Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 47
(1998)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |
In en om de kunstHomilie tijdens de uitvaartdienst van Cyriel Coupé (Anton van Wilderode)
| |
[pagina 220]
| |
van deze stad. Je enige officiële priestertaak. Maar je roeping voluit. Je was ervoor in de wieg gelegd. Je hebt je erin kunnen uitleven. Bevoorrechte leerlingen die door jouw kunstzin aangestoken en door jouw doceertalent verleid, zich met volle teugen konden laven aan zoveel schone letteren: Latijnse, Griekse, Nederlandse. Jij ‘Vlaamse Vergilius’ was een geboren en getogen Waaslander, maar lonkend naar verre buitenlanden die je mocht bereizen. Onbevangen was je zoektocht naar de antieke wortels van de cultuur van ons avondland: het oude Hellas en het Rome van weleer. Niet alleen de leerlingen in je lessen liet je ervan genieten, ook het brede Vlaamse publiek via radio en televisie, via voordrachten van de Noordzee tot aan de Maas, via publicaties. Dankzij vertalingen werd je zelfs buitengaats beluisterd en geapprecieerd. Als een tweede Adam heb jij als dichter de aarde met al wat erop leeft, een naam gegeven. Zoals jij de wezens noemde, zo zouden ze naar Gods intentie ook heten (vgl. Gen. 2, 18-20). Dankzij je gevoeligheid van harte, je onstuitbare verbeeldingskracht en je verbazingwekkende taalvermogen ben je er dikwijls in geslaagd de diepere zin te onthullen van de ruisende moerbeitoppen, van de poedersneeuw, van het dorp zonder ouders, de adem van je eigen aarde, het land der mensen, de overoever. De diepere zin of beter de goddelijke waarde. Niet zonder reden noemden de oude Grieken hun dichters ‘theologen’. Door velen is je poëzie en essayistisch werk hoog aangeslagen. Natuurlijk niet door allen. Dat is normaal. Ieder oeuvre heeft zijn grenzen en tekorten. Geen enkele dichter valt in eenieders smaak. Sommige critici waren al eens minder lovend, om niet te zeggen kwetsend. Maar anderzijds was er het vleiende en toch kritische oordeel van de velen die je kunstenaarsziel ontwaarden in ook je gelegenheidsgedichten en je geëngageerde poëzie. Waarom zouden ook deze genres niet mooi kunnen zijn, van hoog esthetisch gehalte - zij zijn bijwijlen zo intens doorleefd. Negatieve en oppervlakkige kritiek heeft je soms zeer gedaan, vooral wanneer je voelde dat deze ingegeven was veeleer door ergernis om je Vlaams-christelijke overtuiging dan om zuiver literaire redenen. Ook als dichter was je niemands knecht. Het sierde je want het vergde durf en moed, en bleef niet zonder pijn. Maar vriend en vijand moeten je rechtlijnigheid bewonderen.
‘Eenieder weet wel wààr ik sta. Ik sta terecht
voor lichtgelovigen die mij niet echt
gelezen hebben, maar een oordeel vellen
op grond van wat door anderen werd gezegd.’
Je was niemands knecht: noch als Vlaming, noch als kunstenaar. Met de jaren kon je veel relativeren: de boeken die je had geschreven, de landen die je had bereisd, je roem, het succes, de kritiek. Veel van je inzet en je werk. Ook de momenten van verdriet en rouw, van ontgoocheling en pijn die je niet bespaard zijn gebleven. Geen mensenleven verloopt rimpelloos. Maar door herinnering aan de vele heldere uren hield dankbaarheid de boventoon. Met de leeftijd was je nog gevoeliger geworden voor ongeveinsde vriendschap en oprechte genegenheid. Je was ook zo erkentelijk tegenover je naaste familieleden op wie je kon rekenen bij tij en ontij, en tegenover je trouwe geestverwanten die je nooit in de steek zouden laten.
‘Ik schreef wat boeken. Zag wat buitenlanden.
Studeerde graag en kreeg meer dan genoeg.
