| |
| |
| |
Galerie van Vlaamse schilders en beeldhouwers uit de twintigste eeuw
Tijdens de twintigste eeuw werden er in Vlaanderen heel wat plastische kunstwerken vervaardigd die thema's uit de passie van Christus weergeven. Ook vandaag spreekt dit lijdensverhaal nog steeds sterk aan. En kerkbesturen bestelden na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) geregeld werken om nieuwe bidplaatsen aan te kleden en oude opnieuw in te richten: vooral liturgisch vaatwerk, kruiswegen en kruisbeelden. Als voorbeeld denken we aan het metalen kruis van Jef Claerhout voor de Sint-Baafskerk nabij Brugge of aan de Kruisweg uit veertien blokken Carraramarmer uit 1988 van Hilde Van Sumere. Die eindigt niet met de traditionele graflegging maar wel met de verrijzenis, wat volkomen past in de religieus-theologische sfeer van onze hedendaagse leefwereld. Rafaël Gorsen gaf staties weer in een heftig temperament en met een vlotte expressie. En Jan Cocx schilderde een zestiendelige abstraherende ‘Martelgang-cyclus’. Dit zijn slechts enkele namen uit een ellenlange reeks. We sluiten dit nummer over Passio Christi af met enkele tendensen uit de twintigste eeuw. Daarom maakten we hier een beknopte keuze, een galerie van een vijftiental representatieve kunstwerken met telkens een korte bespreking door Fernand Bonneure (fb), Mark Delrue (md) ofwel Raoul Maria de Puydt (rmdp).
| |
Albert Servaes
(Gent 1883 - Luzern CH 1966) heeft men terecht de vader van het Vlaams expressionisme genoemd. Hij heeft dit vooral getoond met zijn religieus werk, dat zeer verscheiden van aard is. Men ziet dit het best bij het bestuderen van de verschillende kruiswegen die hij tekende en schilderde, o.a. Luithagen 1919, Orval 1933-1939 en Afsnee 1956-1960 (die nooit in Afsnee terechtgekomen is). De getekende kruisweg voor de kapel van het karmelietenklooster van Luithagen bij Antwerpen, is ongetwijfeld het meesterwerk van Servaes. De kerkelijke veroordeling ervan en de latere verwijdering zijn historisch belangrijke gebeurtenissen, waardoor dit kunstwerk internationale interesse wekte. Dit beïnvloedde de intrinsieke artistieke waarde ervan niet. Deze kruisweg heeft de kunstenaar beperkt tot de essentiële figuren. Ze staan los in de ruimte; er is geen achtergrond gesuggereerd. De volle nadruk ligt op lijnen, vormen, gebaren, gelaatsuitdrukkingen, ook op de alomtegenwoordige plooien en ritmes van de kledij. Servaes was te dien tijde als vernieuwer van de beeldende kunst en meteen van de religieuze kunst onovertroffen. Zijn kruisweg van Luithagen steekt boven alle andere uit en blijft na vele decennia nog steeds een ontroerende en indrukwekkende meditatie. (fb)
Albert Servaes De H. Veronica, Museum Moderne Religieuze Kunst Bisdom Brugge (Foto: B. Degrendel).
| |
Gustave van de Woestyne
Deze tekening van Gustave Van de Woestyne (o Gent 1881 - † Brussel 1947) toont de gekruisigde, vol vibratie van een uiterst sterk zieleleven.
Gebogen lijnen, getourmenteerde vormen van het lichaam zijn de spiegel van Zijn innerlijke strijd, gisteren in de hof van Gethsemane:
radeloosheid, Hij voelde zich door God verlaten;
uitzicht, een engel deed Hem hopen.
Van de Woestyne tekent echo's van vertwijfeling en hoop. Zijn tekening is onaf gebleven, bovenaan, onderaan. Dit maakt het mysterie groter. Weeklacht en jubel, zelfontlediging en extase tegelijk.
Is Pasen dan toch latent aanwezig?
Zijn blik is uitdagend, als met magnetisme geladen.
Deze gekruisigde gelijkt op een toreador die de arena betreedt om het duel te beslechten met de tegenkracht: de dood.
