Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 42
(1993)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| ||||||||||||||||
Vlaamse discotheek• Symfonische Orgelmuziek uit VlaanderenOrgelrecital door Eric Hallein, uitg. Rumbeekse Kasteelconcerten, Moorseelsesteenweg 2, 8800 Rumbeke, 1993, CD 700 fr. - Sinds 1990 worden op het Kaasterkasteel de Thiennes (Sterrebos) de Rumbeekse Kasteelconcerten, een initiatief van de heer Eric Loncke, de huidige kasteelbewoner-antiquair, georganiseerd. In de schoot van die vereniging werd onderhavige CD uitgebracht, die belangrijk kan genoemd worden zowel omwille van de inhoud van het programma als omwille van het orgelspel van Eric Hallein. Via deze CD kunnen we namelijk kennismaken met een orgel van Filip Jacob Forrest (1832-1912), een Vlaams orgelbouwer die het verdient meer bekendheid te verwerven daar hij een belangrijke rol heeft gespeeld in de romantische orgelbouw in Vlaanderen. Naast talrijke ombouwingen van kerkorgels (in Pittem, St.-Michiels in Roeselare, Brugse seminariekerk, Staden...) bouwde Forrest nieuwe orgels in Heule, Ieper, Otegem, Lendelede, in het Augustijnercollege en het conservatorium van Gent waar Forrest intussen was gaan wonen (1870). In 1874 verhuist hij opnieuw naar Roeselare en bouwde in de volgende jaren 8 nieuwe orgels (Geluwe, Evergem-Doornzele, Roeselare O.-L.-Vrouwekerk (1883), Emelgem, Reningelst, Eernegem, Kachtem, Snellegem). Met zijn (tot op heden bekende) 14 nieuwe orgels en een 20-tal ombouwingen neemt Filip Jacob Forrest (naast de Van Peteghem-dynastie) een belangrijke plaats in in de reeks van Vlaamse orgelbouwers. Zijn orgels zijn romantische instrumenten waarvan de mooie klank een typerend kenmerk is. En precies op het Forrest-orgel van de Roeselaarse O.-L.-Vrouwekerk heeft Eric Hallein gespeeld bij het vervaardigen van deze CD. Hij heeft een zeer gevarieerd repertorium samengesteld. Van de Roeselaarse componist Willy Ostyn (1913-1993) brengt hij de erg melodieuze ‘Toccata’, waarna Jacques Lemmens (1823-1881) aantreedt met de Sonate ‘O Filii’. Van Clément Loret (1833-1903) speelt Hallein ‘Sonate’ op. 25, waarna we werk horen van dé orgel-meester, Flor Peeters (1903-1986): ‘Hostis Herodes Impie’, ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ en ‘Auf, Auf, mein Herz, mit Freuden’. Van jongere datum is het werk van Kristiaan van Ingelgem (1944-): zijn ‘Intermezzo op Jesu dulcis memoria’ is een erg harmonisch klinkende muziekparel. En het slotwerk op de CD is van de hand van Martinus De Jong (1891-1984): Variaties op het volkslied ‘Pierlala’, waarmee meteen aangetoond wordt dat het orgel meer is dan louter een kerkinstrument. Een programma waarmee de orgelfervent zal opgetogen zijn en waarmee nieuwe orgelfans zullen gewonnen worden. Dat Eric Hallein het instrument in al zijn mogelijkheden beheerst en uitbuit, bewijst hij meer dan eens. Als orgelvirtuoos heeft hij ten andere reeds meermaals zijn naam bevestigd. In het conservatorium van Maastricht behaalde hij o.m. het ‘Einddiploma Uitvoerend Musicus Orgel’. Zijn voornaamste leraars waren Kamiel D'Hooghe, Raymond Schoyens en Herman Verschraegen. Orgelconcerten gaf hij - behalve in eigen land - in Nederland, Tsjechoslovakije en de V.S. Op zijn virtuozen-palmares prijken verder nog opnames voor BRTN-3 en twee plaatopnames met Vlaamse orgelmuziek. Hallein (Roeselare 1959) is lesgever Praktische Harmonie aan het Kon. Muziekconservatorium van Brussel, orgelleraar aan de Muziekacademie van Roeselare en titulair organist van de dekanale St.-Michielskerk in Roeselare. De CD bekomt men door 700 fr over te maken op rek. nr. 285-0367425-18 t.n.v. CD Eric Hallein. R.D. | ||||||||||||||||
• Vorstelijke Concerti in MannheimCarlos Bruneel (dwarsfluit) en Kamerorkest ‘Sinfonia’ o.l.v. Dirk Vermeulen, uitg. Eufoda CD 1178 - Op deze mooie CD van Eufoda (Davidsfonds) prijken een aantal componisten die de Muziekgeschiedenis onder het etiket preklassiek citeert. De waardering voor deze musici en muziek is bij de doorsnee muziekliefhebber altijd op een laag pitje gebleven. Met de uitvoering van 2 Concerti van Stamitz en een van Richter en Holzbauer hebben Carlos Bruneel (fluitsolo) en Dirk Vermeulen met zijn kamerorkest Sinfonia een prestatie geleverd die veel weerklank verdient. Deze muziek is ‘in se’ mooi en Carlos Bruneel laat de melodische lijn van Stamitz en Holzbauer echt ‘zingen’. Opmerkelijk hierbij is de zeer fijne begeleiding van de strijkers. Qua vormgeving ontdekt men het sonateprinciep in het werk van Stamitz en zijn Concerto in G opus 20 bevat reeds alle ingrediënten van de klassieke symfonie (het menuet zit verweven in het Rondo allegro). De melodische lijn bij Richter deint in brede golven uit en vertoont dat laat-barokke kenmerk dat men ook bij de zonen van Bach kan terugvinden. Holzbauer onderneemt een zoektocht naar nieuwe melodiek en gebruikt het orkestraal ‘unisono’. In zijn Andantino komt het ‘grazioso’ heel fijn tot zijn recht. Deze uitvoering is aan te bevelen aan schoonheidszoekers en kritische luisteraars. G.D.C. | ||||||||||||||||
• VerrijzenisGregoriaans Abdijkoor van Grimbergen o.l.v. Gereon van Boesschoten, uitg. Eufoda (Davidsfonds), 1993, CD: 775 fr; cassette 495 fr. - Naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van het Gregoriaans Abdijkoor Grimbergen o.l.v. Gereon van Boesschoten, gaf het Davidsfonds een nieuwe CD uit met gezangen uit de requiemliturgie: een keuze uit het Dodenofficie der norbertijnen, de viering van de begrafenis rond het altaar en enkele gezangen op het kloosterkerkhof. Wie deze CD beluistert, zal opnieuw onder de indruk komen van het vertroostend en rustgevend karakter, dat dit Gregoriaans kenmerkt. Precies omdat de blijde boodschap van het ‘leven voor altijd’ in deze uitvaartliturgie permanent doorklinkt, werd aan de CD de titel Verrijzenis gegeven. Het abdijkoor dat over een aantal mooie stemmen beschikt, geniet intussen bekendheid in binnen- en buitenland (de CD-uitgave Advent en Kerst verscheen onlangs in licentieuitgave in Japan). Het koor zingt éénstemmig en zonder begeleiding. Zonder aan te leunen bij een of andere richting, ontwikkelt het een eigen stijl en weet het een perfecte harmonie te bereiken. De vertolking is zacht, maar wordt gedragen door een innerlijke dynamiek, die deze gezangen op wonderlijke wijze tot leven brengt. Liefhebbers van gezangen onder meer de psalm In paradisum, het Lux aeterna, Requiem, Libera me en niet het minst het Dies Irae, moeten zich deze CD onverwijld aanschaffen. Hij toont nogmaals aan hoe goed gezongen Gregoriaanse muziek doorheen de eeuwen en ook vandaag, wellicht meer dan ooit, een onvervangbare functie vervult. De CD duurt 57 minuten en bevat tevens een informatief inlegboekje met alle teksten in het Latijn en het Nederlands. Verrijzenis is ook verkrijgbaar als muziekcassette. rvdp | ||||||||||||||||
Literair proza• Jan VanhaelenSarah. Ziek met Sudeck, Epo-Uitgeverij, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem-Antwerpen, 1992, 150 × 225 mm, 144 blz., paperback 598 fr. - Johan, een veertiger, is in de psychiatrie beland. Daar ontmoet hij Sarah, een tienermeisje. Zij heeft haar been verwond bij een banaal ongeval op school. Maar haar been wil niet genezen. Dokters en verpleegkundigen staan voor een raadsel. Zij vinden geen oorzaak en beschuldigen na verloop van tijd Sarah van ‘onwil’ en ‘koppigheid’. Voor Sarah is dit het begin van een lange lijdensweg. Zij raakt gevangen in een spiraal van ondraaglijke pijn en verhuist van het ene ziekenhuis naar het andere. Ten slotte belandt Sarah in een psychiatrische instelling. Haar leven wordt een hel. De lotsverbondenheid van Johan en Sarah wordt versterkt door de gemeenschappelijke ervaring dat medici niet direct herkenbare ziektebeelden als ‘psychisch’ afwimpelen. Pas na lange tijd wordt stukje bij beetje duidelijk dat Sarah lijdt aan Sudeckatrofie, een post-traumatische dystrofie die leidt tot functieverlies van de extremiteiten, ernstige invaliditeit en moeilijk te behandelen pijn veroorzaakt. Het is het begin van een moeizame weg naar adequate behandeling. Heel het verhaal wordt verteld door Johan, voor wie de vriendschap voor Sarah hefboom is om zelf uit een diep dal te kruipen. Net als in zijn dichtbundels getuigt het werk van Jan Vanhaelen van een groot inlevingsver- | ||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||
mogen in de emoties van zijn personages. ‘Sarah’ is dan ook een warm en sfeervol boek dat een ruim publiek zal kunnen aanspreken. G.S. | ||||||||||||||||
