Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43
(1994)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |||||||||||
Poëzie• Walter SamoyAanwezig als altijd, uitg. Dilbeekse Cahiers, Spanjeberg 9, 1700 Dilbeek, geïll. met tekeningen van Charlotte Bauduin, 220 × 140 mm, 48 blz., genaaid 320 fr. - Dit is de eerste dichtbundel van Walter Samoy die bij Dilbeekse Cahiers wordt uitgegeven. De over het algemeen lange verzen, de uitzonderingen niet te na gesproken, verwoorden de specifieke gevoelens van de auteur, soms niet alledaags benaderd. De stille eenzaamheid is een niet te ontkennen thema dat als een rode draad door de veertig gedichten loopt. Hij voelt zich eveneens machteloos in bepaalde rituelen van het leven en anderzijds richt hij dan weer een boodschap tot een zevenjarig meisje. De auteur hanteert een taal die aanspreekt en duidelijk overkomt waardoor de lezer zelf tot rust komt. uv | |||||||||||
• Wandtapijt van aarde en luchtGedichten uit de poëzietuin van Roosdaal, uitg. Lannoo / Tielt, 1991, 250 × 160 mm, 128 blz., gebonden 695 fr. - Deze bloemlezing werd samengesteld uit het werk van dichters die geboren of woonachtig zijn in de Westbrabantse fusiegemeente Roosdaal (Pamel, Strijtem, O.-L.-Vrouw-Lombeek, Borchtlombeek). De titel, die ontleend is aan een vers van Hubert van Herreweghen, laat zo te zien natuurpoëzie en een soort lofzang op het betreffende woongebied vermoeden. Dat is echter niet het geval. De opgenomen dichters (Bert Decorte, Erik Heyman, Koen Stassijns, Hubert van Herreweghen, Marcel van Nieuwenborgh, Ivo van Strijtem) behouden hun specifieke eigenheid en bieden een keuze aan uit hun werk. In feite vertoont alleen de poëzie van Van Herreweghen een uitgesproken verknochtheid met het Brabantse landschap. Die van de andere dichters is erg verscheiden, zowel in hun thematiek als wat de vorm betreft. Eugène van Itterbeek wees daar overigens op in zijn ‘voorwoord’. Een bloemlezing als deze is wellicht een zeldzaamheid in haar soort. Dat kan gezegd worden van de zeer verzorgde uitgave in groene, linnen band. rvdp | |||||||||||
• Ria DaemsEen kanarigele dag, uitg. 't Kofschip, p/a Edith Oeyen, Hanebergstraat 75, 3581 Beringen, 1991, 210 × 135 mm, 47 blz., genaaid 325 fr. - Ria Daems maakt het zich niet gemakkelijk door te stellen: ‘ze hebben het reeds allemaal geschreven, / de dichters, vóór mij.’ Derhalve staat verwachting hoog. Ze spreekt over moedertaal, de dood, de liefde, de geliefde, het behagen, minne-dromen, een prachtig gedicht Alice (Nahon): ‘In de stille uren / heb ik genomen, wat jou heeft toebehoord. (35)’ Verder schrijft zij Brief aan Vincent. Ze laat Bach, Mozart en Brahms door de kamer zweven. Ook reisherinneringen komen aan bod en ze zingt ‘jou wil ik een haven kopen... Alle boten in ballet (19)’. Onder de kerselaar zou ze willen beminnen als een haiku, in zeventien lettergrepen. Liefde gevormd als een bonsai. Soms schrijft ze een puur gedicht. Soms wat moraliserend of een tikje sentimenteel. Mooi haar gedicht ‘Sneeuw-wee’:... ‘Op donderdag / Op vrijdag. Zolang het sneeuwen zal / Wil ik klein zijn.../ / De heimwee / van een sneeuwbal / groot. (22). Ria Daems moet nog wat selectiever te werk gaan. Verdient krediet. F.F. | |||||||||||
• Frans DenissenDe schuld van Newton, uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 1991, 210 × 135 mm, 47 blz., genaaid 395 fr. - Zowel naar inhoud als vorm is dit een heterogene bundel, variërend van podiumteksten tot klassieke gedichten. Zoals zovelen vandaag de dag, rekent ook Denissen vooral af met verleden en geloof, familie en ‘roots’, maar evenzeer neemt hij de poëzie en de dichterswereld in Vlaanderen op de korrel. Nu eens gebeurt het speels, elders met ironie en sarcasme, af en toe zelfs blasfemisch. De auteur, die ook bekendheid geniet als vertaler, bewijst dat hij moeiteloos allerlei dichtvormen kan beoefenen en een goed en gevoelig gedicht kan schrijven, maar al bij al is De schuld van Newton een weinig verheffende bundel. rvdp | |||||||||||
• Luc SuysDe Onvoltooiden, uitg. 't Kofschip/Antwerpen, 1991, p/a Edith Oeyen, Hanebergstraat 75, 3581 Beringen, 220 × 140 mm, 40 blz., genaaid 250 fr. - Vanuit de benarde twijfel in zijn bestaan verhoopt de dichter een huiselijk samenzijn: ‘liefdevolle huiselijkheid omsloten door de bloemen’. Met het verleden ‘de benauwdheid van weleer’ wordt afgerekend, maar de tocht naar de onbekende bestemming blijft nog in het ongewisse ‘wij varen nog niet uit’. Ook de geliefde kent haar mislukkingen, maar er bestaat hoop: ‘het toenemende gloeien / van een dageraad in ons’. Meer en meer bevraagt de dichter zijn geliefde ‘Vinden wij een schuilplaats?’, ‘geloof je echt in mij?’ en de bundel eindigt met het motief van de berusting ‘Wij zijn verzoende mensen’. G.D.C. | |||||||||||
• Luc SuysZieletroost. Wroeging is als woekerkruid. Gedichten, uitg. 't Kofschip / Antwerpen, 1991, p/a Edith Oeyen, Hanebergstraat 75, 3581 Beringen, 205 × 135 mm, 120 blz., genaaid 600 fr. - Luc Suys (1946-1991) publiceerde reeds verscheidene bundels tijdens zijn leven. ‘Zieletroost. / Wroeging is als woekerkruid’ - een dubbele bundel - werd postuum uitgegeven. Deze uitgave is geen gewone publikatie, maar een daad van piëteit. De dichter had een voorliefde voor korte verzen: ‘Er gaat geen dag voorbij / zonder dat ik de hemel zie / en als een klein gedicht / ontwerp in 't landschap / van mijn denken’ (bl. 25). De natuur was voor Luc Suys een voorname inspiratiebron of vertrekpunt (bv. 28, 36, 38, 81). Regelmatig wordt aan de dood gedacht (o.a. 114, 115). Treffend is het grote aantal verwijzingen naar de klassieke oudheid (18, 19, 30, 57, 106, 107). Deze poëzie is heel gevoelig. De stijl is nogal narratief en vrij expliciterend. Edith Oeyen onderstreept in het nawoord dat de selectie van de gedichten een delicate aangelegenheid was. We zijn de mening toegedaan dat zij zich gewetensvol van haar taak heeft gekweten. R.G.
