Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 36
(1987)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |||||
Nieuwe ledenDe Raad van Bestuur van het C.V.K.V. aanvaardde in zijn van vergadering van 29 augustus 1987 volgende kunstenaars als leden van het verbond. Meteen heten we hen allen hierbij van harte welkom in onze grote kunstenaarsfamilie. | |||||
Antwerpen
| |||||
BrabantJan Van Den Driessche (BK), Dilbeek | |||||
LimburgJosé Cielen (BK), Lummen | |||||
Oost-VlaanderenJan Vanlandeghem (M), St.-Niklaas | |||||
West-Vlaanderen
| |||||
Statutaire Jaarvergadering van het C.V.K.V. Kortrijk, 14 juni 1987.Op 14 juni jl. werd in de gebouwen van de K.U. Kortrijk de Jaarlijkse Statutaire vergadering van ons Verbond gehouden in aanwezigheid van talrijke C.V.K.V.-leden en sympathisanten. Om 11 uur werd Eucharistie gevierd in de studentenkapel, die meer dan vol liep met aanwezigen. Mgr. Guido Maertens, rector van de K.U. Leuven Campus Kortrijk, ging voor en werd geassisteerd door de Eerwaarde Heren Piet Thomas, die tevens de homilie hield (de tekst ervan wordt in ons volgend nummer gepubliceerd), Arthur Verthé, Marc Delrue en Dries Van Coillie. Bij het Memento werden onze leden die sedert de vorige jaarvergadering (in Hasselt) overleden zijn, herdacht: Flor Peeters, Mechelen (musicus en Eredeken van het C.V.K.V.); Hector Deylgat, Roeselare (Medestichter en Bestuurder-Penningmeester van het C.V.K.V.); Gery Florizoone, Brugge (lid van de Kernredactie van het tijdschrift ‘Vlaanderen’); de letterkundigen: Lode Moereels, Oud-Heverlee, Marcel Storme, Oudenburg, Jan Brans, Berchem, P.G. Buckinkx, Brussel en Leo Vandaele, Tervuren; de musicus: Karel Aerts, Leuven; de beeldende kunstenaars: Jozef R. Cohez, Herfelingen, Jan De Ridder, Opwijk, Urbain Gerlo, Waasmunster, Romain De Saegher, Sint-Amands, Jozef Lucas, Halle, Julien Suls, Genk en Edith Campendonck, Amsterdam. Daarna volgde in de hal van het Universiteitsgebouw de receptie, waarna we voor het vriendenmaal overstapten naar de studentenrefter. Gedurende dit maal hield Mgr. G. Maertens een tafelrede die we hierna integraal afdrukken. Na de maaltijd volgde zoals naar gewoonte de voorlezing van het financieel verslag en de begroting voor 1987 door onze nieuwe penningmeester, de heer Adiel Van Daele en Prof. Dr. G. Keersmaekers, Redactievoorzitter van het tijdschrift, sprak namens de redactie. Tevens werden de jarige en bekroonde leden van het C.V.K.V. gehuldigd. Zij kregen als attentie-geschenk een exemplaar van de litho die speciaal voor deze gelegenheid gemaakt werd door kunstenaar Erik Van Straelen (St.-Truiden): Mevr. Willy Balyon, letterkundige, Heerlen (NL): 60 jaar; Jozef Beerden, plastisch kunstenaar, Brugge 4: 70 jaar; Mevr. Cl. Blommaert-Meyssen, letterkundige: 75 jaar; Phil Bosmans, letterkundige, Antwerpen:
Groepsfoto's van de gehuldigde C.V.K.V.-leden op de Jaarvergadering in Kortrijk.
