Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 38
(1989)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 254]
| |
De polychrome interieurafwerking van het renaissance burgerinterieur in AntwerpenEen getrouw en volledig beeld schetsen van het uitzicht van de leefomgeving van de gemiddelde, 16de-eeuwse Antwerpenaar thuis is moeilijk, zoniet onmogelijk in een korte bijdrage als deze. Een degelijk inzicht in dit onderwerp kan evenwel gegeven worden via het behandelen van één bepaald aspect, met name de meerkleurige afwerking van interieuronderdelen, wat tegelijk de meest kenmerkende en tot nog toe minst bekende eigenheid ervan blijkt te zijn. Tevens ligt het accent op de renaissanceperiode van vooral de tweede helft der eeuw, ook al bleef de laat-gothiek als traditionele stijl lang doorleven, opgenomen in het ‘moderne’ interieur. Recent bouwkundig-archeologisch en archivalisch onderzoek wees uit dat menig pand in de oude binnenstad een onverwacht rijke gegevenbank is omtrent de oorspronkelijke, veelal renaissance afwerking, een aspect van de bouwhistoriek waarbij nooit werd stilgestaan, omdat daarover sinds lang een ingeburgerde visie bestond, waarnaar elke restauratie zich blindelings richtte. De spijtige misvatting als zou het interieur in die periode voornamelijk zijn decoratie gezocht hebben in de ruwe materialen zoals eikenhout, bak- en natuursteen, in witgekalkte wanden en bruingebeitste plafonds, zorgde eigenlijk voor de systematische vernietiging van ontelbare overgebleven interieurs van soms grote waarde. En hoewel de werkelijkheid heel wat fabelachtiger is dan deze fabel vindt de rechtzetting slechts moeizaam ingang, wellicht omdat het renaissance burgerinterieur zo fundamenteel het tegengestelde blijkt van wat de gangbare ideeën voorstelden: het sobere, armelijke en sombere huis moet plaatsmaken voor een frivole, vorm- en kleurrijke, heldere thuis! Zo en niet anders hoorde de omgeving voor een sinjoor immers te zijn...
Beschilderd plafond: houtimitatie, arabeske schabloonmotieven en omlijstingen. (Zirkstraat 25) (Foto © M. Manderyck A.R.O.L.)
Met plafondbehang beklede balken: bedrukte, ingekleurde modulevellen met reliëfeffect. (Reconstructie Reyndersstraat 5) (Foto © Antwerpse Vereniging voor Bodem- en Grotonderzoek vzw) Het decoratieschema is gestructureerd van karakter: motieven of taferelen zijn geordend binnen een strenge vlakverdeling, meestal in de vorm van een uitgesproken architecturaal kader dat niet zelden de werkelijke constructie als richtlijn neemt: wandpanelen en ritme van de balkenlaag zijn dan op elkaar afgestemd, of de verschillende balkkanten krijgen een eigen accent. Alle interieurelementen worden in dat schema opgenomen en decoratief behandeld zodat alles samengroeit tot één geheel: schoorstenen, vensterluiken, trapkasten en deuren krijgen vaak éénzelfde beschildering als de muren. Ouderwets en nieuwmodisch versmelten met elkaar onder één polychrome versiering. De eenvoudigste wanddecoratie bestaat uit een fries, die op twee derden van de kamerhoogte rondom de muren siert. Iets verder gaat de ‘lambris’-versiering, waarbij onder een dergelijke kamerlijstfries de wand decoratief behandeld wordt met een patroon van grote, aan elkaar geschakelde cirkels, rechthoeken of ruiten tegen een wijkende grond. Gezochter wordt de wandbeschildering wanneer onder een zware, door zuilen of beelden