• Jenny Dejager, In vlindervlucht naar de regenboog, uitg. 't Kofschip/Antwerpen, 1991, p/a Edith Oeyen, Hanebergstraat 75, 3581 Beringen, Getijdenreeks 98, 205 × 145 mm, 49 blz., paperback 300 fr. - Rita Gallis, Als kostbaar porselein, uitg. idem, 1991, illustr. van Frans van Beeumen, 210 × 135 mm, 40 blz., paperback 300 fr. - Gerda Jorens-Pellegrims, Mistig, uitg. idem, 1991, Getijdenreeks 104, illustr. van Peter Janssens, 205 × 140 mm, 32 blz., paperback 250 fr. - Liliane Melis, Een schreeuw in het duister, uitg. idem, Getijdenreeks 106, 210 × 135 mm, 32 blz., paperback 300 fr. - Edith Oeyen, Een kruisweg naar het huis van eenzaamheid, uitg. idem, Getijdenreeks 99, 210 × 135 mm, 48 blz., paperback 300 fr.: Vijf vrouwen - vijf dichteressen? - Als verantwoordelijke voor het boekenfonds van 't Kofschip lijkt het er op dat Edith Oeyen met de publikatie van o.m. deze vijf bundels aan ‘positieve vrouwelijke discriminatie’ doet door dichteressen kansen te geven hun poëzie uit te geven in het fonds ‘Getijdenreeks’. Deze steun voor vrouwelijk talent mag lovenswaardig zijn in het vooral mannelijk literaire wereldje, de norm blijft toch altijd de literaire kwaliteit van een bundel. Het is niet omdat het over het innerlijke van de vrouw gaat, dat het geschreven relaas om die reden per se die literaire norm zou halen, waar het ten slotte om te doen is. Bij de lectuur van deze vijf bundels vroeg ik me af of ‘de vrouw’ als dichteres inhoudelijk als vormelijk iets aan de literatuur toevoegde. Liliane Melis debuteert met ‘Een schreeuw in het duister’, en haar bundel evoceert de postnatale depressie waarin zij verkeerde. Dat zij wéét dat poëzie niet zomaar het neerpennen is van gevoelens, blijkt uit dit gedicht: ‘De dichter / Hij wikt en weegt de woorden / tot het juiste gewicht, / zuiver tot op de graad / is zijn gedicht.’ (p. 8). De bevreemdende wereld van kraaminrichting en ‘kinderbed’ en de afstandelijke benadering van zowel menselijke vreugde als verdriet worden in eenvoudige bewoording in vrij korte verzen beschreven, - vaak doorspekt met Engelse zinnen (modeverschijnsel?) - waarbij je na lectuur de indruk krijgt dat de gevoelens van de dichteres te weinig ‘body’(!) hebben gekregen. De bundel is volgens mij ‘te vroeg geboren’. Het verwerkingsproces via het neerschrijven van deze gedichten mag voor de dichteres als catharsis dienst hebben gedaan, toch lijkt het verdere literaire labeur ontbroken te hebben. Rita Gallis debuteert op latere leeftijd met ‘Als kostbaar porselein’. Vier cycli ‘Landschap’, ‘Retro’, ‘Impressie’ en ‘Kostbaar porselein’ omschrij- | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
ven de wereld van de dichteres, wereld waarbij het intieme moment gekristalliseerd wordt in een beeld van de natuur. Rita Gallis bekijkt ons universum als een telkens herhalende vingerwijzing naar schoonheid, waarheid en menselijkheid: ‘toch ligt vaak zee en land / weer kneedbaar / in mijn kleine hand / trillend van warme hoop’. (p. 32) Ook Gerda Jorens-Pellegrims debuteert, maar dan minder overtuigend. Haar gedichten zijn stroef, het zijn vaak in stukken gehakte prozaïsche gedachten met weinig poëtische slagkracht en de haiku's zijn al even ondermaats. Een te vroeg ‘gelanceerd’ debuut. Jenny Dejager is met ‘In vlindervlucht naar de regenboog’ aan haar tweede dichtbundel toe, meteen goed voor 41 gedichten - méér dan wat een gemiddelde poëziepublikatie telt. De overbodige inleiding van Edith Oeyen en het gedicht ‘Jij bent als kringlooppapier’ voor Edith (p. 9) illustreren de zwakte en meteen de sterkte van de bundel: te weinig kritische benadering van potentieel poëtisch talent. Vooral de vormtechnische kwaliteiten van een aantal gedichten (p. 25, p. 28, p. 39, p. 43, p. 47) bewijzen immers dat deze dichteres groeit. Anderzijds vallen heel wat gedichten door de mand omwille van het clichématig gebruik van taal (‘Jouw handen koud als ijs’, p. 38), het terugkerend arsenaal van woorden als dromen, verdriet, tranen, e.d.m. De bundel wordt bovendien nog ontsierd door een dt-fout (omringt door... (sic) op p. 46. ‘In vlindervlucht...’ ademt een sfeer uit van droefenis om het bestaan waaruit de dichteres ontvlucht dank zij de taal, die voorlopig(?) echter nog te veel struikelblok dan stapsteen is naar gedegen vak'man'schap. Als vijfde dichteres die niet meer aan haar proefstuk is, volgt Edith Oeyen zelf, met ‘Een kruisweg door het huis van eenzaamheid’. Edith Oeyen reist terug in de tijd, spoort herinneringen op van haar vader in telkens afscheid nemen van dingen, momenten, mensen. Fragmentarisch wordt het gevoel van ogenblikken van pijnlijk achterlaten en achtergelaten worden als een puzzel gegoten tot een definitief afscheid nemen van de vaderfiguur. De zeer persoonlijke belevenissen worden echter opgetild tot universele ervaringen: kenmerk van poëzie. Deze bundel heeft wat in de voorgaande in min of meerdere mate ontbreekt: het keurslijf van de poëzie (p. 28) dat het pure sentiment in toom houdt. Edith Oeyen zou als verantwoordelijke van de Getijdenreeks haar eigen (strengere) norm moeten hanteren bij het uitgeven van poëzie van anderen. Dat zou resulteren in sterkere debuten, publiceergeilheid van would-be artiesten inperken en bomen besparen. Diro
