Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 42
(1993)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |||||||
Catalogi• Chris Minten (red.)Tweejaarlijkse Provinciale Prijs van Beeldende Kunst 1992 - nietmultipliceerbare kunstvormen, uitg. Provincie West-Vlaanderen, Dienst voor Cultuur, Provinciehuis Boeverbos, Koning Leopold III-laan 41, 8200 St.-Andries-Brugge, 1993, 297 × 211 mm, geïll. met 12 kleurenreprodukties, geniet, fr. - Deze catalogus werd samengesteld door Chris Minten, medewerker Provinciale Dienst voor Cultuur, sectie beeldende kunst, na gesprekken met de betrokken kunstenaars die zelf gezorgd hebben voor de biografische gegevens. Gerrit Defreyne, gedeputeerde voor Cultuur, zorgde voor het ‘voorwoord’, waarin hij o.m. erop wijst dat deze vierjaarlijkse prijs voor niet-multipliceerbare kunstvormen steeds maar aan belangstelling wint: in 1988 werden 281 kunstwerken ingediend door 103 kunstenaars en dit keer 379 kunstwerken door 133 Westvlaamse kunstenaars. Van deze werken waren 72% tweedimensionaal (schilderijen) en slechts 28% ruimtelijk. De jury bestond uit Veerle Van Durme (Museum Hedendaagse Kunst, Gent), Richard Foncke (Galerij Foncke, Gent) en Wilfried Huet (Academie, Waasmunster). De laureaten waren Dirk Demeyere, Geert Opsomer en Dirk Zoete. Er waren drie premiewinnaars: Marc Cordonier, Waldo Engels en Carl Goethals. Naast deze zes kunstenaars werden door de jury nog 6 andere geselecteerd voor de reizende tentoonstelling: Yves Beaumont, Brigitte Claeys, Claude Dendauw-Imbo, Ben Houttekiet, Christine Marchand en Lieven Vercruysse. In onderhavige catalogus nu wordt iedere kunstenaar voorgesteld op twee volle pagina's: links tekst en rechts een kleurenreproduktie van een kunstwerk. Achterin worden de biografieen van deze kunstenaars afgedrukt. De lay-out van deze catalogus - gedrukt in groot lettercorpus en titels in kaligrafische (druk)letters - maakt van de catalogus een bijzonder mooi ogend drukwerk, dat zeker voor herhaling in aanmerking komt. Gelukkig de kunstenaars van wie het werk zo kunst- en stijlvol gepresenteerd wordt! R.D. | |||||||
• Xavier TricotJames Ensor. Catalogue raisonné of the paintings (F/E), uitg. MIM nv, Lakborslei 114, 2100 Antwerpen en Petraco-Pandora nv, Kempisch Dok W.K. 2, 2000 Antwerpen; co-uitgevers in het buitenland: Philip Wildon Pub., Londen, La bibliothèque des arts, Parijs en Druck- und Verlagshaus Wienand, Keulen; 1993, Orteliusreeks; 297 × 245 mm, 728 blz., in 2 delen, 870 zw.-w. en 85 kleurenreprodukties, gebonden 9.900 fr. - De auteur van deze belangrijke beredeneerde catalogus van het oeuvre van James Ensor (1860-1949) heeft tien jaar aan dit werk gewijd. Hij heeft daarbij de handgeschreven documenten van Ensor betrokken: het Liber Veritatis, een schetsboek (1929-1941), de Memoranda met notities en lijsten van schilderijen met de namen van de eigenaars, het Dossier van de retrospectieve in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten (1929), plus een honderdtal door Ensor geschreven brieven. De catalogus beschrijft een 850 olieverfschilderijen van Ensor die dateren van 1875 tot 1941, die alle afgebeeld zijn als reproduktie of als voorbereidende schets van de kunstenaar. Deze inventaris signaleert 600 werken meer dan de monografie van Paul Haesaerts die tot nogtoe als volledig werd beschouwd. Op de persvoorstelling was er een sprankelende inleiding van Jean Buyck (Museum voor Schone Kunsten) die zich afvroeg ‘hoe het te verklaren is dat (...) deze geniale, bizarre, ijdele, geestige en grootsprakerige man (...), deze zeldzaam originele, vitale kunstenaar slechts gedurende zo korte tijd, tussen zijn twintigste en drieëndertigste, volop creatief is geweest, waarna hij zijn verder leven bleef teren op zijn roem’. Buyck gaat aan de hand van Ensors zelfportretten op zoek naar de man achter het masker. Ensor drijft de spot met zichzelf zoals met de anderen. ‘Van een dandyeske ongrijpbaarheid, verhult de leerlingtovenaar zich in duizend-en-één schijngestalten, eventueel als een schrikachtig jongmens gekweld door demonen. Beurtelings burlesk of macaber, keert hij ons in de figuur van de Pisser de rug toe of ontwerpt hij het lugubere toekomstbeeld van zijn Portret in 1960. Een ultieme metamorfose leidt tot de identificatie met Christus. Ecce homo: de kunstenaar als de Man van Smarten die de beschimping van de heren critici moet verduren. In die aan blasfemie grenzende navrante farce onthult zich misschien het gehypertrofieerde zelfbewustzijn van een brutaal provocateur.’ Dit wat te lange citaat omdat het een goede schets van de persona van Ensor is en vooral ook omdat plots blijkt dat over kunst toch nog spiritueel en briljant geschreven wordt. Uitgever A. Bollen (Petraco-Pandora) wees er bij de presentatie van het boek op dat Antwerpen traditioneel een stad is waar verzamelaars zeer vroeg Ensor gesteund hebben en waar Ensor, ook om die reden, een bijzondere voorliefde voor had. Buiten de verzameling Jussiant, is er vooral het mecenaat geweest van de drie Francks dat de basis vormt van de uitzonderlijke Ensor-verzameling van het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten. De uitgever betreurde wel dat de Intrede van Christus verkocht werd aan het Amerikaanse Getty Museum, dat dit werk van Ensor als zijn belangrijkste aankoop beschouwt van de laatste tien jaar. In De Standaard der Letteren (17/18.4.1993) noemt Herwig Todts deze catalogus een Ensor-catalogus met grote gaten. In een niet zo sereen stuk wordt een academische polemiek opgezet die weinig heeft van het colloquium doctum. Deze catalogus zal er alleszins toe bijdragen, dacht ik, het werk van James Ensor, ook in het buitenland, beter en grondiger te doen kennen. Ik heb me met enige verwondering afgevraagd waarom het niet mogelijk was naast Frans en Engels ook Nederlandse teksten te voorzien. K.v.D. | |||||||
