Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 36
(1987)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuw werk - proza & poezie• Jessy Marijn,Zand in de ogen, uitg. Lannoo/Tielt, 1986, reeks ‘Totem’, omslagillustratie Peter Aerts, 125×205 mm, 127 blz., geb. 345 fr. - 1943. Tweede Wereldoorlog. Martin, de broer van Stefan wordt opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Hij duikt onder, maar wordt toch ontdekt en brutaal weggevoerd. Stefaan neemt wraak en saboteert een legerwagen die in de garage van zijn vader komt tanken. Een officier komt om het leven en Stefan moet vluchten. De Duitsers nemen echter Kris, een knecht, mee als gijzelaar. Jessy Marijn studeerde psychologie en dat merk je in de beschrijving van de personen, die steeds door ‘levensvragen’ gekweld worden. De grootste vraag die aan het geweten van Stefaan blijft knagen tot het einde van het boek is: zal Kris opdraaien voor wat ik deed, is dat eerlijk? Het einde van het verhaal brengt uitsluitsel. Door de verantwoording achteraan in het boek op te nemen, verantwoording die de bronnen aangeeft voor dit verhaal uit de geschiedenis gegrepen, wint het verhaal aan geloofwaardigheid. Dat er tijdens de laatste wereldoorlog dergelijke zaken gebeurden, lijdt geen twijfel. Of we onze twaalfjarigen moeten opzadelen met een verhaal dat alweer eens over de oorlog gaat (en er is dagelijks reeds zoveel ellende op radio en TV) blijft een open vraag. Deze overweging ter zijde gelaten, moeten we echter alle lof betuigen voor de vlotte schrijfstijl en de manier waarop de auteur dit onderwerp behandelde. D.v.d.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Clement Vermaere,Karel ende Elegast, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1986, illustr. van Leo Fabri, vormgeving Gregie de Maeyer, 155×245 mm, 95 blz., geb. 645 fr. - Een fraai verzorgde luxeeditie van de bekende ridderroman. Ik heb allicht teveel van de ‘herdichting’ verwacht, want de vertaling naar het modern Nederlands toe is geen hertaling geworden. Ze volgt nauwgezet het versverloop van de oorspronkelijke tekst en daarom klinkt dat Nederlands zo houterig en komen de verzen als rijmelarij over. Maar kan het wel anders met een verhaal uit die verre tijden? Een vloeiende, vrijere vertaling zou aard en sfeer van het epos allicht verraden! Fabri heeft er blijkbaar naar gestreefd de naïeve sfeer van het sprookjesachtige verhaal in zijn tekeningen vast te leggen. Met een licht ironiserende toon af en toe, naar ik vermoed. De inleiding van A. van Wilderode is degelijk. Alles staat er helder in verwoord: wat de inleider over het verhaal aan secundaire literatuur heeft doorgemaakt en ook wat hij er zijn leven als leraar aan gehad heeft. J.v.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• André Demedts,De levenden en de doden, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1986, omslag Gregie de Maeyer, 155×235 mm, 376 blz., gen. 645 fr. - Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag gaf het Davidsfonds Demedts' indrukwekkende roman De levenden en de doden (1959) heruit. Deze roman behoort tot de reeks priesterromans die Demedts tussen 1952 en 1965 liet verschijnen en waarin hij via zijn hoofdpersonages verschillende houdingen tegenover het geloof wou belichten. In deze roman is dat de trouw. Tegen de achtergrond van oorlog en repressie wordt pater Steven van Huysse tot driemaal toe geconfronteerd met de problemen van een oud-leerling, Hans Dammaert, maar hij kan hem geen enkele keer helpen. Als leerling was Hans reeds een vreemde, verstandige maar onevenwichtige jongen, behept met een mateloze vrijheidsdrang en een niet te stuiten levensdrift. Hij verliest zijn moreel en psychisch evenwicht en raakt in de greep van de welbespraakte communistische dorpsfilosoof Peter D'Hooghe. Deze verzet zich uit idealistische overwegingen tegen ‘de nieuwe orde’ en na de capitulatie van het Belgisch leger vormt hij een verzetskern met enkele uit het door hem geleide discussiegroepje van jonge mannen. Na het beëindigen van het schooljaar wordt aan Steven van Huysse opgedragen als clandestien aalmoezenier de zielzorg op zich te nemen in een arbeidskamp te Ribaucourt, aan de Franse Kanaalkunst in Normandië. Daar ontmoet hij Hans Dammaert een tweede maal, maar tot