• Denijs van Killegem, Een-vergezicht, uitg. 't Kofschip/Antwerpen, 1991, p/a Edith Oeyen, Hanebergstraat 75, 3581 Beringen, Getijdenreeks 107, 210 × 135 mm, 32 blz., paperback 300 fr. - Ugo Verbeke, Stilte voor moeder, uitg. idem, 1991, Getijdenreeks 105, geïll. met foto's, kalligrafie van Liliane Verschooten, 210 × 135 mm, z.p., genaaid 300 fr. - Jan Gyselinck, Zomer, uitg. idem, 1991, Getijdenreeks 101, 210 × 135 mm, 37 blz., genaaid 300 fr. - PO M, Vlinder, uitg. idem, 1991, Getijdenreeks 101, 210 × 135 mm, 37 blz., genaaid 300 fr. - Kris Verellen, De bijpas van de jaren, uitg. Essen Art, p/a Johan Van Gers, Stationsstraat 78, 2910 Essen, 200 × 125 mm, 51 blz. paperback: Vijf mannen - vijf dichters? - Vijf dichters op een rij: vier van hen verschenen in de Getijdenreeks van 't Kofschip (zie ook ‘Vijf vrouwen - Vijf dichters?’) en één bij Essen Art. Ik werd door plaatsvervangende schaamte overmeesterd bij de lectuur van ‘Vlinder’ van PO M (een schuilnaam beschermt in dit geval gelukkig de ware dader). Rijmelarijen, puberprobeersels, experimenteer geklungel, kortom een bundel die de naam ‘poëzie’ niet mag dragen. Zou de redactie van de Getijdenreeks dan àlle manuscripten publiceren, zo vroeg ik me af. Het doet andere échte dichters (zie verder) geen eer aan. Ik citeer graag de beste regel die bij deze zeker geldt: ‘die Beschränkung zeigt den Meister’ maar die is jammer genoeg niet van PO M. Kris Verhellen (‘De bijpas van de jaren’) bewijst het tegendeel: hij schakelt de taal in als medium om terug te gaan in de tijd. Zowel vormelijk (sonnetvorm) als inhoudelijk krijgen de gedichten een relativerende toon, speelse humor versterkt de afstandelijkheid waarmee Kris Verhellen op mens en maatschappij ‘neerkijkt’. Vaak verrassende pointes verhevigen de inhoud van deze lichtvoetige verzen. Zuster Gerarda's gevleugelde woorden ‘Kris Verhellen kan alles, behalve knippen!’ worden hierbij bevestigd: Kris Verhellen kan ook dichten. Jan Gyselinck blikt in ‘Zomer’ terug op gebeurtenissen die zijn leven tekenden of een richting uitstuurden. Slechts uitzonderlijk overstijgt de dichter de individuele emoties (‘Een sombere dag’ p. 18) en pas enkele keren verdicht de taal de emotie zodanig dat het een schokje teweegbrengt bij de lezer. Dit geldt ook voor ‘Stilte na Moeder’ van Ugo Verbeke. Deze bundel is een hulde aan de overleden moeder, een bloementuil van dankbaarheid en erkentelijkheid - een respectvol eerbetoon aan de bron van het bestaan. Als lezer kun je slechts respect opbrengen voor deze gevoelens die vandaag de dag wellicht te weinig (publiekelijk) aan bod kunnen komen. Literair gezien staat Denijs Van Killegem met ‘Een vergezicht’ een hele trap hoger. Hij deed er zes jaar over om na ‘Dit afgemeten landschap’ deze gave bundel neer te poten. Achtentwintig gedichten volstaan om te zeggen wat de dichter wéét: ‘Woorden // daar woorden / eigenlijk / maar tekens zijn / teken ik ze ook / alleen maar / om te zeggen / dat ik besta’. In weinig woorden, met als ingehouden adem, besluipt de dichter de taal om uit te drukken wat hem beklemt: de functie van de dichter, het opgroeien van kinderen, de vaderfiguur, maar ook de ‘banale dingen’ die hij via taal opkrikt tot literaire pareltjes. Geen overdaad, geen woord teveel, alles precies op zijn plaats alsof Van Killegem elk gedicht als een schilderij met enkele penseeltrekken composeert. Deze bundel is dan ook meteen dé aanrader uit een reeks van tien (Vijf vrouwen - Vijf mannen). Diro | |||||||||||
• Sophia de Mello Breyner AndresenZeereizen, uitg. Leuvense Schrijversaktie, P. Coutereelstraat 76, 3000 Leuven, 1991, vertaling van Irène Koenders, 210 × 145 mm, 61 blz., genaaid. - In het Portugalnummer van Vlaanderen (236) maakten we al kennis met zowel Irène Koenders (de vertaalster) als de dichteres Sophia de Mello Breyner Andresen. Ik mag hier dus verwijzen naar dat nummer (p. 22/150) waarin twee gedichten met vertaling verschenen en een korte inleiding tot de poëzie van Sophia de Mello Breyner Andresen (o1919). Dit artikel (‘Kennismaking met enkele hedendaagse schrijvers uit Portugal’) en de tekstkeuze geven een goed beeld van de Portugese literatuur in het algemeen en de poëzie van deze Portugese dichteres in het bijzonder, alhoewel heel wat gedichten in de bundel kort tot zeer kort zijn (2 tot 5 regels). Je moet ze als het ware proeven als de dauw van het zeewater op je huid. Ook al is Portugees voor de lezer een niet gekende taal, de meolodieuze (vooral ‘o’-)klanken gevangen tussen vele fricatieven moet het gedicht een extra-dimensie geven. Je zou die poëzie moeten horen - om ze nog beter te ‘smaken’, vind ik. Welke uitgever brengt in aanvulling (vooral bij vertaalde poëzie) tegelijkertijd een audiocassette op de markt met de originele gedichten - voorgelezen door de dichter(es) zelf? Diro | |||||||||||
• Annie ReniersDoorzichtig wachten, uitg. Leuvense Schrijversaktie, P. Coutereelstraat 76, 3000 Leuven, 1991, Leuvense cahiers nr. 130, 210 × 140 mm, 67 blz., genaaid 420 fr. - De dichteres besluit haar vorige bundel Buitensporig licht met een korte ‘poëtica’ waarin ze o.m. zegt: ‘Het gedicht moet kunnen standhouden in de spanning tussen het onvoorzienbare, ook geheten het transcendente, en de eigen, “ingeboren” melodie, ook geheten het aardse’. En verder: ‘Het gedicht als verweer tegen de chaos buiten en in ons, als verheldering dus; maar verheldering, zoals iedereen weet, is niet mogelijk zonder de andere in en buiten ons’. Haar nieuwe bundel Doorzichtig wachten doet niets anders dan dit omzetten in de praktijk en is in feite een verlengstuk van de vorige. In eindeloze variaties zet ze haar zoektocht voort. Dit moet zo, omdat het woord altijd ‘op weg’ is en de dialoog met de dingen een taal openbaart die wenkt ‘naar een zijn / dat alle tekens bevrijdt’. De dingen waarmee Reniers in contact treedt, zijn vooral de dingen van de natuur, die in hun kosmische verbondenheid iets van het transcendente ‘mysterie’ in zich dragen. De bundel bevat drie langere reeksen: Lentesuite, Naar een zomer, Naar een vrede. Met deze laatste verwijst ze naar de innerlijke vrede, die de mens vindt in zijn evenwicht met de ‘Umwelt’. Hoewel de poëzie van Reniers filosofisch van inslag blijft, is haar taal soberder en helderder en heeft ze vaker een aforistisch karakter. Toch is ook Doorzichtig wachten een bundel voor gegadigden. rvdp | |||||||||||