• Jan Van Alphen e.a.Korea. Keramiek / Ceramics, uitgave Stad Antwerpen; Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden; Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 1933, 310 × 240 mm, 150 blz., 980 fr. - Korea. Natuur en Religie, zelfde uitgevers, 1993, 310 × 240 mm, 74 blz., 750 fr. - Beide boeken (samen: 1.600 fr.) werden gepubliceerd n.a.v de tentoonstelling Korea / Natuur / Religie / Keramiek in het Rijksmuseum voor Volkenkunde, Steenstraat 1, Leiden (19.6 - 29.8.93). - Tentoonstellingen en boek zijn tot stand gekomen dank zij het Koreaanse Ministerie van Cultuur, het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en het aanbod van fotograaf Mark de Fraeye. Drie facetten van de Koreaanse cultuur worden belicht in een harmonische eenheid: natuur, religie en keramiek. De twee voortreffelijk uitgegeven boeken met de bijdragen van een viertal Koreaanse specialisten en verder van Joris De Roy, Pol Vanden Broucke, keramiste Bie Van Gucht, Ken Vos en Charles Willemen horen bij de tentoonstelling voor hen die zich niet alleen wilden laten charmeren door de fotografie en de ‘aardse schoonheid’ van het keramiek maar er ook iets meer over willen weten. In het eerste gedeelte van de tentoonstelling wordt de magie van de natuur en de invloed van de religies in Korea op een innemende wijze geëvoceerd via de werken van fotograaf Mark De Fraeye. Deze kunstenaar realiseerde verschillende boeken en tentoonstellingen over Korea na herhaalde fotocampagnes in dat land. Hij weet de Koreaanse geest dan ook subtiel te schetsen, uitgaande van de invloed die de natuurelementen samen met het sjamanisme, boeddhisme en confucianisme uitoefenden. De vele boeddhistische kloosters die momenteel zelfs nog uitbreiding nemen, vormen in hun indrukwekkende natuurlijke omgeving, de kernen van een actief Mahayana boeddhisme. In de huidige wereld kunnen wellicht nog enkel de Tibetaanse kloosters hiermee vergeleken worden. Daarnaast is ook het sjamanisme zeer levendig in Korea. Het heeft zijn wortels in het gedachtengoed van de Altai-ruitervolkeren die duizenden jaren geleden het schiereiland bevolkten. Ten slotte werkt ook het neo-confucianisme uit de 16de eeuw nog steeds door in de formele burgerzin van de Koreaan. Nauw verbonden met dit alles is de Koreaanse keramiek waarrond het tweede luik van de tentoonstelling is opgebouwd. Deze oeroude traditie liet in Korea bijzonder veel getuigenissen na uit zowel prehistorische als historische tijden. De mysterieuze recipienten op hun hoge standaards verwijzen naar de sjamanistische ruitervolkeren, terwijl vanaf de 4de-5de eeuw het vaatwerk meer en meer doordrongen wordt van boeddhistische gewoonten. Het | |||||||
[pagina 298]
| |||||||
meest vermaard zijn ongetwijfeld de celadons, al dan niet met typische Koreaanse inleg, uit de boeddhistische Koryo-periode, 10de tot 14de eeuw. De Japanners geraakten, na hun invasie in de 16de eeuw, volledig in de ban van de zgn. ‘boerenkeramiek’ van het landelijke Korea, de Punch'ong. Deze door uiterste eenvoud gekenmerkte sierstijl werd overgeheveld naar Japan, inclusief met pottenbakkers en ovens, om daar de basis te leggen voor de befaamde theeceremonie-kommen en een nieuwe keramiekproduktie. Japanse verzamelaars roofden of kochten het vaatwerk uit Korea zo grondig op, dat men rond 1900 in het Westen onwetend was over het bestaan van een Koreaanse keramiektraditie. Intussen is Koreaanse keramiek een topper op de kunstmarkt. Met de 74 geselecteerde voorwerpen uit de belangrijkste Koreaanse musea geeft deze tentoonstelling een overzicht van het rijke historische keramiekpatrimonium, tot en met het hedendaagse. | |||||||
• Alfred Moir, Francine de Nave, Carl DepauwVan Dyck (1599-1641) & Antwerpen, uitg. Museum Plantin-Moretus en Stedelijk Prentenkabinet, Vrijdagmarkt 22/23, 2000 Antwerpen, 1991, geïll. met kleuren- en (vooral) zw.-w.-reprodukties, 295 × 210 mm, 413 blz., gelijmd 595 fr. - Bovenvermelde instellingen herdachten het afsterven van Antoon van Dyck 350 jaar na datum (op 9 dec. 1641) met een prestigieuze tentoonstelling en hoewel die manifestatie reeds een hele tijd achter ons ligt (van 28/9 t/m 31/12/91) is de voorstelling van onderhavig catalogus helemaal niet zinloos, wel integendeel, want het boek belicht op een blijvende manier het leven van Van Dyck in Antwerpen en de culturele en artistieke milieus waarin hij verbleef en stelt vooral de uitgave van Van Dyck, onder de naam ‘Iconografie’, centraal. Via deze uitgave krijgen we een goed zicht op de loopbaan van Van Dyck, zijn verwanten, vrienden, werk en het Antwerpen uit zijn tijd. We leren er de meester kennen als een uitstekend portrettist en een buitengewoon begaafd tekenaar. Als hoofditems op deze tentoonstelling had men geopteerd voor drie tekeningen uit eigen bezit (de belangrijkste in het gehele oeuvre van Van Dijck, nl. De verdrijving uit het Paradijs, de kruisdraging van Christus en de overspelige vrouw) en een zeer groot deel van de prenten die in de ‘Iconografie’ gepubliceerd werden. In deze catalogus wordt hierop uitvoerig ingegaan. In de ‘Iconografie’ werden portretten van tijdgenoten van Van Dyck opgenomen, zodat de uitgave voor zijn tijdgenoten ‘een venster op de wereld’ vormde, waarin de beroemdheden van toen voor het nageslacht werden vereeuwigd. Het idee voor deze tentoonstelling kwam van prof. Dr. Alfred Moir, professor kunstgeschiedenis aan de University of California in Santa Barbara en hij stond ook grotendeels in voor de selectie van de getoonde werken en een aantal artikels in deze catalogus. Toen om diverse redenen de tentoonstelling in Amerika niet zou doorgaan, hebben de Antwerpse instellingen de voltooiing op zich genomen en tot een succesvol einde gebracht. Daardoor beschikken we o.m. thans over een nieuwe en erg verrijkende uitgave i.v.m. Van Dyck en zijn werk. Hoofdstuk I geeft een uitvoerige toelichting bij Van Dycks Iconografie. Hoofdstuk II presenteert de graveurs. Hoofdstuk III verhaalt Van Dycks leven en loopbaan. In hoofdstuk IV gaat het over Van Dyck en Antwerpen. Hoofdstuk V zet de toenmalige Kunstkring van Antwerpen in de kijker en het laatste of hoofdstuk VI is gewijd aan ‘de gevestigde Orde’ ofte leidende klassen. Ieder hoofdstuk wordt rijkelijk geïllustreerd met reprodukties, waarbij elke afbeelding van commentaar is voorzien. Deze catalogus is de 20ste uitgave in de reeks ‘publikaties van het Museum Plantin-Moretus en het Stedelijk Prentenkabinet’. R.D. | |||||||