geschraagde kroonlijst de vlakken zijn opgedeeld in panelen, gevuld met afwisselend architectuurperspectieven en allegorische figuren in een nis of met rolwerkcartouchen. Maar er werd niet voor teruggedeinsd het volledige wandvlak van plint tot plafond te vullen met een monumentale compositie: een ware opeenstapeling van architectonische elementen kon zonder bezwaar een vrij kleine kamer versieren als was het een grandioos paleis. Door de ruimtelijke werking van de ‘trompe l'oeil’-schildering is het immers alsof de muren wijken of zelfs doorbroken worden en daarvan werd graag gebruik gemaakt; niet enkel voor de interieurs van de rijksten, ook in het gewone burgershuis werd zulks toegepast. | |
[pagina 255]
| |
Polychroom beschilderd schouwwelfsel en met kalkwelfsels overtrokken balken: laagreliëf in rolwerk, wit met kleurige accenten. 1587. (Kleine Pieter Potstraat 21) (Foto © L. De Clercq & N. Tasseel)
De meest gebruikte zijn vlakke, in schabloontechniek uitvoerbare motieven: vloeiende ‘arabesken’ en hoekige ‘moresken’ worden omwille van het contrast over de verscheiden balkvlakken van het plafond verdeeld, afzonderlijk, gegroepeerd of als doorlopende tekening herhaald, al of niet door lijnwerk omlijst. Op de wanden worden ze in friezen verwerkt, waarvan soms meerdere boven elkaar gebruikt zijn. Cirkels, rechthoeken, ruiten en driehoeken zijn eveneens geliefde versieringselementen: op regelmatige afstanden over de balklengten verdeeld in afwisseling met uitgewerkter motieven, of in gigantische afmetingen over het muurvlak verspreid.
Terwijl als plafondversiering slechts uitzonderlijk andere dan vlakke motieven werden gebruikt - plafondbehang was b.v. bedrukt met reliëfsuggererende tekeningen - voor muren werd steeds gegrepen naar een eenvoudige tot gezochte vorm van ‘trompe l'oeil’: reliëf, perspectief, materiaal werden door compositie en imitatieschildering weergegeven op een vlakke wand. De vereenvoudigde weergave van de geprofileerde en van klossen voorziene kamerlijst, een graag gebruikte fries, mag bijna abstract lijken, maar van de monumentale composities in de rijk uitgewerkte ‘lambris’-beschilderingen zijn alle onderdelen volledig herkenbaar: een werkelijke opeenstapeling van het hele Renaissance repertorium aan architectuurelementen is daarvoor gebruikt. Nissen, zuilen en pilasters, architraven en reliëfs, maar ook half menselijke figuren en beelden met allerlei attributen vormen samen als het ware een theatraal decor. Erg geliefd was ook de rolwerk cartouche, omgeven van grotesken, saterkoppen, bloemenslingers en festoenen. Perspectieven van fantastische interieurs en mythologische personages wisselen elkaar af als paneelvulling. Treffend is het veelvuldig aanwenden van imitatieschildering voor allerlei materiaalsoorten: door een gestileerde weergave ervan tot een gewilde onechtheid en een gemaniëreerde overdrevenheid werd bewust een stijl op zichzelf gecreëerd. Het accent lag op de decoratieve eigenheid van elk materiaal. Geenszins wegens geldgebrek werden het dure houtsnijwerk en inleg, verguldsel, marmers en houtsoorten, steen en brons voorgesteld in stuc en schilderwerk, of werden paneelschilderijen en wandtapijten daardoor vervangen. Het was een keuze en het verschil tussen de interieurafwerking van de rijkste en minder begoede burger lag voornamelijk in de kwaliteit van ontwerp en uitvoering van deze imitaties.