• Leander HanssenEthologie, uitg. Leuvense Schrijversaktie, P. Coutereelstraat 76, 3000 Leuven, Leuvense Cahiers nr. 104, 1991, 195 × 140 mm, 40 blz., gebonden 320 fr. - Leander Hanssen schrijft frisse en spitse poëzie in een heldere taal en vol verrassende wendingen en beelden. Soms is er een wat cynische zegging, maar dadelijk stuit je dan weer op erg gevoelige ‘beelden’. De auteur verstaat de moeilijke kunst om uitermate sober en met een relativerende spot de wereld een beetje te kijk te zetten. Maar ook zichzelf spaart hij niet. En - wonderbaar - hij bereikt juist door die speciale toon bij de lezer een uitzonderlijke inleving en herkenbaarheid. Ter illustratie ‘Moniek’: ‘Je bent er niet en / niets spreekt nog vanzelf. / Het licht is anders zonder jou: / de kleuren praten niet meer met elkaar. / De zon lijkt op zo'n ding dat / om de aarde draait, een maan. / Alleen de tijd is daar: seconden / spartelen hevig tegen maar vergaan.’ DVK | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
• Woorden in vrije valUitg. Algemeen-Nederlands Verbond / Den Haag, 1991, 190 × 150 mm, 48 blz., genaaid. - In deze bundel werden negentien gedichten opgenomen: een bloemlezing uit de inzendingen van het jaar 1989-1990. Zeven Vlamingen en twaalf Nederlanders komen aan bod. Er is beslist talent aanwezig in dit proper uitgegeven bundeltje. Tussendoor vertellen Eddy Van Vliet en Jo Govaerts (o1972) op een sympathieke toon hoe zij schrijver werden. Terecht wordt R.M. Rilke herdacht met een ‘brief aan een jonge dichter’. R.G. | |||||||||||
• M.J. Dehaene & J.A.M. BossaertVeraïkon, uitg. Werkgenootschap voor Catechese Mechelen, 1991, illustr. van J.A.M. Bossaert, 220 × 170 mm, genaaid 180 fr. (bestellen bij M.J. Dehaene, Van Hallestraat 33, 2100 Deurne). - Veraïkon staat voor ‘vera’ (waarheidslievend) en ‘ikon’ (voorstelling, afbeelding). De bundel ‘Veraïkon’ bevat 24 houtsneden van de graficus J.A.M. Bossaert die waarheidsgetrouwe creaties naar vroegere kunstwerken heeft afgebeeld. Bossaert vangt zijn reeks aan met de Lijkwade van Torino (1ste eeuw) om te eindigen met G.H. Rouault (20ste eeuw) alsmede twee creaties van hem zelf. Alle houtsneden zijn diep doorvoeld en bezield. Ze kunnen doorgaan als visuele gebeden. J. Bossaert heeft als rasecht beeldsnijder getuigenis afgelegd van zijn geloof op een artistieke wijze van hoog niveau. Naast de 24 Christus-hoofden schrijft M.J. Dehaene een poëtische visie. Via haar poëzie gaat zij dieper in op het lijden en de verlossing van Christus. De stilte van Golgotha hangt over haar poëzie. Zij mediteert over Christus' lijden: ‘Op jouw gelaat / wordt Golgotha herschreven’ (49). In het prachtig beeld van Pasolini tekent zijn Christus als ‘een man / gebeeldhouwd / uit een woestijn van eenzaamheid (51)’. Poëzie en houtsneden vullen elkaar aan. Een bundel om dieper door te denken. Een bundel die stil maakt. Aanbevolen als meditatie. F.F. | |||||||||||
• Henri Thijs (samensteller)Zang van Vogels. Vertaalde gedichten, nr. 3 van Muzesprokkels, 8ste jrg. 1991, geïll. door Daniëlla Hasenbroeckx, 240 × 165 mm, 47 blz., uitg. 't Prieeltje, Demerstraat 3 bus 7, 3290 Diest, jaarabonnement 600 fr. - Helemaal anders van opzet is ‘Zang van vogels’, een bundel door Henri Thijs vertaalde gedichten (als 22ste nummer in de poëziereeks Muzesprokkels) als ‘bloemlezing... samengesteld ten behoeve van het onderwijs’. Bij mijn weten heeft het secundair onderwij heel weinig nood aan poëziebloemlezingen omdat het literatuuronderricht meestal weinig actuele dichters behandelt wegens o.m. tijdgebrek. Ik zoek dus tevergeefs naar de echte motivatie voor de samenstelling van deze bundel vertaalde gedichten. Laten we het gemakshalve houden bij de persoonlijke voorkeur van Henri Thijs. Vijftien dichters die de samensteller plukte uit vooral compilaties als ‘The Penguin Book of... Pöetry’ - wat toch al een kwaliteitslabel inhoudt. Noem het een staalkaart van wat hedendaagse dichters brengen: Fleur Adcock (o1934 Nieuw-Zeeland, woont in Engeland), Rafaël Alberti (o1902, Spanje), Ioan Alexandru (Roemenië), Horst Bienek (o1930 Duitsland), Anna Blandiana (Roemenië), Gregory Corso (o1930 U.S.A.), Zbignieuw Herbert (o1924 Polen), Brian Patten (o1946 Engeland), Vasko Popa (o1922 Joegoslavië), Yannis Ritsos (o1909 Griekenland), Charles Simic (o1938 Belgrado, nu U.S.A.), Marin Sorescu (o1936 Roemenië), Nichita Stanescu (Roemenië) en Miklos Verres (o1942 Hongarije). Het is heel moeilijk om een grondlijn te distilleren uit de poëzie, omdat blijkbaar geen enkel voorafgaandelijke voorwaarde - tenzij de eigen smaak en voorkeur van de samensteller - ten grondslag lag voor de samenstelling van deze bloemlezing. Laten we aannemen dat dit een voorproefje is voor wie buitenlandse poëzie wil ontdekken, en dan zou ik meer willen lezen van Marin Sorescu (het zal overigens ook geen toeval zijn dat deze dichter met het grootste aandat gedichten aanwezig is): de ironische, relativerende en eenvoudig verpakte gedachten ontmaskeren de universele kleinheid van de mens. Ook Vasko Popa zit op dezelfde lijn en krijgt mijn persoonlijke voorkeur. Toch wel een zeer heterogene bloemlezing met alvast een constante: elke dichter zingt zoals hij gebekt is, en dat is maar goed ook. Diro | |||||||||||
• Henk FlipsePoëzie als woordspel, uitg. Het Spectrum/Utrecht, 1992, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 201 blz., paperback 395 fr. - Kookboeken zijn in. Maar ‘kookboeken’ om te leren ‘dichten’ zijn er niet. Welnu ‘Poëzie als woordspel’ is een soort kookboek dt de aspirant-dichter wil begeleiden. In onze lage landen zijn er ongetwijfeld er veel beoefenaars van de dichtkunst. En je moet maar eventjes in een jury zetelen van een poëziewedstrijd, of een rubriek poëzie samenstellen of je krijgt stapels verzen te lezen die niet verder reiken dan goedbedoelde sfeervolle ‘teksten’. Poëzie is nog wat meer. Die economie van de taal, die beeldende kracht, die dwingende muziek en dat pakkende ritme, kortom al die elementen die een gedicht tot gedicht maken, dat alles moet je toch ook een beetje willen leren. Een gedicht moet de ‘verdichting’ zijn van het leven in taal gevat, denk ik. Dit boekje vol lichtvoetige tips, oefeningen, regelrechte lessen in de dichtkunst, wegwijzers tot interpretatie, enz. is zeer boeiend geschreven en ik hoop dat heel wat debuterende dichters dit boekje eens lezen om zo tot enige zelfrelativering te komen. Of om te leren hoe je je werk prangender en expressiever kunt maken. Toegegeven, elke dichter moet toch ook een beetje een ‘vakman’ zijn die zijn inspiratie onder de beste vorm tracht te ‘verkopen’. Of klinkt dit als een blasfemie in de oren van veel ‘poëten’? Beste poëziebeoefenaar, lees het boekje en oordeel dan. Wedden dat je er je voordeel mee doet? DVK | |||||||||||