• Francine de Nave (red.)Rondom Rubens, tekeningen en prenten uit eigen verzameling, uitg. Museum Plantin-Moretus / Stedelijk Prentenkabinet, Vrijdagmarkt 22, 2000 Antwerpen, 1991, m.m.v. Pre-Press Group De Schutter, Venusstraat 23, 2000 Antwerpen, geïll. met kleuren en zw.-w.-reprodukties, 295 × 206 mm, 229 blz., gelijmd 750 fr. - Deze tweede catalogus (N-E) in een redactie van Dr. Francine de Nave, conservator van de Historische Musea van Antwerpen, verscheen n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling die van 23/3 tot 23/6 1991 in het Stedelijk Prentenkabinet werd gehouden en die als sluitstuk werd gezien van de herdenking van de 350ste verjaring van het afsterven van Rubens (op 30 mei 1640). De expo werd gestoffeerd met tekeningen en prenten uit de eigen verzameling van het Prentenkabinet. Dr. Francine de Nave tekende voor de eerste bijdrage ‘Rondom Rubens: Antwerpse kunstenaars uit Rubens' tijd. Inleiding tot de tentoonstelling in het Stedelijk Prentenkabinet’ en ereconservator Frans Baudouin voor de twee volgende bijdragen: ‘Rondom Rubens: tekeningen en prenten uit Rubens' omgeving’ en ‘Prenten naar Rubens’. Daarna worden 8-kleurenreprodukties afgedrukt als illustraties bij de teksten. Op blz. 67 begint het eigenlijke catalogus-gedeelte over de tekeningen, met commentaar van Carl Depauw, wetenschappelijk assistent, met werk van o.m. Jan Brueghel I, Gaspar De Craeyer, Abraham van Diepenbeek, Antoon van Dyck, Jan Fyt, Jacob Jordaens, Erasmus Quellinus II, Pieter Paul Rubens e.v.a. Prof. Dr. Carl van de Velde van de V.U.B. en Carl Depauw vormden een team voor de bespreking van het catalogusgedeelte over de prenten. Ook hier komen bekende meesters aan bod, o.m. Anton van Dyck, Jacob Jordaens en Theodoor van Thulden. Achterin vinden we nog een reeks registers. Deze catalogus is de 19de uitgave in de reeks ‘Publikaties van het Museum Plantin-Moretus en het Stedelijk Prentenkabinet’. R.D. | |||||||
• Willy Juwet, Sylvain Lecombre, Bob De Nijs e.a.Beeld-spraak. Jan Vaerten - Ossip Zadkine, catalogus van tentoonstelling in het kader van Antwerpen 93 in de zetel van de Bank Brussel-Lambert te Antwerpen (22.3 - 19.5.1993), 280 × 220 mm, 96 blz., paperback, overvloedige illustraties in zwart-wit en kleur. - Een fraai uitgegeven catalogus van een interessante tentoonstelling die het oeuvre van de Vlaamse schilder Jan Vaerten (1909-1980) en de Frans-Russische beeldhouwer Ossip Zadkine (1890-1967) naast elkaar plaatst. De kunstenaars waren vrienden die elkaar geregeld ontmoetten en een geregelde correspondentie voerden. Bob De Nijs: ‘Zij hadden gemeenschappelijke inzichten over de creatieve vormgeving en de uitdrukkingskracht ervan.’ Beide kunstenaars werden getekend door de tweede wereldoorlog (Rotterdam, 1940; Hiroshima, 1945). Zadkine behoort tot het modernisme van het interbellum, terwijl Vaerten in de jaren 40-50 getracht heeft tot een synthese te komen van expressionisme, modernisme, surrealisme. De goed verzorgde catalogus geeft daar een beeld van. Enkele brieven en een niet gedateerde notitie van Vaerten zelf over zijn werk profileren de kunstenaar. Dit is ook een beetje het verhaal van de vriendschap van twee (niet even) belangrijke kunstenaars. K v.D. | |||||||
• Pool Andries, Willem AertsCamera Gothica. Gotische kerkelijke architectuur in de 19de-eeuwse Europese fotografie, catalogus (N/F/E) van tentoonstelling in de gerestaureerde Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen (2.4 - 30.5.1993) in het kader van Antwerpen 93, 270 × 230 mm, 276 blz., paperback, 155 kleurenreprodukties (thans aangeboden tegen) 500 fr. - Een schitterende tentoonstelling in de kooromgang van de Antwerpse kathedraal die na de complete restauratie als een feest van architectuur herrezen is. Ook de catalogus van deze historische fotografietentoonstelling is een kostbaar boek geworden. Er werden een 150 foto's uit vorige eeuw geselecteerd van een voortreffelijke kwaliteit, alle van kerken en kathedralen uit Frankrijk, Belgie, Duitsland en Groot-Brittannië. Ze geven een beeld van de herwaardering van de gotiek die al begonnen was bij de romantiek en later vorm kreeg als neo-gotiek. De jonge fotografie van de tweede helft van de 19de eeuw illustreert de vernieuwde belangstelling voor de stijl van de middeleeuwen. In de teksten van P. Andries wordt die actualiteit van de gotiek in vorige eeuw uitstekend gesitueerd. De catalogus geeft de bezoeker van de expositie de kans om de foto's opnieuw rustig te bekijken. De Antwerpse foto's hebben natuurlijk de directe aantrekkelijkheid van de herkenning (van foto's en onderwerpen). Er is ook het hele verhaal van de afwerking van de dom van Keulen die drie eeuwen met de grote kraan op het dak tot het stadsbeeld was gaan behoren. Tot Friedrich Wilhelm IV van Pruisen de voltooiing van de dom op gang bracht; de eerstesteenlegging had plaats in 1842. De hele opbouw werd gefotografeerd o.m. ook door de Brugse fotograaf Jan-Frans Michiels die er later de Pruisische nationaliteit voor zou krijgen. De Franse reeks is ook zeer mooi, waarbij velen een zwak zullen hebben voor Eugène Atget, de Parijse straatfotograaf, die de gotische kerken fotografeerde in een anachronistisch straatbeeld waarin de eerste autootjes verschenen waren. Mooie prenten met de charme van de veredelde ansichtkaart. Doorheen het hele boek zie je uitsluitend buitengezichten en architectonische detailopnamen, wat allicht mede verklaarbaar zal zijn uit de beperkte lichtgevoeligheid van het fotomateriaal. Maar aan het slot van het boek zijn er de mooiste en ook de meest zinrijke opnamen: kerkinterieurs van de Engelse pictorialist Fredrick Evans. Hier gaat de fotograaf in op de religieuze symboliek van het kerkgebouw: die van de menselijke ziel waarin de ruimte van innerlijke vrijheid wordt opgeroepen. Het licht (dat van buiten doorheen de verhalende brandglasramen valt en gloeit in de godslamp) was al voor de romantici een symbool voor het geestelijke. De foto's van Evans geven een beeld van wat kerken bedoelen te zijn: verlichte innerlijkheid, - ze herin- | |||||||
