleen op het maken van de boten met o.a. de hulp van verscheidene werktuigen, maar evenzeer op de ritmische herhaling van de golven.
Brussel, Kon. Bibliotheek, hs. 10777, fo 41 v
[Foto: Brussel, Kon. Bibliotheek]
In het Wallraf-Richartz-Museum in Keulen hangt dit paneel (54 × 159 cm) met een voorstelling uit het legendarische levensverhaal van de H. Ursula. Het werd door een anonieme kunstenaar in de vijftiende eeuw uitgevoerd. Let vooral op de manier waarop het water werd geschilderd.
[Foto: Keulen, Wallraf-Richartz-Museum]
meer gelijktijdig uit de Vlaamse Primitieven, die deze onderwerpen niet op zich, wel als een onderdeel van hun composities verwerkten. Dikwijls wordt De Storm, toegeschreven aan Pieter Bruegel, in het Kunsthistorisches Museum van Wenen, wel eens als het eerste volwaardige Vlaamse zeegezicht vermeld. De vragen naar de authenticiteit en naar de moraliserende inhoud betreffende dit werk daargelaten, blijft dit paneel een indrukwekkende brok schilderkunst. Inhoudelijk maakt het zich los van het anekdotische en toont de strijd tussen mens en natuur. Naast deze pure marine, gesitueerd op einde van de jaren zestig van de zestiende eeuw, borstelde en graveerde Bruegel nog enkele havengezichten en zeeslagen. Ook zijn reeks burijngravures met zeeschepen kunnen hier worden aangehaald. De kunstenaar schilderde eveneens een aantal landschappen met de zee op de achtergrond en met rivieren. Het godsdienstige of mythologisch onderwerp, waarrond Bruegel de compositie creëerde, vormt slechts een subtiel en ogenschijnlijk onbelangrijk onderdeel van het kosmische geheel. In die periode situeren we verder Paul Bril en Hans Bol die een paar werken met een haven penseelden. Beiden verlaten Vlaanderen om hun kunnen elders voort te zetten.
Grote marineschilders kende Vlaanderen tijdens de zeventiende eeuw niet. Daarvoor moeten we naar de Noordelijke Nederlanden, waar de zee onmiskenbaar zeker een even grote rol in de ontwikkeling van deze natie speelde. Ze waren er evengoed grotendeels afhankelijk van. De bibliografie over dit thema vult een volwaardige bibliotheek. Deze specialisten realiseerden een uitzonderlijke resem aan kwalitatieve zeegezichten die dikwijls tot de pronkstukken van wereldberoemde musea behoren. Zij beïnvloedden op hun beurt de Vlamingen. Hun namen zijn bekend: Simon de Vliegher, Jacob van Ruysdael, Willem van de Velde, Jan van de Capelle, Aelbrecht Cuyp, Salomon van Ruysdael, Abraham de Verwer, Cornelis Verbeeck,
| |
| |
Claes Claeszoon Wou, Julius Porcellis, Abraham van Beyeren, Hans Goderis, Adam en Abraham Willa(e)rts, Cornelis Claeszoon van Wieringen, Jan van Goyen, Jacob Loef, Hendrick en Arnoldus van Anthonissen, Cornelis Stooter, Hendrik Staets, Hendrick Cornelis Vroom, Ludolf Backhuysen... Ze schilderden woeste stormen en idyllische vissershavens, krijgshaftige zeeslagen en zachtgolvend water, imaginaire zuiderse havens en zeilschepen met volle masten. De stilistische kenmerken worden
voortdurend hernomen, lagen goed in de markt en bevorderen de verkoop aan rijke burgers. Het water neemt met eventueel wat oever of kust slechts het benedendeel van het doek in beslag. Vanaf circa 1625 verlaagt de horizon. Dreigende, meestal brede, wolkenpartijen in grijsblauwe tinten bedekken ruim twee derden van de compositie. Verticaal gelede masten met bolle zeilen en wapperende vlaggen en wimpels doorsnijden dit nogal sterke horizontalisme. Ze reiken hoog de lucht in, meestal verder dan het midden. Meestal wordt de rijke variatie aan schepen met een grote accuratesse weergegeven, wat van een grote interesse getuigt. We krijgen zelfs een fraai overzicht van de soorten modellen die toen in de vaart waren. Deze vaartuigen dobberen, klieven met grote snelheid door het golvende schuim of stampen en rollen gevaarlijk schuin op het woeste water. De lichtspelingen zijn meestal briljant gesuggereerd. Dit alles zorgt voor een dynamische kracht, eigen aan de barok. Dit natuurlijker uitzicht komt er omdat de kunstenaars in de buitenlucht gaan schetsen en die tekeningen in hun atelier tot volwaardige composities verwerken. Dit betekent meteen dat bepaalde topografische elementen werkelijk verwijzen naar een ooit bestaande plaats.