• Mare TritsmansDe Wetten van de Zwaartekracht, uitg. Lannoo/Tielt, 1992, 215 mm × 140 mm, 52 blz., genaaid 495 fr. - Het debuut van Marc Tristmans (1959) releveert de gewone dingen van elke dag, maar hij verwoordt ze zo, dat ze opnieuw tot zelfherkenning leiden en daardoor even ‘ongewoon’ worden. In het eerst deel confronteert hij de wereld van dieren en dingen, in hun haast tijdeloos bestaan, met zichzelf. Hun rust en zelfbewustheid verscherpen het gevoel van tijdelijkheid, dat de dichter onrustig maakt en hem tot aanhoudend vragen aanzet. Het tweede deel concentreert zich op de kern van elk mensenleven: liefde, huwelijk, gezin, met alweer de onontkoombaarheid van de tijd, die een gevoel van onderlinge machteloosheid en vervreemding teweegbrengt. Het derde deel bevat een familiegalerij met portretten van de voorouders, die ieder hun eigen geaardheid hadden en evenzeer onderhevig waren aan ‘de wetten van de zwaartekracht’. Hoewel de ontontkoombaarheid van alles uitgroeit tot hoofdmotief van de bundel, leidt dit niet tot opstandigheid of pessimisme, wel tot berustende aanvaarding. De bundel is goed gestructureerd en homogeen in thematiek en uitwerking. De heldere en directe verwoording maken hem tot een leesbaar geheel, dat nog af en toe aan de poëzie van een Rutger Kopland doet denken, maar toch het beste van deze dichter laat verhopen. rvdp | |||||||||||
• Jo GisekinDe Tuin van Cathérine, uitg. Lannoo/Tielt, 1992, 215 × 140 mm, 63 blz., genaaid 495 fr. - ‘De Tuin van Cathérine’ is een opmerkelijke bundel met een in onze poëzie ongewoon gegeven: de wereld van een zesendertigjarige vrouw met de verstandelijke vermogens, maar ook de ontvankelijkheid van een kind van vijf. De kennismaking gebeurt op een feestelijk concert, waarvan haar vader de gastheer is. Zo treedt de dichteres stap voor stap binnen in een wereld die haar onbekend was en toch naast de dagelijkse realiteit bestaat, meer nog een aparte ziel en karakter bezit. Schrijnend is het contrast met haar eigen kinderen, aan wie het gegeven is hun zelfstandige weg naar volwassenheid in de normale wereld der mensen te gaan. Behoedzaam en schroomvol dringt de dichters door - ook letterlijk in het tehuis - in psyche en leefwereld van Cathérine. Ze vraagt zich niet alleen af wat zij voor haar kan betekenen, maar ze wordt zelf ook scherper geconfronteerd met de menselijke conditie. ‘Ontroering is een pijn die overloopt / het menselijk tekort kan nauwelijks / een woord doorstaan.’ De kracht van de bundel ligt in de eenheid van thema en uitwerking. Jo Gisekin beschikt over een eigen metaforiek en over een opvallende beheersing van de gevoelens die onderhuids aanwezig zijn, zodat het delicate gegeven op subtiele wijze de lezer in zijn greep houdt. Een woord van lof ook voor de mooie en stijlvolle presentatie van de bundel. rvdp | |||||||||||
• Beeldspraak 92Uitg. Jean-Paul van der Poorten, Lindenstraat 68, 9300 Aalst, 1992, 217 × 160 mm, 33 blz., geniet 450 fr. - Initiatiefnemer Jean-Paul van der Poorten bracht andermaal een twaalftal beeldende kunstenaars en evenveel dichters uit de ruime regio Aalst samen rond beeld en woord. De ondertitel van deze uitgave luidt: ‘een breviarium van minimale woord- en prentkunst’. De ‘kortgedichten’ van de dichter werden telkens afgedrukt naast de weergave van een grafisch werk van de andere kunstenaars. Het geheel levert een verscheidenheid op, die ook op het kwalitatieve vlak waarneembaar is. Dat is nu eenmaal inherent aan dergelijke projecten. De uitgave werd voorgesteld tijdens een ‘kunstfestival’ in Ter Vlieringhe (Erembodegem). Bestellen kan door storting van 450 fr. op rek. 293-0238030-47, met vermelding ‘Breviarium’. rvdp | |||||||||||
• Frans FransaerMotorschip Mokaria, uitg. De Distel, Brussel, 1992, 150 × 220 mm, 36 blz., gebonden, 400 fr. - Wat | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
drijft iemand ertoe zijn zeker baantje van leraar tijdelijk vaarwel te zeggen en op de wijdse wereldzeeën te gaan varen? Misschien dezelfde drift die je ertoe aanzet te schrijven? En dat is wat Fransaer deed. Varen en schrijven en dan maar weer leraar worden. Het lijkt wel een kringloop. Levensechte ervaringen opdoen, deze dan innerlijk verwerken en neerschrijven en ze ten slotte op de een of andere manier aan jongeren meegeven? Twee keer resulteerde dat in bijzonder krachtige novellen: ‘M.S. Karibu’ en ‘Thanatos en de zee’. Ook in zijn gedichtenbundel ‘Onderdak vinden’ viel me al op hoe mannelijk-krachtig de taal van Fransaer is. Er schuilt oerkracht in en tegelijk een ingehouden tederheid. Alsof de dichter niet goed blijf weet met het overschot aan emotie en deze dan samenbalt in bijzonder sterke beelden en in ietwat stoere (zeemans-)taal. ‘Motorschip Mokaria’ is eigenlijk een soort scheepsjournaal. Hoe een matroos aanmonstert, zijn belevenissen aan dek, de lange vaart, het zware werk en ten slotte de vrouw. De epische stijl, ontdaan van alle franjes, maar vol kracht én passie, sleept de lezer mee als in een boeiende roman. Ieder vers roept zoveel meer op dan er letterlijk staat. De verzen bezitten een sterke communicatieve kracht: Fransaer doet je wel luisteren naar zijn verhaal. En misschien is zijn verhaal zo ongemeen boeiend, omdat het ook je eigen verhaal is. Al heb je nooit de grote wereldzeeën afgevaren, toch is ieder zoekend mens ook een beetje op tocht. Je