Vreemd genoeg werden houten plafonddelen vaak eerst geplamuurd om vervolgens te worden ‘gehout’. Meestal kregen de balken een lichte (geel, oker, wit) grondtoon waarop in donkerder tint (roest, zalm, rood) nerven en knopen van de houtstructuur werden weergegeven. In dezelfde trant lijken ook andere houten onderdelen decoratief behandeld. Eik werd omgetoverd in een meer uitgesproken houtsoort. Onbestaand schrijnwerk werd dan weer in schilderwerk voorgesteld. Een typisch voorbeeld daarvan is de kamerlijst, waarvan het vergulde profiel is nagebootst met gele, grijsgeschaduwde lijntjes, inlegwerk en houttekening opgeschilderd. Maar nog meer werden steensoorten geïmiteerd: hele wanden, achtergronden of omkaderingen werden gemarmerd, andere interieuronderdelen als schoorstenen, deuren vermoedelijk inbegrepen. Vooral in monumentale, architecturale composities kreeg elk element zijn materiaalsoort nagebootst: stenen beelden in grisaille, bronzen in camaïeux; zuilen, vloeren en inlegwerk in veelkleurige, geaderde marmers; architraven en nissen in arduin. Rijkdom alom. Bij het maken van reconstructies valt meteen op hoe het specifieke kleurgebruik het karakter van de toenmalige leefruimte zo fundamenteel bepaalde. De ietwat uitgebluste sfeer
Wandbeschildering: lambris met opdeling, perspectieven en allegorische figuren, gemarmerde zuilen. 1579. (Braderijstraat 12) (Foto N. Tasseel © Antwerpse Vereniging voor Bodem- en Grotonderzoek vzw)
| |
[pagina 256]
| |
die uitgaat van onafgewerkte bouwmaterialen was duidelijks niet naar de smaak van de 16de-eeuwse sinjoor. Een ‘ruwbouw’ diende leefbaar te worden gemaakt: pleister en uitgebreid schilderwerk zorgden voor vriendelijke, ‘aangeklede’ kamers. Dit effect werd bekomen door het gebruik van vrij helle kleuren zoals rood, blauw, oker geel en wit, waarmee vaak de hele kamer (met uitzondering van de vloer en op een donkere stootplint na) werd geschilderd, al of niet als grond waartegen motieven konden afsteken. Erg in trek was de samenstelling van twee kleuren: rood-blauw en vooral rood-wit (toevallig de Antwerpse kleuren?). Raam- en deuropeningen werden omkaderd, balkkanten geaccentueerd en muurvlakken opgedeeld. Als grondtoon voor bijkomende versieringen werden lichte kleuren genomen (wit, geel, blauw) voor de dikwijls in zwart uitgeverfde schabloonmotieven op het plafond of van de kamerlijst op de muur. Als adering, in de marmering van hele wanden of als grond kwamen vele tinten voor, maar vooral bij de uitgewerkte, figuratieve wanddecoraties werd een rijk palet van vermengde tonen verwerkt. Voor plafonds bleef het gamma evenwel beperkt tot een viertal heldere kleuren, met een zeldzaam accent van verguldsel op een balkconsole.
Wandbeschildering: paneel uit monumentale compositie van plint tot plafond, zuilen, hermen, rolwerk cartouche, architraaf, ± 1564. (Voorheen Sudermanstraat 10, nu Museum Vleeshuis) (Foto N. Tasseel © Antwerpse Vereniging voor Bodem- en Grotonderzoek vzw)
Huidevetterstraat. Schouw uit het voormalig hotel Dozzi. (Foto uit A. De Lattin doorheen Oud-Antwerpen 1936).
Ook al duiken dagelijks gegevens op over de afwerking van het burgerinterieur, vele getuigen zijn fragmentarisch en geheel gedocumenteerde kamers blijven zeldzaam wegens het uitblijven van systematisch onderzoek. Hoe echter aandacht en waardering te winnen bij het publiek voor iets waarvan het de schoonheid en de historische waarde niet kan vatten, zolang nergens op het belang ervan wordt gewezen?Ga naar eind*
Petra Maclot | |
Beknopte literatuuropgave:P. Maclot (red.) Rijke Vorm & Bonte Kleur in 't Antwerps Burgerinterieur omstreeks 1585, Antwerpen 1985. - P. Maclot, Van Parkingdecor tot Museumstuk. Het verhaal van de Renaissance muurschildering van het voormalig pand ‘de Croone’ in de Sudermanstraat te Antwerpen, Antwerpen 1987. |
|