(Foto's: Fr. Jonkers, Diest) 65 jaar; Rik Bourgignon, beeldend kunstenaar, Machelen: 85 jaar; Marcel Callaert, beeldend kunstenaar, St. Martin de Londres: 65 jaar; Leon Charita, letterkundige, St.-Denijs-Westrem: 70 jaar; Gaston Claes, letterkundige, Merksem: 70 jaar; Frans Corneillie, beeldend kunstenaar, Varsenare: winnaar Prijs Constant Permeke, Jabbeke 1986; Wilfried De Boeck, letterkun- | |||||
[pagina 254]
| |||||
dige, Dilbeek: le Prijs Poëzie ‘Dronghene Kunstschip’ 1986; Jos De Maegd, beeldend kunstenaar, Brussel: 70 jaar; Gilbert De Muynck, beeldend kunstenaar, Waarschoot: Prijs Oscar Ovide 1986, Blois; Jan Douliez, musicus, Gent: Doctor Honoris Causa van de Universiteit van Goias (Brazilië); René Duyck, letterkundige, Brugge: 75 jaar; Frans Eykans, letterkundige, Duffel: 75 jaar; Jan Flameng, beeldend kunstenaar, Turnhout: 70 jaar; Fernand Florizoone, letterkundige, Koksijde: Poëzieprijs 1986 Stad Blankenberge (Kofschip Kring) en Poëzieprijs 1987 BGJG-Kortrijk; Arthur Hellebaut, beeldend kunstenaar, St.-Amandsberg/Gent: 60 jaar; Ward Hermans, letterkundige, Ramsel: 90 jaar; Rik Huys, letterkundige, Merelbeke: 75 jaar; Gust Keersmaekers, letterkundige, voorzitter Redactieraad ‘Vlaanderen’, Duffel: Grootofficier in de Kroonorde; Antoon Luyckx, beeldend kunstenaar, Deurne: 65 jaar; Frans Lyssens, beeldend kunstenaar, St.-Niklaas: 60 jaar; Freddy Maës, beeldend kunstenaar, Oostende: geselecteerd voor de Mini Print International Traveling Show, Barcelona en voor de 17e Biënnale Internationale de Ljubljznz (Joegoslavië); Vic Mahieu, beeldend kunstenaar,
Ruddervoorde: laureaat voor globaal werk V.V.V. Westerlo, Prijs Beeldhouwkunst, laureaat ‘Prijs voor Plastische Kunsten Stad Ninove’, Persprijs van de Stad Ninove, Laureaat ‘Prix Irene di Robilant, Ixelles’, laureaat voor de beste buitenlandse inzending ‘Prix de Peinture et sculpture de la ville de Nancy’; Lieven Martens, letterkundige, Brugge 2: 60 jaar; Leo Mets, beeldend kunstenaar, Deurne: 75 jaar; Gust Michiels, beeldend kunstenaar, Oostende: 75 jaar; Jos Michiels, beeldend kunstenaar, Borgerhout: 80 jaar; Joz. Noreille, beeldend kunstenaar, Menen: 65 jaar; Edith Oeyen, letterkundige, Beverlo/Beringen: eervolle vermelding Cooremanskring, Antwerpen; Marcel Rademakers (Mark Meekers), letterkundige, Heverlee: meerdere onderscheidingen; Louis Reydams, beeldend kunstenaar, Mechelen: 75 jaar en Diplomavermelding Nationaal Salon 't Spoor, Brussel; Jozef Seaux, beeldend kunstenaar, Roeselare: 75 jaar; Joris