Dat Zuid-Nederlandse kunstenaars die opbouw, dit kleurgebruik en het sfeerbeeld overnamen, ligt voor de hand. Toch kunnen we op weinig Vlamingen het etiket van marineschilder plakken. Wel hangt in het Louvre een klein paneeltje (22 × 34,5 cm) van Pieter Bout dat een strand met visverkopers
Uit het begin van de zestiende eeuw dateren deze twee panelen, (116,5 × 94 cm), vermoedelijk uitgevoerd in de omgeving van de Brugse kunstenaar Lanceloot Blondeel. Ze stellen de haven van Nieuwpoort voor. Let ook hier weer op de manier hoe de kunstenaar de zee schilderde.
Nieuwpoort, stadhuis. [Foto's: Nieuwpoort, Dienst Cultuur]
Tot de monumentaalste schilderijen van het Brugse Groeningemuseum behoort dit doek (159 × 237 cm) door Hendrik van Minderhout met de voorstelling van de feestelijke opening van de nieuwe havenkom in 1665.
[Foto: Brugge, H. Maertens]
voorstelt (zie afb.). Links is de zee met enkele boten te zien. Een gelijkaardige compositie van deze Brusselaar wordt in de Staatliche Kunsthalle van Karlsruhe tentoongesteld. Dit betekent evenwel niet dat we Bout een marineschilder mogen noemen. Hij verwierf ten andere veel meer bekendheid als schilder van dorpsgezichten met leuke tafereeltjes. Cornelis Mahu uit Antwerpen en vooral enkele leden van het geslacht Peeters, zoals Bonaventura I, Bonaventura II, Catharina en Jan I verdienen die titel veel meer. Ze waren in de loop van de zeventiende eeuw in Antwerpen werkzaam. De kenmerken van hun composities beantwoorden volkomen aan die van de Noord-Nederlandse meesters: twee derden lucht, hoge baren, indrukwekkende regenwolken, licht- en donkereffecten, angstig sfeerbeeld, vergane boten, diagonaal door de wind opgestelde schepen met sterke verticale masten... De nietigheid van het menselijk kunnen ten opzichte van de kracht van de natuur vormt zeker de ondertoon. Daarom vormden storm en schipbreuk dikwijls het dramatische onderwerp. Hetzelfde geldt voor het werk van Matthieu van Plattenberg, van wie enkele zeegezichten in het National Maritime Museum van Greenwich hangen. Deze kunstenaar week uit naar Parijs. Nog zo'n uitwijkeling is Aert van Antum uit Antwerpen die het grootste deel van zijn loopbaan in Amsterdam doorbracht. Hij verwierf bekendheid met voorstellingen van zeeslagen. En Jan Porcellis de Oudere uit Gent hoort eveneens in die opsomming thuis. Deze baanbrekende naturalist werkte in verschil- | |
| |
lende Noord-Nederlandse steden en schilderde eveneens enkele zeegezichten.
| |
Promotieschilderijen
Hendrik van Minderhout kan aan het lijstje van Vlaamse havenschilders worden toegevoegd. Van hem kennen we inderdaad, naast enkele landschappen, verschillende zichten op oosters en zuiders aandoende havens. Aan de ene kant van het doek schilderde hij wat gebouwen, soms in ruïne, meer centraal de zee waarop
Dit schilderij (doek, 22 × 34,5 cm) van de Brusselaar Pieter Bout stelt visverkopers op het strand voor. Het dateert uit de late zeventiende eeuw.
Parijs, Louvre.
[Foto: Parijs, Louvre]
schepen met volle zeilen. Zijn interesse voor alles wat met het water te maken had, kan gemakkelijk worden verklaard: Van Minderhout is namelijk uit Rotterdam afkomstig, maar bracht het grootste deel van zijn leven in Vlaanderen door. Volgens zijn biograaf Pieter le Doulx werd hij op 26 februari 1663 ‘als vremde’ in het Brugse ambacht van de beeldenmakers ingeschreven. Een jaar later, op 3 februari 1664, huwde hij er in de Sint-Salvatorskerk met Margareta Vandenbroucke. In die periode schilderde Van Minderhout enkele gezichten op de Brugse handelskom, vermoedelijk ter gelegenheid van de inhuldiging ervan in 1665 (zie afb.). Zeker drie bleven bewaard. Met deze monumentale doeken bereikte hij niet alleen een stilistisch hoogtepunt in zijn oeuvre, maar blijft hij bekendheid genieten bij de Bruggelingen. Deze doeken - waarvan één in het Groeningemuseum aldaar en één in de stedelijke verzameling van Lier - beantwoorden volkomen aan de hierboven geschetste kenmerken van Noord-Nederlandse marines. In het havenbekken liggen rijkelijk opgetuigde vaartuigen, waarvan juist één een kanonsalvo afvuurde. Vooraan op de oever is het een drukte van jewelste en kwam zojuist een karos met een dubbel trekspan aan. De skyline van de stad, in de achtergrond, valt gemakkelijk te observeren. De verschillende torens zijn overduidelijk te herkennen. Dit valt op, omdat de kunstenaar de schepen zo schikte dat er centraal een doorkijk werd gecreëerd. Enkele auteurs veronderstellen omwille van het feestelijke karakter en het vele volk op de kade dat dit doek door het stadsbestuur zelf werd besteld. Dit is niet onmogelijk. Brugge had er alle belang bij de nieuw gegraven kom te promoten en hoopten zo opnieuw een voorname economische rol in Europa te spelen. Met de aanwezigheid van zo'n mastodont van een schip op de rechter voorgrond probeerden de opdrachtgevers te tonen dat grote zeeschepen gemakkelijk
In 1650 schilderde de Vlaming Bonaventura Peeters dit schilderij (doek, 135 × 215 cm) ‘De ontvangst van de Spaanse gezanten in Antwerpen naar aanleiding van het Verdrag van Munster in 1648’.