• Simonne Gobin-EliaertsZeven zomerse dagen, uitg. Groeninghe Drukkerij, Budastraat 56, 8500 Kortrijk, 1992, 140 × 210 mm, 158 blz., genaaid 650 fr. - Na een reeks portretten en gedichten brengt de auteur een verhalenbundel op de markt. In ‘De achterkant van het verdriet’, ‘De lichtval’ en ‘Zeven zomerse dagen’ gaat Simonne Gobin-Eliaerts samen met haar personages op zoek naar nieuw inzicht in het leven. Leidraad is een citaat van Kierkegaard: ‘Uiteindelijk doen we ons hele leven niets anders dan onze plaats bepalen van waaruit we de dingen zien.’ Voor de lezer is het even wennen aan de toch wel zonderlinge stijl die elke prozaïsche mijmering domineert. Telkens een verhaalfiguur een gedachte, een idee of een gevoelen uit, pikt de auteur er met een persoonlijke bedenking of commentaar op in. Elke vraag van een personage roept een rist vragen van de schrijfster op. Wie zich door het kluwen van figuren van bewustzijnsverschijnselen weet te wroeten, ziet op het einde van elk verhaal de stukjes van de puzzel in elkaar gepast. ‘Woorden passen als sleutel in slot, als dag in nacht, als vrede in verdriet’, zo wordt het eerste boekdeel afgerond. De debuterende novelliste maakt het de lezer niet gemakkelijk: de verhakte stijl, de voortdurende tussenkomsten met moraliserende vragen naar de lezer toe, het verspringen van het ene relatieprobleem naar het andere, de talloze onbeantwoorde vragen van alledaagse mensen die met de feiten van het leven geconfronteerd worden. ‘We moeten leren feesten en onze muizenissen achterlaten’ komt na drie verhalen hersengymnastiek als een deugddoende verademing de bundel afsluiten. RA | ||||||||||||||||
• Karel Verleyen, Frank Leys, JuniusUil of Adelaar. Verhalen van Grieken en Romeinen, uitg. Davidsfonds/Infodok, Brabançonnestraat 95A, 3000 Leuven, 1992, geïll. in kleuren, 293 × 210 mm, 192 blz., gebonden 899 fr. - Als leraar Klassieke Studiën, zoals de optie Latijn/Grieks in de eerste graad van de Eenheidsstructuur thans genoemd wordt, ben ik heel blij met de publikatie van dit boek, daar het als echt of aanvullend handboek bij het vakonderdeel ‘Antieke Cultuur’, gebruikt kan worden. Via de 40 verhalen die in dit boek met ‘verwe’ door de gereputeerde jeugdschrijver, Karel Verleyen, en classicus Frank Leys worden verteld - én aansprekend worden geïllustreerd door all-round kunstenaar Daniel Junius - worden de geschiedenis én de cultuur van de Oudheid voor de jonge lezers weer springlevend. Beter dan via een opeenstapeling van historische feiten wordt de geschiedenis - zij het vaak ook de legenden - van Grieken en Romeinen aanschouwelijk overgeleverd. Een echte vinding is het opnemen onderaan de bladzijde(n) van de tijdslijn, waardoor de behandelde gebeurtenis direct ‘historisch’ gelocaliseerd kan worden. Eveneens felicitaties voor het opnemen van de ‘Index’ (met verklaring bij historische namen en zaken die in de verhalen voorkomen) en het alfabetisch gerangschikt register, waardoor het mogelijk is vliegensvlug een naam of begrip uit een van de verhalen terug te vinden. De illustraties bestaan niet alleen uit karikaturen, maar ook uit adequate tekeningen en reprodukties van historische documenten. Het ‘spelen’ met kleur maakt de lay-out tot een feest voor het oog: een bos ‘pluimen’ voor Geert Depamelaere die voor de layout tekende. De kaderartikeltjes zijn erg nuttige en boeiende historische telegrammen. Dat de binnenkanten van de kaften werden benut, is een te loven initiatief: op de voorkaft staat over twee bladzijden de kaart van de Oudheid afgebeeld en op de achterkaft vinden we eveneens over twee bladzijden ‘tijdsbanden’ van de Griekse en Romeinse geschiedenis. Aanbevolen aan allen die belangstelling hebben voor Grieken en Romeinen, stamvaders van onze Westerse beschaving! R.D. | ||||||||||||||||
• Dirk Rommens/ Jozef PouseeleHet monster van Agnes / De eenhoorn en de prinses, uitg. GP-uitgaven, Postbus 54, 3271 Averbode, Vlaamse Filmpjes, 62e jrg. nr. 16/17 (20.12.91), nrs. 1986/1987, resp. 38 en 25 blz., geniet. - Het monster van Agnes van Dirk Rommens is een aansprekend verhaal over jonge mensen, Jonas en Agnes, voor wie de jeugdproblemen (acne en het zich aanvaard weten bij de anderen) uitgroeien tot echte levensvragen. Agnes wordt omwille van haar ‘puistjes’ en lelijk uiterlijk door haar klasgenoten als het ‘monster van (Loch Ness) Agnes’ uitgescholden. Jonas die haar toevallig ontmoet, maakt met haar een afspraak om een paar dagen nadien samen naar de bibliotheek te gaan om iets meer te weten te komen over ‘Loch Ness’. Hij komt echter zijn afspraak niet na en wanneer hij ‘s anderendaags verneemt dat een jong meisje zelfmoord gepleegd heeft door verdrinking, denkt hij dat het Agnes is.... Dirk Rommens is er zeer goed in geslaagd de zieleroerselen van de jonge protagonisten te vertolken: het zijn levensechte pubers die de wereld van de volwassenen (hun ouders incluis?) kritisch bevragen. Ook de nevenfiguren (Jonas’ zusje en zijn vriendinnetje Kaat) komen realistisch uit de verf. Vermeldenswaardig is ook de sprankelende (jeugdige) taal, waarin het verhaal geschreven werd. - De eenhoorn en de prinses van Jozef Pouseele moet het eerder hebben van het fantastische: Barbara, een scoutsleidster en Alex, een sportduiker, komen in de middeleeuwen terecht en maken op het Zonne-eiland merkwaardige gebeurtenissen mee. Vermelden we nog dat op de binnenkaft vooraan het gedicht ‘Een naaldboom’ van Armand van Assche afgedrukt staat en op de binnenkaft achteraan onder het motto ‘Vlieg er eens uit’ lezen we een mini-beschrijving van het kasteel Coloma in St.-Pieters-Leeuw van de hand van Julien van Remoortere. De ‘Vlaamse Filmpjes’ laten geen papier onbenut! R.D. | ||||||||||||||||
• Fernand Bonneure e.a.Het Stille Brugge. 100 jaar Brugesla-Morte, uitg. Stichting Kunstboek bvba, Blankenbergse steenweg 14, 8000 Brugge, 1992, geïll. zw.-w.,- en kleuren-reprodukties, 240 × 310 mm, 143 blz., gebonden 1250 fr. - In juni 1892 verscheen bij Marpon en Flammarion in Parijs de roman ‘Bruges-la-Morte’ van Georges Rodenbach (Doornik 16 juli 1855 - Parijs 25 december 1898). Dit vrij bekende literaire boek, waarin de hoofdpersoon zichzelf en zijn gestorven geliefde identificeert met het oude sluimerende Brugge, maakte Brugge wereldberoemd. In een fin-de-sièclesfeer en met een symbolische geladenheid kende het werk een groot succes. Zeker bij de Bruggelingen werd het graag gelezen. De honderdste verjaardag van deze uitgave mocht dan ook niet onopgemerkt voorbijgaan. Terecht werd in de Biekorfbibliotheek van Brugge interessante tentoonstelling rond deze roman en zijn auteur georganiseerd. Te zelfder tijd verscheen een luxueuze heruitgave (in het Frans) met drie inleidende artikels. Fernand Bonneure behandelt het leven van Georges Rodenbach en zijn oeuvre. Marcel Van Houtryve heeft het over het gedenkteken Georges Rodenbach dat in Brugge blijkbaar niet welkom was. Karel Puype schrijft een sfeerbeeld, komt in vervoering voor de stijl en probeert het werk te doorgronden. De uitgelezen illustraties (dikwijls in kleur en vrij groot uitgevoerd) verluchten het boek schitterend, zowel inhoudelijk als letterlijk. De uitgave won zeker ook aan kwaliteit door voor de twee delen (de inleidende artikels en de heruitgave van de roman) een andere soort papier te gebruiken. JLM | ||||||||||||||||
• Maria VlamijnckHet landhuisje, uitg. Dilbeekse Cahiers, Spanjebergstraat 9, 1710 Dilbeek, 1992, 110 × 180 mm, 99 blz., 395 fr. - Met deze bespreking willen we meteen een literaire afscheidsgroet brengen aan de betreurde prozaschrijfster die ons op 22.01.93 ontvallen is. Maria Vlamijnck publiceerde een mooie novelle: ‘Het landhuisje’. Net zoals in haar ander werk, bezint zij zich ook hier over het raadsel ‘mens’ (zie het artikel ‘Aandacht voor... Maria Vlamijnck’ in: ‘Vlaanderen’, jg. 40, nr. 2, maart-april 1991, p. 111-112). ‘Het landhuisje’ gaat over twee mensen die in hun liefde bedreigd worden door een despotische echtgenoot. Dat is meteen het centrale thema van dit boekje, waarin tevens gepleit wordt voor liefde die stoelt op respect voor elkaars eigenheid. Het huwelijk van Cynthia en de egoïstische, keiharde vastgoedsconsulent Julien Van Roosen heeft al jaren niets meer te betekenen. Dat verklaart de vriendschap die er is gegroeid tussen Cynthia en de schrijver Oskar Kroonberg, een vrijgezel die haar opnieuw ‘vrouw’ laat zijn. De twee vinden elkaar regelmatig in een landhuisje, gelegen in de driehoek Veurne, Koksijde, De Panne. Daar smaken ze het opperste geluk... Julien - een schoft die zelf nooit afkerig is geweest van pleziertjes met andere vrouwen, en bovendien ook nog de dood van zijn vader op zijn geweten heeft - krijgt echter weet van de verhouding Cynthia-Oskar en zint op wraak. Hij besluit het landhuisje, waarin de geliefden vertoeven, in brand te steken. Ze komen er echter met de schrik van af. De dader echter verliest het leven ten gevolge van een auto-ongeval. ‘Het landhuisje’ is een vlotgeschreven novelle die omwille van de thematiek een breed publiek aanspreekt. Een klein, maar fijn werkje dat wij iedereen ter lezing aanbevelen. J. Vs | ||||||||||||||||