Sustronck, dramatisch kunstenaar, Marke/Kortrijk: bijzondere vermelding-acteur 33e Prov. Toneeltornooi 1986-87; Ina Stabergh, letterkundige, Diest: Eerste Prijs voor Poëzie, Kultuurraad Tongeren 1986, Tweede Prijs voor Poëzie, Beringen 1986, Medaille van de stad Diest 1987; Freddy Theys, beeldend kunstenaar, Edegem: Eerste Prijs (Gouden Medaille) ‘Itinerarrio Artistico 1986’ van de Belg.-Spaanse Vereniging en Prijs Delahoussage ‘Salon Blésois des Beaux Arts’ te Blois (Fr.); Jules van Ackere, letterkundige, lid Raad van Bestuur C.V.K.V., Brussel: lid Kon. Academie voor Wetenschappen, Letterkunde en Schone Kunsten van België en Grootofficier in de Kroonorde; Dries Van Coillie, letterkundige, Kessel-Lo: 75 jaar;
Rudolf van de Perre, letterkundige, lid Raad van Bestuur C.V.K.V., Affligem; Prijs Scriptores Christiani; Jan van der Aa, beeldend kunstenaar, Hemiksem: 60 jaar; Karel van Deuren, fotografie, lid Raad van Bestuur C.V.K.V., Berchem: ere-plaket van de Prov. Antwerpen voor zijn verdiensten als publicist over fotografie en zijn activiteit in de werkgroep van het Prov. Museum voor Fotografie in Antwerpen; Roger Van De Voorde, dramatisch kunstenaar, Brussel: 60 jaar; Gerda Van Erkel, letterkundige, Borgerhout: Prov. Prijs Antwerpen voor haar historische roman ‘Tussen twee oevers’; Denijs van Killegem, letterkundige, Gent: Poëzieprijs Kunstschip Dronghene; Maurits Van Reeth, beeldend kunstenaar, Mortsel: 75 jaar; Anton van Wilderode, letterkundige, lid Raad van Bestuur C.V.K.V., Moerbeke-Waas: Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies 1986; Gaston Van Wonterghem, beeldend kunstenaar, Deinze: 60 jaar; Yvonne Valgaeren, beeldend kunstenares, Leuven: Eerste Laureate voor Aquarel van Beatrijs-Rotselaar; Maria Vlamijnck, letterkundige,
Prof. Dr. G. Keersmaekers, redactievoorzitter van ‘Vlaanderen’, overhandigt de geschenk-litho aan Anton van Wilderode.
(Foto: Fr. Jonkers, Diest) Koksijde: 70 jaar; William Vermeesch, beeldend kunstenaar, Heverlee: 60 jaar en Bronzen Medaille (Gouden Pluim) Gent, Spectraal Wedstrijd voor Beeldende Kunsten, Gouden Medaille Internationale Culturele kunstkring Klassieke en Nieuwe Technieken, Brussel, Zilveren Medaille ‘Arts-Sciences-Lettres’, Paris; Mevr. M. Verschoore-Van Honacker, letterkundige, Oudenaarde: geselecteerd in de poëziewedstrijd 1987 C.B.K., Veurne.
Namens de Raad van Bestuur van het C.V.K.V. en de Redactieraad van het tijdschrift ‘Vlaanderen’ wensen we al deze gehuldigde leden van harte proficiat!