een écht contact komt het (voorlopig) niet. Twintig maanden later kruisen hun wegen elkaar opnieuw. Hans heeft, uit opportunistische beweegredenen, zijn vrienden verraden en is lid geworden van de ‘Vlaamse Wacht’, maar na de bevrijding wordt hij beschuldigd van verraad en moord en is hij ter dood veroordeeld. Van Huysse zal, nu als gevangenisaalmoezenier, nog al het mogelijke doen om hem menselijke, morele en materiële hulp te verlenen. De nacht vóór Hans' terechtstelling, brengt hij in een ontroerend samenzijn met hem door, maar ofschoon Hans tot een zekere sereniteit gekomen is en zijn biecht heeft gesproken, blijft het onzeker of hij al dan niet verzoend met God zal sterven. Op het eerste gezicht is ook deze derde ontmoeting voor Van Huysse, die op menselijk vlak in niets is tekort geschoten, een mislukking geworden. Meer dan ooit twijfelt hij aan het nut van de menselijke bemoeiingen, maar anderzijds, na een gesprek met zijn overste, beseft hij paradoxaal genoeg, dat het wellicht ‘de kracht van onze nutteloosheid’ is, die de mensheid vooruit heeft gebracht. De levenden en de doden biedt ons veel meer dan het relaas van een boeiend tijdsgewricht of een epos over de tweede wereldoorlog, de collaboratie en de repressie. De betekenis van de roman ligt vóór alles op het religieuze vlak, in de diepgaande wijze waarop Demedts peilt naar de metafysische bestemming van de mens. Hij vormt tevens een belangrijke schakel in de evolutie van zijn thematiek: de problematiek van het geluk. Doorheen heel de roman loopt immers als een leidraad de gedachte dat het doel van de mensheid niet is lichamelijk voort te bestaan, maar vergeestelijkt te worden. Om dit te helpen verwezenlijken is er trouw nodig aan een levensroeping, bereidheid tot het offer, dat wellicht vergeefs zal zijn, en vooral de bereidheid tot het lijden. Tot dat bevrijdende inzicht is Steven van Huysse gekomen. Voor deze derde druk werd de taal van André Demedts aangezuiverd en kregen de drie delen een afzonderlijke titel: Onrustige mensen, Confrontatie, Tragiek en loutering. Moge deze verzorgde uitgave velen ertoe aanzetten De levenden en de doden opnieuw te lezen. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hugo de Ridder,Geen winnaars in de Wetstraat, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1986, 130×215 mm, 275 blz., geb. 545 fr. - De manier waarop H. de Ridder erin geslaagd is om vanuit zijn journalistieke waarnemingen drie gebeurtenissen uit de recente Belgische politiek weer samen te stellen is verbluffend. De goedkeuring door de socialisten van het NAVO-dubbelbesluit in 1979, de regeringscrisis in 1981 en de rakettenstrijd binnen de C.V.P.... het zijn hoofdstukken uit het politiek bedrijf die ondermeer leren hoe beslissingen vóór en na officiële vergaderingen gestalte krijgen. Het leert de lezer ook het menselijk aspect van het politiek spel in zijn grote verscheidenheid, soms klein-menselijk, soms ook in grootheid. ‘Weinig politici verlaten sereen de Wetstraat. Echte vriendschappen blijven zelden lang overeind en we hebben er van de schoonste zien verloren gaan zodra twee vrienden in een rivaliserende positie geraakten’. Alvast een uitdagende beschouwing die ook op het menselijk vlak ‘geen winnaars in de Wetstraat’ achterlaat. W.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Reginald de Schryver & Roger Dillemans,Wegwijs-cultuur, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1986, omslag Gregie de Maeyer, 150×240 mm, 896 blz., gen. 795 fr. - Na het succes-boek ‘Wegwijs-recht’ nu ook circa 900 blz. met bijdragen van vele auteurs die onderwerpen behandelen zoals: levenskunst - omgaan met mensen - taalgebruik - godsdienst - kunst - socio-culturele leven - kinderen en jeugdcultuur - culturele infrastructuur - Vlamingen en andere Belgen. ‘Wegwijs-Cultuur’ is een handige gids die overzicht verschaft voor een vlotter wegwijs raken in onze complexe hedendaagse cultuur. Naast de eigen bijdragen verwijzen de auteurs telkens naar andere aanbevolen lectuur. Voor wie in het sociocultureel leven verantwoordelijkheid draagt ‘een must’. W.