[pagina 299]
| |||||||
neren aan de interieurs van de 17de-eeuwse Saenredam. Het was een goed idee om Evans aan het einde van de catalogus te plaatsen. Warm aanbevolen. K.v.D. | |||||||
• Eugène RouirFélicien Rops. Graveertechnieken, uitg. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Keizerslaan 4, 1000 Brussel, 1991, geïll. met een zestigtal reprodukties, 255 × 185 mm, 142 blz. (genummerd tot blz. 76), genaaid 450 fr. - Deze catalogus werd oorspronkelijk in het Frans geschreven onder de titel ‘Félicien Rops. Les techniques de gravure’ en werd vertaald in het Nederlands door Mevr. Anny Raman. Hij verscheen n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in de Hoyouxgalerij die liep van 12/10 t/m 16/11 1991. Mevr. Denise De Weerdt, hoofdconservator a.i., schreef het ‘Woord Vooraf’ en formuleert daarin de belangrijkheid van de tentoonstelling en catalogus. Hoewel reeds vaker tentoonstellingen - ook in het buitenland - aan het werk van F. Rops (1833-1898) gewijd werden, wordt in deze expo en catalogus de aandacht gevraagd voor de omvangrijke collectie prenten in het bezit van de Bibliotheca Regia, waaruit de legendarische virtuositeit van Rops duidelijk wordt. Zo maken we kennis met zijn reproduktieprocédés als de heliogravure, de fotolithografie, de paniconografie e.d. en zien we - vaak naast elkaar afgedrukt - de diverse stadia in het totstandkomen van de gravuren. De auteur bespreekt aldus de lithografieën, de fotolithografieen, de graveertechnieken, de eerste etsen, de zgn. ‘Les Pédagogiques’ (platen die Rops gebruikte als didactisch materieel bij het lesgeven in de graveertechnieken), de heliogravures, de illustraties in o.m. literaire werken (vb. van Charles de Coster), het geschrift (geëtst op koperen platen), het gebruikte papier, het wedervaren van de gegraveerde platen en de erotische prenten. Het catalogusgedeelte omvat de uitleg bij de afzonderlijke prenten en de reproduktie ervan. Deze catalogus is vast en zeker een onmisbaar onderdeel geworden bij de studie van het fascinerende oeuvre van Félicien Rops. R.D. | |||||||
• Jacqueline Folie (red.)Bulletin XXIII, 1990/91, uitg. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Jubelpark 1, 1040 Brussel, geïll. met zw.-w.- en kleurenreprodukties, 225 × 175 mm, genaaid 625 fr. (op rek. nr. 000-2004759-60). - Dit bulletin bevat 14 kunsthistorische studies in het Frans (8), het Nederlands (3) en het Engels (3) opgesteld. Iedere Franse bijdrage wordt afgesloten met een samenvatting in het Nederlands en omgekeerd. Bij een aantal artikels is er ook een Engelse samenvatting. Dit boekdeel omvat 11 uitgewerkte artikels i.v.m. de restauratie van even zoveel kunstwerken; 3 artikels waarin laboratoriumonderzoekingen worden beschreven; een selectie uit de recente werkzaamheden en de bibliografie van het personeel en van de medewerkers van het Instituut (1989-1991). Ieder artikel is geïllustreerd met één of een paar kleurenillustraties en talrijke zw.-w.-illustraties, wat sterk de aantrekkelijkheid van het boek verhoogt. De studies betreffen volgende kunstwerken: Glasraam met piëta (15e eeuw) uit het Kasteel van Loppem. Studie en restauratie (Frans) - De zegevierende Christus van Hendrik De Clerck in de St.-Vincentiuskerk in Evere. Onderzoek en behandeling (Frans) - Het antependium van Middelburg-Nassau-Grimbergen. Onderzoek en conservatiebehandeling (Ned.) - Het Christusbeeld van Tancrémont. Geschiedenis en behandeling (Fr.) - Reliëfs uit het boogveld met het passieverhaal van de St.-Niklaaskerk in Gent (13de eeuw). Onderzoek en behandeling (Fr.) - Christus aan het kruis met vier heiligen door Gaspar de Craeyer te Geraardsbergen (N) - Het houten reliekschrijn van St.-Petronella in Rekem met zijn oud textiel (Fr.) - O.-L.-Vrouw met kind van de St.-Basiliuskapel in Brugge. Opeenvolgende polychromieën, conservering en toeschrijving (Fr.) - Plaquette met gouddraadwerk uit de 13de eeuw in Stavelot. Identificatie en conservering (Fr.) - Het processiekruis uit Wonck in het Museum voor Kerkelijke en Maaslandse Kunst van Luik. Stijlstudie, technologie en conservering (Fr.) - Het Heilig Sacramentsretabel van Dieric Bouts in Leuven. Een heronderzoek van de verfmonsters (E) - De drie beschreven laboratoriumonderzoeken zijn: Een norm voor HPLC analyse van natuurlijke kleurstoffen. Een noodzaak voor analyst en textielconservator (N) - Stick-on data loggers voor klimaatcontrole (E) - De constructie van een preparatielijn voor AMS-stalen aan het K.I.K. Technische nota (E). R.D. | |||||||