zoekt een bestemming, zingeving, soelaas voor je getormenteerde ziel. Méér dan een scheepsverhaal is ‘Motorschip Mokaria’ een episch gedicht in de lijn van de grote klassiekers die vaak dit thema hanteerden om de reis naar het diepste ik te illustreren. En dit verhaal is geenszins vrijblijvend. Fransaer laat meeklinken zijn diepe sociale bewogenheid, wanneer hij de Afrikaanse mens beschrijft én zijn ecologische bekommernis. Ten slotte is het ook een verhaal over liefde en passie, begeerte en overgave. Eigenlijk is het eerste deel een aanloop om in de laatste 13 verzen met des te meer vurigheid over ‘Rose’ te kunnen schrijven. In de vrouw Rose vindt Fransaer opheldering en ja loutering. De smeulende kracht van zijn verzen vindt volop vuur in het beschrijven van de liefdesroes met Rose. Maar ‘Rose’ is hier veel meer dan een aantrekkelijke vrouw. Je krijgt de indruk dat het hier gaat om de ultieme liefde die een mens bevrijdt en waarzonder je nooit echt tot vrede kunt komen. ‘Motorschip Mokaria’ is een bundel gedichten die niet thuishoort in het Vlaamse neoromantisch geschrijf van de laatste tien jaar, maar op een heel eigen stoere en authentieke manier de lezer tot inleving wil dwingen, en misschien tot overgave. DVK | |||||||||||
• Mark MeekersCamille, een steenworp in de tijd, uitg. deBeer, Kortemarkstraat 18, 8820 Torhout, 1992, reeks Het vel van deBeer, 140 × 210 mm, 63 blz., gelijmd 495 fr. - Mark Meeters is een naam die regelmatig weerkomt, de laatste tijd door het behalen van vele prijzen. Het is dan ook zeer logisch want zijn poëzie is mooi, beladen met metaforen en taalkundig af. Technisch is Meekers zeer sterk en steeds weet hij iets nieuws te brengen. In onderhavige titel brengt hij een hommage aan de beeldhouwster Camille Claudel. Er is een gelijkwaardigheid tussen beiden, zij het dan tussen woord en beeld. In het gedicht ‘Clotho’ (1893) zegt Meekers ‘in welk beeld kan ze beter vluchten voor de tijd / die haar op de hielen zit, voor het gapende ravijn / van radeloosheid,...’ Ik denk dat niet alleen zij, niet alleen Meekers, maar wij allen vluchten voor de tijd, dat wij allen willen bewuster worden van alles, maar ook dat wij onze jeugd en vitaliteit willen bewaren. Jammer, wat bewaard zal worden, is mogelijk, het woord. Meekers zal zeker blijven leven door zijn gedichten. Mooi zoals hij Claudel een standbeeld van woorden boetseerde en gestalte gaf in een bundel. E.O. | |||||||||||
• Jan ClementDe stoel voor het raam, uitg. de-Beer, Kortemarkstraat 18, 8820 Torhout, 1992, reeks Het vel van deBeer, 140 × 210 mm, 48 blz., gelijmd 495 fr. - Niet alle dagen krijg ik een gedichtenbundeltje in handen van een dergelijk niveau dat me tegelijk vanaf de eerste bladzijde in zijn ban heeft. Jan Clement noemt zijn gedichten bescheiden ‘notities’ en dat zijn het ook, maar laat me toe deze notities grote poëzie te noemen. Schijnbaar eenvoudig en geladen met stilte verhalen deze gedichten over dichtbije dingen. De stoel voor het raam. Maar tegelijk gaat achter dit ‘verhaal’ een wijde wereld van diepere zingeving en bijna religieuze samenhang open. Er hangt wijding over ieder woord en er is een bezwerende kracht aanwezig die je dwingt tot meditatie. Er dagen woorden op waarmee ik deze poëzie wil omschrijven: tederheid, aarzeling, huiver, soberheid, eerbied. Jan Clement weet wat een gedicht hoort te zijn: verdichting van de werkelijkheid, schoonheid, geladenheid. Met weinig véél zeggen. In één woord bijna alles kunnen leggen. Van Paul de Wispelaere is dit gezegde volkomen toepasselijk is op dit bundeltje: ‘De woorden zo klein en simpel mogelijk maken, maar ze doen vonken als vuurstenen, zodat ze ervaringen en gevoelens uitdrukken die anders onzegbaar zijn geworden.’ DVK | |||||||||||
• Jan VerhaelenPortretten en landschappen, uitg. Dilbeekse Cahiers, Spanjebergstraat 9, 1710 Dilbeek, 1992, 220 × 140 mm, 59 blz. - De bundel bevat meer dan wat de titel laat veronderstellen. Zee- en andere landschappen, stemmingen en monologen vervolledigen het poëtisch pakket. Jan Verhalen schrijft vanuit een persoonlijke belevenissfeer en koppelt er een al even individuele fantasie en dromerij aan, zodat de lezer het bij momenten moeilijk heeft om de dichter in zijn kijk op wat hem omringt, te kunnen volgen. Sommige van de stukjes missen diepgang en lijken alleen te zijn ontstaan omwille van het woorden klankspel. Het te opvallend opzettelijk zoeken naar effecten komen daardoor storend over, zoals ‘minder zachtnekkig’ of ‘ik ben een illusie warmer’. Daartegenover staat een aantal heel aantrekkelijke lyrische scheppingen, waarbij het hoofdstuk ‘Zeelandschappen’ stilistisch en inhoudelijk de sterkste gedichten bevat. R.A. | |||||||||||
• Roel Richelieu van LonderseleEen jaar van september, uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, reeks ‘De Bladen voor de Poëzie’, jrg. 40 nr. 4, 1992, 210 × 135 mm, 48 blz., genaaid 398 fr. - ‘Een jaar van september’ bevat, naast twee nieuwe cycli, een selectie uit twee vorige bundels: ‘Mijn geboomde vader’ (1980) en ‘Een nagelaten liefde’ (1984). Toch is er een eenheid in het geheel. Van Londersele is in wezen een romantisch dichter, in die zin dat zijn poëzie ontstaat uit onvrede met de realiteit, uit een soort ergernis met hoe het in de wereld der mensen reilt en zeilt. Anderzijds laat hij zich niet verleiden tot sentimentaliteit of tot het ‘belijden’ van gevoelens. Zijn gedichten hebben eerder een reflecterend karakter, waarin relativerende (zelf)ironie een rol speelt. Hij gebruikt overigens een eigen beeldentaal, o.m. door het vermengen van het concrete en het abstracte. Daardoor creëert hij vaker dubbele bodems, hoewel hij voldoende beseft dat ook het woord ontoereikend is om de realiteit onder controle te krijgen. ‘Vannacht heb ik wat woorden gewonnen / ik zal ze morgen op de bank zetten / en de interest rijkelijk verwaarlozen’. De interest van Van Londersales ervaringen valt echter op te strijken in deze leesbare bundel. rvdp | |||||||||||