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen. Jaargang 1984,uitgave Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, Provinciale Culturele Dienst, Bisdomplein 3, 9000 Gent, 1985, geïllustreerd met zwartwit foto's, 240×210 mm, 231 blz., genaaid, 400 fr. - Het Kultureel Jaarboek van de provincie Oost-Vlaanderen in zijn 38ste uitgave biedt een ware schat aan gegevens. Het samenstellen van een dergelijk jaarboek moet een geduldwerkje zijn, maar wordt door velen dubbel en dik gewaardeerd. De Dienst voor Kulturele Aangelegenheden, met aan het hoofd Dr. Paul Huys, die dat jaarlijkse klusje opknapt, dient oprecht gefeliciteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De veertien hoofdstukken geven een overzicht van een jaar culturele activiteit binnen de provincie. Bijzondere aandacht gaat naar taal- en letterkunde, het toneel en de geschiedenis. Het hoofdstuk ‘Plastische kunsten’ bevat een uitvoerig geïllustreerd artikel van Hector Waterschoot: ‘Vijf jaar beeldende kunst in Oost-Vlaanderen 1980-1984’. De auteur geeft gelukkig niet enkel een zicht op wat in de provincie gebeurde, maar situeert het geheel in een meer internationale context en laat niet na de verdiensten van de kunstenaars uit Oost-Vlaanderen uitvoerig te belichten. Het artikel is erg goed gedocumenteerd en geeft een boeiend overzicht van die voorbije vijf jaar. Het laat de lezer toe even te beseffen wat een veelheid aan manifestaties en initiatieven er het licht hebben gezien. Buiten dit artikel worden ook nog de diverse prijswinnaars van provinciale wedstrijden in de kijker gezet (dat geldt overigens ook voor de andere kunstdisciplines) en krijgen we een zicht op wat de provincie in de loop van dat jaar aan kunstwerken heeft aangekocht. Hier zoek ik vergeefs naar een duidelijke visie en naar wat actueler werk; enigszins bedroevend... In 1984 werden in Oost-Vlaanderen 10 monumenten beschermd samen met 7 stads- en dorpsgezichten en 3 landschappen. Van elk wordt in het hoofdstuk ‘Kultuurpatrimonium’ een korte beschrijving gegeven. Dit is al met al een zeer leerzaam onderdeel van het jaarboek. Het hoofdstuk ‘Musea’ gaat uitvoerig in op de stedelijke musea van Oudenaarde, duidelijk te weinig gekend bij het grote publiek. Uit het jaarboek kunnen we natuurlijk ook nog alle mogelijke subsidies puren die aan het socio-cultureel werk, in brede zin, worden toegekend. Zoals steeds kan ook dit erg boeiend zijn voor mensen die hieruit een zekere beleidsvisie willen afleiden. Het ‘Kultureel Jaarboek’ kost amper 400 fr., geen geld in deze tijden! (Bestellen bij de Dienst voor Kulturele Aangelegenheden door storting op rekening 091-0059890-70). D.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Renaat Bosschaert,Kunstmap Guido Gezelle, bibliofiele kunstmap, 1986, 410×300 mm, gedrukt op velijn Arches 250 gram, 2.500 fr. (St.-Annakerkstraat 6, 8000 Brugge). - ‘De poëzie van Gezelle blijft een onuitsprekelijke bron van genieting en van inspiratie’, schrijft August Keersmaekers, voorzitter van het Guido-Gezellegenootschap in zijn inleiding tot een verzorgde kunstmap die werd uitgegeven door de Brugse graficus en kunstschilder Renaat Bosschaert. Het is zijn tweede map over Gezelle, terwijl hij ook al het prachtige gedicht ‘Roozenmond’ in een aparte uitgave bracht. Maar hij heeft in de jongste jaren ook al teksten van Paul van Ostaijen, Felix Timmermans, Anton van Wilderode, zelfs van Esopet en Ruusbroec met lino's en gravures begeleid. Ze zijn niet zo talrijk de beeldende kunstenaars die hun literaire voorkeur kunnen uitdrukken en binnen hun eigen discipline smaakvol verluchten. Sinds jaren is Bosschaert daar in zijn eenmansuitgeverij mee bezig tot vreugde van een selecte groep liefhebbers en verzamelaars, want zijn mappen verschijnen telkens in een oplage van slechts een paar honderd genummerde en gesigneerde exemplaren. De kunstenaar, die in de typische Brugse Gezellebuurt woont, heeft voor zijn jongste publikatie zeven gedichten van de Meester gekozen, die zowel een illustratie van de seizoenen vormen als van de arbeid van mens en dier: ‘O Blommen’, ‘Zonhoeden’, ‘Sneeuw’, ‘Wat hangt gij daar te praten’, ‘Wit en zwart’, ‘Hostieblommen’ en ‘'t Wil zomer zijn’. Hij heeft deze gedichten allereerst zelf gedrukt met diverse letters van meer dan honderd jaar oud, die daarvan hier en daar ook de pittige sporen vertonen. Maar hij heeft deze poëzie, als een nieuwe uitdaging, geïllustreerd met evenveel houtgravures die keurig zwart-wit, rechtstreeks van de blokken, werden afgedrukt op een zacht, warm, lichtgetint papier. De gravures tonen voluit zijn kunstenaarschap, zowel in de grilliger en meer gedetailleerde prenten als in de stevige expressionistische zoals ‘Wit en zwart’ over de koeien die ‘in heur sneeuwwit vel gemingelmangeld, blekken’ of in ‘Zonhoeden’, die de landarbeider ‘een asemke schaduw’ boden in het akkerwerk. De Gezellebibliofielen zullen met deze aanwinst gelukkig zijn. F.