Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45
(1996)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdCatalogiP. Andries, L. RoosensHonderd jaar Lieven Gevaert, Afga-Gevaert NV, Septestraat, 2640 Mortsel, 1994, 287 × 217 mm, 16 en 44 blz., geniet in cassette (gratis). - Ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de oprichting van de firma Lieven Gevaert & Co werd in het Antwerpse Museum voor fotografie een tentoonstelling opgezet onder de titel Het beste merk voor fotowerk, gewijd aan honderd jaar Gevaert-reclame. De catalogus bestaat uit twee katernen, gepresenteerd in één cassette, - fraaie grafische vormgeving. De eerste katern is een bondig levensverhaal van Lieven Gevaert (1868-1935) dat ook de chronologie bevat van het bedrijf dat door Gevaert werd opgericht. De naam Gevaert komt thans voor in de groepsnaam Agfa-Gevaert van de werkvennootschappen die tot de Bayer-groep behoren en ook in de naam van de holding Gevaert N.V., waarvan de aandelen op de beurs zijn genoteerd. De tweede katern is de eigenlijke catalogus bij de tentoonstelling van Gevaert-reclame die een goed beeld geeft van de evolutie van de design van deze fotografische industrie met haar accenten op illustratieve fotografie (uiteraard) én op technische informatie. In een epiloog wordt het verhaal verteld van het ontstaan van het Museum voor fotografie uit het jarenlange werk van een klein comité van enthousiaste Gevaert-mensen o.l.v. wijlen Ir. Karel Sanoen Dr. Laurent Roosens. Ook voor zijn fraaie illustratie in een knappe maquette is deze catalogus een collectors item voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de fotografie. kvd | |||||||||||||
Jacques Sonck (foto's) / Willem Elias en Johan M. Swinnen (essays)Lotgenoten, De Kunstbank, Vaartstraat 30, 3000 Leuven, 1995, 60 ill. (duotone), 287 × 235 mm, 96 blz., paperback 950 fr. - Jacques Sonck had een mooie overzichtstentoonstelling in het vernieuwde Museum voor fotografie in Antwerpen (tot 5.2.95), zijn thuisbasis als fotograaf van de Cultuurdienst van de Provincie Antwerpen. De titel: Lotgenoten. Meteen is de toon gezet voor een verrukkelijke portrettengalerij: kinderen en jongelui, bejaarden in close-up en ten voeten uit, koppels en tweelingen, de face en in profiel. Een vreemde familie. Het zijn mensen die Jacques Sonck op straat gezien heeft en laat poseren voor een (meestal) neutrale achtergrond, ter plekke of in zijn studio. Wonderlijk hoe de zachtzinnige fotograaf erin slaagt zijn modellen te doen acteren als het personage dat ze zelf zijn. Hij zegt niet te willen psychologiseren; hij registreert alleen de buitenkant van mensen, maar vaak zie je hoezeer innerlijkheid aan de buitenkant is af te lezen. Sonck is iemand die kijkt en getroffen wordt door het bijzondere, het afwijkende, het particuliere, - dat wat kenschetsend is voor het zelfbeeld dat mensen hebben. Al deze rare vogels en opvallend gewone mensen zijn zoals ze zich opmaken en aankleden, hun houding, het plotselinge gebaar. Dus toch, dacht ik, hoe dan ook psychologie. Je merkt het vooral aan het kijken (en wegkijken) van deze poserende menselijke fauna, - dat geconditioneerd is door het kijken van de fotograaf dat ik zou kenschetsen als van een vriendelijke medeplichtige meewarigheid. Mensen kijken zoals ze bekeken worden. Er zit veel milde humor | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
in deze portretten en de anekdotiek wordt niet geschuwd, maar toch is het zo dat de klip van het pittoreske en de folklore omzichtig omzeild wordt. Dit zijn portretten van de menselijke soort, lotgenoten. De foto waar ik een paar keer naar teruggebladerd heb, is 39: een blinde met een begeleidster (zijn vrouw, zijn zus?) die de witte stok vasthoudt. Als je de foto's ziet van Jacques Sonck, moet je wel denken: zo is het leven. De voortreffelijk gedrukte catalogus bevat twee essays: Jacques Sonck zoekt De Mens en vindt de mens (Willem Elias) en Jacques Sonck, de sociologische geschiedenis van de evolutie van de blik (Johan M. Swinnen). kvd | |||||||||||||
Willy Van den BusscheRetrospectieve Paul van Hoeydonck, uitg. Stichting Kunstboek, Blankenbergsesteenweg 14, 8000 Brugge, geïllustreerd met reprodukties in veelkleurendruk 285 × 245 mm, 336 blz., genaaid, 1.200 fr. - Naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van Paul van Hoeydonck bracht het PMMK in Oostende een retrospectieve tentoonstelling van zijn oeuvre. Bij die gelegenheid worden het twaalftal werken dat tot de vaste collectie van het museum behoort uitgebreid tot meer dan tweehonderd. Zonder de uitbreiding van het museum zou dergelijk ruimtelijke oeuvre wellicht niet tot zijn recht komen. Van Hoeydonck mag omwille van zijn visionaire kijk op het ruimtegebeuren de Jules Verne van de kunst genoemd worden. Zijn wereldwijdse reputatie heeft hij niet alleen te danken aan het feit dat zijn beeldje op de maan is achtergebleven, maar vooral omdat hij het geheel van de ruimtetechnologie in beeld heeft gebracht. Hij visualiseerde de verovering van de ruimte en plaatste haar in een historische context. Zo kreeg een ruimteongeval de allure van de Icarus' val. Conservator Van den Bussche wist het monografisch werk, dat in 1980 bij Lannoo verschenen was, waardig te vervangen door een lijvig boekwerk, dat dankzij een gezochte en beredeneerde lay-out het oeuvre van deze wereldburger opnieuw en rijkelijk in het daglicht stelt. rmdp | |||||||||||||