Deze Christus houdt het visioen van de eindbestemming voor ogen met een blik die geen leugen verdraagt. (md)
Gustave Van de Woestyne, Gekruisigde, 1925, Museum Moderne Religieuze Kunst Bisdom Brugge (Foto: B. Degrendel).
| |
| |
| |
Marcel Notebaert
(Kortrijk 1924-1986) Grote Prijs van Rome voor Schilderkunst en medestichter van dit tijdschrift Vlaanderen in 1952, heeft niet alleen herhaaldelijk de kruisweg geschilderd, o.m. in de kerk van Sint-Eloois-Winkel (1959) West-Vlaanderen en in het Sint-Jan-Berchmanscollege (1963) in Avelgem, maar het thema lijden en passie is, als thema, in heel veel van zijn schilderijen en tekeningen aanwezig. Bij alle kosmische en metafysische geladenheid is hij altijd in wezen expressionist gebleven. Hij was een kunstenaar met een bijzonder grote habiliteit, maar die intelligent, van binnenuit, gedreven door een rijk gedachten- en gevoelsleven, zijn schildersavontuur opvatte en stoffeerde. Zijn geschrift was levendig, af en toe hard aankomend, nerveus, krachtig en op de man af. Hij zocht nooit vertedering, tenzij wellicht in de nawerking, wanneer de schok al lang voorbij was. Men moet zijn schilderijen traag benaderen, men moet erin stappen en zich laten meedeinen op de slingerende bewegingen, op de volronde vormen of op de staccato's van een bijna grafische nauwkeurigheid. Naast een visionaire instelling is het ritme waarschijnlijk essentieel in Notebaerts vormentaal. (fb)
Marcel Notebaert, De H. Veronica, privé-verzameling (Foto: J. Breyne).
| |
Rik Slabbinck
(Brugge 1914-1991), de kunstschilder van de felle kleuren en van somtijds gedurfde tegenstellingen in vormen en koloriet, heeft zijn thematiek beperkt tot het landschap, het stilleven, het naakt, het portret. Religieuze kunst kende hij natuurlijk; hij heeft ze weten en zien ontstaan in het ouderlijke bedrijf van liturgische gewaden en andere paramenten. In zijn schilderijen is deze reminiscentie slechts sporadisch aanwezig, zoals in twee indrukwekkende piëta's uit 1974 en uit 1963. De piëta, het medelijden, is de naam van de voorstelling van Maria met het dode lichaam van Jezus op haar schoot; zij komt in de hele kunstgeschiedenis voor in schilder- en beeldhouwwerk. Theatraliteit of overdaad zijn bij Slabbinck haast nooit na te speuren. In zijn piëta van 1954 is de figuratie ondergedompeld in een zwarte achtergrond, die aan de horizon slechts even wat diepblauw opklaart. Het volle licht valt op het dode lichaam, op handen en gelaat van de ondersteunenden. Wit, geel en zwart zijn de versoberde kleuren, die mee de spanning in het geheel binnenbrengen door grondige contrastering van de vormen. De piëta van 1963 is zo mogelijk nog soberder; zij toont Maria, die het lichaam in ontvangst neemt in één omarming. (fb)
Rik Slabbinck, Piëta, privé-verzameling (Foto: J. Breyne).
| |
Romain de Saegher
(St.-Amands-aan-de-Schelde 1907-1986) heeft een kruisweg geschilderd toen hij bijna vijfenzeventig was. Hoewel haast al zijn werk ergens religieus kon genoemd worden, had hij zich nooit aan een kruisweg gewaagd. In de loop van één week, een Goede Week, schilderde hij de veertien staties. René Turkry heeft ze kundig beschreven in zijn kleine monografie (1982) over de Klein-Brabantse kunstenaar en hij concludeerde: ‘In alle werken van Romain De Saegher valt de overeenstemming tussen zijn innerlijke wereld en de plastische uitdrukking ervan overtuigend op... Zijn kleurensymfonieën zijn meer geestelijk dan visueel van aard’. In 1971 had De Saegher al het gouacheschilderij Golgotha geschilderd. Een diep religieus werk en tegelijk heel typisch voor de schilderkunst van deze meester. In een werveling van wollige, eerder onduidelijke vormen verschijnt heel hoog aan de horizon de kruisvorm. Daarvoor, daaronder speurt men naar figuren, naar structuur tussen hen, maar men vindt niets. Er zijn alleen enkele ijle cirkelvormen duidelijk, zoals in bijna al zijn schilderijen, die de gezichten van de aanwezigen onder en voor het kruis suggereren. Het is een mysterieus schilderij dat men kan blijven bekijken en waarin men traag aldoor nieuwe aspecten ontdekt. (fb)
Romain De Saegher, Golgotha, privé-verzameling (Foto: J. Breyne).