Loop door mijn dorp sinds ik er weer belandde
als een die thuis kwam en niets anders vroeg
dan mogen ademen bij zijn verwanten.’
Cyriel, jij hebt je vijf talenten volledig uitgezet tot vijfmaal rente. Je beseft als vrome christen dat het alles je gratis was geschonken, om niet, naar het gekende Pauluswoord: ‘Wat heb je dat je niet gekregen hebt? En als je alles cadeau gekregen hebt, waarom die drukte alsof alles van jezelf kwam?’ Je was niemands knecht, inderdaad, maar strikt genomen was je geen eigenaar, alleen beheerder van de talenten je door de grote Gever toevertrouwd. Was dat niet je gelovige ervaring, je hele leven door, in alle weer en wind, van begin tot einde?
‘De luister van uw huis heb ik bemind
van toen mijn levensloop begon, een kind
dat onder uw gewelven als een hemel
de helm gevoelde van de zomerwind.’
Je hebt van veel in dit aardse bestaan kunnen genieten. Voor talloze medemensen heb je ontzettend veel betekend. Zij rouwen om je heengaan. Maar het ongewisse afscheid is ons aller zekere toekomst. Met zijn allen heten wij stervelingen. Jij hebt gedroomd van een paradijs. Hier of elders? Nu of later?
‘Er is een liever land dat ik niet ken
waar ik verwacht en uitgenodigd ben
maar niet, zolang ik leven mag, kan komen
tenzij somtijds met poëzie en pen.’
Met je poëzie en pen was je slechts op weg. Dat is ons terecht vermoeden. Dat het ‘liever land’ - nog ‘liever’ dan dit soete land van Waas - nu jouw echte thuis mag zijn, is onze stellige hoop, gegrond in de Belofte van jouw en onze God. | |
Tytgat en Vanderlick, dubbele tentoonstelling in Oostende
| |
[pagina 221]
| |
guren, alleen of in kleine groepen en vooral hun plaats, hun functie of zelfs hun symboliek. Ook hier zijn er verrassende details te vinden in typische schilderijen als ‘Susanna verrast door de ouderlingen’, ‘Adam en Eva’, ‘De inneming van Troje’, ‘Het offer van Iphigeneia’ e.a., aldoor boeiende vertellingen door de schilder in een soort versteven rust of in volle bewogenheid opgeroepen. Ernstige en zelfs tragische gebeurtenissen kregen door inzicht en inspiratie van
Edgard Tytgat, Jeugdvoorstelling, 1951, olie op doek, 81 × 100 cm; Privé bezit
Tytgat niet zelden een speels en haast blijmoedig karakter. De vrouwen die in deze verhalen optreden (hoeren, nonnen, zigeuners, prinsessen, danseressen) onderstrepen deze vreemde tragiek door haar altijd ronde en roze lichaam, naakt of met allerlei windsels omhuld. De schilderkunst van Tytgat vertoonde een aarzelende impressionistische start met niettemin hoogtepunten zoals het ‘Zelfportret’ uit 1909 (KMSK, Antwerpen). Na zijn oorlogsverblijf in Engeland heeft hij, even schoorvoetend, het Vlaamse expressionisme gevolgd in de jaren twintig, evenwel zonder de verkortingen of vervormingen van een Permeke of een Van den Berghe; het dichtst wellicht benaderde hij de meest poëtische van de Latemmers, Gust. de Smet. In de volgende decennia kreeg Tytgats kunst haar definitieve plooi met een persoonlijke en goed herkenbare toets: het aldoor verhalende karakter, de vriendelijke onderwerpen, de vertelling in cyclussen of series in de trant en de geest van de ‘imagerie’, het blije, zomerse koloriet en ten slotte het naïeve weergeven van figuren, interieurs, landschappen. De inspiratie van deze kunstenaar en zijn ongewoon observatievermogen hebben hem gemaakt tot een marginale, maar unieke verschijning in de Vlaamse kunst van de eerste helft van de 20ste eeuw. Tegelijk en in hetzelfde museum werd een retrospectieve tentoonstelling gemonteerd met 150 schilderijen van Armand Vanderlick (Sint-Jans-Molenbeek 1897 - Gentbrugge 1985). Hij