Jan Dewilde (red.) e.a.Charles Degrou en het realisme, uitg. Gemeentekrediet, Pachecolaan 44, 1000 Brussel, 1995, reeks ‘Monografieën over Moderne Kunst’, 305 × 255 mm, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 168 blz., gebonden 1450 fr. - Naar aanleiding van de voltooiing van de restauratie van twaalf tekeningen uit het Stedelijk museum in Ieper pakte deze stad uit met een retrospectieve van Charles Degroux (1825-1870). Deze tentoonstelling was een revelatie omdat niemand onder ons ooit de gelegenheid had een overzicht te krijgen van het oeuvre van deze vergeten kunstenaar, die nochtans aan de wieg stond van het sociaal realisme in Europa en die Eugène Laermans en Constantin Meunier voorafging. Naast een kleine wandelgids brengt deze monografie een totaalbeeld van Charles Degroux. De beredeneerde catalogus is een onontbeerlijke bron daartoe, temeer daar hij wordt voorafgegaan door boeiende teksten, die een tijdsbeeld geven, Degroux vergelijken met Courbet en Millet in Frankrijk, zijn religieuze thema's in het daglicht stellen, waarvan de Bedevaart naar Diegem het pronkstuk is en ten slotte zijn evolutie van de historische schilderkunst brengen, thematiek die door Juliaan De Vriendt werd verdergezet. Ieper herstelde een belangrijk kunstenaar in ere honderdvijfentwintig jaren na zijn dood. rmdp | |||||||||||||
Elizabeth Armstrong e.a.In de geest van Fluxus (Nederlandse vertaling bij cat. van Walker Art Center, Minneapolis (USA), verdeeld door het Hessenhuis, Falconrui 53, Antwerpen, 1995, 300 × 230 mm, 194 blz. plus 86 blz. Nederl., paperback 900 fr. - Bij deze Amerikaanse tentoonstelling, In de geest van Fluxus, in het Antwerpse Hessenhuis, werd de originele Engelstalige catalogus aangeboden met Nederlandse vertaling. De overvloedige illustratie roept de sfeer op van de jaren 60 in de beeldende kunst en tegelijkertijd evenzeer die van de dada-beweging (1915-22). Fluxus ontstond in Duitsland en de Verenigde Staten als ‘de radicaalste en meest experimentele kunstbeweging van de sixties’. Ze is te situeren tussen het modernisme en het post-modernisme. In deze bloeiende catalogus zijn een zestal essays opgenomen die Fluxus van verschillende invalshoeken bekijken. Owen F. Smith schetst de ontwikkeling van de Fluxus-performances en -publikaties. De oorsprong van Fluxus gaat terug op Duchamp en John Cage, de naoorlogse avant-gardekunst, het collectivisme, de denormalisering en de desethetisering van de kunst. Simon Anderson wijst op ‘de totale vrijheid’ die kunstenaars elkaar geven bij de interpretatie van hun werk. Maciunas bracht uitgaven ‘die noch uniek, noch waardevol (eigenschappen die gewoonlijk aan kunst worden toegeschreven), maar empatisch waren’. Het publiceren is volgens Anderson de kernactiviteit van Fluxus. Voor Kristine Stiles begint Fluxus bij de performances waarbij ‘het lichaam’ belangrijk is (de body art). Als wapen tegen de sociale conventies wordt de humor gebruikt, waarvan ‘de banale en ordinaire dingen van het alledaagse leven een belangrijke basis vormen.’ Hier wordt ook gefilosofeerd over de achtergronden van de performances. Douglas Kahn bespreekt de Fluxus-muziek (‘elk soort geluid kan in potentie muzikaal zijn’). Kan het geluid van een fladderende vlinder als muziek worden beschouwd? Dat soort problematieken. Bruce Jenkins schrijft over Fluxus en de film. Hij refereert aan het idee voor een film die zou bestaan uit een urenlange opname, vanop een vast statief, van een boom, een berg, een bloem. Andreas Huyssen ten slotte plaatst de Fluxus-beweging in een ruimere context, waarbij hij wijst op wat Armstrong noemt ‘het unieke amalgaam van Duits-Amerikaanse gevoeligheden’, ‘de dadaïstische erfenis met haar verzet tegen verheven kunst en de wortels van de experimentele muziek van de 20ste eeuw, vooral die van Cage.’ Armstrong, conservator van het Walker Art Center en medeorganisatrice van de Fluxus-tentoonstelling besluit als volgt: ‘Fluxus was een prefiguratie van het vervagen van de grenzen tussen de traditionele kunstvormen, tussen artes majores en artes minores, tussen kunst en niet-kunst, ja, tussen kunst en leven en ook van de mengelmoes van alternatieve bewegingen, ideeën en tendensen die met de jaren ontstonden en groeiden.’ Voor wie geïntrigeerd is door actuele kunst is deze Fluxuscatalogus interessant, ook omdat er verhelderende verbanden worden gelegd tussen de avant-gardes van deze eeuw. kvd | |||||||||||||
Luc Denys, e.a.Kunst in het Jordaenshuis 1995, uitg. Stad Antwerpen, Culturele Promotie en Internationale culturele betrekkingen, verdeeld aan balie, Jordaenshuis, Reyndersstraat 6, Antwerpen; 210 × 300 mm, 32 blz. - Sinds 1979 stelt de Stad Antwerpen het Jordaenshuis ter beschikking van ‘jonge, beloftevolle én tegelijk ook controversiële kunstenaars’. Jan Fabre was een van de eersten die destijds aan bod kwamen. De laatste jaren waren het vooral de jonge afgestudeerden die een kans kregen, maar sinds het Cultuurstad jaar 93 wil het ‘Jordaenshuis’ de voorkeur gaan geven aan kunstenaars ‘met een hoger artistiek niveau die reeds een palmares kunnen voorleggen’. Dit nieuwe concept wil de Stad ook promotioneel ondersteunen, - vandaar deze catalogus die elk de elf kunstenaars presenteert die in de loop van 95 hun werk in het Jordaenshuis hebben getoond: Wladimir Moszowski, Zhou Shanglie, Jan-Pieter Cornelis, Ronny Delrue, Peter de Koninck, Raf Thys, Pierre Mertens, Dany Lobe, Luc Verbis, Ivo Toreman, Giles Thomas. Voor elke exposant twee pagina's illustratie en tekst. Traditioneel was de zaalgereserveerd aan Antwerpenaren, maar nu wordt die binding zeer ruim geïnterpreteerd. Dat er gestreefd wordt naar interessant werk dat dan ook enige promotie meekrijgt is natuurlijk een goede zaak. kvd | |||||||||||||