R.D. | |||||
Jaarvergadering van het C.V.K.V. 1987 tafelrede uitgesproken door Mgr. Guido Maertens, Rector van de K.U.L. - afdeling kortrijkLange jaren geleden benoemde de bisschop Mgr. De Smedt, mij tot kanunnik. Dat was begin van de jaren '60, toen het niet meer op kon met de weelde: er ontstonden ten allen kante universitaire centra, er werden overal zwembaden aangelegd en culturele centra gebouwd en er waren toen ook nog veel kanunniken. Ik vond mij veel te jong om tot die uitgelezen groep te behoren en ik had trouwens geen enkele verdienste. Zo zei men mij. Dat was alleen omdat in 1962 Leuven administratief moest gesplitst worden en er dus ook twee vice-rectoren moesten komen... Welnu, de Waalse vice-rector was al geruime tijd veel ouder dan ikzelf en ook kanunnik en prelaat. Omwille van het politiek evenwicht, moest ook uw dienaar bijna automatisch een operatieve ingreep ondergaan... en dus. Ik moet daarover vandaag eigenlijk niet spreken, maar het moet dienen als excuus om deze tafelrede niet te lang te maken. Sedert de dag van mijn benoeming heb ik namelijk pleinvrees gekregen en die heeft me nooit meer verlaten. Ik spreek niet graag voor het publieke forum: al die ogen op u gericht, met daarin de meestal ironische tinteling van intellectuelen, met de niet-uitgesproken vraag wat die nu wel kan komen vertellen. U zult zeggen, Dames en Heren, dat dit hier geen publiek forum is, maar een privaat dineetje van Christenen, Vlamingen, Kunstenaars, met elkaar verbonden en waarvan elk afzonderlijk minstens aan één van de voornoemde kwalifikaties beantwoordt. Samen het C.V.K.V.; goed, akkoord het is een nogal besloten bijeenkomst, maar bij een tafelrede neemt mijn pleinvrees een nog meer frustrerend karakter aan: dit van te beseffen dat zo'n toespraak meestal wordt ingeschakeld om toe te laten tussen twee gerechten genietend te zwijgen, terwijl het voorwerp van het genot meestal niet de spreker, maar de heerlijke spijzen zijn. Nochtans moet ik U eerlijk zeggen dat één zaak mij wat geruststelt. Bij het bekijken van het menu treft het hoe uw gezelschap de kunst verstaat om van het lagere, het materiële, het lelijke op te stijgen naar het hogere, het sublieme, het poëtische. U verstaat de kunst om de lelijke wolf, de verslinder van grootmoeder, te verbinden met de oneindige zee die voortklotst in eindeloze deining ‘De Zeewolf’; U brengt de vettige, kruidige saus samen met de hoge spiritualiteit van het kardinaalsrood: de kardinaalssaus, en U vindt parels in het hoenderhok: parelhoen. En men kan verdergaan. U zijt er in geslaagd mijn vriend Piet Thomas een homilie te laten houden en daarenboven een goede: ik ben daar nog niet in gelukt. Het hele gebeuren staat duidelijk in het teken van de Kunst. Ik ben zeker dat deze maaltijd daar maar een voorwendsel en een symbool van is. Dit stelt mij op mijn gemak, maakt me rustig en laat me zelfs toe te zeggen dat ik dit graag doe en ervan gebruik maak om te zeggen hoe ik, wat het C.V.K.V. doet, van harte waardeer en bewonder. Twee weken geleden had op deze campus het 35e Belgisch-Nederlands Historisch Congres plaats. Bij de verwelkoming zegde ik: dat hoe meer toekomstgerichte manifestaties als Flanders Technology worden georganiseerd, hoe meer de noodzaak van Historische Congressen zich opdringt. De toekomst afsnijden van de rijke ervaringen van het verleden, zou noodlottig zijn. De mensheid heeft contact met haar bronnen nodig, om haar zelf-identiteit en haar zelf-verstaan te bevorderen. De mensheid heeft evenzeer Kunst en Cultuur in de strikte zin nodig om hem uit de oppervlakkigheid van de pure actualiteit en van de tijdloze materialiteit uit te tillen. Inderdaad, onze boeiende tijd heeft ons alles aan de hand gedaan om goed en comfortabel te leven en we mogen ervan genieten. We kunnen goed leven, maar kunnen we ook écht leven? Werkt techniek zonder cultuur en verder zonder levensvisie niet op de duur verstikkend? ‘Laissez-nous vivre’, luidt de oproep van de collega van de U.C.L. onlangs in een weekblad. Hij had het over de ademnood van onze tijd. Mag ik hem | |||||