• Pool Andries, Jan Van BroeckhovenAntwerpen 93: een stad gefotografeerd, catalogus van tentoonstelling in het kader van Antwerpen 93 in het provinciale Museum voor fotografie (26.3-13.6.1993), 240 × 290 mm, 168 blz., paperback, 49 reprodukties in duotone en 47 in kleur, 1400 fr. - Een boeiend idee om vijf fotografen uit Europese landen uit te nodigen om Antwerpen te fotograferen: een stad die ze niet kennen. De opzet was de Antwerpenaren te tonen hoe anderen hun stad zien. Het is een zeer controversiële tentoonstelling geworden om verschillende redenen. Knappe fotografie was er alleszins van de Brit John Davies en de Nederlander Hans Aarsman die met hun grote-formaatcamera's en zorgvuldige locaties hadden uitgezocht en mooie, verrassende, koele prenten toonden. Heinz Cibulka (Oostenrijker) maakte zg. beeldgedichten die bestaan uit vier gemonteerde kleurenfoto's die dan door de kijker geïnterpreteerd moeten worden. De Duitser André Gelpke fotografeerde de wanorde in de stad, een subjectieve kijk op Antwerpen. De Franse fotograaf Bernard Plossu is eigenlijk ontwapenend met zijn slechte foto's die vluchtige herinneringen willen zijn aan een nachtelijke, droeve stad. De catalogus is mooi uitgegeven met een interessante en goed geschreven inleiding die niet gesigneerd is maar wel van Pool Andries, wetenschappelijk assistent van het Museum voor Fotografie, zal zijn. Ik heb in deze catalogus de bijschriften gemist die alleen bij Aarsman voorkomen. In het kaartje van Antwerpen waar de stadsuitbreiding aangegeven is, werden de wijken Kiel en het Zuid (die steeds tot het stadsgebied hebben behoord) wit gelaten. Heb ook vruchteloos naar de naam van de grafisch-ontwerper van het boek gezocht. Ten slotte: dat mijn naam geciteerd wordt in de werkgroep van de tentoonstelling is vriendelijk, maar niet echt nauwkeurig. K.v.D. | |||||||
• Georges Vercheval e.a.Pour une histoire de la photographie en Belgique, Répertoire des photographes depuis 1839 (F/N/E), uitgegeven door het Musée de la photographie à Charleroi, avenue Paul Pastur 11, t.g.v. de tentoonstelling (5.6 - 5.9.1993), 295 × 210 mm, 472 blz., paperback, overvloedig geïllustreerd, 2.600 fr. - Een geschiedenis van de fotografie in België, van 1839 tot heden, geschreven door veertien Frans- en Nederlandstalige medewerkers en gepubliceerd met de steun van o.m. de Vlaamse Gemeenschap. Alle teksten zijn vertaald (ook in het Engels) zodat ze alle in de originele versie te lezen zijn. Een bondig overzicht. Georges Vercheval, de enthousiaste oprichter en directeur van het Waalse fotografiemuseum, schrijft een spirituele inleiding over de opzet van de tentoonstelling en catalogus. De pionierstijd en de beroepsfotografie in de 19de eeuw worden behandeld door Steven F. Joseph en Tristan Schwilden. Luc Salu geeft een zorgvuldig gedocumenteerd overzicht van de fotografie-tijdschriften die sinds 130 jaar in België verschenen zijn. Christine De Naeyer beschrijft hoe fotografie tot vandaag gebruikt is als geheugen van de tijd, als instrumentarium om het nationale patrimonium te inventariseren en de belangrijke ingrepen in landschappen en stadsbeelden te documenteren. Het picturalisme van rond 1900 wordt in zijn sociale context geplaatst door Marc-Emmanuel Mélon, terwijl Mark van Gijsegem een boeiend beeld geeft van de fotojournalistiek en de sociale fotografie. Pool Andries schrijft een verhelderend stuk over de modernistische fotografie van het interbellum. Jacques Mcuris behandelt de invloed van het surrealisme op de Belgische fotografie. Johan M. Swinnen onderzoekt de fotografie van de jaren 50, - een periode die ook behandeld wordt door Jean-Michel Sarlet die ze karakteriseert als ‘van het individuele naar het collectieve, van de marginaliteit naar een relatieve legitimiteit’. Catherine Mayeur schrijft een filosoferend essay over actuele fotografie en werkelijkheid. Alain D'Hooghe belicht enkele aspecten van de fotografie van de jaren 80. Anne Wauters handelt dan over het medium fotografie in de beeldende kunst (Kunst als fotografie, Neusüss). Ten slotte een reflectie van Jacques Meuris ‘over het begrip perfectie’. Het werk bevat verder, behalve de twee vertalingen van de bijdragen, een glossarium van de belangrijkste fotografische procédés en technieken, een ‘recueil’ van 85 pagina's reprodukties in kleur en zwartwit; drie beknopte chronologieën van politieke, culturele en fotografie-historische belangrijke data. Ten slotte is er nog een korte bibliografie en een repertorium van een duizendtal Belgische fotografen, plus een overzicht van musea, galeries, academies e.a. instituten en tijdschriften die voor de fotografie in België interessant zijn. Ongetwijfeld een kostbare uitgave die een extra uitstraling geeft aan het museum van Charleroi, in de schitterende verstilde site van een voormalig karmelietessenklooster dat waarachtig een pelgrimsoord voor de vrienden van Veronica schijnt geworden te zijn. K.v.D. | |||||||
Literair proza• Henriette ClaessensEen Wilde Roos, uitg. De Koofschep, Utrecht/Antwerpen, 1992, 219 blz., 495 fr. - De romantische titel dekt een oorlogsverhaal: de foto op de kaft boven de titel staat daar als een waarschuwing. Het is de geschiedenis van een gezin, dat | |||||||
[pagina 300]
| |||||||
de oorlog overleeft, en bepaaldelijk van één dochter, Rosy, die in de jaren van verwarring van kind tot vrouw groeit; bij de bevrijding wordt ze verliefd op een Engelse soldaat; ze verwacht een kind van hem, maar de geliefde sneuvelt en het kind leeft slechts één dag. Rosy schrijft haar ‘oorlogsgeschiedenis’; na vele jaren krijgt ze een dagboekje toegestuurd van de soldaat die ze hartstochtelijk had liefgehad. Al schrijvende aan haar eigen herinneringen zal ze het lezen en herlezen. Suggestiever dan in haar twee vorige romans worden de momenten verhaald waarin heden en verleden door elkaar worden verweven. Het verhaal groeit langzaam naar het einde van de oorlog, het ontluiken van de eerste, toch onvervulde liefde, met ‘cette tendresse particulière aux amours inaccomplies’. Het is inderdaad een ‘teder’ boek, verfijnd, vaak hypergevoelig en tevens onverbiddelijk voor de omgeving, niet het eigen gezin, maar de mensen met wie dat gezin in aanraking komt. Daardoor klinken tal van oordeelvellingen erg hard, minder overtuigend: ze werden neergeschreven met de onthutsende zelfverzekerdheid van een opgroeiend meisje, die ook daardoor haar jonge leven moeilijker maakte. Maar het leven, en het neerschrijven van haar herinneringen, die talloze flitsen en belevenissen hebben haar gelouterd, wijzer gemaakt: ‘door hem zou ik op zeer korte tijd leren wat hevig geluk en hevig verdriet is, ik zou een volledig mens worden dank zij hem’ (p. 219). De roman is een aanklacht tegen waanzin van de oorlog, tevens een hulde aan hen die vielen voor een ideaal. G.K