Eric Gubel e.a.Egypte onomwonden. Egyptische oudheden van het museum Vleeshuis, Uitg. Stad Antwerpen/ Pandora/Snoeck-Ducaju & Zoon, Begijnhoflaan 464, 9000 Gent, 1995, kleuren- en zw.-w.-illustraties, 305 × 250 mm, 279 blz., gebonden 980 fr. - Deze schitterende catalogus die verscheen n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in het Vleeshuis in Antwerpen, dient tevens als nieuwe wetenschappelijke fondscatalogus van de verzameling Egyptische oudheden van het museum. De blijvende waarde van dit boekwerk blijkt al duidelijk uit de vier artikels vooraf: ‘Van Nijl tot Schelde’ (E. Gubel), ‘Alexandrië aan de Schelde’ (E. Warmenbol), ‘Antwerpen en Allemant’ (M.-P. Vanlathem) en ‘De Egyptische verzameling van het Museum Vleeshuis uit de recente briefwisseling’ (T. Oost). Nadien worden de negen ‘afdelingen’ van de tentoonstelling in woord én royale verluchting beschreven: Beeldhouwkunst (in steen, hout, brons, faience), Vaatwerk, Smuk en juwelen, Amuletten, Stempelzegels, Varia, Mummies, mummiewindels en -doeken, Faraonisch en Koptisch textiel en Curiosa en vervalsingen. Dit komt neer op ca. 700 tentoongestelde stukken. Zonder twijfel een echte ‘schatkamer’ waaraan de kunstliefhebber een ongemeen kijk- en leesgenoegen beleeft. Vermelden we ten slotte nog dat het boek afgerond wordt met samenvattingen in het Frans, Duits en Engels en meteen is dit kunstboek ook een ideaal geschenkboek voor buitenlandse relaties! uv | |||||||||||||
John Sillevis (red.)Rodin, Catalogus bij de dubbeltentoonstelling ‘Rodin’. Museum Het Paleis, Den Haag/Singer Museum, Laren, 1995, uitg. Haags Gemeentemuseum, Stadhouderslaan 41, 2517 HV Den Haag, geïll. met kleuren- en zw.-w.-reprodukties, 310 × 245 mm, 252 blz., genaaid. - De Franse beeldhouwer Rodin behoort ongetwijfeld tot de grootste kunstenaars aller tijden. Dat er recent aan zijn oeuvre in Nederland een dubbele tentoonstelling werd gewijd, mag ons geenszins verwonderen en kan ons alleen maar verheugen. Aan deze expositie is een fraaie catalogus gekoppeld, waarin zowel zijn sculpturen als zijn tekeningen worden behandeld. In feite werd het een blijvend standaardboek met verschillende overzichtelijke bijdragen, waarbij hij ook in zijn tijd wordt gesitueerd. Ook de relatie met Nederland komt uitvoerig aan bod. De kleurenillustraties erin zijn belangrijk om zijn oeuvre beter te leren kennen, te waarderen en te begrijpen. jlm | |||||||||||||
Willy TillieHenry Cleenewerck, catalogus n.a.v. de retrospectieve tentoonstelling t.g.v. 25 jaar Heemkring Aan de Schreve, uitg. Heemkring Aan de Schreve, 8970 Poperinge, Heemkundig Tijdschrift, 1995, nr. 3, 270 × 210 mm, kleuren- en zw.-w.-illustraties, geniet. - Onze aandacht werd even getrokken door de retrospectieve tentoonstelling Henry Cleenewerck (Watou 1818-Brussel 1901) ter gelegenheid van 25 jaar heemkring Aan de Schreve (okt. 95), waarbij de stadsarchivaris van Poperinge, Willy Tillie, ook van de plaatselijke heemkundige kring gebruik maakte om een catalogus samen te stellen, die aan de hand van tekst en beeld deze romantische landschapschilder bij ons bekend maakt, die onlangs nog bij Christie's in New-York geveild werd. Aldus werden de 41 schilderijen die het legaat van de Vlaams-Amerikaanse kunstenaar vormden en zich op de zolder bevinden van het Poperingse stadhuis van hun stof ontdaan. Corot, met wie hij destijds exposeerde, pronkt nu in het Grand Palais! De publikaties van Willy Tillie werden onlangs bekroond met de Provinciale prijs voor Volkskunde, waarmee we hem graag willen feliciteren. rmdp | |||||||||||||
Leo De RenZilver uit Finland, catalogus bij tentoonstelling in het Provinciaal Museum Sterckshof-Zilvercentrum, Hooftvunderlei 160, Antwerpen/Deurne | |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
(tot 10.12.1995), 273 × 210 mm, 48 blz., 250 fr. - In de reeks catalogi van het Sterckshof-museum, Studies, is dit het tweede nummer dat een tentoonstelling begeleidt van zilverwerk uit Finland. Finland is sinds de jaren 50 ook bij ons bekend geworden voor zijn schitterende industriële vormgeving, - design die het dagelijks gebruiksvoorwerp tot een perfect ‘thing of beauty’ maakt en daarbij functionaliteit voorop stelt (Bauhaus). Conservator Leo de Ren schrijft een boeiend historisch overzicht van de edelsmeedkunst in het land van de Kalevala, het Finse epos waarin de smid Ilmarinen een belangrijke rol speelt. Achtereenvolgens worden de vier exposanten voorgesteld met korte biografieën: Tapio Wirkkala (1915-85), Bertel Gardberg (1916), Timo Sarpaneva (1926) en Pekka Piekäinen (1945). De illustraties geven een goed beeld van de kwaliteit van het Finse zilverwerk. Het Antwerpse Zilvercentrum ontwikkelt met zijn tentoonstellingen en meertalige catalogi een activiteit die het niveau heeft waarmee het van internationale betekenis aan het worden is. kvd | |||||||||||||
J.J.M. Gonzalez, red.Vlaanderen en Castilla y León. Op de drempel van Europa, cat. van tentoonstelling in de Antwerpse kathedraal, uitg. de Bisdommen van Catilla y León en de Kathedrale Kerkfabriek van O.-L.-Vrouw Ten Hemel Opgenomen, 1995, 303 × 243 mm, XXV + 535 blz., paperback, 1.000 fr. - Deze schitterende tentoonstelling in de Antwerpse kathedraal kreeg van de Vlaamse regering de titel mee van ‘Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen’ en zeer terecht. Ze is het vijfde luik van een reeks exposities die onder de titel ‘Los Edades del Hombre’ (De leeftijden van de mens) opgesteld waren resp. in de kathedralen van Valladolid (1988), Burgos (1990), León (1991) en Salamanca (1993). De thema's waren die van de beeldende kunst als weg naar de onzichtbare God, de kennis en wijsheid van het boek en de geschreven documenten, de troost van de muziek, de symbiose van geloof en cultuur waarin de mens verschijnt als beeld van God. De Antwerpse tentoonstelling gaf een beeld van gemeenschappelijke gelovige christelijke Europese cultuur. De exponaten dateren uit de 15de/16de eeuw, de tijd waarin de Zuidelijke Nederlanden (1504-1714) deel uitmaakten van het Spaanse wereldrijk onder Filips de Schone en de Vlaamse Keizer, Karel V. De tijd ook van het afscheid van de middeleeuwen op de drempel van de nieuwe tijd. Er was in die periode niet alleen Alva, bloed en tranen, maar ook een rijk cultureel leven waarin de wederzijdse bevruchting van Castiliaanse en Vlaamse cultuur bijzonder