[pagina 255]
| |||||
even eiteren? Hij denkt met een zeker heimwee ‘Au temps jadis où l'on voguait en silence sur des flots harmonieux et où l'onde n'était pas encore arséniquée, hyperchlorée, bacillisée et proprement impropre à toute effusion lyrique, au temps jadis, où badine à la main et chien au côté la marche était promenade et non parcours du combattant à franchir entre voiture en panne et stationservice la plus proche, au temps jadis, le forgeron battait le fer, l'ouvrier travaillait, les paysans charmaient, les professeurs professaient...’ Le professeur professait...! even terug naar de plaats waar we zijn: een universiteit. Er was een tijd waar doceren in alle rust kon gebeuren, waar het een nobele en gerespecteerde taak was... au temps jadis, waar het denken souverein was, maar de ethiek de techniek kon bijhouden, waar over plichten minstens evenveel gesproken werd als over rechten... Verdenk mij nu niet van ziekelijke retro-verzuchtingen. Ik leef graag in deze boeiende tijd maar daarom hoeft men niet blind te zijn voor een aantal serieus-zieke plekken. Tot de negatief-zijde (of is het positief in medisch jargon) van onze tijd behoort ondermeer dat geld geen middel is maar doel, drugs niet medicatie betekenen maar nirwana, liefde geen passie meer is, maar springplank naar AIDS, het kind geen vrucht van liefde moet zijn maar een laboratoriumprodukt, waar geleerden technocraten dreigen te worden en wijzen gepre-pensioneerd. Laissez-nous vivre! Om in leven te blijven volstaat het niet meer te leven, men moet lopen. Om te doceren, moet men lopen van vergaderingen naar raden, van bureaus naar kabinetten, moet men formulieren invullen die niemand zal lezen en nutteloze rapporten opmaken, die een obscure functionaris in het bestaan houden. De universiteit en de school kan symbool zijn voor een maatschappij, die zoveel middelen heeft dan ze geen tijd meer vindt om rustig doeleinden te formuleren. Een maatschappij die zoveel vrije tijd heeft, dat ze geen andere oplossing vindt dan ze te doden. In de zoektocht naar frisse adem, is de kunst één van de voornaamste pleisterplaatsen. Onze campus wil graag aan één van die pleisterplaatsen meebouwen. Dat doet ze vandaag en graag. Dat probeert ze te doen in de loop van het jaar. De komst, van de King Singers een drietal weken geleden was een verademing. Kunst is op onze campus steeds welkom, in tentoonstellingen, in poëzie en muziek. Bij de opening van dit academiejaar heb ik ervoor gepleit dat de rol van de universiteit zich niet mag beperken tot ‘Ausbildung’, puur rationele opleiding, maar ook ‘Bildung’ moet zijn. Daar moet kunst en cultuur een ereplaats bij bekleden. Wetenschap en technologie hebben zich van cultuur en kunst geemancipeerd. Alle intellectueel potentieel moet uitgebuit worden om resultaten voor te leggen, die zich zo gauw mogelijk laten te nutte maken en kwantitatief meetbaar zijn. Ook de humane wetenschappen laten zich te gemakkelijk en te uitsluitend tot filologiseren van kunstwerken verleiden. Een docent literatuur kan jaren lang examens afnemen en een student ze afleggen zonder zich te realiseren dat het in die teksten gaat over leven en dood, liefde en haat, over leed en extatische vreugde, over eenzaamheid en verbittering en over het