• Herman VosCapitàn Maria, uitg. De Clauwaert, Blijde-Inkomststraat 79, 3000 Leuven, 1992, 130 × 210 mm, 143 blz., gebonden 595 fr. - Herman Vos is altijd al een voorstander geweest van het ongekunstelde, realistische verhaal, geschreven in een directe, gebalde stijl. Wie zich wil vergewissen van dit soort vertelkunst leest er best zijn verzamelbundel ‘Capitàn Maria’ (1992) op na. Naast ‘Capitàn Maria’ bevat het boek nog tien andere verhalen, die zich alle in het exotische Argenti- | ||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||
nië afspelen. Zijn verblijf in dat land inspireerde hem vroeger al tot het schrijven van de meesterlijke novelle ‘De zonen van Pepe Gimenez’ (1960) en de roman ‘Een man kwam van de Cerro’ (1961). Ook in genoemde verhalenbundel pakt Herman Vos uit met bekende thema's die we ook in zijn ander prozawerk aantreffen: eenzaamheid, angst, aanpassingsproblemen, heimwee en verlangen. Bovendien laat hij zowel de Westerse immigranten als de autochtonen de revue passeren. Uiteraard staat niet elk verhaal op een even hoog niveau. Meest geslaagd is ‘De strandloopster’, waarin een jonge vrouw zich op een onbewoond eiland terugtrekt om er te genezen van drank en drugs én om er de echte waarden van het leven terug te vinden. Na de loutering wordt zij als een nieuwe mens ‘herboren’, want zij herwint zowel haar lichamelijk als haar geestelijk evenwicht. Alleen al om dit fijne, licht erotisch getinte, prozawerkje is de bundel het kopen waard. De overige verhalen kregen als titels: ‘Las Palmas’, ‘De vervloekte minnaar’, ‘Warm als in Bethlehem’, ‘Chicas de miel’, ‘De zilveren spoor’, ‘El ingeniero’, ‘Het vliegtuig’, ‘Het Saubiest’ en ‘Proefdraaien’. J. Vs | ||||||||||||||||
• Robin HanneloreDe Orchideeëndief, Uitgeverij Heibrand, Veldekensstraat 18, 2300 Turnhout, 1992, 135 × 210 mm, 128 blz., paperback 495 fr. - In zijn roman ‘De Orchideeëndief’ prijst de Kempense schrijver Robin Hannelore de karaktervastheid van mensen die vechten voor het goede. Natuurschenders en opportunisten daarentegen krijgen van hem een flinke veeg uit de pan. Robin Hannelore zal wel altijd de rebel blijven die hij al van in het begin van zijn schrijversloopbaan was. In zijn schriftuur - romans, novellen, verhalen, korte stukjes en gedichten - kritiseert hij onvermoeid allerlei mistoestanden, zoals de diverse aanslagen op het leefmilieu en de verloedering van de menselijke geest. ‘De Orchideeendief’ zit op dezelfde golflengte. In het boek maken we kennis met uitgever Jacob Jacobin, die naar de begrafenis gaat van Filip Cornillie. Deze laatste is een fervent verzamelaar van orchideeën en tevens auteur van een onuitgegeven novelle. Het typoscript blijkt niet meer en niet minder te zijn dan zijn eigen schrijnend levensverhaal... Filip Cornillie lijdt aan wat de Engelsen ‘orchidomania’ noemen. Hoewel hij in zijn heemtuin alle denkbare soorten inheemse orchideeën heeft samengebracht, gaat hij elders nog verder op zoek naar unieke exemplaren. Op een avond duikt echter een andere orchidee op: een jonge kleurlinge, die als prostituée aan de kost komt en door haar pooier onheus wordt bejegend. Hij wordt smoorverliefd op het meisje en meteen ligt zijn hele leven overhoop. Hij wil haar zelfs vrijkopen met het geld dat hij krijgt voor zijn woning met tuin. Zijn eigendom notabene die hij voorheen zo koesterde en die tevens de zin van zijn leven uitmaakte. Uiteindelijk komt de ongelukkige tot de slotsom dat hij in de valstrik van een Kempense maffia is getrapt. Het was er die machtige heren enkel om te doen het mooie stukje ongerepte natuur te bemachtigen. Volgens hen zouden op die plaats luxueus uitgeruste tennis- en minigolfterreinen helemaal niet misstaan. ‘De Orchideeëndief’ is een hallucinant boek, vol verrassingen. Dit fundamenteel tragische verhaal is niettemin gedrenkt in het vaste geloof dat de traditionele waarden en de natuur per slot van rekening toch aan het langste eind trekken. J. Vs | ||||||||||||||||
• Linda van MieghemTomatesap zonder knoflook en muis met een rietje, Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147A, 2018 Antwerpen, 1992, geïll. met tekeningen van de schrijfster, reeks Standaard Driehoeken 8+, 140 × 210 mm, 88 blz., paperback 295 fr. - De Oostmalse schrijfster Linda Van Mieghem publiceerde haar derde kinderboek: ‘Tomatesap zonder knoflook en muis met en rietje’. Het werk is bestemd voor lezertjes vanaf acht jaar. Linda Van Mieghem verwierf eerder al bekendheid als grafisch kunstenares. Sinds enkele jaren is zij echter ook actief op het vlak van de jeugdliteratuur. De auteur illustreert telkens ook zelf haar boeken. In 1989 debuteerde zij in het verhalend proza met ‘Tovenaar Martijn en de regenboogpoes’. Het boek werd in 1990 bekroond met de eerste prijs van de Kinder- en Jeugdjury in Vlaanderen. Even fantasierijk als haar eersteling is ‘Nu is het genoeg, ooievaar!’ (1990), dat vooral geschikt is voor de jongste lezertjes. En nu pakt Linda Van Mieghem uit met ‘Tomatesap zonder knoflook en muis met een rietje’ (1992), een kindvriendelijk griezelverhaal. Hoofdpersonage daarin is de negenjarige Hanne, een meisje dat tijdens een vakantie aan zee vriendschap sluit met een adellijke vampier, een chagrijnige vleermuis en een deftige vogelspin. In dit ‘geschift’ boekje, zoals de schrijfster zelf haar publikatie noemt, komt de eigenzinnige Hanne in conflict met tante Bet. Het kind voelt zich daarbij in de steek gelaten door haar ouders. De enige die ooit begrip voor haar toonde was de overleden grootmoeder, aan wie ze vaak terugdenkt. Met de hulp van haar ‘ongewone’ vrienden slaagt Hanne erin de bemoeizuchtige tante zover te krijgen dat zij haar koffers pakt en naar huis terugkeert. Pas daarna wordt papa op de hoogte gesteld van haar geheimzinnige vriendschappen. Dit jeugdboek kan beschouwd worden als een ode aan de verbeelding, die in onze puur zakelijke en technologische maatschappij al te zeer gefnuikt wordt. J. Vs | ||||||||||||||||
• Staf SchoetersLabiele basis, uitg. A. Manteau, Isabellalei 76, 2018 Antwerpen, 1992, reeks Manteau Misdaad, 125 × 200 mm, 218 blz., paperback 595 fr. - Einde 1992 verscheen Staf Schoeters' nieuwste roman ‘Labiele basis’. Op zeker ogenblik wordt op een stuk opgespoten rivierslib aan de Scheldedijk in de Antwerpse polders het lijk opgevist van een dienstplichtige matroos. Ray Joesten en zijn college Jozef Volkov van de gerechtelijke politie krijgen de opdracht deze zaak uit te pluizen. Aanvankelijk ziet het ernaar uit dat het om een afrekening gaat tussen twee homoseksuelen. Naarmate Ray Joesten zich meer en meer in de materie verdiept, ontdekt hij dat de moord op de matroos slechts het topje is van een reuzegrote ijsberg: de strijd om de macht binnen het Belgische leger en de NAVO. Na verloop van tijd beschikt de inspecteur zelfs over een heleboel bezwarende gegevens. Een ingreep van de staatsveiligheid belet echter de verspreiding van dit nieuws. Doorheen het boek loopt een tweede verhaallijn. Ray Joesten is immers nog steeds getraumatiseerd door de gruwelijke moord op zijn vrouw en zijn zoon. De ultieme confrontatie tussen hem en de moordenaar eindigt op de aanhouding van deze laatste, gevolgd door de dood van de inspecteur. Staf Schoeters noemt zijn boek zelf een roman over macht en onmacht. In dat verband komt de figuur van Ray Joesten bijzonder goed uit de verf. Hij is een gedrevene, die ten koste van alles achter de waarheid wil komen. Bovendien vindt hij geen rust vooraleer hij oog in oog staat met de moordenaar van zijn twee gezinsgenoten. De twee verhaallijnen worden deskundig door elkaar verweven. Daardoor wint de roman aan geloofwaardigheid en aan spankracht. De titel ‘Labiele basis’ heeft dus niet enkel betrekking op de ontraadseling van de moord op de matroos, maar verwijst tevens naar de eigen, innerlijke crisis van het hoofdpersonage Ray Joesten. Deze omstandigheden verklaren meteen zijn hardnekkige inzet naar gerechtigheid. Uiteindelijk blijkt dat hij, net als Don Quichote, tegen windmolens vecht. Staf Schoeters schreeft met dit boek geen vrijblijvend detectiveromannetje, maar veeleer een maatschappijkritisch werk. Ook inzake stijl en structuur tilde hij het verhaal op een hoger niveau. J. Vs | ||||||||||||||||