kostbaar was. Castilië was het land van drie culturen (de christelijke, de joodse en de arabische) waarin ‘de Vlaamse kunst met luister werd opgenomen’ (H. Nieuwdorp). De tentoonstelling en de voortreffelijk uitgegeven catalogus geven daar een heerlijk beeld van. Er werd een knappe selectie gemaakt van kunst en kunstambachtelijke stukken, die in een functionele architectuur, mooi verlicht, goede bijschriften, een onvergetelijke indruk nalieten. De catalogus geeft je de gelegenheid om achteraf meer te lezen over wat je gezien hebt. Het boek wordt ingeleid door vier essays: Vlaanderen en Castilië, twee eeuwen gekruiste levenswegen (Werner Thomas en Eddy Stols); De spiritualiteit: een terrein van verstandhouding en samenwerking (M.A. Martin); Een bepaald Europa, een bepaalde opvatting van de mens (J.J. Lozano); De Vlaamse kunst in Castilië en León (J.J.M. Gonzalez). Politiek en economie, schrijft de laatste auteur, hebben ongetwijfeld een grote rol gespeeld in deze culturele opbloei, maar evenzeer is de Devotio Moderna een inspiratiebron geweest voor deze ‘teder-religieuze kunst’. kvd | |||||||||||||
Dirk Van EldereFrans Van Leemputten 1850-1914, uitg. Pandora/Snoeck-Ducaju & Zoon Begijnhoflaan 464, 9000 Gent, 1995, in opdracht van de Haachtse Geschied- Oudheidkundige Kring, p.a. Dr. J. Vandesande, Kloosterstraat 30, 3150 Haacht, geïll. met kleuren- en zw.-w.-reprodukties, 350 × 250 mm, 167 blz. gebonden 1450 fr - Werchter is de geboorteplaats en het geliefd verblijfsoord van Frans Van Leemputten (1850-1914), die dankzij het initiatief van de Haachtse geschied- en oudheidkundige kring uit de vergetelheid wordt gehaald en voor het eerst te boek gesteld wordt. Dit boek brengt een levensschets en een oeuvrecatalogus van een kunstenaar, die het ambachtelijke leven uit de Kempen en uit de Scheldepolder nauwgezet uitschilderde en door wiens tekentalent dit landschap en zijn gebouwen bewaard kunnen blijven voor het nageslacht. De studie over de streekdrachten van Dr. H. Vannoppen bewijst hoe waardevol zo'n tijdsbeeld is om vastgelegd te worden. Of zijn de ‘Kaarskenprocessie te Scherpenheuvel’ of ‘Palmzondag in de Kempen’ geen doeken die een tijdperk beschrijven, waar onze voorouders leefden in deemoed en diep geloof? Deze rustgevende taferelen zijn ons spijtig genoeg wereldvreemd geworden. rmdp | |||||||||||||
Willy Van den Bussche e.a.Retrospectieve Jozef Peeters (1895-1960), PMMK - Museum voor Moderne Kunst, Oostende, 1 juli - 24 september 1995, uitg. Petraco-Pandora en uitg. Snoeck Ducaju & Zoon, Begijnhoflaan 440, 9000 Gent, 1995, 297 × 245 mm, vierkleuren en z-w-illustraties, 175 blz., genaaid. - Met de retrospectieve Jozef Peeters (1895-1960) wordt de generatie van de twintigers opnieuw in herinnering gebracht. Gemeenschapskunstenaar Jozef Peeters, wiens geboortejaar hiermee herdacht wordt, behoort samen met Felix De Boeck, Victor Servranckx, Michel Seuphor, Georges van Tongerloo tot de voorlopers van de abstracte kunst in ons land. Met de tijdschriften ‘Het Overzicht’ en ‘De Driehoek’ gaven ze volle expressie aan hun denkbeelden. Uit de briefwisseling met o.m. Mondriaan en van Doesburg blijkt duidelijk dat ze tot de avant-gardestroming in West-Europa behoorden en hun ideeën gemeengoed aan het worden waren de Eerste Wereldoorlog. Door de studies van J. Buyck (Chronologie 1895-1960 en J.P. en de kring moderne kunst), B. Coppens (J.P. en Het Overzicht) en N. Toussaint (J.P. en De Driehoek en bijdragen van J.P. aan tijdschriften) is de catalogus van het PMMK in Oostende een belangrijker instrument geworden dan de tentoonstelling zelf om deze Breton van onze avant-garde kunst gestalte te geven. Boeiend hierbij is de opname van een selectie uit zijn gepubliceerde teksten. rmdp | |||||||||||||
Willy Van den Bussche & Bram BogartBram Bogart Retrospectief. PMMK, Museum voor Moderne Kunst, Oostende, 17 juni - 24 september 1995, Catalogus met interview door W. Van den Bussche, uitg. Stichting Kunstboek, Blankenbergsesteenweg 14, 8000 Brugge, 1995, 285 × 245 mm, vierkleuren en z-w-illustraties, 256 blz., genaaid 950 fr - Het PMMK in Oostende bracht van de in Delft geboren kunstenaar Bram Bogart (o1921) een boeiende retrospectieve tentoonstelling en putte hiervoor zowel uit de collecties van musea, als uit het privé-bezit. Ondanks zijn verhuis van Parijs naar Rome en van Brussel naar Ohain om in Kortenbos te belanden is hij trouw gebleven aan de verwerking van kleur in de materie, waardoor hij een eigen profiel toegemeten krijgt. Derhalve een kunstenaar met stijl, die op het geometrisch model van Mondriaan voortbouwend zijn emoties veruitwendigt, in een kleurrijke en cementachtige materie. Getuige hiervan is de catalogus (in een knappe lay-out gepresenteerd), waar het interview dat conservator Van den Bussche maakte van de kunstenaar, de nadruk legt op de overdaad aan kleur en de lyrisch-abstracte evolutie met een internationale dimensie. De uitbreiding van het provinciaal museum, waar hoofdzakelijk recente werken in hun frisse kleurencombinaties zijn opgesteld, past biezonder goed voor dat soort werk. Waar de bestaande lokalen van het museum heel wat kleine ruimtes bevatten, komt hiermee een ensemble vrij, dat perspectief biedt en van het Oostendse museum een toonaangevend museum voor de hedendaagse kunst maakt. rmdp | |||||||||||||