N.v.d.R.: Intussen vernamen we dat deze roman door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde bekroond werd met de Karel Barbierprijs (periode 1991-92) als beste historische roman in die periode verschenen. | |||||||
• Sacha Burger e.a.5 x Bekroond, uitg. Van Reemst/Weert, 1991, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 220 × 140 mm, 619 blz., gebonden 315 fr. - Wie een jeugdige veelvraat-lezer wil plezieren, kan voor die prijs geen beter boek schenken: vijf kinderen jeugdboeken uit de afgelopen decennia van auteurs die alle bekroond werden met een prijs van jeugdliteratuur, wat borg staat voor de ‘kwaliteit’ van de verhalen. Het eerste verhaal ‘De adjudant van de vrachtwagen’ is van S.R. van Itersen die in 1968 de ‘Jeugdboek van het jaar’-prijs behaalde. Henk van Kerkwijk (bekroond met de Zilveren Griffel 1971) leverde het verhaal ‘Schakelfout’. Van Sacha Burger die eveneens in 1971 een Zilveren Griffel in de wacht sleepte, is het verhaal ‘Heraios en de beker’. In 1975 won Tonny Vos-Dahmen von Bucholz ook een Zilveren Griffel en leverde voor deze omnibus het verhaal ‘Arenden vliegen alleen’. Het vijfde en laatste verhaal (Zeezicht) ten slotte is van Simon Schell, die in 1980 bekroond werd met een Gouden Griffel. Al bij al een goeie 600 blz. ontspannende en boeiende lectuur. Met deze verzameling is de reeks ‘5 x Bekroond’ aan zijn derde bundel toe en het succes ervan laat veronderstellen dat de reeks nog enkele jaren zal kunnen doorgaan tot vreugde van het jonge lezersvolkje. Dat het papier waarop gedrukt werd niet erg ‘leesvriendelijk’ is, zal men er graag bijnemen, te meer als men de prijs van de omnibus in acht neemt. R.D. | |||||||
• Wilbur SmithDe Erfgenamen van Courtney, uitg. De Boekerij / Amsterdam, 1992, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgielei 147a, 2018 Antwerpen, trilogie: De wet van de jungle, De kracht van het zwaard en De band van het bloed, 140 × 215 mm, 1271 blz;, gebonden 1190 fr. - Dat de Zuid-Afrikaanse schrijver Wilbur Smith een rasverteller is zal wel elke lezer die van weidse avonturenverhalen houdt, kunnen beamen. Dit boek is een vervolg op de magistrale roman ‘De Courtney Trilogie’. Daarin volgden we het verhaal van Sean Courtney, machtig en heerszuchtig, en tegelijk kregen we een fascinerende kijk op de geschiedenis van Zuid-Afrika. Het bloedbad in Isandhlwana tijdens de Zoeloeoorlog, de goudkoorts, de tochten door de jungle, de Boerenoorlog komen ons levendig voor de geest. In ‘De erfgenamen van Courtney’ worden de afstammelingen van Sean Courtney geportretteerd. Het boek speelt zich nu ook af in Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar we de slag bij de Somme meemaken, in de uitgestrekte woestijnen van Namibië, tot in het hart van Nazi-Duitsland zelf. En uiteindelijk bevinden we ons weer in een door rassenonlusten geteisterd Zuid-Afrika. Een magistraal epos dat ons de meest turbulente en beslissende momenten uit de recente geschiedenis laat meemaken. Twee dikke trilogieën waar je je tijd moet voor nemen, om op die manier van deze grandioze leeservaring te kunnen genieten. Ja, lezen kan heerlijk zijn, tenminste als je nog opnieuw als een jongen van twaalf die zijn Karl May's verslond, je kunt laten meeslepen door het avontuur. DVK | |||||||
• Godfried BomansSchrijven is schrappen, uitg. Amber/Amsterdam, 1989, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 1992, 125 × 200 mm, 131 blz., paperback 395 fr. - Met de regelmaat van een klok blijven er herdrukken van Bomans' geschriften de weg naar de boekhandel (en de lezer!) vinden. Soms verschijnt er zelfs een bundel met een nieuwe titel die dan meestal een ‘andere’ verzameling van oude, al verschenen stukjes blijkt te bevatten aangevuld met enkele nog niet eerder in boekvorm (maar wel reeds in de krant) verschenen teksten van de hand van de meester. Schrijven is schrappen hoort ook in die reeks. En zoals de titel suggereert handelen al deze stukjes over het fenomeen taal, over schrijven en al wat ermee in verband staat. Enkele dingen vallen daarbij bijzonder op: 1. Ondanks de relatieve ouderdom van zijn stukjes - een genre dat per definitie vluchtig is - valt het erg frisse karakter van de taal die Bomans schreef meteen op. Sommige teksten zijn meer dan 30 jaar oud maar blijven moeiteloos boeien en laten zich vlot en aangenaam lezen. 2. Godfried was een ongemeen scherp en boeiend observator die zijn rake opmerkingen en verrassende benadering van het fenomeen taal zeer zuiver en helder kon weergeven. Ook daardoor trotseert Bomans met brio de tijd. Het doet deugd in een tijd waarin steeds minder belang gehecht wordt aan wat en hoe iets gezegd wordt zich te kunnen verliezen en laven aan dit festijn van het woord. Niet alleen voor de Bomans-liefhebber dus, maar ook voor allen die graag onderhoudend lezen (over taal) is deze bundel een absolute aanrader. F.T. | |||||||