• John VermeulenDe ekster op de galg. Roman over het leven en werk van Pieter Bruegel, uitg. Het Spectrum/Utrecht, 1992, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147A, 2018 Antwerpen, 155 × 235 mm, illustratie op stofomslag, 352 blz., gebonden f 49,90 / 995 BF. - In een dankwoord zegt de auteur: ‘...Paul Cammermans, die het allemaal al in filmbeelden zag en die de figuur van Jobbe de visser bedacht...’. Ook vertelt de auteur, dat Johan Vincent van het Centrum voor Audio-Visuele Middelen, ideeën aangereikt heeft. Inderdaad is de roman van John Vermeulen uiterst geschikt, om een scenario samen te stellen voor een film over Pieter Bruegel, in Amerikaanse stijl, nou net niet à la Tarkovski of zo. De verdienste ligt dan ook in de dynamische stijl van de vertelling. Liefdesverhoudingen zijn stormachtig, Bruegel gaat dikwijls op de vuist, en, zoals het te verwachten was, hij kan noch lezen, noch schrijven! Dat de roman over het leven en werk van Pieter Bruegel geheel gebaseerd is op historische feiten dient men met een tiental korrels zout te nemen. Sommige vrijheden, die de auteur rechtens in functie van de dramatisering genomen heeft, brengen de lezer toch in verwarring. We maken kennis met een Pieter Bruegel, die uiteindelijk ontdekt, dat zijn vader niemand minder dan... kardinaal Granvelle is. En Bruegel laat Granvelle, die zeventien jaar na de dood van de kunstenaar overleden is, vermoorden! Noch Timmermans, noch Dominique Rolin zouden zich een dergelijke vrijheid gepermitteerd hebben. Toch zou men de vadermoord, gepleegd door de kunstenaar op de man, die zijn gehele leven overschaduwde, als dramatisering kunnen aanvaarden, waren er enkele Freudiaanse ingrediënten aan het verhaal meegegeven. Bruegel begint echter verdacht veel op ‘Amadeus’ te lijken. Toch is het boek lezenswaardig. M.O. | ||||||||||||||||
• Jan L. BroeckxEen banket voor Blauwbaard. Verhalen rond opera's. uitg. A. Manteau, Isabellalei 76, 2018 Antwerpen, 1992, gmp 424, 125 × 200 mm, 144 blz., paperback 595 fr. - Sinds zijn emeritaat legt de Gentse musicoloog J.L. Broeckx zich toe op het schrijven van verhalen, waarin de wereld van de muziek naast het element spanning een hoofdrol | ||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||
vervult. In 1989 debuteerde hij met de roman Het Teplitzkwartet, die hijzelf als een ‘musico-criminele fantasie’ omschreef. In deze vijf nieuwe verhalen speelt het misdaadgegeven niet direct een rol, maar de auteur laat zijn grillige fantasie weer de vrije loop. De verhalen handelen over ‘personages’ uit de opera's: Le Nozze di Figaro en Don Giovanni van Mozart, Capriccio en Ariadne auf Naxos van Richard Strauss en Herzog Blaubarts Burg van Bela Bartók. De opera's vormen het geschikte kader om de relatie tussen de dagelijkse realiteit en droom of mythe te toetsen, bij voorkeur aan personages die zodanig met hun rol vergroeien, dat ze geen onderscheid meer zien tussen beide. Het laatste duel van Don Giovanni verscheen reeds eerder in de verzameling Wolfgang Amadeus (zie Vlaanderen, nr. 241, p. 253) en getuigt evenals de andere verhalen van een ongewone verbeeldingskracht, die de spanning waarborgt. Dichter bij de opera's brengen ze ons niet, maar het was de auteur er alleen om te doen een wat ‘gecultiveerder’ vorm van entertainment aan te bieden. Op dat vlak zal de lezer ruimschoots zijn gading vinden. rvdp | ||||||||||||||||
• Louis Paul BoonPieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht, uitg. Arbeiderspers/Em. Querido's uitgeverij/Amsterdam, 1992 (9e druk), verspreid door Uitg. Singel 262, Edelinckstraat 9, 2018 Antwerpen, 135 × 207 mm, geïll. met zw.-w.-foto's en tekeningen, 661 blz., paperback 799 fr. - In deze monumentale, vele malen bekroonde en herdrukte klassieker van de tedere anarchist ‘Boontje’ lezen we over de strijd van priester Adolf Daens en zijn radicaal-christelijk-sociale beweging. De auteur heeft zich voor dit boek vele jaren uitgesloofd in een minutieuse zoektocht naar documenten en daarrond zijn verhaal opgebouwd: authentiek en gepassioneerd, realistisch en geëngageerd. En hoewel dit boek dus historisch en wetenschappelijk ‘verantwoord’ is blijft het vanwege Boons volkse stijl buitengewoon leesbaar en toegankelijk. Via de figuur van Pieter Daens krijg je onrechtstreeks de schijnwerper op priester Daens gericht en dat procédé ervaar je als zeer positief: daardoor wordt de persoonlijkheid van priester Daens als het ware ‘gefilterd’ en krijg je in plaats van een heldenhuldeboek (katholieken zouden er misschien te snel een heiligenleven van maken) een zeer genuanceerd én menselijk beeld van een idealist en van een strijder voor het authentieke evangelie. De vrijzinnige Boon is in dit boek zo objectief mogelijk en erkent als socialist loyaal de verdiensten van deze uitzonderlijke priester op sociaal vlak. Het boek biedt een boeiende kaleidoscoop van feiten, beschouwingen, maatschappijkritiek, fait-divers, enz. van het leven, het lot én de strijd van de arbeidende klasse rondom Aalst in de negentiende eeuw. Ook na het zien van de film (en des te meer) een aanrader. DVK | ||||||||||||||||
• Sven NordqvistPettson gaat kamperen, uitg. Davidsfonds/Infodok, Brabançonnestraat 95A, 3000 Leuven, 1992, met vertaling uit het Zweeds van Griet Raemdonck, geïll. met kleurentekeningen van de auteur, 213 × 303 mm, 254 blz. (z.p.), gebonden 445 fr. - Voor kinderen vanaf vier jaar verscheen de zesde opa Pettson. Op zolder ligt een grote groene worst waarin een tent blijkt te zitten. Poes Findus haalt opa over om te gaan kamperen. Opa wil echter alleen aan het meer kamperen om zijn nieuwe visboog te proberen. De kippen bemoeien zich met de tent die tenslotte achterin de tuin belandt. Opa vangt bijna een snoek, Findus heeft schrik en buurman Gustavsson denkt er het zijne van. De wat knorrige opa, de kwajongensstreken van de poes en de ‘menselijke’ dierenfiguren in de illustraties vormen de ingrediënten voor een bijzonder aantrekkelijk boek met tal van knotsgekke situaties en uiterst originele tekeningen. Het werk van een begenadigd kunstenaar. Pettson boeit kinderen en volwassenen op een werkelijk unieke manier. D.V.d.B. | ||||||||||||||||
Poezie• Rudolf van de PerreHet land van de wortelstok. Over de poëzie van Anton van Wilderode. Reeks: Leidse Opstellen nr. 12. Uitg. Dimensie, stichting voor letterkundige en wetenschappelijke uitgaven; postbus 11227, NL-2301 EE Leiden, PCR 000-11418430-96. Bfr. 500. - ‘Over de poëzie van Anton van Wilderode’ werd al veel geschreven. Rudolf van de Perre wijdde een paar jaren geleden aan de dichter een uitvoerige studie. Met deze publicatie schreef hij een werkje (55 blz.), dat m.i. de meestindringende en tegelijk de helderste samenvatting is van de kunst van Van Wilderode. Al heette het ‘de bedoeling van dit essay de poëzie van Van Wilderode ook in Nederland, waar ze tot dusver te weinig bekend is, te introduceren’ (8), het zal ook de lezers in Vlaanderen, zelfs wie met het werk van de dichter al vertrouwd is, aangenaam verrassen door zijn grondigheid, zijn helderheid en tegelijk zijn fijn aanvoelen van die poëzie. Over 4 ongeveer gelijke hoofdstukken volgt de essayist zijn dichter in diens ontwikkeling: in de eerste twee een algemene maar essentiële verkenning van dat dichterschap, in de laatste twee de groei van het werk. Telkens wordt een aspect van die ontwikkeling en die groei duidelijker: de existentiële betekenis van het dichten voor Van Wilderode, met de verinnerlijking, de ‘innerlijke eenzaamheid’, die echter door de taal én zijn dichterschap zijn dienstbaarheid uitspreekt; de ervaring van elk mens van ‘het innerlijk steekspel tussen droom en daad’ (22), dat evenzeer leidt tot ‘dienstbaarheid, niet in grootsprakerigheid, maar in een deemoedige gehoorzaamheid aan het leven’ (30). De verkenning gaat verder met die van het ‘Landschap der ziel’: ‘de spanning tussen de gebondenheid aan een aardse situatie en heimwee naar een bovenzinnelijke werkelijkheid’ (31): in een eerste dichterlijke bloei groeide die spanning naar ‘verzoenbaarheid’ door Van Wilderodes blijvende (en rijpende) ‘verbondenheid met het religieuze’ (38); in de tweede dichterlijke bloei komt die langs diepe droefheid zonder pessimisme (41) tot ‘een toenemende onthechting aan het aardse en vergeestelijking’ (42), tot ‘een ochtend van genade’ en tot een ‘geestelijke synthese’, die dank zij het geloof alle leed en verdriet ‘draaglijk en het verlies - zelfs de dood - aanvaardbaar’ maakt (50). En heel die evolutie gaat gepaard met een groeiend taalmeesterschap, een beheersing van de vorm en de bouw van een bundel, en - zo besluit Van de Perre zijn meesterlijk essay: ‘Het is ook via de taal dat hij “het land van de wortelstok” definitief naar de overoever heeft verlegd’ (52). Een dubbele bibliografie besluit het werk: de belangrijkste werken van Van Wilderode en een selectieve keuze uit de publicaties over de dichter. Dit essay doet uitzien naar een aanvulling over de vertaler Van Wilderode en het bereidt de lezer voor op een nieuwe bundel van de dichter, waarop velen wachten. Of zijn dat slechts wensen? G.K. | ||||||||||||||||