Anne Adriaens-Pannier & Norbert HostynSpilliaert, uitg. Museum Schone Kunsten, Wapenplein, 8400 Oostende, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 280 × 245 mm, 232 blz., gebonden 1200 fr. - Deze sublieme uitgave overstijgt in ruime mate zijn functie als catalogus voor de opeenvolgende Spilliaert-retrospectieven in Oostende en Den Haag. Dit opus, dat druktechnisch en illustratief van uiterste zorg getuigt omvat een essay van Anne Adriaens en een brede beredeneerde catalogus door stadsconservator N. Hostyn. Een biografie, documentalia, een bibliografie en een tentoonstellingenoverzicht ronden het geheel documentair voortreffelijk af. Panniers opstel: ‘Léon Spilliaert: de ongebonden geest van een visionair’ is een glansstukje waarin de auteur zich verdiept in leven en denkwereld van de geraffineerde visionair Spilliaert. De bijna obsessionele individualiteit van picturale taal en waarneming, de welhaast dialectische beweging van en tussen realiteit en fantasie, en de spiritualiteit van de materie (of andersom!) die Spilliaerts werk kenmerken worden diepgaand geanalyseerd. Bijdragen over b.v. de compositie tonen aan dat de auteur volledigheid heeft nagestreefd. In weerwil van de diversiteit die haar essay kenmerkt, is A. Pannier er bovendien in geslaagd haar feitenmateriaal en interpretaties periodisch knap te structureren, zodat de lezer er het noorden niet bij kwijt raakt. Dat de schrijfster nooit uit het oog verliest dat zij een zeer discontinue persoonlijkheid als onderwerp heeft (bij wie - bij wijze van spreken - zwart ook een vorm van wit kan zijn) siert haar intellectuele oprechtheid. Van de bijdragen van Norbert Hostyn, inmiddels reeds geconsacreerd als kunsthistoricus en auteur over schilderkunst, onthouden we vooral de catalogus die, over zowat 180 nummers, een voortreffelijk evolutionair beeld (in meervoudige betekenis!) geeft van Spilliaerts artistiek kunnen. Dat Hostyn, tijdens de voorbereiding van de expo, enkele topwerken wist te (her-)ontdekken en in het boek voor te stellen, betekent een gelukkige verruiming van de bekende iconografie. Als dusdanig is deze catalogus een must naast alle oudere Spilliaertuitgaven. caw | |||||||||||||
JeugdliteratuurMaxim Rose SchurDe kring van Mendel, uitg. L. Vanhaecke, Boeveriestraat 78, 8000 Brugge, 1994, 220 × 145 mm, 128 blz., gebonden 550 fr. - Uitgeverij L. Vanhaecke heeft zich sinds enkele jaren gunstig geprofileerd met jeugdboeken die vertaald zijn uit het Engels en met werk van de uitgever-auteur Luc Vanhaecke zelf. Dit werk van de Amerikaanse Maxine Rose Schur vertelt een historisch verhaal dat gesitueerd is in de joodse gemeenschap in het tsaristische Rusland van vorige eeuw. Het geeft een levendig beeld van het antisemitisme, zoals dat in Rusland tot 1855 (de dood van Nicolaas I) in de samenleving geaccepteerd en gepraktiseerd werd. Joden mochten alleen wonen binnen het zg. Verplicht Joods Vestigingsgebied en militaire dienstplicht werd opgelegd aan joodse jongens tussen elf (!) en achttien jaar. Eerst kregen ze christelijke catechese en een militaire opleiding; daarna volgde een diensttijd van vijfentwintig jaar! Vele knapen bekeerden zich en vele andere stierven van de ruwe behandeling. Het was de tijd van de klandestiene migratie van Russische joden naar Amerika. Het verhaal is dat van de peripetieën van de jongen Mendel die naar Duitsland vlucht om van daaruit naar New York te emigreren: een ontroerend verhaal van vriendschap en solidariteit, waarin ook de joodse tradities in het dagelijkse leven worden geschetst. De kring van Mendel is de kring die volgens de joodse wijsheid moet worden gesloten. Het betekent dat de kennis van de ene generatie op de andere moet worden doorgegeven, ‘want als je | |||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||
geeft, krijg je kracht: dan wordt de cirkel gesloten’. Een goed gedocumenteerd en ook spannend verhaal van een stuk joodse geschiedenis dat niet zo bekend is bij het grote publiek. kvd | |||||||||||||
Els Beerten en Eva JaspaertZoveel te zien, zoveel te horen, uitg. Davidsfonds/Infodok, Brabançonnestraat 95 A, 3000 Leuven, 220 × 150 mm, geïll. met zw.-w.-tekeningen van Gerda Dendooven, 89 blz., gebonden 445 fr. - Hoogst origineel is het minste wat je van dit boek kunt zeggen. Moeder en dochter schrijven samen een boek over een nogal pittig en koppig kind dat zo kwaad wordt op papa en mama dat ze besluit nooit meer met hen te praten. Dat houdt ze echter maar heel even vol. Er komt een wat vreemde jongen op bezoek en tijdens een harde storm worden beiden erg bang. Op weg naar de buren gebeuren rare dingen. De samenwerking tussen moeder en dochter bij het schrijven van dit jeugdboek leidde tot een hoogst vermakelijk verhaal. Gezien en beleefd door het kind en door de moeder in de juiste vorm gegoten. Een aanrader. dvdb | |||||||||||||
Kristien BockenEen doolhof in mijn hoofd, uitg. Davidsfonds/Infodok, Brabançonnestraat 95 A, 3000 Leuven, 220 × 150 mm, geïll. met zw.-w.-tekeningen van Mieke Lamiroy, 73 blz., gebonden 445 fr. - Michael en zijn moeder worden op een nacht door Michaels vader het huis uitgegooid. De jongen snapt er niks van. Samen met zijn trouwe hond gaat hij op zoek naar de waarheid. Bij Opa Baard verneemt hij het een en ander over zijn vader. Dat maakt hem zo van streek dat het in zijn hoofd een echte doolhof wordt. Michaels ouders gaan scheiden en hij geeft zichzelf de schuld. Hij klampt zich vast aan zijn hond en zijn opa. Een vlot geschreven, spannend en ontroerend verhaal voor kinderen vanaf 9 jaar. dvdb | |||||||||||||
