Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 48
(1999)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
[nummer 275]Luc Decorte
| |
Woord voorafVorig jaar publiceerde het tijdschrift ‘Vlaanderen’ in aflevering 269Ga naar eindnoot1 (januari-februari 1998) een eerste overzicht van de ons bekende schrijvershuizen in Nederland en Vlaanderen, in het Brusselse hoofdstedelijk gebied én in Wallonië. Over 44 bladzijden gespreid beschreven wij achttien literaire musea, oorden dus waar dichters en andere schrijvers ooit hun eenzame en weinig gewaardeerde lees- en schrijfactiviteit hebben uitgeoefend en waar, na hun dood, door de (grote) inzet en met de (kleine) middelen vanwege particulieren en gemeentelijke of provinciale overheden, hun gedachtenis levendig wordt gehouden. Enkele van die plekken zijn monumentaal, bijv. het rijzige Muiderslot waar dichter en historieschrijver P.C. Hooft, drost van Muiden, baljuw van Gooiland en hoofdofficier van Weesp ('s zomers) bevoorrecht resideerde; andere, de meeste zelfs, ogen pretentieloos en zijn gebleven wat ze bij leven en welzijn van de auteur al waren: een schrijfcel (thans kabinet genaamd), één of meer kamers, een bescheiden huis, zoals dat van (toneel)schrijver Herman Teirlinck op de Uwenberg in Beersel-Lot. Ach, zoekers van de kunsten, vinders van de bedelzak. Hier volgt - ik houd niet méér van zeggen dan van doen - een tweede reeks schrijvershuizenGa naar eindnoot2, van de Willem Bilderdijk-Collectie in Amsterdam tot het Museum Huize Ernest Claes in Zichem-Scherpenheuvel, twintig museale oorden, acht in Nederland, twaalf in België. Omdat niet iedereen ervan overtuigd is dat schrijversoorden met hun inboedel geconserveerd moeten worden, buigen zich ook dit keer aansluitend, of beter: tussendoor, zeventien hedendaagse auteurs (Hermine de Graaf, Johanna Kruit, Nelleke Noordervliet, Harry G.M. Prick, Maarten 't Hart, Mensje van Keulen en anderen) over de vraag: zullen wij die literaire musea in lengte van jaren openhouden? Ook nu variëren hun eigenzinnige reacties van ‘ja, natuurlijk’ (C. D'haen) tot een klaarblijkelijk, manifest ‘neen’ (Gie Bogaert). Margriet de Moor liet me weten: ‘Ik geloof niet dat ik ooit in mijn leven een schrijvershuis heb bezocht. Het lijkt me mooi als ze blijven. Het lijkt me mooi dat de plekken waar ooit iets goeds tot stand is gebracht, blijven. Ik ben toch al erg voor het “blijven” van de dingen.’ Van Gwij Mandelinck bereikte me de mededeling: ‘Zelden of nooit bezoek ik dergelijke huizen. In gedachten construeer ik het huis van geliefde dichters. Maar dat wordt gemakkelijk bouwvallig. Is het schroom die mij verhindert op bezoek te gaan? Vrees ik dat de verhaalde werkelijkheid de realiteit niet kan evenaren?’ en Leonard Nolens berichtte me: ‘Ik moet u eerlijk bekennen dat schrijvershuizen mij niet interesseren, al werk ik dagelijks in een kamer waar ook Marie Gevers en Paul Willems hun boeken schreven’... ‘Quot capita, tot sensus’, schreven Horatius en Terentius al. Ten slotte verlenen wij dit overzicht in zijn geheel een bijkomende toets van eenheid door de teksten, waar het kan, te larderen met passende Belgische, Nederlandse, Duitse of Franse postzegels en enige filatelistische informatie. Opnieuw stellen wij vast hoe bepaalde schrijvers sinds lang door de Nationale Dienst der Posterijen één of zelfs meer keren (Jules Destrée, Emile Verhaeren) werden gememoreerd, terwijl anderen, bijv. Cyriel Buysse en Frederik van Eeden, onbegrijpelijkerwijze nimmer werden herdacht. Door de veelheid van documentatie hebben wij uiteindelijk moeten besluiten de gerenommeerde instellingen in Amsterdam, Antwerpen en Hasselt, waar literaire nalatenschappen in grote hoeveelheid gezamenlijk worden beheerd, niet in onze inventaris op te nemen. Ook het ‘Centre International de Documentation Marguerite Yourcenar’ in Brussel en het ‘Emile Verhaeren-Salon’ in Antwerpen ontbreken hier, daar wij op onze vraag om nadere informatie geen antwoord mochten ontvangen. Bijgevolg hebben wij in de afleveringen 269 en 275 van ‘Vlaanderen’ 38 literaire bedevaartsoorden belicht. In Frankrijk zijn er meer dan honderd te bezoeken. |
|