| |
| |
| |
Alfred Ost
(Zwijndrecht 1884 - Antwerpen 1945) was de schilder en tekenaar van de beweging, uiting van de rusteloze natuur die hij van huis uit had meegekregen. De brute kracht van mens en dier lag hem kennelijk bijzonder goed en die heeft hij dan ook voortdurend uitgebeeld in zijn beroemde voorstelling van mensen en paarden. Een van zijn schilderijen betitelde hij Dionysisch Gespan. Het tekent zijn hele oeuvre. Dynamiek en lyriek zijn de twee inspiratiebronnen waartussen hij voortdurend evolueerde. Genereus ondanks miskenning en ontgoocheling, vereenzaamd maar aldoor verder strijdend heeft hij zijn groot talent tot een volle wasdom kunnen ontwikkelen. ‘Bestaat er een kracht die mij oprukken kan?’ vroeg hij zichzelf af in 1934. Hij heeft de vraag beantwoord in zijn religieuze werken. Er zijn er veel, vaak illustratief of verhalend in een volkse, Vlaamse of wijdingsvolle sfeer. Sommige werken ontstijgen de zuivere anekdotiek, zoals zijn suite Het einde der tijden uit 1926 en enkele alleenstaande schilderijen en tekeningen, zoals de kruisweg uit 1930. Dominerend centraal is de kruisvorm, omstuwd door schimmige, voorwaarts dringende gestalten. Bijna los van de zuivere figuratie heeft de kunstenaar hier een greep gedaan naar het mysterie, via een strompelende mensheid. (fb)
Alfred Ost, Boetetocht, 1930, privé-verzameling (Foto: J. Breyne).
| |
Etienne van Doorslaer
De abstract-geometrische stijl van de benedictijnermonnik Van Doorslaer (o Saint-Remy-les-Cheveux 1925) heeft een symbolische betekenis.
Symmetrie en repetitie bepalen de opbouw van zijn werk. Met witte verf schildert hij een monochroom gekleurd veld. Wit dat naar oneindigheid streeft en ons binnenvoert in het mysterie, ons van toeschouwer tot beschouwer maakt. Door subtiel-aangebrachte nuances in het wit verschijnt het kruis.
De kunst van deze monnik toont wat wij niet zien of amper vermoeden. Dit is het wonder van zijn abstract oeuvre: het onzichtbare zichtbaar gemaakt, zoals het geloof ook doet.
Etienne van Doorslaer heeft de beschouwelijke aard die naar mystiek neigt en aan onthechting betekenis toekent. Hij verkent een wereld waarin het licht schijnt van de eerste morgen. Dit puurste wit is kruisiging en hemelvaart. Zijn palet met hogere tonen van wit brengt door verlangen en verbeelding het verhaal van de Mens die kwam om te verlossen. (md)
Etienne van Doorslaer, White on white, 1994, privé-verzameling (Foto: J. Breyne).
| |
Dan van Severen
(o Lokeren 1927) heeft in 1981 een kruisweg gerealiseerd. Er verscheen toen een catalogus bij zijn tentoonstelling in hetzelfde jaar ‘Kruisweg en Alfabet’ (Foncke Gallery, Gent). Was dit een nieuw begin of een herbronning van zijn kunsttheorieën? Hij is sinds jaren een van de zuiverste vertegenwoordigers van de niet-figuratieve schilder- en tekenkunst in België. Bij alle ontwikkelingen die hij als mens en kunstenaar meemaakt, blijft hij vasthouden aan de initiële expressievormen: vierkant, rechthoek, ruit, cirkel, ovaal en vooral lijnen, kruisende, verdelende, opvangende lijnen die ofwel alleenstaande of in combinatie met elkaar zijn. Zijn kruisweg van 1981, geëtst op zinkplaat, is uitsluitend met lijnen gemaakt, het eerste beeld toont twee kruisende lijnen, een kruisvorm dus, het laatste is een brede bundel van dertien verticalen, doorkruist met één horizontale. Het totaalbeeld beantwoordt volledig aan het bekende alfabet van Van Severen, maar wijkt er tegelijk beduidend van af, omdat het geheel een aparte reeks vormt die niet los te maken of te onderbreken is. Ook dit kunstwerk is in dit boeiende oeuvre weer een stap naar het definitieve maar wellicht slechts imaginaire eindpunt dat een kunstenaar als Van Severen zich als volmaaktheid moet voorstellen. (fb)
Dan Van Severen, Zonder titel, 1991, Brugge Groeningemuseum (Foto: Brugge, Sted. Musea).