PoëzieKees HermisDe dood weersproken. Gedichten over en tegen de dood, uitg. Dabar-Luyten, verspreid door Boekbedrijf Pijl, Bleekhofstraat 87, 2140 Antwerpen, 1995, 210 × 135 mm, 48 blz., genaaid 350 fr. - ‘Om wat vervaagt’, ‘Woordmens’ en ‘Wuiven naar licht’ zijn de drie cycli, meteen de stevige onderbouw van deze waardevolle bundel. De vergankelijkheid van het leven wordt op een zo klare - haast pijnlijk eenvoudige en doordringende - manier vertolkt, dat het vanzelfsprekend is dat de dood alom tegenwoordig in de gedichten doorklinkt, ook al blijft ‘... doodgaan... het een- / zaamste bedrijf van heel je leven’ (p. 9). Hermis vertolkt in een bijna onderkoelde taal de stadia van verzet en opstand tot aanvaarding, dank zij het geloof in ‘die ene Mens’, meteen het overgangsgedicht naar de tweede cyclus, ‘Woordmens’: het credo van ‘het hoogste woord’. De dood kan dan ook het laatste woord niet zijn, ook al is er de twijfel: ‘Wat als U er niet bent?’ (p. 35), ook al is er het gemis dat een wonde achterlaat: ‘Wat snijdt is de wondpijn, wetenschap / dat zij opnieuw gestorven is / en als een zerk op slot’ (p. 37). De dichter die achtergelaten, enkel de herinneringen kan koesteren, maar ook ervaart hoe die vervagen. Zijn innerlijke tocht eindigt in de lijn van de opbouw van de bundel, dus positief: ‘nog voor hij monddood is / nog voor zonsopgang wordt opgehangen // zal eens wat nacht en ontij was / van licht en rede zijn’ (p. 43). De bundel eindigt op ‘Bevrijding’: alleen voor wie echt wil zoeken wordt de dood uiteindelijk weersproken. Een bundel van Kees Hermis lezen is meeleven, zich herkennen in de fundamentele queeste naar de zinvolheid van het bestaan. diro | |||||||||||||
Fernand FlorizooneGrens van zand en wind. Frontière de sable et de vent, uitg. De Klaproos, Klinieklaan 7, 8630 Veurne, 1995, 2de vermeerderde druk, vertaling van M. Hennaert, illustr. van A. Gaillarde, 210 × 150 mm, 79 blz., genaaid 400 fr. - Fernand Florizoone is een dichter die enkel aandacht vraagt voor en door zijn poëzie. Hij leeft in zijn schrijfkamer en niet in de openbaarheid. Hij is een ingetogen en wat teruggetrokken man op de ‘grens van zand en wind’. Vergeleken bij zijn vroegste werk (hij publiceerde niet minder dan elf dichtbundels) is zijn schrijftrant wat losser geworden, zonder aan helderheid en verstaanbaarheid in te boeten. Fernand Florizoone is een meditatief auteur wiens verzen geïnspireerd zijn door een intense waarneming van alles wat op de vaste, voelbare aarde en erboven bestaat en beweegt: wolken en vogels, merels en meeuwen, zee en zand, huizen en hoeven, rozen en seringen, huizen en hoeven, - en alle torens. Dit boek heeft een duidelijk motief: het beminde, waargenomen land aan beide zijden van de ‘schreve’, de geschiedenis gestold tot poëzie, de sporen van het bijna-vergeten onverloren, weer behoedzaam opgespoorde taal. In vele versregels van zijn authentiek dichterlijke taal vinden wij de goudkorrels die tot herlezen dwingen: ‘de zwijggrond van zoveel water’, ‘de bijen van de korenvelden’, ‘het bruidsbed van de zee’, ‘de wierook van het Houtland’, ‘het vochtig voorland’, ‘het oneindige achter de dingen’, ‘de liturgie der velden’... ‘Het land houdt van zijn handen’. Het zijn niet alleen ‘middagen van poëzie’, maar volle dagen van ochtend tot deemstering. Een dichter die zijn naam eer aandoet, want Ferdinand is etymologisch ‘moedige beschermer’. avw | |||||||||||||
Willem H. VeldhuizenVergeten vaderoren, uitg. De Beuk, Prinsengracht 1065, 1017 JG Amsterdam, 1995, × mm, blz., fl. Het debuut Verschrompelde beentjes (1994) van Willem H. Veldhuizen had mij in gunstige zin verrast. Ik was dan ook benieuwd of ik in zijn nieuwe bundel Vergeten vaderoren (1995) - de titel memoreert een kinderlijke carnavalimpressie - dezelfde gewone en tegelijk verrassende poëzie zou aantreffen. De tweede bundel van een auteur is, denk ik, altijd de moeilijkste, omdat men gaat vergelijken en het element van de surprise wegvalt. Willem Veldhuizen echter weet zich overtuigend te handhaven, ofschoon de nieuwe verzen eigenlijk over hetzelfde onderwerp gaan: een stille Limburgse gemeenschap waarin de gewoonste dingen als met de toverstaf van de taal worden aangeraakt én een diepere zin verwerven: voorwerpen als stoel, skelter, trein, augurkenpot en behangselboekje; gebeurtenissen als het slachten van een kalkoen, het wassen van een auto, zich verkleden op school, het bezoek aan een vlooientheater; mensen als de gezinsleden (moeder, vader, broers, oma), een gehate leraar, de dochter van de tandarts... Alles verkrijgt betekenis, alles is verband. De eigen-geaarde poëzie van Willem Veldhuizen is van nu af aan veel meer dan een belofte. Zij is diepzinnig zonder daarvan de schijn te hebben. Het bundeltje sluit af met zes uitstekende vertalingen van vreemde gedichten. avw | |||||||||||||
Patrick Lateur (vertaling)Pervigilium Veneris. Een lentelied, uitg. P., St.-Antoniusberg 5, 3000 Leuven, 1996, bibliofiele uitgave op 500 exemplaren, 215 × 170 mm, 29 blz., gebonden 495 BF / fl. 27,50. - Een huldelied aan liefde en lente, dat met een frisse tint ons toezingt vanuit ver vervlogen tijden, waar Venus en Amor als spilfiguren fungeren, waar rozen symbool staan voor alle maagdelijkheid, waar Amor, ongevaarlijk, het pad der meisjes mag betreden. De lof van Venus, ‘stammoeder der Aeneaden’, als vruchtbaarheidsgodin bij uitstek, wordt in dit heerlijk brokje poëzie in alle toonaarden bezongen. De vertaling van Patrick Lateur laat bevroeden dat de vertaler een juiste toets heeft gevonden om zowel de klankrijkdom van het Latijnse vers als de ritmiek tot hun recht te laten komen in het Nederlands. De uitgave is een pareltje dat thuishoort in de bibliotheek van elke bibliofiel! gdc | |||||||||||||
Ingrid LenaertsDwars-Fluiten, uitg. De Dilbeekse Cahiers, Spanjebergstraat 9, 1710 Dilbeek, 1994, 220 × 140 mm, 32 blz. gelijmd. - Vanuit een tegengestelde, met scherven doorwaaierde invalshoek beschouwt de dichteres de wereld. Hierin rijst vooreerst een mannelijke tegenpool op in een paar archetypische figuren (Vader, Frans). In deze ‘hij-gedichten’ ervaart de lezer naast een erotische geladenheid de thematiek van aftakeling, ondergang en dood. Een ‘zij-figuur’ (vermoedelijk het dochterarchetype) contrasteert met de realistische ‘ikfiguur’ die niet alleen de absurditeit van het bestaan, maar ook de onmogelijkheid het bestaan in woorden te vatten, in soms beklemmende uitdrukkingen verwoordt. De stijl in I. Lenaerts getuigt van een grote beeldrijkdom en haar uitdrukkingsmodaliteit lijkt van een sterk gebalde kracht. gdc | |||||||||||||