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Lord Roger Keyes,Leopold III. Een onbegrepen Koning. Deel 1 (1901-1940), uitg. Lannoo/Tielt, 1986, vertaald uit het Engels door Eric van der Post (oorspronkelijke titel: Outrageous Fortune), geïllustreerd met zwart-wit foto's, 150×240 mm, 430 blz., gebonden, 985 fr. - Dat Leopold III een betwiste, doch boeiende figuur was, komt in onderhavig eerste deel van de uitgave duidelijk tot uiting. Aan de hand van dagboeken wordt Leopold III voorgesteld als een plichtbewust staatshoofd. Voor historici zal ook dit boek voer bieden voor verdere bespreking. De rol van andere ‘groten’ ten opzichte van de Koning-soldaat en het Belgisch leger wordt kritisch behandeld. Deel II brengt straks nog nooit gepubliceerde documenten. W.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Marcel Duchateau,Jeanne De Dijn, uitg. in eigen beheer, 1985, geïll. met 12 gekleurde platen en 2 zw.-w. tekeningen, 40 blz., gen. 300 BF. - Marcel Duchateau heeft in de beknopte monografie ‘Jeanne De Dijn’ een gesamtbild gebracht van dat wat deze te Wichelen (1919) geboren beeldhouwster van meet af aan heeft bezield en heeft beziggehouden om tot het creëren van beelden te komen, na uren van intense bezinning, van opgaan in geloof en van baden in een mysterieuze sfeer. En dat ervaart men in elke bladzijde van dit wonderlijk boek, waardoor men aanvoelt dat haar werken geïnspireerd zijn door de natuur, die ze als enige werkelijkheid wenst te benaderen. In deze optiek is haar kunst een specifieke bijdrage tot het symbolisme en een wegdromen als het ware in een wereld die nog eerlijk is. Het is een opgaan, via dit ‘beeldverhaal’, in de wereld van Jeanne De Dijn. Het is een ‘een baden in een mysterieuze sfeer die ons meevoert tot op de drempel van de donkere, vergrendelde poort van het Eeuwige’, om het met de woorden van de bij momenten erg lyrische samensteller van dit verhelderende boek te zeggen... K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Josette Janssens Graphica (1949-1985),Uitgegeven door het Fonds Josette Janssens (Henri Engelslei 2, 2120 Schoten), 1986, zw.-w. en kleurenillustr., 245×245 mm, 60 blz., geb. 1500 BF. - Dit boek is in wezen een ‘in memoriam’ aan de ons op 22 maart 1985 ontvallen kunstenares Josette Janssens. Het is een kijk- en leesboek dat, met ‘Mijn mooiste geschenk was het leven’ als ondertitel, ons in de wonderbare (afgeknakte) wereld van een natuurtalent weet onder te dompelen en ons na het dichtslaan ervan de vraag doet stellen: hoeveel kunstenaars hebben op het einde van hun loopbaan dat bereikt, wat Josette Janssens tijdens haar nog jonge leven wist te bereiken? Want ze was kartoeniste, ze realiseerde tekenfilms, ze zorgde voor kostuumontwerpen, ze maakte juwelen en beelden in brons. Ze was, en dat ervaar je en voel je in dit door Pre-Press Group De Sutter uit Antwerpen/Brussel gerealiseerde boek, dat ze alles in zich had om een heel grote dame te worden, ook al is ze, met dat wat ze ons tot op heden bracht, een persoonlijkheid geworden die men niet licht zal vergeten. ‘Josette Janssens Graphica’ bevat, naast het aangrijpend voorwoord van mevr. Janssens-Keersmaekers, haar moeder, de blik van Victor Blommaert op haar kinderjaren. L. Theo van Looij wendt zich in de bijdrage ‘Nicolaas jongen, als je dit ooit leest...’ tot het kindje van Josette, dat een paar weken voor haar afscheid geboren werd. Lucien De Roeck brengt hulde aan een oudstudente. Haar blijde intrede in de wereld van de kartoen, mede met haar opgang in dit tekengenre, worden door ondergetekende belicht. Gerard Gaudaen heeft het over een geboren grafica, Jan Walgrave over de lerares die de ‘klas animatie’ leidde in het Sint-Lucaspaviljoen, daar waar Pierre Leterme het als collega over haar enthousiasme heeft, dat erg aanstekelijk werkte. We treffen verder korte bijdragen aan van Pol Mara, Alfons Catry, René van Laken, Herbert Binneweg, Raoul Servais, Raoul Maelstraf, Mary Prijot, Jeanne Brabants, Jelena De Belder-Kovacic en Marc Appel. In elk artikel ligt vooral waardering en af en toe een opzien naar het werk van de ons te vroeg ontvallen artieste. Het is een boek dat grensoverschrijdend inwerkt, dank zij de teksten die in het Nederlands, het Frans, het Duits en het Engels werden afgedrukt. Het bevat een curriculum vitae, alsmede reprodukties van kartoens, etsen en aquarellen, van pentekeningen en van olieverfschilderijen, en van brieven die ze aan vrienden had gericht. Zo gezien is ‘Josette Janssens Graphica’ een kijkboek waarin het te korte artistieke leven van een der grote dames uit het Vlaanderen van vandaag, wordt voorgesteld op een niveau dat haar waardig is. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Erik SlagterTekst en Beeld. Cobra en Vijftig, een bibliografie. Met bijdragen van Piet Thomas en Lucebert, uitg. Lannoo-Tielt in opdracht van de K.U. Leuven, campus Kortrijk, 1986, geïll., 240×165 mm, 128 blz., gen. 580 fr. - Deze wetenschappelijk gefundeerde, dus ook zo groot mogelijke volledigheid betrachtende uitgave is evident bedoeld voor de insider. Scharnierfunctie krijgt - nogal voor de hand liggend - de schrijver én schilder Lucebert aangemeten, precies vanwege zijn actieve betrokkenheid zowel bij de picturale eigenheid van Cobra als bij de letterkundige specificiteit van de ‘Vijftigers’. In een luciede inleiding wijst Piet Thomas op een aantal essentiële factoren die Cobra en Vijftig gemeen hebben, en de relatie van beide tot het surrealisme. Lucebert zelf komt ook aan het woord met een nogal ludiek stukje onder de titel ‘Van boek naar babel en zeg daar maar wat’. Ik onthou daar vooral uit zijn retorische vraag of bibliotheekboeken wel levende boeken zijn. ‘Cobra en de experimentelen’ is dan weer een historische studie over de interrelatie van beide bewegingen. Hoofdbrok is evenwel de bibliografie, opgedeeld in serie publikaties en tijdschriften, afzonderlijke publikaties, de eigenlijke Cobraperiode (1949-1952), de jaren na Cobra (tot 1960) om af te ronden met een periode tussen 60 en 67. Alle uitgaven worden uitgebreid gesitueerd, met inhoudsomschrijving en colofon, en - bijzonder praktisch - er wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook aangegeven of het werk al dan niet terug te vinden is in de bibliotheek van de K.U.L., campus Kortrijk. Biografieën over Nederlandse en Vlaamse Cobraschilders worden eveneens gecatalogeerd. ‘Addertjes onder het gras’ gaat over veelal anekdotische wetenswaardigheden, waarna de publikaties na 1967 apart worden opgenomen. Een twintigtal bladzijden tellend register vermeldt afzonderlijk de auteurs, de titels en ten slotte de uitgevers, de musea en de galeries. dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Georges Charlier, Herman Stynen, Marc Ryckaert, Jaak Rau,Brugge Her-Zien, uitg. Marc Van de Wiele, Brugge, 1986, 97 kleuren- en 52 zwart-wit-illustraties, 315×245 mm, 144 blz., 1.595 fr. - De hoeveelheid aan publikaties met als thema de stad Brugge is indrukwekkend. Vooral de laatste jaren verschenen tientallen gidsen, fotoboeken en historische studies. Eén van de recentste is ‘Brugge Her-Zien’, een prachtig boek dat qua inhoud sterk verschilt van de doorsnee boeken over deze stad. Het bevat drie duidelijk gescheiden delen die toch in elkaars verlengde liggen. In ‘Brugge: een stad is vele steden’ benadert Herman Stynen het gezicht, het uitzicht en het beeld van Brugge, niet als toerist maar als historicus, gefascineerd door het fenomeen Brugge. Op een heldere wijze analyseert hij de achtergronden en de betekenis van de Brugse mythe die in de vorige eeuw is ontstaan, de relatie tussen principiële opties voor een bepaald beeld en de materiële neerslag ervan in de architectuur tot op heden. Tal van voorbeelden illustreren goed het ge(re)construeerd middeleeuws stadsbeeld. Stynen stelt dat in Brugge vanaf de 19de eeuw (en tot heden) de geschiedenis veelal wordt herleid tot een schema, niet zozeer om de middeleeuwse mythe te onderhouden maar om het daarbij passend geachte decor vast te houden. ‘In Brugge hoort de gevel exclusief tot het stadsdecor en niet