| |
| |
| |
Hugo Heyens
(Mortsel 1942-1987) was een zeer veelzijdige kunstenaar. Hij heeft zelf altijd de nadruk gelegd op zijn schilderkunst en zijn bijzonder gevoelig tekentalent. Hij moest het niet hebben van een overrompelend koloriet, noch van ingewikkelde structurele composities. Zijn kunst was eenvoudig. Grote kunst met eerder beperkte middelen, poëzie in beeld gebracht, maar vooral menselijk en emotioneel geladen. Er ging van de mens een warme vriendschap uit; hij was joviaal en levensgenietend. Maar daarachter, daaronder leefde de geest die zichzelf pijnigde in diepe melancholie, in ernst en vraagstelling. En deze kernen van de persoonlijkheid liggen diep aan de basis van het religieuze werk, dat hem, gaande de jaren, aldoor nader aan het hart lag. Zijn religieuze schilderijen tonen immers uitsluitend de passie, maar dan wel in de ruime zin, het lijden, het aftakelen van het lichaam, het verval van zielengrootheid, van waarden. Hij heeft dit meesterlijk en ten uiterste beknopt uitgedrukt in zijn acrylschilderijen De Geseling en Zie de mens, beide ontstaan in zijn laatste levensjaar. Lydia Schoonbaert schreef hierover in haar monografie (1993): ‘het sobere, haast fossiele beeld krijgt een onvoorstelbare dramatische geladenheid’. Een oplichtende figuur in een diepe donkere achtergrond. (fb)
Hugo Heyens, De Geseling, 1987 (Foto: J. Breyne).
| |
Luc Hoenraet
De materieschilder Luc Hoenraet (o Aalst 1941) werkt met zand en asfalt. Zijn krassen en strepen zijn vaak herkenbare meetkundige figuren: vierkant, driehoek, rechthoek... door een dichtershand gegrift.
Aan deze oervormen geeft de kunstenaar een dimensie mee die eeuwigheid oproept. Soms schrijft hij in dit zand, zoals Jezus deed. Zijn teksten zijn onleesbaar, maar hebben de kracht van graffiti-inscripties op eeuwenoude muren.
Zijn inspiratie zijn de alledaagse, nietgezochte vormen, die als bas-reliëfs op het doek verschijnen.
Luc Hoenraet schildert geen illusoire, maar reële diepte, in de materie gegroefd, gekerfd.
Hij leidt de kijker naar contemplatie, dieper peilend dan de schijnbare werkelijkheid van de evidente dingen.
Ook het kruis als oersymbool is een hoofdthema. Donker gekleurde horizontale en verticale balken tegen lichte achtergrond. Horizontaliteit verwijst naar de horizon, de door ons gekende wereld. Verticaliteit suggereert de verbinding tussen hemel en aarde.
In Hoenraets werk verwijst het kruis naar de ordening in de chaos, naar evenwicht in de mens, het leven, de kosmos. Deze oervorm spreekt van vier windstreken, vier seizoenen, vier maanstanden. Het kruisteken van Luc Hoenraet verwijst ook naar Christus zelf, afwezig, aanwezig in tekenen en gebaren van Zijn Passie. Wat Michel de Certeau schrijft, kan je ook zeggen van de religieuze kunst van Hoenraet: ‘Le christianisme s'est institué sur la perte d'un corps.’ (md)
Luc Hoenraet, Black Cross, 1996 (Foto: S. Meeze).
| |
Henri Lannoye
(o Aardenburg 1946) heeft aan het begin van zijn succesvolle loopbaan als beeldhouwer het werk Mortifikatie (1976) gemaakt. Hij heeft alle menselijke thema's in zijn kunst betrokken, vanaf de meest eigen gevoelens tot de even determinerende invloeden van buitenaf. Zij zitten vast en stevig in het brons van zijn creaties, de jongste jaren de relatie tussen mens en technologie. Hij heeft niet minder aandacht voor wat de mens in de wereld bedreigt en het protest daartegen is zijn kunst niet vreemd. Een van de weinige expliciet religieuze werken in zijn oeuvre is deze bevreemdende Mortifikatie. Vooreerst heeft hij het kruishout al een ongewone vorm gegeven: de dwarsbalk is uit elkaar gehaald, een stuk lijkt te zullen afvallen. Het corpus zelf is eveneens quasi gehalveerd, de twee delen hechten aan elkaar met uiterst dunne draden.
