Muziek en poëzie rond Giaches de Wert
Jules van Ackere
Giaches de Wert of Jaak uit Weert, een Vlaams componist uit de zestiende eeuw, die bijna zijn hele leven in Italië doorbracht, is bij ons nog veel te weinig bekend en het is veelal enkel bij specialisten dat hij de faam verdient waarop hij recht heeft: die van één der grootste madrigalisten uit de Renaissance. Laatst is een belangrijke studie gepubliceerd van de Amerikaanse musicologe Carol MacClintock. In 1988 verscheen een dissertatie van de Vlaamse musicologe Irène Bogaert, die al in 1941 was geschreven en voltooid, dus bijna vijftig jaar vroeger dan de uitgave. Irène Bogaert heeft niet de gelegenheid gehad haar pionierswerk naar vorm en inhoud aan de huidige concepten bij te passen. Schuld aan de onderwaardering van Jaak de Wert is ook het feit dat nog zo weinig opnamen van zijn werk werden verwezenlijkt. Behoudens enkele losse motetten opgenomen in ‘Polyfonie uit de Nederlanden’, een verzameling o.l.v. Erik van Nevel, is alleen het zevende madrigalenboek in zijn geheel op CD beschikbaar. We willen dan ook hoofdzakelijk aan de hand van deze opname de muziek van de grote Vlaamse componist even in het licht stellen. Trouwens, deze bundel laat niet enkel het uitgebreide expressieve prisma van Werts madrigalenkunst zien d.i. horen, van het pastorale tot het dramatische, maar geeft ook een beeld van het poëtisch klimaat, te beginnen met de in die tijd nog immer gewaardeerde en nagevolgde Petrarca, ook de twee voornaamste dichters uit de eeuw, de zeer verschillende temperamenten Ludovico Ariosto en Torquato Tasso, verder de in het maniërisme uitlopende laat-Renaissance dichter Giambattista Guarini en de op de drempel van de Barok staande Luigi Tansillo.
Het zevende madrigalenboek van De Wert is een bruiloftsgeschenk. In 1581 trad Vincenzo Gonzaga, beschermheer van Rubens, in het huwelijk met Margherita Farnese. In deze personen werden twee beroemde geslachten verenigd. Na zijn vorige bundel aan prins Vincenzo zelf te hebben opgedragen, wordt deze madrigalenkrans aan zijn pas veroverde (?) echtgenote aangeboden. Dat zou de Wert een paar jaar later niet meer gedaan hebben, want Vincenzo verstootte Margherita omdat ze hem geen zoon schonk. Van verdriet trad ze in het klooster en in 1584 huwde Vincenzo een tweede maal, nu met Eleonora de Medici, dochter van Francesco I, zo scherpzinnig geportretteerd door de hofschilder Bronzino, en wiens minnares de beruchte Bianca Capello was.
Zoals het eerste madrigaal, zal ook het laatste een huldetekst gebruiken, zodat over de verschillende composities binnen de bundel als een feestelijke triomfboog van muziek wordt gespannen.
Het eerste stuk is een sonnet van de hofdichter Muzio Manfredi. In zijn toonzetting ontzegt Wert zich geen madrigalismen, woordbeschrijvingen: op ‘Sorgi’ (stijg) gaan de stemmen één na één de hoogte in, op het woord ‘Scendi, Hymen’ (daal neder, hymen), zijgen de stemmen neer. Niet zelden schrijden de stemmen in een soort fugato, soms twee aan twee. De muziek is op een passende wijze ietwat plechtig van toon, vooral bij het slot:
Mantua. Palazzo Ducale. Muziekstudio van Isabella d'Este.
Wat Manto (symbool van de stad Mantua) voorspelde
Mogen de zwanen van de Mincio-stroom zingen
Terwijl in echo weerklinken de namen Vincenzo en Margherita.
Na een kort liefdeslied, valt de keuze van Wert andermaal op Tasso, de dichter die hij in Mantua leerde kennen. Het is een sonnet voor Lucrezia Bendidio, dochter van Cornelio Bendidio, door Tasso geliefd, maar minnares van Kardinaal Luigi d'Este.
De tekst haalt een veel voorkomende tegenstelling op:
Donna, se ben le chiome ho già ripiene
D'algente neve, il cor però non verna...
Haren van zilversneeuw betekenen niet dat het hart wintert! Daarbij wordt de Etna-vulkaan er bij gehaald, met zijn besneeuwde kap en zijn vuur binnenin. Ook Goethe heeft deze vergelijking gebruikt en verschillende van zijn latere gedichten wijzen op de tegenstelling.
Het madrigaal van Wert onderlijnt sommige termen, b.v. ‘foco’ (vuur) met vurige levendigheid, in tegenstelling tot het ‘selce così gelata’ (als bevroren steen) waar de muziek als verstijft, terwijl bij het woord ‘fiamme’ (vlammen) als vonken uit het klankbeeld flitsen.
Vani e sciocchi ontleent het eerste deel van een sonnet op naam van de Napolitaanse petrarchisant Angelo da Costanzo. Het is een klaagzang op het afsterven van de geliefde, maar treuren, dood of levend, is nutteloos, want: ook toen ge op haar levende ogen schouwde, was hun blik meedogenloos. Opvallend, in dit madrigaal, is het overwicht van de hoogste drie vrouwenstemmen, alsof Wert reeds kennis had genomen van het kort te voren in Ferrara gestichte ‘Concerto delle dame’, een groep van drie begaafde zangeressen die veel voor het hof van Alfonso II d'Este optraden.
Het madrigaal Vaghi boschetti is het luchtigste werk van de