• Karl VennbergOpgepast! Poëzie, vertaald uit het Zweeds door Lisette Keustermans, uitg. Europees Poëziecentrum ‘De Zevenslapers’, P. Coutereelstraat 76, 3000 Leuven, 1992, reeks Leuvense cahiers - Europese reeks nr. 127, 140 × 210 mm, 108 blz., genaaid 495 fr. - De christelijk en puriteins opgevoede Karl Vennberg kan moeilijk zijn achtergrond verloochenen. Hij zegt, dat ze vroeger het geloof en God gebruikt hebben om angst aan te kweken. In feite zit daar een halve waarheid in. Wat me opvalt in Vennbergs werk is dat het Godsbesef er in terug te vinden is. Eenzaamheid, liefde en dood tekenen zich zichtbaar. Verlangen is ook een wederkerend thema. Vennbergs poëzie laat zich meer genieten dan die van Holub. In het titelgedicht steekt hij de draak met de poëzie zelf. Volgens hem kan je beter een dagboek schrijven dan een gedicht. Er zouden toch maar 30 mensen poëzie lezen. Daarin moet ik hem tegenspreken, want goede poëzie wordt meer gelezen. Bij Vennberg vind ik goede poëzie op blz. 31 ‘Maar niet die eenzaamheid opnieuw’ ook op blz. 41 en 67 staan mooie gedichten. Ook al werd aan Vennberg de naam gegeven van een intellectueel en moeilijk dichter te zijn, vanaf 1971 is zijn poëzie meer toegankelijk. Je vindt er erotiek, liefde en romantiek in weer, geschreven in een begrijpbare taal. Al bij al Karl Vennberg zal mij zeker bijblijven. Aan te bevelen. E.O. | ||||||||||||||||
• Miroslav HolubHoewel, samenstelling en vertaling Jana Beranova, uitg. Europees Poëziecentrum ‘De Zevenslapers’, P. Coutereelstraat 76, 3000 Leuven, 1992, reeks Leuvense cahiers - Donaureeks nr. 1, 140 × 210 mm, 119 blz., genaaid 520 fr. - Miroslav Holub (1923) is een dichter/wetenschapper. In de bundel ‘Hoewel’ werd een selectie van zijn eerder verschenen werk samengebracht door Jana Beranova. Holub speelt met de taal als een kind met zijn blokkendoos. Humor is zijn originele aanpak, ze maken zijn teksten menselijk. In het gedicht ‘Middagmaal’ zit al in de eerste regel een satirische kracht verscholen: ‘De soep moet tot de laatste lepel opgegeten worden, want juist daarin zit de kracht’. Je kan een kind maar doen eten, hoe doet er minder toe. Bij het lezen van dit verzameld werk stel je vast dat uit de bundel ‘Hoewel 1969’ de meeste gedichten zijn opgenomen. Dit verwijst dan ook naar een sterker werk. Het gedicht ‘God’ lees je best niet voor je aan tafel gaat, je zou je appetijt kunnen verliezen. Op blz. 14 vind je, ‘Helpende handen’ dat zeer mooi is. Daarin stelt hij: ‘Aarzelend, / voorzichtig / reiken we de hand aan / mensen, / sommige mensen...’ Holubs werk, zowel zijn literair als zijn wetenschappelijk, is vertaald in vele talen. Volgens Graig Raine is Holub een potentiële Nobelprijswinnaar. E.O. | ||||||||||||||||
• Iris Van de CasteeleAmplitudes en Tot in het, uitg. De Distel, Brussel 1992, allebei 150 × 220 mm, allebei 40 blz. (bestellen bij de auteur: Wolfrot 2, 1730 Asse). - Wat ik in Vlaanderen nr. 242 schreef over ‘Emma’ blijft | ||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||
voor deze beide bundels onverminderd gelden: poëzie met allure, profetische zeggingskracht, ontroering en gedrevenheid. Gedichten die de mens heel diep raken. ‘Tot in het merg’ verscheen als eerste druk al in het jaar 1989 maar de gedichten werden gedeeltelijk herwerkt en van een titel voorzien. N.M.J. Van Overstraeten schreef over de bundel: ‘Wat Eva Gerlach durft, durft Iris Van de Casteele ook: de syntaxis van de zinnen openbreken, de brokstukken van traditionele zinnen zo in mekaar en tegen mekaar en over mekaar heen puzzelen, dat heel onthutsende nieuwe ontstaan, waarvan de emotionele draagkracht zovele malen verscherpt als er nuanceringen worden uitgedrukt’. De bundel is verdeeld in vier cycli: ‘kinderleed’, ‘hem missen’, ‘als er zich één verhangt’ en ‘vruchteloos pogen’. Deze titels alleen al verraden de teneur van de gedichten die inderdaad over lijden en dood gaan, leed en nostalgie, onmacht en gekwetstheid. Maar met welke tederheid schrijft de dichteres over haar vader. ‘Amplitudes’ waarbij Iris Van de Casteele zelf verklaart in het voorwoordje: ‘morgenwijdte en avondwijdte; daartussen een web van vraagtekens, twijfel en vertwijfeling, maar evengoed een kronkelweg vol levensmoed, blijheid en zielskracht’. Op elke bladzijde zinderende, lillende stukjes leven. Geuren, kleuren en geluiden spelen een grote rol in deze poëzie die vele herinneringen oproept maar ook vooruitblikt, beschouwend mijmert maar ook wijst en verwijst. Het leven in al zijn facetten vind je erin terug: mild maar ook verschrikkelijk. Deze zeer zintuiglijke poëzie verraadt een vrouw met een ontzaglijk grote liefde voor het leven en voor de kleine en machteloze dingen als wou de dichteres de dingen door ze in haar verzen te ‘benoemen’ behoeden voor hun verdwijnen. Ze bouwt als het ware een ‘huis’ op waar genegenheid en intimiteit, menselijke warmte en veiligheid te vinden zijn en dat doet ze door de tegenstelling daarvan (waarvan ze zeker haar deel kreeg, dat lees je duidelijk) zeer expressief te laten aanvoelen. Als een klein voorbeeldje dit zeer mooi vitalistisch gedicht: ‘Verliefd’ / laat me toveren vannacht / god als ik dat kan / kan die lekkende kraan / mij geen barst meer schelen / noch die tikkende klok / noch het krikkrakkend geluid / op het kiezelpad / rondom mijn huis / als ik dicht voor mijn lief / wil ik vuurwerk horen / donderslagen / tromgeroffel / als ik denk aan mijn lief / kriebelt heel mijn gemoed / in mijn overmoed/ wil ik poezen en wolken / en cactussen strelen. DVK | ||||||||||||||||
• Peter VerhelstMaster, uitg. Prometheus/Amsterdam, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147A, 2018 Antwerpen, 1992, 120 × 200 mm, 58 blz., paperback, 595 fr. - Witte bloemen, de vorige bundel van P. Verhelst, werd geïnspireerd door Baudelaire, in die zin dat hij door een confrontatie met de Franse poète maudit een duidelijker inzicht verwerft in zijn eigen dichterlijke identiteit. Met Master brengt hij daarvan een soort verlengstuk. De Baudeleriaanse wereld wordt nu gestoffeerd met figuren als Francis Bacon (reeds in vroegere bundels aanwezig), Andy Warhol, Keath Haring enzovoort. In het inleidende gedicht kijkt de ik-figuur als door een viewmaster naar een reeks portretten (50, alfabetisch gerangschikt volgens de titel), die door hun weerspiegeling als zelfportretten zijn en het voor de dichter niet gemakkelijk maakt de ‘echte’ identiteit vast te stellen. Uit de wereld die Verhelst oproept doemt een samenleving op waarin geweld, macht en erotiek toonaangevend zijn en die hij met het woord te lijf gaat en ontbindt in een persoonlijk verworven beeldentaal en metaforiek, gevoed met een opvallende eruditie. De poëzie die Verhelst schrijft ligt geheel buiten wat bij ons in de regel als poëzie wordt beschouwd of gelezen. Zij vergt van de lezer een meer dan gewone inspanning. rvdp | ||||||||||||||||
• Maria SesselleTango met de dood, uitg. v.z.w. Open Kring, Gent, 1992, geïll. met 12 houtskooltekeningen van Patrick Ysebaert, 255 × 310 mm, 94 blz., gebonden 1850 fr. (bestellen door het bedrag over te maken op rek. nr. 390-0750667-39 t.n.v. de auteur (Rijvers 61, 9930 Zomergem). - Na enkele jaren stilzwijgen, publiceerde de dichteres een nieuwe, vrij lijvige bundel Tango met de dood. Het is een bijzonder mooie luxe-uitgave geworden: groot formaat, in linnen band en verlucht met expressieve tekeningen van Patrick Ysebaert. Alleen verschijnen de gedrukte lettertekens wat bleekjes op de bladspiegel. De gedichten zelf sluiten aan bij Sesselles vroegere poëzie: belijdenislyriek, die op gevoelige wijze een aantal doorleefde ervaringen en gewaarwordingen verwoordt. Centraal staat de thematiek van liefde en dood, maar daarnaast of liever daartussen bewegen zich nog een reeks andere motieven: herinnering en verlies, onvervulbaarheid en ontgoocheling, angst, verdriet en eenzaamheid, hartstocht en verlangen, al treedt het besef van het ouder worden en de vergankelijkheid steeds meer als spelbreker op. Aansluitend bij de aard van deze poëzie, schrijft Maria Sesselle klare, overwegend klassieke verzen, die zich een zekere vrijheid binnen de opgelegde schema's veroorloven. Tango met de dood is een leesbare bundel, die ongetwijfeld gegadigden zal aanspreken, voor wie poëzie een klankbord is van eigen gevoeligheden. rvdp | ||||||||||||||||