• Jerzy KosinskiDe kluizenaar van 69th Street, uitg. Agathon, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 149a, 2018 Antwerpen, 1990, 215 × 135 mm, 541 blz., paperback 1.190 fr. - De oorspronkelijke titel van dit boek luidt ‘The Hermit of the 69th Street’ en het werd vertaald door Anneke Goddijn-Bok. - Dat Jerzy Kosinski een uiterst excentriek man is weten we al langer. Dat hij die buitenissigheid zowel vertolkte in zijn privé-leven (tot zijn geensceneerde zelfmoord toe in 1991) als verwerkte in zijn romans, pleit alleen maar voor de volgehouden consequentie van de man. Dat hij ten slotte die wat vreemde apartheid kon sublimeren in onvergetelijke boeken duidt op het grote schrijverschap dat hem bezielde. In 1982 werd hij beschuldigd van plagiaat. Kosinski reageerde niet boos of vernederd maar à la Kosinski: hij schreef een indrukwekkende apologie in de vorm van een roman over talloze, sterk uiteenlopende onderwerpen, boeiend voorgesteld en doorspekt met een eindeloos aantal citaten van andere schrijvers. Kosinski praat over het Ghetto van Lodz en over haargroei, over de Russische revolutie en Hollywood, over polo en AIDS, over sex en het Jodendom. Hij citeert daarbij uit een pleiade auteurs uit de wereldliteratuur, uit wetenschappelijke gespecialiseerde tijdschriften en uit de meest populaire pornografische pulp. De auteur laat verschillende vertellers in zijn boek aan het woord, speelt handig via allerlei typografische vondstjes met die vertelniveaus, doordesemt zijn tekst met uitvoerige voetnota's om tot één onomstotelijk besluit te komen: alles is al eens geschreven, het is alleen in de manier waarop je met je lectuur omgaat dat je als schrijver waardevol kan zijn. Het is beter je lectuur (overweldigend in het geval van Kosinski) te gebruiken in je creatief werk dan ze te ignoreren of te verbergen. Kosinski past die theorie bijna tot overmaat toe. Wordt het boek daardoor onleesbaar of saai? Absoluut niet. Het boek geeft weliswaar zijn charmes niet gemakkelijk bloot en eist bepaald een meer dan gewone inspanning van de lezer. Bovendien moet m.i. de lezer zijn traditionele leeservaringen vergeten en zich trachten te plooien naar de aparte interne wetmatigheden van dit werk. Eens zover wordt de lectuur van De Kluizenaar van 69th Street een boeiende onderneming. Dit boek is een schitterende belijdenis, een definitieve samenvatting van hoe Kosinski dacht over zijn literaire activiteit. Een waardig testament. F.T. | |||||||
• Patrick VanleeneVeurne, uitgelezen stad. In de voetsporen van 25 befaamde schrijvers, uitg. De Klaproos, Klinieklaan 7, 8630 Veurne, geïll. met zw.-w.-foto's, 165 × 255 mm, 181 blz., gebonden 970 fr. - De ondertitel zegt duidelijk wat het boek te bieden heeft: er worden 25 befaamde schrijvers voorgesteld met teksten die ze over Veurne geschreven hebben. Het gaat om een internationale pléjade met Eduard de Dene, Prudens van Duyse, Hendrik Conscience, Victor Hugo, R.M. Rilke, Camille Lemonnier, Georges Rodenbach, Gustaaf Vermeersch, Herman Teirlinck, Emile Verhaeren, Marie E. Belpaire, Johannes Jorgensen, Pierre Nothomb, Abraham Hans, Stijn Streuvels, Henri Davignon en Henri Ghéon, Jos Janssen, Georges Simenon, P.-A. De Bock, Marnix Gijsen, Karel Jonckheere, Paul Edmond, Thierry Pierre, Ferdinand | |||||||
[pagina 301]
| |||||||
Florizoone en Anton van Wilderode. Door deze literatoren wordt Veurne in verleden en heden, in wel en wee, gememoreerd en dat daarbij de Boetprocessie aan bod komt, hoeft niemand te verwonderen. De auteurs worden in hun eigen taal geciteerd (en waar nodig met vertaling erbij; hoewel nogal wat Franse teksten onvertaald bleven... wellicht onder het motto... ‘Pour les Flamands...’). Zo vinden we er fragmenten in het Middelnederlands, modern Nederlands, Frans, Duits en Deens. Merkwaardig dat Engelstalige auteurs ‘Veurne’ blijkbaar doodgezwegen hebben. Telkens wordt informatie gegeven i.v.m. leven en werk van de behandelde auteurs en d.m.v. plattegronden wordt aangegeven over welke plaatsen in de stad die auteurs hebben geschreven. M.a.w. het boek is meteen ook een literaire gids voor Veurne geworden. De auteur van het boek kreeg versterking van negen mede-auteurs, die instonden voor de teksten van dit boek. Die tien zijn dus: Patrick Vanleene, Karlien Brysbaert, Cecile Cambien, Edwin Coulier, Luc Joye, Ludo Note, Frans Terrie, Jan Van Acker en Frank Willaert. Iedere bijdrage wordt, waar nodig omwille van het duidelijk begrip, voorzien van commentaar bij personen en feiten uit de tekst en afgesloten met een selectieve bibliografie. Achterin het boek is een register op de persoonsnamen opgenomen. Een boek dat Veurne eer aandoet. R.D. | |||||||
• Hugo Claus e.a.De nevel van den tijd, uitg. Stichting J.H. Leopold/Tilburg & Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 1992, 200 × 125 mm, 119 blz., genaaid 490 fr. - Naar aanleiding van de tiende Nacht van het Boek in Tilburg, georganiseerd door beide uitgevers, werd dit boekje uitgegeven met nieuw werk van de aan de nacht deelnemende ‘topauteurs’. Van Vlaamse zijde waren dat: Hugo Claus, Monika van Paemel, Eddy van Vliet, Johan Anthierens, Leonard Nolens; van Nederlandse zijde: P.F. Thomése, Marja Brouwers, A.F.Th. van der Heijden, Remco Campert en Jan Siebelink. De auteurs kregen als opdracht een in lengte vastgelegde tektst te schrijven, geïnspireerd door de beginverzen van het gedicht ‘Het huwelijk’ van Willem Elsschot: ‘Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd / in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven...’ De thematiek beweegt zich dus rond het ouder worden, herinneren en vergeten. Uiteraard leidt dergelijke werkwijze tot uiteenlopende resultaten. Van der Heijden en Campert b.v. stonden een fragment af uit een nog te verschijnen roman. Nolens schreef een boeiende fictieve brief aan zijn lezers over het schrijven zelf, Van Vliet bezorgde enkele gedichten bij foto's. Onder de verhalen vallen vooral deze van Claus, Van Paemel en Siebelink op. Zij verantwoorden op zich reeds deze uitgave. rvdp | |||||||