tot de stad én tot het gebouw’. In de 59 prachtige kleurfoto's van Georges Charlier komt Brugge te voorschijn als een ‘stad is vele steden’. Geen inventaris van toeristische herkenningspunten en monumenten zoals de meeste Brugse fotoboeken, maar een poging om de stad te grijpen in al haar facetten. Marc Ryckaert geeft in ‘Brugge in de geschiedenis: een tijdtafel’ feiten en data die het beeld van en de beeldvorming rond Brugge in belangrijke mate hebben bepaald, informatie om de actuele stad beter te begrijpen op architectonische en stedebouwkundig gebied. De verdienste van het boek is zeker dat het de mythe van Brugge niet wil vernietigen, maar ze plaatst in een historisch perspectief. Aangezien ook een Franse, Engelse en Duitse editie wordt uitgebracht krijgt de buitenlandse toerist eindelijk de kans zich een boek aan te schaffen waarin hij naast mooie foto's, ook inzicht krijgt in ‘de consequente opbouw en succesvolle exploitatie van de mythe Brugge’ M.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jean-François Blet, Emiel De Block, Yves De Smet, Norbert Poulain,Emiel Poetou, uitg. Interbellum (Olijfstraat 69, 9000 Gent), 1986, geïllustreerd met 59 zwart-wit- en 5 kleurenfoto's, 275×215 mm, 96 blz., gebonden, 1.250 fr. - Emiel Poetou werd op 6 november 1885 te Gent geboren. Hij studeerde aan het Sint-Lucasinstituut en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent en aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel. In 1912 werd hij laureaat van de vierjaarlijkse prijs voor beeldhouwkunst te Gent. Reeds vóór 1914 evolueerde zijn werk van het naturalisme naar een vereenvoudiging en stilering. Tijdens de jaren twintig kende Poetou een periode van religieus geïnspireerde kunst en werd zijn werk expressionistisch. Hij creëerde toen ook een aantal afrikanistische sculpturen. De jaren dertig werden gekenmerkt door een reeks krachtige en karaktervol gestileerde portretten. Na 1940 bracht hij monumentale geabstraheerde werken. Het werden door bloemen, bomen en dieren geïnspireerde volumes in de jaren vijftig en na 1970 verraste hij zowaar met constructivistische composities. Hij overleed te Drongen op 24 januari 1975. In zijn oeuvre zijn het vooral de portretbustes die mij het meest weten te boeien. Het verhaal van zijn artistieke evolutie wordt in dit boek eerder kort vanuit drie verschillende gezichtspunten geschetst door Norbert Poulain, Yves De Smet en Jean-François Blet. De technische kwaliteiten van Poetou's moulagetechniek worden belicht door Emiel De Block. Het boek is vooral interessant omwille van het groot aantal foto's, waaronder veel nooit eerder gepubliceerde historische opnamen. D.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Wim Zaal,Vlakbij Vlaanderen. Een Hollander over het Zuiden, Uitg. Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 1986, 125 × 200 mm, 132 blz., genaaid. - Een vinnig boekje van de Nederlandse recensent Wim Zaal over Vlaamse letteren. Neerslag van jarenlange omgang met Vlaamse auteurs, van bekendheid met het boek tout court in noord en zuid. Hij smeert een stuk of wat bevindingen peripathetisch uit, een stapje links, een loopje rechts, een knauw hier, een aaitje daar, weetjewel. Mij bevalt voornamelijk zijn virtuoos en helder taalgebruik. Als Zaal dat wou, dan kon hij bakstenen doen zingen. Dat merk je zo, meer speciaal waar hij (op blz. 116) zowaar in een Vlaams aandoend idioom, idyllisch wordt over zijn Oostvlaamse ervaringen. Olijke Wim is ook fel op dreef waar hij de kleinmenselijke kantjes en de onderlinge rivaliteiten uit de doeken doet van schrijvers en would-be auteurs. En ook waar hij, met kennis van zaken, pleit voor méér métier. Het voorstellen alsof Zaal het allemaal (te) negatief bekijkt, gaat mij te ver. De man is Vlaanderen beslist niet ongenegen. De gastenpater in Averbode had op zijn vraag wat hij hem schuldig was geantwoord: ‘De prijs van een glimlach’. Nooit had iemand mij dat in het noorden gezegd, besluit Zaal, en hij breit verder: ‘Het was het eerste Vlaamse zoet dat mij de keel ingleed, en zijn aroma bleef tot heden hangen. Moet ook ik, om Vermeylen te citeren, een beetje Vlaming zijn om Europeër te worden?’ Ook bij Zaal dus een zweempje ‘Flemish Wave’? Maar de man strooit ook kolharing uit zijn kipkar. Met een enkel citaatje bewijs je zuiver niks, ook niet als je het over Albert de Longie hebt. Albert mag dan al geen ‘major poet’ zijn geweest, een mallotige brekebeen was hij evenmin. En Cyriel Verschaeve? Daar ben ik ook niet direct een fan van, maar de man afdoen als een ‘tuchteloze tafelredenaar’ is een patent understatement. Ook bij Zaal valt dus ‘kleinheid te ontwaren’... Bevreemdend - of toch maar niet? - is dat Wim Zaal er prat op gaat een ex-student van de Jezuïeten geweest te zijn (ik was niet de enige verliespost van de paters jezuïeten, zegt hij), een homofiel, en dat hij het katholieke geloof de rug heeft toegekeerd. Zonder deze extra informatie zou het boekje het ook wel doen, dacht ik. Vooral dat hij bij het schrijven geregeld een beroep doet, naar eigen zeggen, op ‘Het juiste woord’. Van pater Brouwers, s.j., juist. In ‘Kom eens naar mijn kamer’, puik stel reminiscenties aan Vlaamse college-ervaringen, merkt Vic De Donder op: ‘Algemeen bekend was dat de kwekelingen van de Societas Jesu ofwel zélf toetraden tot het keurkorps, ofwel vrijdenker werden’. En advokaat Roeland Vekeman (ibid.), zelf alumnus geweest van het Gentse Sint-Barbaracollege, stelt onomwonden dat ‘oudleerlingen van de jezuïeten knappe vrijzinnigen kunnen zijn. Het logisch radikalisme van hun verwerping verraadt vaak de school waaruit zij komen.’ Het kan allemaal op onze Zaal toepasselijk zijn. Zou er wat jezuïetische handigheid schuilen in zijn toegeving ‘Nederland is geen haartje beter, wat ik de Hollanders te zeggen heb, hoort in dit boek niet thuis’? Een humanist die de vloer aanveegt met sommige pastoorspraktijken in een vér Vlaams verleden, zal stellig met heelwat gruis in zijn porteltobbe zitten als hij verneemt hoe in Nederland anno 1987 gereformeerde predikanten de voltrekking van het huwelijk plegen te weigeren aan bruidspaartjes die een TV-toestel bezitten, of de doopplechtigheid opschorten als mocht blijken dat de ouders van het wichtje graag TV kijken. Het gebeurt in Rijssen (23.000 inwoners, Overrijssel). Vandaag. dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Achille Chavée,Ik ben een oude roodhuid, uitg. Pablo Nerudafonds, Westmeers 51, 8000 Brugge, 1986, 150×210 mm, 48 blz., gen. 295 fr. - Achille Chavée (Charleroi 1906 - La Hestre 1969) was een Waals surrealist dichter die Frank de Crits (een gelijkgestemde poëtische ziel) inspireerde tot een voortreffelijke vertaling en Marc Braet (op dezelfde politieke golflengte zittend) aanzette tot uitgeven. Deze keuze uit een dertiental bundels van Chavée levert een fragmentarisch, verward beeld op van de poëtische kwaliteiten van de pionier van het surrealisme in Wallonië. De bundel is een smeltkroes van langere epische gedichten, surrealistische verzen, aforismen en introspecties van een eenzaam, twijfelend man. De selectie lijkt me wat onsamenhangend maar kan leiden tot een nadere kennismaking met een boeiende figuur uit de francofone letteren. cvdb | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hugo Claus,Le signe du hamster, uitg. Leuvense Schrijversaktie, Leuven, 1986, Série Européen-Cahiers de Louvain no 64, 140×210 mm, 140 blz., gen. 350 fr. - De Franse vertaling van ‘Het Teken van de Hamster’ wordt uitgebreid met een keuze van gedichten uit vroegere en latere bundels van Claus. De inleiding tot de bundel en de aantekeningen bij de verschillende gedichten zijn de lezers een hulp en geven een degelijke interpretatie. De Franse vertaling is vlotter dan de Engelse en benadert beter de bedoeling van Claus. De selectie kan heel goed genoemd worden, maar toch is het jammer dat er niet meer recente verzen aan bod komen. Ook een vraagteken bij de vertaling van West-Vlaanderen: West-Flandre? cvdb | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hugo Claus,The Sign of the Hamster, uitg. Leuvense Schrijversaktie, Leuven, 1986, European Series nr. 65, 140 × 210 mm, 91 blz., gen. 350 fr. - Het vertalen van poëzie is een niet te onderschatten bezigheid en vooral niet wanneer het een woordkunstenaar als Claus betreft. Een kwartet vertalers zette ‘Het Teken van de Hamster’ om in het Engels. Na een situering van Claus' werk en een korte bio-bibliografie krijgen we de Nederlandse en Engelse tekst naast elkaar. De vertaling moet wel onderdoen voor het origineel omdat