Delft, Museum Het Prinsenhof.
[Foto: Keulen, Gebr. König]
naar Brugge konden varen en maakten zo reclame voor hun haven. Wij betwijfelen of dit in werkelijk wel mogelijk was. Ook de verbinding met de zee via het kanaal naar Oostende, dat evenzeer rechts in beeld ligt, wordt door de kunstenaar te kort en aldus te rooskleurig afgebeeld. Iets meer dan een eeuw voordien graveerde Marcus Gerard op een even onrealistische manier de ligging van Brugge ten opzichte van de zee, want wie heeft er uiteindelijk oog voor de onbenullige streepjeslijn op deze kaart die de ‘vergissing’ dient te verantwoorden. Ook de schilderijen van Hendrik van Minderhout met de voorstelling van het sas Slijkens met zicht op Oostende kaderen in een promotiepolitiek. Brugge zocht namelijk via nieuwe kanalen uitwegen naar de zee. In 1672 gaat Van Minderhout in Antwerpen wonen waar hij nog een aantal zeegezichten schilderde. Hij overleed er in 1696. Zijn zoon, Antoon, verwierf eveneens bekendheid met enkele marines.
Nog zo'n voorbeeld van een feestelijk schilderij (doek, 135 × 215 cm) is het in 1650 uitgevoerde doek van de al geciteerde Bonaventura I Peeters ter gelegenheid van het verdrag van Munster in 1648. Het stelt de kade van Antwerpen met op de voorgrond feestelijk bevlagde schepen voor die kanonschoten als vreugdetekens lossen. Het doek hangt in het Stedelijk Museum ‘Het Prinsenhof’ in Delft. Zulke composities kwamen in de zeventiende eeuw wel meer voor en werden dikwijls door de hogere overheid met propagandadoeleinden besteld. Stilistisch beantwoorden ze eigenlijk volkomen aan de algemene geldende kenmerken van marineschilderijen uit die tijd.
De voorstelling van de zee heeft in de loop van de geschiedenis een duidelijke ontwikkeling meegemaakt. Van een ondergeschikt element evolueerde de voorstelling van de zee tot een volwaardige en alleenstaande compositie, die vooral in de Noordelijke Nederlanden tot bloei kwam. Vlaamse kunstenaars werkten evenwel aan deze ontwikkeling mee en daar mogen we terecht fier op zijn.
| |
Summiere bibliografie
G.J. Hoogewerff, Het landschap van Bosch tot Rubens, Antwerpen, 1954; cat. v.d. tent. Marines, havengezichten en rivierlandschappen, Brussel, 1960. |
G. Asaert, Westeuropese scheepvaart in de middeleeuwen, Bussum, 1974. |
N. Hostyn, De zee en de kunst. Hendrick van Minderhout, in Neptunus, XXX, 1, februari 1983, p. 13-16. |
N. Hostyn, Schilders van de zee, in Openbaar Kunstbezit, XXII, 1, 1984. |
C. Brown (red.), cat. v.d. tent. Dutch landscape. The early years, Londen, 1986; cat. v.d. tent. Onze meesters van het landschap, Amsterdam-Zwolle, 1987. |
P. Bellec, Ph. Bosscher en A. Erftemeijer, Kunst in het kielzog. Het maritieme leven in de Nederlandse kunst, Zuphen, 1989. |
A. Repp-Eckert, Niederländische Landschaftsmalerei von 1580-1680, Keulen, 1989. |
J. Sillevis (red.), Licht, lucht en water. De verloren idylle van het riviergezicht, Zwolle, 1993. |
F.B. Cockett, Early Sea Painters 1660-1730, Woodbridge, 1995. |
B. Bousmanne, ‘Item a Guillaume Wyelant aussi enlumineur. Willem Vrelant. Un aspect de l'enluminure dans les Pays-Bas méridionaux sous le mécénat des ducs de Bourgogne Philippe le Bon et Charles le Téméraire, Turnhout, 1997. |
J. Giltaij en J. Kelch, Prais of ships and the sea. The Dutch Marine Painters of the 17th Century, Rotterdam-Berlijn, 1997. Cat. v.d. tent. Het rijk van Neptunus. Maritieme prentkunst rond de Gouden eeuw, Rotterdam, 1997. |
M. Smeyers, Vlaamse miniaturen van de 8ste tot het midden van de 16de eeuw. De middeleeuwse wereld op perkament, Leuven, 1998. |
|
|