• Anne-Marie DemoenWaterlicht, gedichten, uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, Bladen voor de Poëzie, 40ste jrg. 1992, 135 × 210 mm, 47 blz., genaaid 398 fr. - In de bundel ‘Waterlicht’ staan zevenenveertig gedichten van de Oostvlaamse auteur Anne-Marie Demoen afgedrukt. Deze bundel bevat intimistische poëzie die bijwijlen teder, dan weer heel sterk verwoord is. Uit de gedichten halen we ook het zoeken naar een vriendschappelijk gebaar van een door eenzaamheid gedreven dichteres. Of is de weemoedigheid waardoor het ontstaan van afwezigheid wordt verduidelijkt. De afwezigheid van kleur, stemmen, mensen, geluk soms. De gedichten zijn als water zo licht, bijna doorschijnend, maar zo sterk gevoelsmatig uitgeschreven dat ze voor de lezer heel toegankelijk zijn. Een sfeervolle bundel die noopt tot lezen en herlezen. uv | |||||||||||
• Lucienne StassaertNaar Emily, uitg. Poëziecentrum, 1992, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 135 × 210 mm, 45 blz., genaaid 498 fr. - De titel verwijst naar de grote Amerikaanse dichteres Emily Dickinson (1830-1886), van wie het omvangrijke poëtische werk pas na haar dood werd gepubliceerd. L. Stassaert brengt geen poëtische ‘biografie’, maar schrijft zich ‘naar Emily’ toe, in die zin dat ze veel van haar eigen problematiek in het werk van Dickinson terugvindt. Ook voor haar is de natuur vaker een spiegel van het innerlijke gebeuren: eenzaamheid en gemis, hunker naar begrip, de ervaring van de vergankelijkheid, het groeien naar aanvaarding tot en uiteindelijk het zich bewegen op de rand van het licht, dat een ‘ander leven’ laat vermoeden. En toch ook het besef: ‘Verlies houdt niet op / in uitverkoren eenzaamheid’. ‘Naar Emily’ bereikt een mooie homogeniteit in thematiek en uitwerking. Niet zozeer de schaars aangebrachts anekdotiek is belangrijk, veeleer de reflectie op haar ervaringen en de wijze waarop ze deze omzet in poëtische taal: sober en trefzeker, zonder afbreuk te laten doen aan het ‘raadselachtige’ dat poëzie toch altijd bezit. rvdp | |||||||||||
• A.G. ChristiaensVer van vreemd, vertaalde gedichten, uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, Bladen voor de Poëzie, 40ste jrg. 1992, 135 × 210 mm, 55 blz., genaaid 398 fr. - A.G. Christiaens vertaalde gedichten uit het Engels, Frans en Duits naar het Nederlands. Deze in 1989 overleden leraar Nederlands zorgde voor een intimistische poëziebundel waarin hij bekende en minder bekende anderstalige dichters | |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
samenbracht. Wie de gedichten leest, ervaart de gedrevenheid waarmee Christiaens het omzetten voor mekaar brengt. Is spijtig genoeg de originele tekst niet afgedrukt, de lezer kan precies de poëtische gedachtengang van de respectievelijke auteurs inschatten. De gedichten zijn als sfeerbeelden en momentopnamen van het werk van de diverse dichters. Logisch dat geen thema kon vooropgesteld worden. Maar de titel spreekt voor zich: Ver van vreemd, of een bloemlezing uit drie landen. Achterin staat een overzichtelijke index afgedrukt. uv | |||||||||||
• Jan NiesHard fluweel. Gedichten, uitg. 't Kofschip/Antwerpen, 1992, 210 × 140 mm, 43 blz., genaaid 350 fr (via rek. 735-1135998-19, t.n.v. Jan Nies, Hollandsveldlaan 17/15, 3500 Hasselt). - Jan Nies is een medicus die zijn intrede doet in de poëtische wereld. Hij beoefent de kunst van het weglaten en schrijft bijna ‘woordverzen’: zo kort als maar kan. Een ekonomische schriftuur. Uitsparen is ook een kunst. Een paar voorbeelden: ‘hoog til ik haar / onder de gewelven / van het bladerdak’ (13) en ‘duisternis / omklemt /je zware rusten’ (23). De teksten van Jan Nies hebben een meditatief en aforisch karakter en konden evengoed in de haikuvorm geschreven zijn. Louis Verbeeck voorzag deze mooie uitgave van een flaptekst en Rik De Brauwer zorgde voor het Kaftontwerp. R.G. | |||||||||||
• Armand Van AsscheVoorgevoel, uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 1992, 215 × 135 mm, 55 blz., genaaid 498 fr. - Op 27.8.1990 overleed Armand van Assche (o 1940) totaal onverwacht ten gevolge van een hartaanval. In zijn nalatenschap werden nog een aantal gedichten en fragmenten gebonden, die hier in een postume uitgave werden samengebracht. Het is vreemd hoe je geneigd bent om, in het licht van de omstandigheden, bepaalde verzen anders te lezen. Een cyclus die ‘Voorgevoel’ heet geeft daar bovendien aanleiding toe, zelfs al zinspeelt de titel op een citaat van Eugenie Montale: ‘het besef van een te vullen leegte / het voorgevoel van een vorm / die hij pas kent wanneer ze bereikt is’. De doodsgedachte is overigens bestendig in deze nagelaten gedichten aanwezig. Van Assche was een ernstig dichter, die slechts een drietal bundels had gepubliceerd, maar zich voortdurend bezon hoe hij met de taal vat kon krijgen op een zich snel veranderende wereld. Die bekommernis is ook hier aanwezig. In het spoor van Montale bevraagt hij de functie van de poëzie als zingever voor de leegte, vanuit de eigen verhevigde ervaringsmomenten: ‘wat is het dat woorden verbergen / en zoveel namen heeft / dat ik het niet kan noemen?’ Wellicht was de bundel nog op zoek naar zijn definitieve vorm, maar hij is interessant als aanvulling van een te vroeg afgebroken dichterschap. In zijn inleiding ‘Een vuurdans rond de leegte’, situeert Willy Spillebeen Voorgevoel in de context van zijn vorig werk. rvdp | |||||||||||