zoeken naar zin. Men kan en moet woorden en tekens disseceren, maar niet zo dat ze leegbloeden. Ik herinner mij een leraar in mijn humaniora, dieons ‘Vol de Nuit’ van de Saint Exupéry liet lezen, de woordjes vertaalde en ze ons liet opschrijven, waarbij we overigens bij ‘pilote’ ‘féminin de pilote’ moesten noteren. Dat was overigens een mooie les vocabularium, maar de poëzie van de ‘Vol’ ging volkomen in de ‘Nuit’ verloren. Universiteiten hebben hun rol te spelen in het bruggenbouwen tussen wetenschap en cultuur en contact te houden met wat leeft in de wereld van de kunst. De middeleeuwers hebben het goed gezien, wanneer ze het Ware, het Goede en het Schone in één adem vernoemden. Ze moeten niet op een rij naast mekaar worden gezet, maar levenskrachtig in mekaar vasthaken. Ik heb het geluk gehad voor mijn doctoraat Augustinus te mogen lezen en wat bestuderen. Hij leefde in het boeiende moment van de overgang tussen twee beschavingen. De antiek-hellenistische en de middeleeuws christelijke. In de lange intellectuele zoektocht die hij doormaakte heeft hij zich lot vele scholen en denkrichtingen gewend, voor hij rust vond in een bijbels christendom. De laatste grote denker van de Griekse wijsbegeerte, Plotinos, speelde daarbij een enorme rol in dit proces; en binnen dit proces had de idee van het Schone een niet te miskennen plaats. Ik weersta niet aan de verleiding - tot besluit even te citeren; omdat ik er even de relatie tussen kunst en geloof mee wil oproepen. En ik meen dat dit niet misstaat in een gezelschap dat zich christelijk Kunstenaarsverbond noemt. Plotinos spreekt over de vreugde die men ondervindt bij het contact met schone dingen in de materiële wereld. Maar hij nodigt tevens dringend uit om er een springplank van te maken naar de Schoonheid die hij God noemt. Hij zegt: ‘Als ge de gratieuze vormen in de materiële wereld bewondert blijf er niet bij! Het zijn eigenlijk maar copieën, schaduwen, sporen om verder te gaan en op zoek naar dat waarvan ze willen vertellen. Als ge mooie schaduwen, die over het water spelen blijft volgen loopt ge gevaar in de stroming te verdrinken... Uiteindelijk moet U de ogen sluiten en dan zal er binnen in U een visioen groeien waarin Waarheid - Goedheid en Schoonheid samenkomen’. Dit is hooggestemde mystiek en de mecsten van ons hebben daar wellicht wat moeite mee, zeker vandaag. Augustinus, die een man van actie was, heeft die teksten gelezen en op zijn beurt op een minder esoterische toon, van het verinnerlijken van de schoonheid een toegangsweg tot God gemaakt. ‘Wanneer ge een mooie vrouw ziet, zegt hij zelfs, blijf dan niet bij dit beeld staan, het zou U kunnen betoveren, maar probeer vandaar de eeuwige schoonheid te benaderen.’ En velen kennen zijn uitroep ‘Sero te amavi, pulchritudo tam antiqua et tam nova, sero te amavi. Veel te laat heb ik U bemind mijn God, eeuwenoude en toch steeds nieuwe schoonheid. (Conf. X 27)’. Maar ik wil niet verder gaan, anders vergeten we te genieten van wat deze tafel ons biedt. Is het anderzijds niet zo dat de oude Grieken bij hun symposia - wat betekent samen drinken, drinkgelag - over zo een verheven dingen discuteerden, dat een symposium een wetenschappelijke bijeenkomst is gaan betekenen, wat overigens het nuttigen van heerlijke spijzen en het proeven van uitgelezen dranken ook nu nog niet uitsluit. Dames en Heren, ik breng in deze context zeer graag hulde aan uw vereniging, aan haar vele activiteiten, aan haar bijdrage tot kunst en schoonheid in Vlaanderen, aan haar tijdschrift. Ik ken uw tijdschrift lange jaren. Mijn vader, die geen universitair en geen kunstenaar was, was er lange tijd op geabonneerd. Hij had een schitterende