[nummer 279]
Pelgrims(w)oorden
Ter inleiding
Ondanks alle mathematische bewijzen dat het nieuwe millennium nog even op zich laat wachten, kunnen wij het jaar tweeduizend aanvoelen als een overgang. Uiteraard gaat alles gewoon verder en dat hebben ook de meest uitgelaten feestvierders tot hun ontnuchtering moeten vaststellen. Toch nodigt de magie van het getal uit tot enige reflectie te midden van de snelle tijdstroom. Tweeduizend brengt ons, meer dan elke andere jaarwisseling, tot het besef dat wij mensen onderweg zijn. En in die zin kan men het meest ronde jaargetal dat onze generaties kunnen meemaken, eventueel zien als een overgangsjaar. Misschien beschouwen wij dit jaar het liefst nog als een sabbatsjaar, waarin men achteromkijkt én vooruitkijkt en waarin men zich ten volle bewust wordt van het onderweg zijn, van de oude dynamiek die het verleden bezielde (of soms ontzielde) en van een nieuwe dynamiek die zin kan geven aan wat komen moet.
Een van de oudste en nog steeds meest levendige vormen van reflectie over het onderweg zijn is het zelf op weg gaan. Er zijn tal van plaatsen die mensen in de loop van de geschiedenis op religieuze of cultuurhistorische gronden hebben doen of hebben zien uitgroeien tot referentieplaatsen, tot oorden waar hun gemeenschappelijk denken en handelen op teruggebracht kunnen worden. Het zijn meestal plaatsen waar mettertijd religie en cultuur hand in hand zijn gegaan: het antieke Delphi waar de Grieken eeuwenlang Apollo kwamen raadplegen, het middeleeuwse Canterbury dat Chaucer het kader bood voor pelgrimsverhalen in het spoor van Boccaccio, het eeuwenoude Chartres dat door de verzen van Péguy een nieuwe aantrekkingskracht kreeg. Naast deze en andere Europese pelgrimsoorden zijn er ook buiten het Europese cultuurgebied tal van religieus en cultureel geladen centra waar mensen jaarlijks naartoe stromen.
Dit themanummer van Vlaanderen wil aandacht vragen voor dit eeuwenoude fenomeen. Wij vroegen een aantal pelgrims en reizigers om een bijdrage over hun geliefkoosde plaats. De uitgangspunten zijn uiteenlopend: religieus, cultuurhistorisch, politiek-maatschappelijk.
Om het eurocentrisme en een exclusief christelijke benadering van het verschijnsel pelgrimage te doorbreken worden twee plaatsen behandeld die het venster openen op andere culturen. Ludo Abicht trekt als westerling naar Jeruzalem, niet als pelgrim naar het Heilig Land, maar als aandachtig toeschouwer naar een stad waar joden, christenen en islamieten moeizaam zoeken naar duurzame vormen van samenleven. Zijn historische en actualiserende schets van de verschillende culturen die elkaar in Jeruzalem kruisen, nodigt uit om de stad te benaderen met andere dan louter christelijke ogen. Frans Boenders doet zijn reis naar de Kailash op de Tibetaanse hoogvlakte hier in proza nog eens over. Bedevaarten uit zijn roomse jeugdjaren kenden een onweerstaanbaar vervolg in zijn tochten naar de berg waarheen hindoes, boeddhisten, jains en bönvolgelingen pelgrimeren. Hubert Minnebo, die hem meermaals vergezelde, tekent voor de foto's. Graag hadden wij een bijdrage opgenomen over een islamitische pelgrimageplek, maar de deadline werkte dodelijk.
Santiago de Compostela is overal, schrijft Geert Bekaert in het verslag van zijn reis naar Galicië. Voor men het beseft, is men al op weg, omdat Santiago begint, zodra men zich op een van de aloude pelgrimsroutes bevindt. Op een van die wegen ligt Vézelay waar de Sainte-Madeleine de Bourgondische heuvel kroont. Raoul Bauer wandelt la colline sainte op en zoekt naar de boodschap achter het beroemde Romaanse timpaan in de narthex van de basiliek. In Assisi en Franciscanië, het Toscaanse en Umbrische landschap waar de speelman leefde, zoekt Jean-Paul Vermassen als pelgrim naar oude sporen voor een nieuwe spiritualiteit. Zijn pelgrimage mondt uit in wat Herman Vos in Senso unico (1994) ooit schreef: ‘De mooie tocht / kan nergens eindigen / er weegt een boodschap / in de ransel.’ De samensteller ten slotte schreef een Romeins dagboek, impressies van wandelingen door het Roma christiana in de paasdagen van 1998. Het drieluik Vézelay - Assisi - Rome zoekt door zijn expliciet religieuze benadering een directe aansluiting bij het Jubeljaar 2000.
Het geheel wordt voorafgegaan door een essay van Johan Elsen. Hij peilt naar de oorsprong van de pelgrimsrite, confronteert de inzichten van Turner daaromtrent met de zondeboktheorie van Girard en pleit uiteindelijk voor een nieuwe en evangelische invulling van het aloude ritueel.
Pelgrimeren is onderweg zijn, is aankomen en is voor sommigen ook verderkijken, want er weegt inderdaad een boodschap in de ransel. Deze woorden van reizigers en pelgrims over hun oorden van verlangen bieden de kans een jaar lang, af en toe en in wisselende toonaarden, te reizen of te pelgrimeren in gedachten naar Jeruzalem, de Kailash, Compostela, Vézelay, Assisi en Rome. Een sabbatsjaar lang, totdat ook de wetenschappers tevreden en voldaan hun millennium afsluiten.
Patrick Lateur