Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 47

[p. 45]

Dichter te gast
Marleen De crée

rijm op teder gras.
takken kraken in het licht.
water leeft. als ik.

winterweer. zo stil.
eendevlucht in spiegelbeeld.
warmte woont in mij.

hoe licht toch dat wij
wegen na dit leven. slapend.
zo verderlicht.

majesteitelijk
strekt de plataan zijn takken.
wolken wisselen

licht en lucht. het huis
rust. teder bedisselen
kleuren hun gelijk.

het dorp slaapt weer in
zijn weerspiegeling, rustend
op frisse regen.

tussen de huizen
en de hemel gaat de dag
nu zijn gang. zo lang.

bij winterdag, kind.
goede feeën zijn samen.
open je ogen.

liefkozen van wind.
viermaal gelukzaligheid:
aldus je wereld.

geborgen water.
vredig jouw alvermogen
nu. nu en later.

paarden in het gras.
het zuchten van de halmen.
een stilte van glas.

hoor, paarden draven.
regen houdt de adem in.
dorst is te laven.

paarden verdwijnen.
de velden zijn leeg en wit.
niets dat ik bezit.