Herman VosZeekanaal, uitg. De Dilbeekse Cahiers, Spanjebergstraat 9, 1710 Dilbeek, 1994, 220 × 140 mm, 39 blz., gelijmd. - Vanuit een rustig glijden op de Cat door een winters zeekanaal laat de dichter zijn beschrijvende inspiratie onrustig klapwieken op zoek naar de Muze, ideale Vrouw die stimulerend zijn fantasie tot vruchtbare creativiteit aanspoort. Maar alle pogen om haar in zijn woord te vatten mislukt, tot in het midden van de bundel de dichter plots de ‘ik-figuur’ wordt die weer kan hopen en dromen ondanks de vrees, die als een van zijn bestaanscomponenten steeds aanwezig is. De geliefde Muze behoort tot een andere wereld, de wereld van zijn ziel, van zijn onderbewustzijn waar de zinnenroes als een trillende snaar is blijven nazinderen en waar de dichter als een boetserend kunstenaar zijn geliefde tot nieuw beeld kan vormen. De thematiek van het wegvlietende leven doorweeft als een kort Leitmotiv de verhaalstructuur van deze gedichten. De bundel munt uit door verbeeldingskracht en draagt in zijn conceptie nog sterk het verhalende stempel van Herman Vos. gdc | |||||||||||||
Hannie RouwelerRivieren en ravijnen, uitg. Holmsterland/SKF, Krabeweg 72, 9718 JV Groningen, 1995, 215 × 130 mm, met een ‘Uitleiding’ door Karel ter Voorde, 39 blz., genaaid f 19,50 - H. Rouweler schrijft gedichten, waarin zij, zoals in ‘Brieven’ met woorden ‘omgebogen tot/volledigheid van zinnen’, gedachten afgerond en tastend, spontaan naar communicatie zoekt. Alledaagse dingen en een ‘kringloop van gedachten’ betekenen voor haar de ‘binding’ met de omgeving. ‘Rivieren en ravijnen’, de zevende bundel sinds haar debuut in 1988, bevat de smeekbeden van een mens, die gelooft in een ‘later voortbestaan’, het verlangen van iemand die blindelings (ijle) wolken najoeg. Ondanks de ‘schaduw van vergankelijkheid’ heeft zij een plek gevonden om te wonen: ‘in ieder woord’. En dat redt haar uit de onzekerheid. Hannie Rouweler schrijft in een geheel eigen toon, enigszins willekeurig en zoekend naar de (noodzakelijke) vorm. wco | |||||||||||||
Jan VeulemansOgen krijgen, uitg. P, St.-Antoniusberg 5, 3000 Leuven, 1995, 210 × 130 mm, 48 blz. 395 fr. - De rijkdom aan ervaringen en gevoelens en een volmaakte taalbeheersing doen ‘Ogen krijgen’ in het hedendaagse poëtisch landschap tot ver boven de middelmaat stijgen. Jan Veulemans, sterk verbonden met de natuur heeft zich schijnbaar voorbereid op de onvermijdelijke tocht ‘naar de overkant’. Zijn poëzie is daarom ook een terugblik op het leven: ‘mijn jaren achterna / lezend in het boek ervaring’. De dichter heeft inzicht gekregen in wat hij van het leven geleerd heeft. Het is de dag (zelf) die voor hem ‘het dagelijks gedicht’ schrijft. ‘Dag aan dag’ ontdekt Jan Veulemans opnieuw ‘de taal van de schepping’. ‘Taal schiet tekort’ om de gevoelens kenbaar te maken, klaagt de dichter, doch daar is in ‘Ogen krijgen’ gelukkig niet veel van te merken. Poëtische verklan- | |||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||
king, vorm en thematiek zorgen samen voor een briljante bundel. wco | |||||||||||||
Hans KilianErotische gedichten, uitg. Het Prieeltje vzw, Demerstraat 32 bus 7, 3290 Diest, 1995, voorplat. geïll. door Daniëlla Hasenbroekx, 240 × 165 mm, 48 blz., gelijmd (abonnement) 600 fr. - Eros en thanatos - maar vooral het laatste, de titel van de bundel ironiserend, want intenser dan de erotiek is de vergankelijkheid van de liefde en het schone: dit is een basisconcept van Hans Kilians poëzie. De gedichten moeten het niet hebben van de lichtheid van het bestaan, want ‘Vlug geef ik je mijn woord, / voordat mijn liefde / in letters uiteen valt’ (p. 8). Het ‘ik hou van je, ik hou niet van je’ deint uit in ‘In mijn hart is het herfst’ (p. 10). De gedachte aan afscheid nemen, verliezen, tot stof vergaan, zet de toon, waarbij vooral de schuldvraag naar het mislukken vooraan staat: ‘Maar niemand ziet wat want / mijn bult zit van binnen’ (p. 33) en ‘Zelfs voor de dood / kom ik te laat’ (p. 42). We zien hier ‘en passant’. Deze bundel graaft diep naar de zingeving van het bestaan, en de ‘erotiek’ is slechts de aanzet tot talig zoeken naar menselijk contact tot in het mislukken of beëindigen van relaties - dus ook tot in de dood. diro | |||||||||||||
Gie de VosBeweeglijk wit, uitg. Poëziecentrum vzw, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 1994, reeks ‘De Bladen voor de Poëzie’, 210 × 135 mm, 46 blz., abonnement (6 afleveringen) 1500 fr. - ‘Beweeglijk wit’ is géén poëtische handleiding ‘plastische kunsten’, ook al leidt de dichter de lezer als het ware bij de hand: ‘Bekijk/... de vlaktegronden/... de zuivere geometrie’ (p. 9). De poëzie van Gie deVos drukt integendeel een zeer persoonlijke visie uit op schilderkunst in het algemeen, op een aantal schilders in het bijzonder, maar vooral op zijn eigen appreciatie van echte artisticiteit. Vier keer zes gedichten in evenveel cycli ingedeeld: ‘Antraciet’, ‘Vol aanwezigheid’, ‘Onbegonnen stilte’ en ‘Beweeglijk wit’ vormen de stevige basis van deze opmerkelijke en opgemerkte debuutbundel. In het eerste gedicht van de eerste cyclus wordt de toon gezet en is de allusie op de titel ‘Beweeglijk wit’ duidelijk: schilderen evolueert naar het summum van alle kleuren: het wit: ‘Alsof ik ze voel: / de naamloze landtekens / die vallen of staan, // die wandelen naar het wit.’ (p. 8). Opvallend is hoe de stem van de dichter in de beschrijving van de schilderijen doorklinkt, waardoor de schilder zowel visueel als tekstueel in de gedichten uitgesproken aanwezig is. Schilderen is dan ook wezenlijk deel van het leven, wit is monumentaal aanwezig in het (wel)zijn van de dichter: ‘Ik laat het zonlicht als een hartslag hameren’ (p. 29). Wit staat voor stilte, bewustzijn, innerlijke rust. Wit is ook het ultieme creatieve kunstwerk, en de laatste cyclus is een poëtische ode aan Mondriaan, Morandi, Malévitsj, Miró, Barnett Newman en Etienne van Doorslaer. Een bundel om langzaam te lezen, als het opnieuw bekijken van een schilderij, steeds nieuwe vormen en kleuren ontdekkend. In het wit tussen de regels lezen. diro | |||||||||||||