• Sonja Vanderlinden (red.)In Vlaanderen. Textes annotés, uitg. Didier Hatier, Antoine Lazbarrestraat 18, 1050 Brussel, 1992, voorwoord van Alain Germoz, zw.-w.-illustr., 205 × 135 mm, paperback 295 fr. - Dit boekje verschijnt in de serie ‘Lire en V.O.’, waarbij V staat voor ‘version’ en O voor ‘originale’. In de reeks zijn boekjes verschenen i.v.m. Engels, Spaans, Duits en Latijn. Onderhavig werkje is het eerste i.v.m. het Nederlands. Van elf ‘hedendaagse’ Vlaamse auteurs (‘quelques uns des meilleurs plumes néerlandophones’ stelt de uitgever in een begeleidende publicitaire tekst) werd telkens een tekstfragment gekozen door Prof. Sonja Vanderlinden (KUL) en voorzien van aantekeningen door Véronique Biesiaga en Bernard Janssens (leraren Nederlands in het A.S.O.). Die elf zijn: Ivo Michiels (met fragmenten uit ‘Vlaanderen, ook een land’), Paul de Wispelaere (‘Tussen tuin en wereld’), Louis Paul Boon (‘De Kapellekensbaan’), Walter van den Broeck (‘Brief aan Boudewijn’), Hugo Claus (‘De verwondering’), Willy Spillebeen (‘De varkensput’), Greta Seghers (‘Ontregeling en misverstand’), Leo Pleysier (‘De weg naar Kralingen’), Monika van Paemel (‘De vermaledijde vaders’), Alstein (‘Het uitzicht op de wereld’) en Eric de Kuyper (‘De hoed van tante Jeannot’). Iedere tekst is geannoteerd op een dubbele wijze: woorduitleg (met vertaling) staat in de kantlijn en de achtergrondinformatie (bij sommige woorden of zinnen of de context) werd in voetnoten gepresenteerd. Achterin het boekje zijn bij iedere tekst oefeningen opgenomen (in het Nederlands): antwoorden op vragen over de tekst, ontbrekende woorden invullen, juist of verkeerd-oefeningen... Vooraan iedere tekst wordt de auteur (in het Frans) via een korte bioen bibliografie voorgesteld. Hoewel men over de keuze van de auteurs en de fragmenten een flink dispuut zou kunnen opzetten (zo missen we o.m. André Demedts, Jos Vandeloo...), is het een lofwaardig initiatief dat een Frans(talig)e uitgeverij Vlaamse auteurs op deze manier wil bekendheid geven bij Franssprekenden en we wensen de verspreiding van het boekje alle succes toe. Ook de illustratie zal bijdragen tot de bekendmaking van de auteurs. bij ledere tekst wordt een portretfoto afgedrukt en tussen de tekst door vinden we foto's die Vlaanderen of Vlaamse kunstenaars evoceren. R.D. | |||||||
• Jeanne BourinDe Kruisvaartsters, uitg. De Arbeiderspers / Amsterdam, 1992, verspreid door Uitgeverijen Singel 262, Edelinckstraat 9, 2018 Antwerpen, reeks Grote ABC nr. 796, 215 × 135 mm, 419 blz;, paperback 799 fr. - Jeanne Bourin verhaalt op weergaloze wijze met een schat aan historische details de belevenissen van drie jonge vrouwen tijdens de eerste kruistocht in 1096. De kruistochten waren blijkbaar geen mannelijk monopolie en vrouwen vergezelden hun echtgenoot of familielid. Drie zusjes uit Chartres gaan mee naar het heilig land, verzorgen de gewonden, leren de liefde kennen, vechten om te overleven. Door de enigszins plechtstatige (en soms archaische) taal met inbegrip van het gebruik van veel Latijnse woorden, slaagt Jeanne Bourin erin een zeer schilderachtig beeld op te roepen van deze uitputtende tocht. Historiek en romankunst zijn in dit epos op een voortreffelijke wijze verenigd. DVK | |||||||
• Frans PointlDe Aanraking, uitg. Nijgh & Van Ditmar / Amsterdam, 1990, verspreid door Uitgeverijen Singel 262, Edelinckstraat 9, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 160 blz., genaaid 578 fr. - Frans Pointl (1933) is in Vlaanderen vooral bekend geworden door zijn nominatie voor de AKO-literatuurprijs voor De kip die over de soep vloog, een verhalenbundel, waarover hij ook kwam praten bij Adriaan Van Dis. De aanraking is eveneens een verhalenbundel, geschreven in een uiterst sobere stijl die perfecte formulering is van de vreemde trivialiteit van het dagelijkse leven, - sterk herinnerend aan Gerard Reve. De verhalen in de ik-persoon lezen alsof ze autobiografisch zijn: anekdotes over vrienden, huisgenoten, de moeder (die als ze boos is met Mevrouw wil aangesproken worden door haar zoontje), katten, spiritisme, Jood-zijn in Amsterdam, scherpe observaties die tussen neus en lippen meegedeeld worden, zijn grappig en schrijnend. Het leven is waarachtig een verraderlijke zaak Een schriftuur waarin mededeling en formulering wonderlijk samenvloeren K v D | |||||||
• Geertrui DaemBoniface, uitg. Dedalus/Antwerpen, 1993, verdeeld door Uitgeverijen Singel 262, Edelinckstraat 9, 2018 Antwerpen, 125 × 200 mm, 130 blz., paperback 599 fr - Wie van het werk van Louis Paul Boon houdt zal ongetwijfeld ook dit boek graag lezen. Geertrui Daem, die o.a. ook de theaterproduktie ‘De meisjeskamer’ schreef, vertelt in ‘Boniface’ over haar eigen jeugd, haar eigen streek. Die speelt zich af in de jaren zestig, in een Denderleeuwse wijk tussen de spoorweg, de (stinkende) Dender en een moerassig gebied. Haar eigen jeugdervaringen vergroot Geertrui Daem uit en verwerkt ze in boeiende en gedetailleerde verhalen. Haar taal is zeer authentiek en direct, schilderachtig en indringend. Toch is er ironie en humor aanwezig. Hoewel het vaak over de machteloosheid van de mens gaat is er een zekere lichtvoetigheid die de soms schrijnende verhalen acceptabel maakt en uitnodigt tot inleving. Geertrui Daem bewijst in dit boek haar talent en zorgt ervoor dat de eerder ‘realistische’ of zelfs ‘naturalistische’ literatuur nieuwe rasschrijvers kan aanbieden. DVK | |||||||
• Ward Corsmit, pr.Ongewoon Reisjournaal - in de geest en de voetsporen van Ernest van der Hallen, uitg. Bertennest - Oranje, Sint-Jorisstraat 31, 8500 Kortrijk, 1993, 230 × 155 mm, 72 blz;, paperback 200 fr. - Ward Corsmit maakte een prettig leesbaar boekje met reeds vroeger in tijdschriften gepubliceerde reisverhalen. Hij bracht ze onder in vier hoofdstukjes: Intercontinentaal (Zuid-Afrika, de Amazone, Sri Lanka); Buitenbeentjes van Europa (Schotland, Malta, Turkije); Ontmoetingen (Erasmus te Anderlecht, Brueghel te Wenen, Grünewald te Colmar, Sluter te Dijon), Zwervend door de zuidelijkste Nederlanden (de Casselberg, Boulogne/Bonen). Het is zeer persoonlijk aangekleurde verhalen, anekdotisch gestoffeerd met historische wetenswaardigheden en literaire citaten. Wat deze reisnotities boeiend maakt is de enthousiaste toon en de humor van de auteur. Voor wie Ward Corsmit persoonlijk kent: je hoort het hem zelf monkelend vertellen. K.v.D.
De recensies werden geschreven door:
|
|