• Katelijne van der HallenVerdraagzaam de tijd, gedichten, uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, Bladen voor de Poëzie, 40 ste jrg., 135 × 210 mm, 47 blz., genaaid 398 fr. - Deze nieuwe bundel bevat evenals het vorig werk van de dichteres een reeks korte gedichten, zonder titels, zonder hoofdletters, zonder leestekens. Verwant met de oosterse poëzie, suggereert ze meer dan ze zegt. Haar poëzie wordt eveneens bepaald door het natuurgebeuren (de cyclische wederkeer van de seizoenen, de opeenvolging van dag en nacht, de onmiddellijke omgeving), dat in feite gevoelsbewegingen en ervaringsmomenten weerspiegelt. Het grondgevoel is het besef van de menselijke onvolkomenheid, maar toch ligt aan de basis een pessimisme, want de tijd is verdraagzaam, d.w.z. de tijd verleent de mens het voorrecht veel te verdragen, veel te ‘dragen’. Katelijne van der Hallen zoekt haar toevlucht in de wereld van stilte, waar het licht de dingen transparant maakt en hun diepere geheim onthult. Haar etherisch woord- en beeldgebruik past geheel bij deze verzen, die vaker de broosheid van een aquarel vertonen. rvdp | ||||||||||||||||
• Benno BarnardEddy van Vliet - Dichters van nu 3, uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, geill. met zw.-w.-foto's, 125 × 200 mm, 45 blz., paperback 598 fr. / f 29.90. - Als nummer 3 in de reeks ‘Dichters van nu’ is Eddy van Vliet (1942) aan de beurt. Zijn vriend Benno Barnard tekent van hem in de inleiding een origineel en aangenaam lezend ‘portret zonder rimpels’, dat echter veel weg heeft van een hagiografie. Barnard noemt Van Vliet in zijn slotwoorden ‘een groot dichter’, maar hij zegt in feite niet waarom dit zo is. De uitgebreide door hem, in overleg met de dichter, samengestelde bloemlezing moet het antwoord geven. Uit het geheel blijkt hoe sterk autobiografisch, in genealogische zin, Van Vliets dichterschap is en hoe zijn poëzie sterker wordt naarmate de jaren vorderen. In zijn eerste bundels toont Van Vliet zich een nogal ethisch-sociaal geëngageerd dichter, die zich afzet tegen oorlog en geweld, onrecht en milieuverloedering. Geleidelijk krijgt zijn poëzie een uitgesproken belijdend karakter, waarin onder meer liefde en erotiek hun plaats vinden, maar het besef van vergankelijkheid en de illusieloosheid van het leven toch gaan overwegen. Vandaar dat hij zich steeds meer terugtrekt in de herinnering, wat in wezen een romantische trek is, maar de onvoldaanheid blijft. Van Vliet beweegt zich hier voortdurend op de grens van verhulling en onthulling. Zijn beter werk ligt daar waar hij voldoende afstand neemt van de ‘feitelijkheid’ en zijn problematiek boven de directe anekdotiek uittilt. Al bij al is in deze bloemlezing een boeiende evolutie te vinden voor wie geïnteresseerd is in een (voorlopig) totaalbeeld van deze vaak bekroonde dichter. rvdp | ||||||||||||||||
Varia• A. Vansevenant e.a.Sint-Godelieveabdij Gistel 1891-1991, uitg. vzw's Oude Abdij Ten Putte en Vrienden van het Sint-Godelievemuseum, Ten Putte Abdijstraat 884, 8470 Gistel, meer dan 100 illustr., 328 × 255 mm, 175 blz. gebonden, 1.395 fr. - In 1991 was het een eeuw geleden dat enkele zusters van de Brugse St.-Godelieve-abdij terugkeerden naar wat er was overgebleven van de aloude ‘Abdij Ten Putte’ te Gistel, die hun voorgangsters in 1578 ten gevolge van de godsdiensttroebelen hadden moeten verlaten; in 1934 herkregen ze de titel abdij, en wie ‘Ten Putte’ bezoekt komt onder de indruk van het fraaie abdij-geheel en vooral van de vrome sfeer en de gezegende rust (als het geen toeristen-dag is). Het eeuwfeest van die terugkeer was de aanleiding tot de uitgave van het prachtige en rijk geïllustreerde boek, dat verscheen met een waarderend Ten Geleide van de bisschop van Brugge. De Verantwoording - ook in het Frans, het Duits en het Engels - geeft een overzicht van het grootse opzet van het boek: vooreerst 3 bijdragen over de zin en betekenis, ‘het fundament’ van het kloosterideaal volgens Benedictus van Nursia (D.A. Hoste o.s.b.), de blijvende zinvolheid van het ‘Ora et labora’ (S. Gyselen) en z'n beleving in de Gistelse abdij (F. Vanhee). Daarop volgen 6 bijdragen van historische aard: een duiding van het ‘huwelijk’ van Godelieve (J. Bonny); een document uit het cartularium van de Tempeliersorde dat tot het besluit leidt dat de abdij gesticht kan zijn tussen 1137 en 1171 (M. Nuyttens); een ‘geschiedenis van de abdij Ten Putte’ en de terugkeer in 1891, veruit het uitvoerigste stuk (M. Vansevenant); een plechtige ‘verheffing van de relieken in 1907’ (A. Vansevenant); een ake- | ||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||
lig-somber relaas van de oorlogstribulaties (1914-1918) van de abdij, geschreven door de toenmalige rector, J. Van Seynhaeve (G. Feryn & G. Gyselen). Daarbij sluiten 4 bijdragen aan over de ‘Devotie’: een overzicht van de verering van de H. Godelieve (J. Van den Heuvel), het kunstpatrimonium van de abdij (J. Van den Heuvel, M. Vansevenant & H. Gryspeert), een afzonderlijk kapittel over haar ‘Brugse edelsmeedwerk’ (J.L. Meulemeester) en over ‘het waardevolle bezit van “het hemd zonder naad”’ (B. Janssens de Bisthoven). Het ‘album’ wordt afgesloten met 3 bijdragen over de vroegere eigendommen van de oude abdij (A. Verbeke), de bouwgeschiedenis van de nieuwe sedert 1889, met veel waardering voor de schenker van de gronden én de eerste grote bouwmeester, de ‘neo-gotieker’ baron Jean-Baptiste Bethune (J. van Cleven) en ten slotte een verhelderende ‘voorgeschiedenis’ van de abdij, die ‘werd ingeplant op een voormalige castrale motte’ - een opgehoogde en omwaterde versterking, de ‘Godelieve-motte’ (G. Verbrugghe). Haast elke bijdrage heeft een, soms zeer uitgebreid, notenapparaat, wat voor de belangstellende lezer beslist z'n nut zal hebben. De talrijke, vaak prachtige illustraties maken het boek bovendien tot een voortreffelijk kijkboek. Het overzicht maakt de verscheidenheid en tevens de samenhang van het geheel duidelijk. Bij een dergelijk imposant boek aarzelt de recensent te schrijven dat hij het betreurt dat bij de inhoudsopgave geen paginering is aangegeven, dat er nogal wat ‘overlappingen’ zijn (misschien onvermijdelijke?), dat niet altijd, waar het mogelijk en nuttig zou zijn, verwezen wordt naar de illustraties, dat een - juist in dit geval noodzakelijke - lijst van de illustraties ontbreekt, dat de stijl weleens weinig vlot en al te opsommend is (zoals in vele ‘wetenschappelijke’ stukken). Dat alles hebben de samenstellers blijkbaar in koop genomen. Echt jammer is dat een drietal houtsneden, overgenomen uit ‘een volksboekje uit de achttiende eeuw’, haast karikaturale blauwboekjes-illustraties zijn, terwijl dezelfde taferelen in andere edities van die volksboekjes nog fraai kunnen genoemd worden; bedoeld worden ill. 9, 20 en 68; 86 kan wél door de beugel van reproducerenswaardige illustraties! Maar het is een zeer rijk boek, met tal van interessante gegevens, informatief voor elke belangstellende, met grote aandacht voor de geestelijke en materiële geschiedenis van een toch wel voor het religieuze en artistieke leven in Vlaanderen ‘schone’ abdij. En met vreugde en trots denkt de recensent terug aan het Godelieve-nummer dat het eigen tijdschrift in 1984 - bij een ander Godelieve-eeuwfeest - heeft gebracht; in de bibliografie van het besproken pracht-boek wordt er trouwens herhaaldelijk naar verwezen. G.K. | ||||||||||||||||
• D.F.J. Bosscher e.a. (red.)De wereld na 1945. Eigentijdse geschiedenis in hoofdlijnen, volgens een thematische opzet, met aandacht voor regionale ontwikkelingen. Met een kalendarium, uitg. Aula/Het Spectrum/Utrecht, 1992, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 180 × 110 mm, 667 blz., paperback 695 frank. - De AULA-boeken staan bekend om hun heel degelijke prijs-kwaliteit- verhouding. Ook in de omvangrijke uitgave over de wereld na 1945 krijgt de lezer op een vlotte, bevattelijke wijze puike overzichten en dito stellingen geserveerd. Het boek fungeert overigens als verderzetting van de even gewaardeerde Geschiedenis na 1945 (Aula 748). Nieuw is echter het feit dat terecht de economische verhoudingen ruimer aan bod komen, dat enkele specialisten werden aangetrokken en dat hier een flinke actualiteits waarde gehaald wordt (tot medio '92). Het boek telt 19 thematische hoofdstukken, geschreven door Nederlandse specialisten van de universiteiten van Groningen, Leiden, Utrecht en Amsterdam. Voorts zijn er handige apparaten als een personen- en een zakenregister en een 50 pagina's tellend calendarium. De uitgave komt nu op de markt omdat er volgens de auteurs nu een adempauze is ingetreden in het geschiedverloop, ‘waardoor toch een min of meer afgerond geheel kan worden gepresenteerd’. Het boek behandelt de grote lijnen en de samenhang van de gebeurtenissen na '45. Niet zozeer door de nadruk te leggen op de historische feiten zelf, dan wel op hun onderlinge verbanden. Toch werden meer feiten opgenomen dan in de vorige edities. Het is echter nooit de bedoeling geweest een naslagwerk met encyclopedische pretenties af te leveren. Alle auteurs houden zich aan de wetenschappelijke afstandelijkheid tegenover hun onderwerpen. Daarom is deze uitgave een heel bruikbaar instrument voor iedereen die begaan is met de