Dirk De Geest & Patrick Peeters (samenstelling)Bloemlezing uit de poëzie van Hugues C. Pernath, uitg. Poëzie-Centrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 1995, reeks Dichters van Nu 5, zw.-w.-illustraties, 200 × 125 mm, 251 blz., paperback 698 BF; 34,90 fl. - De jonggestorven dichter en dandy Hugues C. Pernath (1931-1975) was bij zijn dood ‘gouverneur’ van de ‘Pink Poets’, een Antwerps ‘elitair genootschap, gesticht door Nic van Bruggen en Patrick Conrad, dat zich hoofdzakelijk bezighield met exquis tafelen, het schrijven van de initialen pp achter de eigen naam’ - zoals de paters dat doen - ‘en het cultiveren van de broederschap’. Aldus de inleiders-samenstellers. Hun bloemlezing bevat gedichten uit ‘Het uur marat’ (1958), ‘De adem ik’ (1959), ‘Het masker man’ (1960), ‘Mijn gegeven woord’ (1966), ‘Mijn tegenstem’ (1966-1973), en een aantal nagelaten verspreide en onuitgegeven gedichten. Half uitgeschreven zinnen, haperende beelden, syncopische herhalingen, pessimistische gedachten hebben Pernaths poëzie ‘weerbarstig’ gemaakt, een epitheton waar hij niet van af raakte. Zijn kunst blijft moeilijk en hermetisch. Na 1960 en vooral met ‘Mijn gegeven woord’ ging hij minder uit van de piekerende zelfreflectie en meer van de concrete werkelijkheid en werd zijn poëzie toegankelijker. De ‘Tien gedichten van de eenzaamheid’ (1972-1973) (p. 214) zijn van de gaafste en vooral sterkst uitgesproken opwellingen in de Vlaamse poëzie. Met ‘de sprakeloze plaag van de taal’ (p. 223) heeft Pernath grote kunst gemaakt. Deze evenwichtig samengestelde bloemlezing zal, zoals de inleiders verwachten, ervoor zorgen dat Pernath niet alleen gewaardeerd, maar ook gelezen wordt. Aansluitend bij deze bespreking verwijzen we meteen naar het H.C. Pernath-nummer van het tijdschrift ‘Revolver’ (red. G. Segers, L. Burchardstraat 35, 2050 Antwerpen, jrg. 22/1, 1995). In dit themanummer wordt de 20ste verjaardag van het overlijden van de dichter herdacht. ‘Ik bemin, ik schrijf en onderga de vriendschap’: Joris Gerits gaat van deze versregel uit als sleutel op het dichterschap van Pernath. Onder de titel ‘Het heilige gebied van vijand en vriend’ schrijft Yves T'Sjoen over waarheid en stilte in het poëtische oeuvre van Pernath en Snoek, vaak een literaire tweeling genoemd en volgens de auteur veeleer tegenpolen. In zijn boeiend en uitvoerig onderbouwd essay onderzoekt hij de poëzie van beide signaturen en gaat wat dieper in op het orakel Pernath en de profeet Snoek. Dit nummer bevat ook Pernaths gedicht ‘Aan mijn vrienden die ik niet wil vernoemen’, fragment uit zijn laatste ongepubliceerde tekst en de reproduktie van twee portretaquarellen van Jan Vanriet. fb | |||||||||||||
Daan Cartens (samenstelling)Bloemlezing uit de Poëzie van Patrick Conrad, uitg. Poëzie-Centrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 1995, reeks ‘Dichters van nu’ dl. 6, geïll. met zw.-w-foto's, 200 × 125 mm, 187 blz., paperback 698 fr. - ‘De dichter speelt met zichzelf in ontelbare vermommingen’. Zin uit de uitvoerige en boeiende inleiding van samensteller Daan Cartens. De dichter Patrick Conrad (1945), Antwerpenaar van Pruisische origine, is hiermee ten voeten uit getypeerd: nerveus, grillig, driftig, beïnvloedbaar, onrustig, gedreven, vragen stellend. Hij is ook regisseur van films, tekenaar en graficus, auteur van verhalen en romans, maar ‘de essentie van de dingen die hij doet is poëzie’. Zijn dichtkunst is los en vrij van vorm. De inhoud straalt meestal pessimisme uit ‘een groeiend gevoel van grenzeloos want tevergeefs geluk’. Deze bloemlezing bevat gedichten uit drie van de vijftien bundels van Conrad: ‘Conrad life on stage’ (1973), ‘De vernieling’ (1985) en ‘De tranen van Mary Pickford’ (1991). Achteraan in het boek is opgenomen ‘Bij dageraad’, een cyclus van tien sonnetten, die hier voor het eerst verschijnen. Ze zijn streng van vormgeving, vertonen veel alliteraties, maar zijn anderzijds beheerster, degelijker, iets rustiger dan al hetgeen voorafgaat. Het gedicht ‘Het huis van deemoed’ (p. 146) is naar mijn gevoel een diepgaande zelfverkenning en een bijzonder geslaagde veruiterlijking. fb | |||||||||||||
Christine D'haenMorgane. Gedichten, uitg. Querido, Amsterdam, 1995, verspreid door Uitgeverijen Singel 262, Edelinckstraat 9, 2018 Antwerpen, 200 × 150 mm, 54 blz., genaaid 550 fr. - Deze dichtbundel bevat, naast een openings- en slotgedicht, een zestal sonnetten, tien ‘dizains’ en negen ‘neuvains’. Vanuit deze vormelijke zekerheid is ongetwijfeld heel wat mogelijk met de inhoud van de gedichten. De titel alleen al opent pluriforme thematische perspectieven: Morgane is niet enkel een fee uit de Keltische sagen, maar ook een figuur uit het Arthur-verhaal, of verwijst naar de Fata Morgana. En dat zijn nog maar een drietal van de mogelijke betekenissferen die deze naam oproept. Aan een intuïtieve, natuurlijke lectuur wordt door de auteur een culturele, historiserende laag toegevoegd. Met de van D'haen geroemde intertekstualiteit en beheerste, virtuoze tekstbehandeling is ook deze ‘Morgane’ een intigrerende en verrassende bundel verzen geworden. svdb | |||||||||||||
Ingezonden werk
| |||||||||||||
ZOekertjeTe koop: de volledige verzameling, compleet met alle nummers en jaaroverzichten van Vlaanderen + Westvlaanderen van nr. 1 tot nr. 260. In zeer goede staat. Losse nummers uit deze collectie niet verkrijgbaar. Schrijven: E.H. Hubert Lahousse, Binnenhof 12, 8560 Gullegem.
Te koop: ± 180 nummers van het tijdschrift (vanaf 1968), in goed verzorgde staat. Inlichtingen: Paul Gerits, Jan Palfijnlaan 26, 1020 Brussel (tel.: 02/478 33 20)
De recensies werden geschreven door:
|
|