Naar 2000
Door de interesse die opera nu in brede kringen opwekt, zijn er steeds meer componisten en theatermakers die zich met dit genre willen bezighouden. Door de hoge investeringskosten en de financiële risico's kunnen de grote huizen slechts met grote voorzichtigheid nieuwe werken op het programma nemen. Wie tot de opera toegelaten wordt, mag zich dus heel gelukkig noemen. Maar, zo kan je terecht vragen, waar moet al die andere creatieve energie naar toe? Als ze zou verloren gaan, zou dat zonder meer zonde zijn. Daarom zien we in de laatste tijd steeds meer initiatieven ontstaan, waarbij opera op een kleinere schaal wordt gemaakt. Vroeger had men hiervoor de term ‘kameropera’, maar deze term is in onbruik geraakt, omdat de vorm van de nieuwe werken vaak weinig te maken heeft met wat kameropera's normaal zijn: grote opera's op kleine schaal uitgevoerd.
In de geschiedenis van het theater zijn er in de twintigste eeuw werken voor kleine bezetting geschreven die een volwaardig artistiek produkt zijn, omdat ze de beperkte middelen niet als een tekort, maar als een uitgelezen kans beschouwen. Het meesterwerk van de twintigste eeuw is op dit gebied ongetwijfeld L'histoire du soldat van Stravinsky. Het is niet alleen een stevige partituur, maar ook één van de origineelste werken van de componist. Dichter bij ons zijn de plezierige en verrassende muziektheaterstukken van Mauricio Kagel een levend bewijs voor het feit dat hier volledig nieuwe wegen kunnen worden gegaan.
Kleine afmetingen zijn voor produkties een voorname troef. Het is alsof afwezigheid van grote financiële eisen en logge apparaten aan de verbeelding vrije teugel geeft. Hier in Vlaanderen zien we verschillende initiatieven ontstaan, waarbij precies geopteerd wordt voor deze kleine vorm, omdat daar de weg open ligt voor het volstrekt nieuwe. De theatrale ruimte kan naar believen naar de hand van de theatermaker worden gezet en op het vlak van de muziek kan de componist met groot gemak voor onvertrouwde bezettingen opteren. Daarom zijn de initiatieven van Transparant (met vooral Vlaams talent), van Walpurgis (met een grotere internationale inslag en een duidelijk afgetekende produktiepolitiek) en van de Singel van het grootste belang. Die drie instanties schakelden zich zonder moeite in een brede internationale context in, want zowat overal in de wereld zijn gelijkaardige initiatieven aan de gang. Ook hier schuilen gevaren: componisten en theatermakers die voor het kleine opteren, zijn wel eens behept met de vrees voor de grote uitdaging. Ze kunnen het werken op kleine schaal ook zien als een soort voorbereidingstijd voor het grote werk, dat dan pas tot stand zou komen als de grote scène hen roept. Maar als deze gevaren ontweken worden, zit de mogelijkheid er dik in, dat we hier een artistieke activiteit krijgen, die in de jaren negentig het aanschijn van de operakunst grondig zou kunnen wijzigen. Dan zou het maken van theater met teksten op muziek weer een echt avontuur kunnen worden. De toeschouwer zou naar deze creaties gaan met de hoop van het nog niet geziene, het nog niet eerder beleefde mee te maken. Dit is immers het waarmerk van elke echte levende kunst.
Zo zien we dat de vernieuwde energie die we in de jaren tachtig in de operahuizen van Brussel en Antwerpen hebben meegemaakt, verstrekkende gevolgen heeft. De opgewekte interesse bij de kunstenaars is van die aard dat deze twee grote huizen onmogelijk ruimte bieden om alles een plaatsje te geven. Daarom ontstaan er nieuwe initiatieven, maar door de verandering van schaal ontstaan er ook nieuwe ideeën. Het zou mooi zijn, als we bij de eeuwwisseling konden schrijven dat vanuit dit kleine werk de activiteit van de grote huizen ten slotte grondig gewijzigd werd. Maar dat is een wat stoute droom, omdat de inertie, eigen aan alle grote instellingen, niet te onderschatten valt. Veel realistischer en belangrijker is het te hopen dat we in het jaar 2000 mogen terugblikken op een decennium dat in zijn muziektheater op kleine schaal een wezenlijke bijdrage heeft geleverd tot het bewustzijn van de mens zoals hij doorheen de moeilijke jaren negentig is gekomen. Zoveel talentvolle mensen staan klaar om zich op dit genre te werpen, dat de kans reëel is dat dit muziektheater mee het aangezicht van dit laatste decennium van een gepijnigde eeuw zal bepalen.
Als we van de vernieuwde belangstelling voor opera spreken, denken we vandaag nog altijd aan het herlezen van bekende teksten. Opera zou zich pas echt vernieuwen, als later zou blijken dat dit de eerste stap was naar een werkelijke, diepgaande en vitale vernieuwing. Dat kan alleen als opera modern zou zijn in zijn nieuwste uitingen. Het is te optimistisch te stellen dat dit vandaag de dag reeds zo is. Neen, precies op dit terrein schuilt de grote uitdaging voor de jaren die komen.