Hoofd en handen zijn tot minimale herkenningspunten herleid; de bruine bronskleur vloeit samen met het bruin van het hout. Ik herinner mij de presentatie van dit kunstwerk voor een uitgelezen publiek in het Osterriethhuis in Antwerpen, met een toelichting van wijlen Lieven Rens en met Marcel Pira die daar zijn passiegedichten naar voren liet brengen, waarin bij nummer 12: ‘Geef mij de gesel en een grauwe pij, / wijs mij de runen waar genade bronde. / Uw dood blijft al mijn angsten zo nabij’. (fb)
Henri Lannoye, Mortifikatie, 1976 (Foto: J. Breyne).
| |
| |
| |
Armand Demeulemeester
(o Ronse 1926) gaf aan het schilderij de titel ‘vanaf het zesde uur’.
Het verhaal van Jezus' dood volgens Marcus (15,33-39) was zijn inspiratie.
Dit kunstwerk is de vrucht van een zoektocht naar het onzichtbare, het ongehoorde. Het roept een wonderlijke osmose op van sporen van dood en leven, van tegengestelde krachten die naar onder en naar boven trekken. ‘Toen het zesde uur aangebroken was, viel er duisternis over het hele land, tot aan het negende uur. Op het negende uur riep Jezus met luide stem: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten?’ (Mc. 15,33-34).
‘Toen de centurio die tegenover Hem stond, zag dat Hij op deze manier de geest gaf, zei hij: Inderdaad, die man was de Zoon van God.’ (Mc. 15,39).
Demeulemeester schildert vanuit heimwee naar het licht van de andere wereld. Licht en donker ontmoeten hier elkaar in harmonie. In het richten van de blik naar binnen vindt de kunstenaar de weg die naar boven leidt. Dit licht stijgt uit duisternis op naar de oorsprong van zijn diepste wezen. (md)
Armand Demeulemeester, Het is volbracht, 1996, Museum Moderne Religieuze Kunst Bisdom Brugge (Foto: B. Degrendel).
| |
Godfried Vervisch
(o Ieper 1930) vond vlug aansluiting bij het expressionisme, een kunstvorm hem op het lijf geschreven. Schilderen is voor hem geen keuze, maar onontkoombaarheid. Er is onrust en onvrede in het werk van deze kunstenaar. Hij creëert beelden die als voorstelling van een religieuze droom grenzen van geloofsleer en kerk doorbreken. Hij schildert verwarde beelden die naar een nieuwe wereld tasten, niet als ontwijding, wel als behuizing van zijn zoektocht naar geloof. Zijn geloofscrisis heeft zoals bij andere kunstenaars-tijdgenoten iets te maken met het instituut kerk, met veruiterlijkte vormen van religiositeit en verkalkende traditie. Zijn twijfel graaft dieper: het wegvallen van de bekende God van goedheid en hoop, sterker dan lijden en dood.
Godfried Vervisch is als de dichter die zich uitspreekt over het drama van het menselijk leven, reeds weerspiegeld in de woorden van de middeleeuwse mystica Hadewych: ‘Mi gruwelt dat ik leve’.
In kruisigingen door Vervisch wordt de mens zichtbaar zoals hij is, naakt als het leven en gevangen binnen de grenzen van mooie schijn. (md)
Godfried Vervisch, Kruisiging, Museum Moderne Religieuze Kunst Bisdom Brugge (Foto: B. Degrendel).
| |
Norbert de Clercq
Hoewel hij een vorming als etser heeft gehad, legt Norbert De Clercq (o Anderlecht, 1937) zich sinds een tiental jaren volledig toe op de schilderkunst. Zijn palet bestaat uit een gamma van pastelkleuren, die hij in kleine toetsen tot een verhelderend geheel kan samenbrengen, een werkwijze tussen abstracte en figuratieve vormgeving.
Sinds hij algemene bekendheid verwierf door het schilderen van de vijftien staties van de kruisweg in de Basiliek van Koekelberg, bleef hij rondzwerven in religieuze thema's. Als hij actuele onderwerpen aansnijdt zoals Sarajevo of de Golfoorlog, wil hij aantonen dat onverdraagzaamheid uit de wereld gebannen moet worden en dat enkel de lichtgevende geest het materialisme en de verzuiling kan verdringen en overstijgen.
In het doek ‘De zuil’ (1992) vinden we al deze elementen terug. Binnen een heldere kleurencompositie van natuurelementen en lichteffecten herrijst een kruis dat doorheen het landschap naar het eeuwige verwijst, en waar de Christus zijn gelaat van het materiële en het uiterlijke in de wereld afwendt.(rmdp)
Norbert De Clercq, De zuil, 1993.
|
|