• J.L. de BelderEen stil geluk dat blijft, uitg. J.L. de Belder Stichting, Krommenelleboogstraat 36, 9000 Gent, 1992, 200 × 120 mm, 61 blz., genaaid 395 fr. - Ter gelegenheid van haar 10-jarig bestaan stelde Herwig Verleyen, in opdracht van de J.L. de Belder Stichting, een bloemlezing samen uit het werk van de betreurde dichter. J.L. de Belder (1912-1981) was vóór alles de dichter van de innerlijkheid, die in zachte, elegische verzen vorm gaf aan wat hem bezielde. Zijn poëzie bevat een soort lyrische autobiografie van de homo viator die, gedreven door een fundamentele onrust, weet dat de wezenlijke bestemming van de mens elders te vinden is. Vanuit zijn romantische levensinstelling en zijn sacrale visie op het dichterschap, lag de spanning tussen droom en realiteit voor de hand. Met de jaren heeft hij het leven echter leren aanvaarden zoals het is, al zijn de geluksmomenten voor een groot deel bepaald door droom, herinnering en verlangen. In deze verzorgd uitgegeven bloemlezing bracht de samensteller zowat het beste uit de Verzamelde gedichten samen. Wie wil kennis maken met deze etherische poëzie, krijgt daar met deze uitgave een uitstekende kans toe. rvdp | |||||||||||
• Hannie RouwelerSteen en huid, uitg. De Horizon, Postbus 3070, 1620 GB Hoorn, 1992, illustr. van Jon Gardella, Mareli en Vincent van Gogh, 195 × 125 mm, genaaid 390 fr. - Hier is reeds de vijfde dichtbundel van Hannie Rouweler! De bespreking van beide vorige bundels van de hand van Rudolf Van de Perre (ts. Vlaanderen nr. p. 121) wordt er op p. 45, na een korte biografie, gedeeltelijk in overgenomen. Uitgebreider en analytischer is het essay van Karel ter Voorde in 't Kofschip (nr. 1/1992 p. 40-42) over het ‘Ontwakend dichterschap’ van Hannie Rouweler. In beide besprekingen worden twee gelijkaardige kenmerken van de dichteres naar voren gebracht: (1) ze vertrekt van dagelijkse (natuur)waarnemingen om haar poëtische wereld tot stand te brengen, (2) ze voegt er een vleugje (taal)humor aan toe om de te lintvormige versbouw te doorbreken. Steen en huid blijft in deze sfeer kaderen. rmdp | |||||||||||
• Jozef BoetsGuido Gezelle - Bloemlezing. Zijn wereld in 400 gedichten, uitg. Coda, Bothastraat 9-13, 2140 Antwerpen, 1993, met voorwoord van Anton van Wilderode en Michel van der Plas, 210 × 140 mm, 507 blz., genaaid 595 fr. - Tijdens het laatste decennium verschenen meerdere, al dan niet thematische bloemlezingen uit de poëzie van Gezelle. In 1991 werd bovendien de eerste volledige uitgave van zijn Verzameld dichtwerk in acht delen voltooid. De belangstelling voor onze grootste dichter is dus meer dan ooit levendig. Prof. Dr. J. Boets, die dit Verzameld dichtwerk samenstelde, bezorgde nu ook een lijvige, algemene en representatieve bloemlezing, om dit werk voor een nog ruimer publiek open te stellen. Hij volgde hiervoor nagenoeg het stramien van hoger genoemde uitgave. Het resultaat is een uitstekende keuze, waarin de Gezelle-liefhebbers niet alleen de beste, maar ook zowat alle bekende gedichten van Gezelle, inclusief enkele langere verhalende, aantreffen. Nieuw in deze bloemlezing is de opname van een groot aantal korte gedichten en zelfs fragmentjes of versregels uit zijn ‘bloembladeren’, ‘rijmreken’, ‘nageldeuntjes’ etc. Zij vervolledigen het Gezellebeeld en tonen aan hoe Gezelle geleidelijk de poëzie ook ging toespitsen op verrassende taalflitsen en -gensters. Maar bovenal blijft hij de dichter, die zowel in het meest gewone als in het verhevene tekenen zag, die verwijzen naar een hogere werkelijkheid en waaraan hij in de meest gevarieerde dichtvormen en in een volstrekt origineel taalgebruik gestalte gaf. J. Boets legt die wereld in 400 gedichten opnieuw open. Hij zorgde tevens voor een inleiding, toelichtingen, woordverklaring en zelfs een oriënterend thematisch register. Het identificatienummer van het Verzameld dichtwerk werd ook hier behouden, zodat wie verder wil, ze daar makkelijk terug kan vinden. Deze bloemlezing laat de lezer echter toe de essentie van Gezelles dichterlijke wereld in een soort ‘livre de chevet’ altijd bij zich te hebben. Ze werd handzaam, verzorgd en tegen een schappelijke prijs uitgegeven. De warme aanbeveling in de voorwoorden van Anton van Wilderode en Michel van der Plas kunnen we hier met gerust gemoed onderschrijven. rvdp | |||||||||||
• Joris IvenEgyptisch zwart, uitg. Leuvense Schrijversaktie, Europees Poëziehuis ‘De Zevenslapers’, P. Coutereelstraat 76, 3000 Leuven, 1993, Leuvense Cahiers Nederlandse reeks 132, 140 × 210 mm, 67 blz., genaaid 420 fr. - Joris Ivens is al lang geen onbekende meer in dit literaire landschap. Toch heeft de bundel ‘Egyptisch zwart’ mij niet echt beroerd. Ivens schrijft over de eenvoud, de natuur waarin de glans van leven weerspiegelt. Er heerst een sterke aantrekkingskracht met water, een soort verbondenheid. Het is ook de beweging die in water leeft, die weer te vinden is in zijn poëzie. In de gedichten ‘Voorjaar in Istambul’ opgedragen aan Nazim Hikmet, de Turkse dichter, vond ik wel iets aansprekend. In ‘Geef mij in de winkelstraat’ schuilt nostalgie, een bijzonder mooie beleving van eenvoud die zo fascineert, dat ze blijft leven. ‘Terugblik’ op blz. 35 vind ik zeer mooi en geslaagd, zo lees ik het graag. Het element water is steeds wederkerend, maar al bij al en eerlijk gezegd, had ik net iets meer verwacht van Ivens in ‘Egyptisch zwart’. E.O. | |||||||||||
• Ria DaemsKijk mij aan, uitg. Dilbeekse Cahiers, 1993, geïll. met tekeningen van Chris Daems, 135 × 210 mm, 47 blz., geplakt. - De vierde dichtbundel van Ria Daems bevat reisgedichten, impressies uit het Universitair Ziekenhuis te Gent en een aantal gedichten zonder thema. In ‘Kijk mij aan’ lezen we vooral heel toegankelijke verzen, zoals we die ook in de andere bundels van de Gentse dichteres vinden. En toch weet zij telkens weer sfeer te creëren waardoor de lezer een blik kan werpen in het innerlijke van de dichteres. De spontaneïteit waarop zij gevoelens weergeeft is haar aangeboren. Niettegenstaande haar lichamelijke aandoening proeft de lezer het optimisme, de blijheid en vooral het geluk dat zij ervaart en wil meedelen. Ook haar gedichten geschreven vanop haar ziekbed in het UZ spreken in dezelfde tonaliteit. ‘De tijd is blijven stilstaan / in de kamer van 't geluk.’ Verzorgde dichtbundel met mooie foto door de dichters (als reisherinnering meegebracht) op de kaft. uv
De recensies werden geschreven door:
|
|