aktualiteit. Niettemin blijven we wat argwanend voor ambitieuze uitgaven als deze (cfr. de titel ‘De wereld na '45’). Daardoor blijft er te weinig plaats en tijd over voor kaart- en cijfermateriaal, voor enkele striemende uitdagingen naar de toekomst toe (milieu, drugs, demografie,...). Eigenaardig genoeg is er zo goed als geen belangstelling voor het sociale en religieuze gebeuren. Vooral de quasi-afwezigheid van het religieuze roept vragen op: de invloed van o.m. het Tweede Vaticaans Concilie, de veranderende houding van de Kerk tegenover Latijns-Amerika en Oost-Europa. En de invloed van de islamwereld is ondergewaardeerd. Automatisch blijft de lezer dan ook voor bepaalde items op zijn honger zitten. Voor antwoorden moet hij uitzien naar andere gespecialiseerde werken. Enkele opmerkelijke passages in die zin. In het hoofdstuk over de dekolonisatie worden veel vragen gesteld, maar niet echt beantwoord ‘omdat een oordeel over de gevolgen ervan nog te vroeg komt’ (waarom dan dergelijk overzichtswerk op de markt brengen?). Op p. 62 wordt gesteld dat de Golfoorlog de ‘meest doeltreffende luchtoorlog was uit de geschiedenis’ (?). Wat verder (p. 72): ‘de interventie van het Westen werd uitgevoerd met een grote mate van doeltreffendheid’ (?). En was Francis Bacon niet meer dan ‘een pop-artkunstenaar van het eerste uur’ (p. 153)? Het EMS-stelsel werd in 1979 opgericht (en niet in 1978, p. 243) en de Europese Akte dateert van 1986 (en niet van 1985 of 1984, p. 245 en 247). Het zijn kleine opmerkingen die finaal wellicht niet doorwegen tegen de behandeling van de belangrijkste internationale knelpunten. JoV | ||||||||||||||||
• P.G. Buckinx & R.F. LissensDe serene tragiek van Jan de Smedt, uitg. Vrienden van Jan de Smedt, Mechelen, reeks Cimelia J. de Smedt van Mechelen, 1993, geïll., 124 × 175 mm, 22 blz. geniet. - De dertiende plaquette uit de reeks ‘Cimelia Jan de Smedt van Mechelen’, tevens nr. 11 van de P.G. Buckinx cahiers, bevat de integrale versie van de tekst van Pieter G. Buckinx verschenen in Ons Erfdeel in 1973 naar aanleiding van de toenmalige huldetentoonstelling. In een nawoord reflecteert prof. Lissens op de beschouwingen van de dichter en brengt in herinnering hoe Rik Wouters en Jan de Smedt beiden leerlingen waren van dezelfde Mechelse meester, Theo Blickx. Hij wijst erop hoe zowel Buckinx als de Smedt de veranderende tekenen in de tijd begrepen en in de eerste plaats de versnelling van het levenstempo en de binnenwaartse beweging. rmdp | ||||||||||||||||
• Jaarverslag 1990 van de Provinciale dienst voor CultuurUitg. Provinciebestuur van West-Vlaanderen, Provinciehuis Boevervos, Koning Leopold II-laan 41, 8200 St.-Andries, 1991, geïll., 275 × 210 mm, 119 blz., genaaid. - Het 36ste deel in de reeks ‘Jaarverslagen’, uitgegeven door de Provinciale Dienst voor Cultuur van de provincie West-Vlaanderen brengt een overzicht op cultureel gebied van het werkjaar 1990. In het eerste hoofdstuk krijgen we een overzicht van de algemene werking en de samenstelling van de diverse commissies. De twaalf volgende hoofdstukken behandelen de diverse takken van de cultuur... beeldende kunst, culturele uitwisselingen, musea, uitleendienst en wooncultuur om er maar enkele te noemen. Een totaaloverzicht dus van alles wat op cultureel gebied verwezenlijkt werd gedurende 1990 door de Provinciale Dienst voor Cultuur. D.V.d.B. | ||||||||||||||||
• Michiel De BruyneAlfons Blomme als tekenaar, uitg. Nieuwe Stichting Alfons Blomme, Roeselare, 1992, 213 × 275 mm, 31 blz., geniet. - Deze uitgave van de nieuwe stichting Alfons Blomme bevat vooreerst de inleiding door Michiel De Bruyne naar aanleiding van de tentoonstelling in het stedelijk museum Alfons Blomme te Roeselare in 1992 onder de titel ‘Alfons Blomme als tekenaar’. Volgt na een korte biografie de catalogus van de zesenvijftig tentoongestelde werken met als illustratie een vijftal tekeningen. Interessant studiemateriaal, maar niets van Blomme's eigen stijl komt hier tot uiting! rmdp | ||||||||||||||||
• ANZ-Volksliedboek 3,samengesteld door Jef Blommaert e.a., uitg. ANZ, Baron Dhanislaan 20 bus 2, 2000 Antwerpen, 1992, 295 × 210 mm, geniet. - De editie van Volksliedboek 3 door het A.N.Z. beoogt tegemoet te komen aan een behoefte: het stimuleren van een degelijke uitvoering van het volkslied. Hiervoor kozen de samenstellers een 50-tal liederen uit diverse cultuurgebieden en konden voor de vormgeving een beroep doen op een aantal eminente Vlaamse componisten. Het resultaat is een fijngeconcipieerd muziekboek dat zelfs voor de amateur-pianist gemakkelijk speelbare en fraai-harmonische literatuur biedt. Aan te bevelen aan volkszanggroepen en muzikaal-bezielden uit het onderwijs. G.D.C. | ||||||||||||||||
• Elham KhalilDe Koptische Kerk. Vraag & antwoord, uitg. J.H. Kok-Kampen, verdeeld door Denis & Co bvba, Sterckshoflei 28-30, 2100 Antwerpen, 1993, 120 × 210 mm, geïllustreerd, 67 blz., paperback 250 fr. - In een handig formaat verscheen van de hand van de Egyptische Elham Khalil, die in Nederland woont, een beknopt informatief boekje over de Koptische Kerk. Zeker een nuttig initiatief. Zoals de | ||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||
titel het zegt, behandelt de auteur het Koptische geloof aan de hand van vraag en antwoord. Dit maakt de zaak zeker vlot leesbaar en interessant. In het werk komen uiteraard verschillende aspecten aan bod: geschiedenis, het kloosterleven, de taal, de muziek, de eredienst, de feesten, het vasten, het geloofsleven, kunst, symboliek, verschillen tussen de Koptische Kerk en andere Christelijke Kerken... Zo maken we niet alleen kennis met dit geloof, maar krijgen we ook een resem informatie. Het geheel is in een duidelijke taal gesteld, zodanig dat ook leken er zeer veel aan hebben. JLM | ||||||||||||||||
• Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaarsUitg. Vereniging van Westvlaamse schrijvers, Weidestraat 11, 8100 Torhout, 1992, geïll., 154 × 220 mm, 142 blz., genaaid 600 fr. - Na het voltooien van het Lexicon van de Westvlaamse schrijvers is er het initiatief van Jaak Fontier, ondervoorzitter van de V.W.S., om een gelijkaardig lexicon van de beeldende kunstenaars op te stellen, toe te juichen. Aldus zet de Vereniging van Westvlaamse schrijvers onder het voorzitterschap van Fernand Bonneure, haar merkwaardig oeuvre van inventarisatie van de kunstenaars van deze provincie gestaag voort. Uiteraard is een lexicon geen leesboek, maar de samenbundeling van wetenschappelijke gegevens in telegramstijl verwerkt. Het eerste deel wordt voorafgegaan door drie kunsthistorische overzichten, namelijk over bouwkunst (J.P. Esther), schilderen miniatuurkunst (M. Smeyers) en beeldhouwkunst (Fr. Vromman) in de middeleeuwen. Volgen in alfabetische volgorde Van Acke, Richard (1873-1934), architect, tot Wenzeslas Wieden (1769-1814), scheepsportrettist in achterglastechniek, een vijfhonderdtal namen uit de wereld van de beeldende kunsten (alle disciplines) en die stammen uit alle eeuwen. Artiesten die in West-Vlaanderen geboren zijn of er geleefd of gewerkt hebben, komen in aanmerking. Na zes delen vast en zeker een onmisbaar handboek overvol referenties. rmdp | ||||||||||||||||
• Lina van ObergenNaar méér menselijk evenwicht, uitg. Westflandria, Roeselare, 1992, geïll. 170 × 230 mm, 96 blz., genaaid 790 fr. - genaaid 600 fr. - Zoals haar vertrouwde stem de optimistische noot brengt bij Radio Spes schreef Lina van Obergen haar bemoedigende woorden neer. Geen literatuur, maar het scheppen van een klimaat van levensoptimisme in een tijd, waar velen de wanhoop soms nabij zijn. In achttien hoofdstukjes, geïllustreerd door eigen fotomateriaal, wordt ons hele levensbestel doorgelicht. Dat gaat van het trainen van geest en spieren en tips over stress over de band met de natuur en de menselijke relaties tot de bekommernis voor anderen en de kwetsbaarheid door woorden. Voor Lina van Obergen moet alles in evenwicht gebracht worden, is ‘te nooit goed, behalve in tevreden.’ Zoals Phil Bosmans deelt deze dame bloemen van geluk uit. rmdp | ||||||||||||||||
• Paul Korenhof & Anneke RoeleLuister-CD-Gids. Selectie van aanbevolen klassieke CD's. Editie '92-'93, uitg. La Rivière & Voorhoeve/Kampen, 1992, verdeeld door Uitg. Denis & Co, Sterckshoflei 28-30, 2100 Antwerpen, 135 × 210 mm, 328 blz., paperback 598 fr. - Vooraf willen we verwijzen naar ‘Vlaanderen’ nr. 243, blz. 410-411, waar we bij de bespreking van de editie '91-92 van deze CD-Gids de structuur en opvatting van deze gidsen hebben uiteengezet. Onderhavig boek bestaat uit vier delen: 1. Klassiek: CD's gerangschikt op componistennaam van Adams tot Zimmermann (243 blz.). - 2. Verzamelcd's (28 blz.). - 3. Opera: opnieuw op componistennaam gerangschikt (35 blz.) - en 4. Opera/Operette verzamelcd's (12 blz.). In deze uitgave werden - zoals in de vorige editie - wederom alle uitgaven opgenomen die een waardecijfer voor uitvoering hoger dan 8 hadden meegekregen en dit verklaart meteen de grote(re) omvang van dit werk. Voor elke muziekliefhebber is dit werk een handzaam instrument om een CD-collectie op te starten of uit te breiden. R.D. | ||||||||||||||||