studeerde aan de academie van Brussel, werd tekenaar in een staalbedrijf, later vertegenwoordiger in kledingstoffen. Hij exposeerde voor het eerst in 1929. Nog vijftig individuele tentoonstellingen zouden volgen. Juist zoals Tytgat bleef Vanderlick wat in de marge van de klassieke kunsthistorische indeling in periodes en trends. Slechts gedeeltelijk heeft hij de invloed van Latem ondergaan. Hij werd wel lid van ‘Les Compagnons de l'Art’ van Paul Haesaert en nam in 1936 deel aan de tentoonstelling van de Jeune Peinture Belge in de Brusselse galerie Giroux. In de volgende jaren nam hij al afstand van de abstrahering die deze groep zou uitgaan. Ten slotte werd hij bij de ‘animisten’ ingedeeld en zo ten tonele gevoerd o.m. in de tentoonstelling ‘De generatie van 1900’ in 1966 in het KMSK van Antwerpen. Bij deze geanimeerden was hij niet op zijn plaats, zoals anderen onder die naam ook niet. Uit het overzicht in de Oostendse tentoonstelling blijkt ten overvloede dat Vanderlick een statische schilder is geweest, eigenlijk een structuralist avant la lettre en zoals in de catalogus wordt beschreven, met een figuratie die smacht naar de abstractie. Hij heeft deze laatste stap nooit gezet en dit maakt overigens zijn waarde en zijn originaliteit uit. Uit de retrospectieve verschijnt hij met een typische goed afgelijnde reeks thema's. De zeegezichten geven hem de gelegenheid om op volle breedte een hunker naar eindeloosheid te suggereren. Ook in dit oeuvre is het interieur zeer belangrijk en binnen dit thema speelt de tafel een bijzondere rol. Daarop staan de gegevens voor een stilleven, daarrond zitten de figuren. De tafel is het centrale meubel in het huis en veel kunstschilders (zoals Slabbbinck, de jongere Swimberghe) hebben daar dankbaar gebruik van gemaakt. De figuren ten slotte, derde element in Vanderlicks thematiek, drukken bijna altijd een sfeer van stilte, isolement, ingekeerdheid uit, hetgeen ook tot
Armand Vanderlick, Stlleven met rode vogel, 1943, olie op karton, 91 × 122,5 cm, Privé bezit
uiting komt in hun strak omlijnde omvang. Het grijs en blauw, zoals alle kleuren dik en pasteus aangebracht, vormden ongetwijfeld zijn picturale voorkeur. Deze schilderkunst heeft altijd een evenwicht nagestreefd tussen structuur en poëzie; hij heeft deze harmonie niet altijd gevonden, maar de verinnerlijkte sfeer die men in veel werken kan proeven verduidelijkt goed zijn standpunt en zijn situatie tegenover het probleem van de creatie. Deze beide tentoonstellingen en ook de wat vreemde, fauvistische keramiek van de Amerikaanse Betty Woodman (1930), illustreren eens te meer de zeer verdienstelijke inzet die van dit museum uitgaat. De hedendaagse scheppingen vergelijken met hetgeen in de jongste decennia in Vlaanderen werd gepresteerd; het is een heel programma, dat in het Oostendse museum de jongste jaren glansrijk wordt afgewerkt. | |
[pagina 222]
| |
Thematische catalogus van de werken van Jef van Hoof:
| |
[pagina 223]
| |
Kennismaken met het archief van de hele Vlaamse Beweging
| |
De Vlaamse Beweging in al haar uitingenHet ADVN heeft een archieffunctie met, zoals de naam het zegt, betrekking tot de Vlaamse Beweging in al haar uitingen; bevordert het wetenschappelijk onderzoek en de bekendheid van de resultaten via publicaties, tentoonstellingen, enz.; staat als documentatiecentrum ten dienste van instellingen en particuliere vorsers. Vrij snel was duidelijk dat de studie van de Vlaamse Beweging niet kon worden losgemaakt uit een internationale context, zodat ook de historiografie van de nationale bewegingen in Europa gedocumenteerd wordt. Directeur Verdoodt legt er de nadruk op dat het ADVN een strikt wetenschappelijke instelling is die los staat van politieke partijen en organisaties, haar activiteit uitbouwt in een uitgesproken pluralistische geest. Ze is erkend door de Vlaamse Raad (27 juni 1985) en wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap en de meeste Vlaamse provincies, wat meteen een waarborg is voor de zuiver wetenschappelijke aanpak. | |