bibliotheek met nagenoeg de hele Vlaamse eigentijdse literatuur. Ik kan eerlijk zeggen dat hij mij met de wereld van de kunst vertrouwd heeft gemaakt. Hij las enorm veel en cultiveerde op zijn manier het Schone. Ik ben er hem dankbaar voor. Ik ben U dankbaar voor de rol die ge in Vlaanderen speelt en dankbaar voor Uw uitnodiging. Moge kunst in Vlaanderen verder bloeien. Moge ze - op een ogenblik dat men probeert in wetenschap en technologie wat hart te steken, niet al te celebraal worden. Voor de rest was het Georges Braque geloof ik die zei: ‘Het enige, dat in kunst belangrijk is, is dat wat niet kan worden uitgelegd.’ Heeft ze ook weer dit niet gemeen met Geloof? Maar wees, gerust, ik zal niet herbeginnen. Guido Maertens | |||||
Stad Antwerpen stelt exporuimte beschikbaar voor jonge kunstenaarsIn het Jordaenshuis, Reyndersstraat 6, houdt het Stadsbestuur twee zalen beschikbaar voor jonge kunstenaars om er gratis tentoonstelling te houden met eigen werken. De kandidaten moeten echter in Antwerpen wonen, werken of er aan een kunstschool gestudeerd hebben en hun werk moet een zeker niveau hebben. Aanvragen moet men schriftelijk richten tot het College van Burgemeester en Schepenen, Stadhuis, Grote Markt en bijkomende informatie kan men verkrijgen bij de Educatieve Dienst van de Musea, H. Geeststraat 8, 2000 Antwerpen (03-232.21.79). | |||||
Opening van het ‘Atelier Steel’Om aan plastische kunstenaars de gelegenheid te geven werk van groot formaat te realiseren werd in Brugge aan de Kleine Kuiperstraat (vlak bij 't Zand) het ‘Atelier Steel’ ingericht. Kunstenares Christine Steel was/is de spil achter het gehele gebeuren, wat meteen de naam verklaart. Het atelier wordt beheerd door een v.z.w. (met dezelfde naam) waarvan de stichtende leden zijn Christine Steel, voorzitster, Françoise Vangaever, secretaresse en Gilda Behaeghel, penningmeesteres. Plastische kunstenaars die bij het monteren, opstellen of realiseren van groot werk in eigen atelier geen plaats hebben, kunnen in het Atelier Steel terecht. De benedenverdieping is ca. 300 m2 groot en op de bovenverdieping zijn drie grote ruimten beschikbaar, elk met een verschillende lichtinval. Daardoor kunnen er tegelijk meerdere kunstenaars in het gebouw aan het werk. Om de financiële middelen bij elkaar te halen (de inrichtingskosten hebben heel wat kapitaal gevergd!) zullen er in het atelier ook andere kunstactiviteiten georganiseerd worden, totaal los van de kunstenaars die er komen werken. Men denkt aan tentoonstellingen van binnen- en buitenlandse kunstenaars, performances, voordrachten over kunst, aanleg van een kunstbibliotheek, enz. Zo vond er van 4 t.e.m. 19/6 de Openingstentoonstelling plaats | |||||
[pagina 256]
| |||||
met werk van Jan Carlier, Walter Daems, Jean-Luc Deprez, Dany Dubois, Johan Janssen, Bany Matthys, Menno Meewis, Piet Moerman, Richard Simoens, Christine Steel, Patrick Storms, Germana Tack en Anne-Mie Van Kerckhoven. Wie het initiatief wil steunen kan lid worden van de v.z.w. en betaalt daarvoor 450 fr. (ere-leden 1500 fr.). Dat kan door overschrijving op het rek. nr. 470-0277111-06 t.n.v. Atelier Steel v.z.w., Beenhouwersstraat 67, 8000 Brugge, waar men ook terecht kan voor alle verdere informatie (tel. 050-33.00.21). | |||||
Jaargang 1988Als voorsmaakje publiceren we hierbij de lijst van de themata die in de jaargang 1988 van ons tijdschrift ‘Vlaanderen’ zullen behandeld worden: 1. De Fontein (Jules van Ackere) - 2. De Belgisch/Vlaamse film (Karel van Deuren)-3. Register op ‘Vlaanderen 1952-1986’ (Adiel Van Daele) - 4. Limburgse auteurs (Flor van Vinckenroye) - 5. De Postzegel als kunstvoorwerp (Marc Dubois en Willy Otte). |
|