• Cartoons 199231ste Internationaal Cartoonfestival Knokke-Heist, uitg. Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 1992, illustr. in kleuren en zw.-w., 195 × 195 mm, 132 blz., gebonden 495 fr. - Naar jaarlijkse gewoonte publiceert het Davidsfonds zijn ‘Caartoon-boekje’, waardoor de humor van het Knokse Cartoonfestival a.h.w. wordt vereeuwigd, want niet gering zijn de gezinnen waar de ‘boekjes’ van jaren ver in de bibliotheek prijken, binnen handbereik dus voor een ‘humorkuur’! De prenten van deze uitgave ontlokken ook dit keer weer een lach die zich situeert tussen een glimlach en een grimlach (wanneer je jezelf in de cartoon betrapt voelt!), met alle gradaties daartussen. De ‘gouden, zilveren en bronzen hoeden’ gingen respectievelijk naar Kenji Morita (Japan), Hillas (of Hillar?) Mets (Estland) en Pavel Botezatu (Roemenië). Jan Dufour is de enige landgenoot die een prijs verwierf. Leopold Govaert won de Publieksprijs 1991. Dat het humorfestival blijvend succes oogst, blijkt o.m. uit de deelnemingscijfers van 1992: meer dan 4.800 inzendingen uit 56 landen! Daarvan zijn er in het totaal 127 cartoons in dit boekje afgebeeld, waartussen 23 cartoonisten uit eigen land. Opvallend is de geringe aanwezigheid van Nederland (1), Frankrijk (1), Zwitserland (1) en Duitsland (4). Engeland is er helemaal niet bij. De overgrote meerderheid van de deelnemers komen uit de vroegere Oostbloklanden met 14 tekeningen uit de GOS. Anderzijds is China vertegenwoordigd naast Thailand, Indonesië, Japan, Iran, Brazilië, Argentinië, Canada, Filippijnen, Guatemala, USA, Egypte, Turkije, Australië... waaruit andermaal blijkt dat humor internationaal is en boven elk taalverschil uitstijgt. R.D. | ||||||||||||||||
• Terence ConranWoonideeën, Design voor huis & interieur om zelf uit te voeren, uitg. Bosch & Keuning/Baarn en Lannoo/Tielt, 1992, geïll. met kleurenfoto's en werktekeningen, 245 × 285 mm, 256 blz., gebonden 1495 fr. - Een ideaal boek voor wie zijn interieur met eigengemaakte meubels wil opsmukken! Aan de hand van een goedverstaanbare schriftelijke uitleg en werktekeningen worden allerlei ontwerpen van meubels voor keuken, eetkamer, woonkamer, werkkamer, hal, slaapkamer en badkamer voorgesteld om zelf te realiseren. Vooraf is er telkens een reeks foto's opgenomen, waaruit de doe-het-zelver ideeën kan opdoen. De doe-het-zelf-ontwerpen worden telkens geïllustreerd met een foto van het voltooide project en ze zijn vergezeld van een lijst met de nodige gereedschappen en materialen. Vooraleer te starten met de eigenlijke ‘werkstukken’, krijgt men ten andere in een eerste hoofdstuk tekst en uitleg bij gereedschappen, materialen en technieken. Vermelden we tot slot nog dat dit boek een bewerking is van het Engelstalige werk van Terence Conran, een designer die vooral naam heeft verworven als ontwerper van doe-het-zelf-projecten. Hij is tevens de oprichter van de wereldvermaarde Habitat-meubelzaken en auteur van tal van succesvolle interieurboeken. R.D. | ||||||||||||||||
• Jules WellingWasserij Stoomtrein en andere taalcuriosa, uitg. M & P/Weert, 1992, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147 A, 2018 Antwerpen, 100 × 180 mm, 96 blz., paperback 215 fr. - Na ‘Vishandel Hein Graat...’ en ‘Taxibedrijf Antiloop...’ (zie ‘Vlaanderen’ nr. 243, blz. 409) allebei aan te vullen met het tweede lid van de titel ‘...en andere taalcuriosa’, is Jules Welling met onderhavig boekje aan zijn derde bundel van ‘taalrariteiten’ toe. Zoals in de vorige bundels zijn hierin opnieuw een aantal artikels (soms in gewijzigde vorm) uit het taaltijdschrift ‘Onze Taal’ opgenomen en heeft de auteur andermaal reacties van lezers op zijn artikels in dit boekje (meestal met vermelding van naam) verwerkt. De bedoeling van deze boekjes is en blijft het zich amuseren met de taal als spel, grappige en/of curieuze verschijnselen waartoe het Nederlands aanleiding geeft, te registreren. Voor wie (glim)lachen kan met de wending (neologismen, blz. 44) ‘buxi’ (gevormd uit ‘bus’ en ‘taxi’) voor een niet al te grote bestelwagen voor personenvervoer, met ‘patatterie’ voor eethuisje, ‘plankerie’ (in navolging van croissanterie) voor een doe-het-zelfwinkel... biedt dit boek een paar uren intelligent plezier. Zij zullen ook genieten van de benaming ‘stoomtrein’ voor een wasserij als men weet dat de eigenaar eigenlijk bedoelde ‘stoomt rein’ en van het opschrift op een feestzaal ‘Vier hier uw feestelijk heden’, waarbij de schilder van dienst het afbrekingsteken/streepje na feestelijk vergat. Dergelijke gekke taaluitingen zijn in dit alweer ‘kostelijke’ boekje samengebracht. R.D. | ||||||||||||||||
• Coen Hofmann & Wim BordingFeestelijke kalligrafie, uitg. La Rivière & Voorhoeve/Kampen, 1992, verspreid door Uitg. Denis & Co, Sterckshoflei 28-30, 2100 Deurne, reeks LRV-Hobby, geïll. met kleuren- en zw.-w.-voorbeelden, 140 × 200 mm, 46 pp., genaaid 298 fr. - Uitgaande van de stelling dat kalligrafie een uitstekende techniek is voor het versieren van diverse gebruiksvoorwerpen stellen de auteurs een aantal werkstukken voor die ze samenvatten onder de veelzeggende naam ‘Feestelijke kalligrafie’ en ze denken daarbij aan wenskaarten, menu's, etiketten, gedichten, uitnodigingen... waarbij het ‘feestelijk’ tintje past. Eerst geven ze uitleg bij de nodige materialen en de techniek van het schrijven (techniek van de brede pen, info i.v.m. links- en rechtshandigen, inkten, onderhoud van de pen, hulplijnen,... enz.). Daarna presenteren ze enkele ‘alfabetten’ (normschrift, florentijns randschrift, unicaal, gotisch), telkens met kleine en hoofdletters. Tot slot bespreken ze nog ‘het maken van werkstukken’. Al bij al een werkje dat de degelijkheid van de LRV-Hobbyreeks onderstreept. R.D. | ||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||
Periodieken• Nova et VeteraTweemaandelijks tijdschrift voor algemeen onderwijs en opvoeding. Orgaan van het Katholiek Secundair Onderwijs, redactiesecretariaat: Guimardstraat 1, 1040 Brussel, jaarabonnement (6 nrs): 550 fr, los nummer 150 fr. - Jrg. LXX, 1992-1993, jan. en maart 1993: Het januarinummer is goed gestoffeerd: drie artikels, rapporten en verslagen, echo's uit tijdschriften, boekbesprekingen, mededelingen. Het mishage niemand, maar wij werden in het biezonder geboeid door de bijdrage van Maurits Pinnoy ‘Sophocles' Electra: een interpretatie’. Dit is in feite een modelinterpretatie, waarover velen zich zullen verheugen. Het nummer van maart staat bol van recencies (blz. 244-335). Het wordt bijna juichend aangekondigd: ‘Het nieuwe leermiddelennummer is er!’ We lezen verder: ‘Met dit nummer is Nova et Vetera de enige instantie in Vlaanderen die systematisch en vakoverstijgend de nieuwe, grondig herwerkte of voor het eerst op de Vlaamse markt aangeboden leermiddelen beoordeelt op hun intrinsieke waarde en hun aangepastheid aan de leerplannen (...). Deze bibliografie, per vak opgesteld, bevat een goudmijn van gegevens. Hier werd zeer keurig en exhaustief werk verricht. R.G. | ||||||||||||||||
• LiteratuurTijdschrift over Nederlandse letterkunde, red. B. Verhoeven, Prinsengracht 747-751, 1017 JX Amsterdam, jaarabonnement 1300 fr. - Met de verandering van uitgever en drukker is Literatuur enigszins van uitzicht gewijzigd: geen glanzend papier meer, maar omslag in kleur en een aangenamer lettertype. De opvatting van het tijdschrift blijft in grote lijnen behouden. In het eerste nummer (jg. 10, nr. 1, januari-februari 1993) is vooral de bijdrage van Frits van Oostrom over ‘Middelnederlandse literatuur als spiegel van en voor Europa’ te vermelden. Interessant voor ons is het onderzoek van D. van Dijk en G. Vaartjes omtrent ‘Streuvels en de Nobelprijs’. Alle gedane inspanningen door vrienden, bewonderaars en letterkundigen waren vergeefs, want driemaal in zijn leven werd hij ‘gepasseerd’. In de afdeling literatuur-recensies, wordt de uitgave van de briefwisseling Gezelle en de Engelsen kritisch onder de loep genomen. In het tweede nummer (jg. 10, nr. 2, maart-april 1993) graag aandacht voor ‘De Tweede Wereldoorlog in het werk van Gerrit Achterberg, een onderzoek van Rita Bonte. Annette Portegies heeft een interview met Hugo Brems (K.U. Leuven), die in Leiden enkele gastcolleges zal geven over de recente Vlaamse literatuur. In literatuur-recensies worden een drietal nieuwe publikaties over Gerard Walschap besproken. rvdp De recensies werden geschreven door:
|
|