Enkele actuele cijfersEnkele cijfers illustreren de belangrijkheid van, evenals de groeiende interesse voor het ADVN. Einde 1997 werden 5.925 overdrachten van archivalia genoteerd. De archieven van Frans Van der Elst, van Volksunie-mandatarissen Hugo Schiltz, Vic Anciaux, Johan Sauwens, Hector de Bruyne, e.a. berusten bij het ADVN. Zoals er eveneens belangrijke bestanden zijn van Vlaamse politieke partijen, van organisaties zoals het IJzerbedevaartcomité, van figuren als Frans Daels, Raymond Derine, pater Callewaert, pater E. Pil en zijn familie, Jef van de Wiele, de priesters Odiel Spruytte en Cyriel Verschaeve. Dat belangrijke schenkingen, ook uit familiearchieven, aan het ADVN worden toevertrouwd, is verklaarbaar uit het vertrouwen dat wettelijke en afgesproken embargo's strikt worden gerespecteerd. Uit de repressietijd bijv. bezit het archief correspondentie van gevangenen met hun vrouwen en kinderen die raadpleegbaar is binnen de gebruikelijke embargoregels die vastgelegd worden in overleg met de schenkers van de archieven. Het ADVN beschikt thans over 1.650 strekkende meter archieven: 17.600 boeken over de Vlaamse Beweging en de belangrijkste nationale bewegingen in Europa; 3.100 titels van tijdschriften; 33.600 audio-visuele documenten (dia's, foto's, maar ook vlaggen, schilderijen, enz.); 3.700 documentatiemappen met 17.000 trefwoorden. In 1997 waren er 712 bezoekers, werden er 3.000 stukken opgevraagd. Bij al deze cijfers moet worden opgemerkt dat ze betrekking
Prof. dr. Frans-Jos Verdoodt, directeur en afgevaardigd-beheerder van het ADVN.
hebben op een jaar waarin wegens renovatiewerken het archief enkele maanden gesloten was. Ze leren alleszins dat sinds de oprichting van het centrum de bekendheid geleidelijk en aanhoudend groter is geworden. | |
Objectiviteit sluit integere betrokkenheid niet uitDirecteur Verdoodt schetst de activiteit van zijn huis met methodologische zorgvuldigheid.
Het nieuwe pand van het ADVN aan de Lange Leemstraat 26 in Antwerpen, waar vroeger de Sociale Hogeschool van de stad Antwerpen (architect Pieter Dens) was gevestigd.
Van het verzamelen, verwerven en ontsluiten, plus het vastleggen van consulteringsvoorwaarden, inventariseren van het archiefmateriaal tot het ter beschikking stellen van de documenten van het archief en het begeleiden van vorsers en veldonderzoek. Verder heeft het ADVN ook een verwijsfunctie naar andere archieven en ten slotte is er het ondersteunen van onderzoeksprojecten, colloquia (zoals in 1995 dat over Herman Van den Reeck en onlangs dat over Jef Van Extergem) en het wetenschappelijk gastheerschap van de bekende Wetenschappelijke Tijdingen. Om de drie jaar wordt de Pil-van Gastelprijs toegekend voor een geschiedkundig werk. De instelling heeft een kleine uitgeverij, de intussen zeer gewaardeerde Perspectief-uitgaven, waarin o.m. de standaardwerken van prof. dr. Bruno De Wever over Staf De Clercq en het V.N.V. verschenen zijn. Met een gevoel van dankbaarheid heb ik van prof. Verdoodt afscheid genomen: de objectieve, wetenschappelijke geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging is gewaarborgd. Overigens sluit objectiviteit integere betrokkenheid niet uit. |
|