typisch Vlaamse woorden en uitdruk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kingen haast onvertaalbaar zijn. De oplossing die de vertalers gekozen hebben is mijns inziens de beste: een bijna letterlijke overzetting, zonder de geest van het origineel te schaden. Nuttig voor de lezers zijn ook de talrijke voetnoten die de uitgave besluiten. cvdb | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Frans Janssens/Eddy van Vliet,De dichter is het hart van de wereld. Honderd dichters van Achterberg tot Yeats, uitg. Manteau/Antwerpen, 1986, 130 × 215 mm, 132 blz., gen. 195 fr. - Deze bloemlezing is een jubileumuitgave ter gelegenheid van de 15de jaargang van de ‘Middagen van de poëzie Antwerpen’. Tijdens de lunchpauze spraken Vlaamse en Nederlandse dichters over eigen werk of stelden zij gedichten van andere auteurs, ook uit andere cultuurgebieden, aan het publiek voor. Om voor dat publiek de weg naar de teksten te vergemakkelijken, werden de besproken gedichten van de laatste jaargang onder een aan J. von Eichendorff ontleende titel gebundeld. Slechts een enkele bedenking bij deze verzorgde editie: ze bevat heel wat anderstalige gedichten, allemaal in nederlandse vertaling; ware het dan niet mogelijk geweest ook een gemoderniseerde editie te consulteren voor Hadewijch, Hooft en Vondel, zoals trouwens voor Bredero gebeurde? T.C. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Ward Ruyslinck,Verkenners, uitg. Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 1986, 130 × 215 mm, 26 blz., genaaid. - ‘Verkenners’, is een romanfragment van Ward Ruyslinck uitgegeven ter gelegenheid van de 50ste Antwerpse boekenbeurs. In feite gaat het slechts om een 20-tal blz. tekst, vermits de uitgever de rest van de katern opvulde met titels. Niemand zal ontkennen dat Manteau nood heeft aan publiciteit! Deze vóórpublikatie uit Ruyslincks' nieuwe roman ‘Stille waters’ blikt terug naar de jeugdjaren van de schrijver. Het woord ‘verkenner’ heeft een dubbele draagwijdte. Er is het verhaal van de scout, zijn broer, doch hij verkent het zesde gebod bij een vriendinnetje, Trudy. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Eugene Mattelaer,Zwaluw, waar vlieg je naartoe? De strijd om de Scheldemonding (3.9.44-2.11.44). De genesis van het Moed-gedicht. Mijn Adieu aan Ereburgemeester Graaf Léon Lippens, uitg. in eigen beheer (Binnenhof 18, 8300 Knokke, rek. nr. 280-0252605-54), 1987, geïll. met zw.-w. foto's, 150 × 215 mm, 228 blz., geb. 550 fr. (port inclusief). - De sociaal geëngageerde christen, de idealistische geneesheer en ereburgemeester van Knokke, Eug. Mattelaer, brengt met deze teksten een eigen ‘liber amicorum’. Hij blijft entoesiasme opwekken en mensen in de bloemetjes zetten. Weinigen brengen heel hun leven die moed op. Dit op zichzelf verdient onze waardering. In een eerste deel komt de strijd om de Scheldemonding en de omsingeling van Knokke-Heist aan bod. In een tweede deel wordt de opgang van het Vlaamse Rode Kruis geschetst sinds de oorlogsjaren tot nu. Het derde deel, dat de titel leende aan de bundel, beschrijft het ontstaan en de opgang van het ‘Moedgedicht’ tot ong. 700 versies en vertalingen. Ten slotte volgt een hulde aan wijlen Graaf Léon Lippens. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Christiaan Germonpré,Kringloop van het licht, Gedichten, uitg. De Beuk (Prinsengracht 1065), 1017 JG Amsterdam, 1986, 125 × 195 mm, 32 blz., gen. 300 fr. - Christiaan Germonpré is met ‘Kringloop van het licht’ aan zijn vijfde dichtbundel toe. Hij blijft dus zijn tweejaarlijks ritme gestand. Iedereen weet nochtans dat bij de Beuk/Amsterdam uitgeven ‘betalen’ betekent en dat roept vragen op voor een dichter, die naam wil hebben. In haikoe vorm aanschouwt de dichter in een kringloop over de vier seizoenen de natuur in al zijn facetten. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Pablo Neruda,Spanje in het kort, uitg. Pablo Nerudafonds (Westmeers 51), 8000 Brugge, 1986, 150 × 210 mm, 48 blz., gen. 295 fr. - Pablo Neruda leeft in vele harten. Mark Braets Nerudafonds voedt hen geregeld met de hartstochtelijke verzen van de dichter, die hij meestal zelf in het Nederlands omzet. Voor deze vertalingen uit het Spaans deed hij thans deels een beroep op Bart Vonck. Deze gedichten onder de titel ‘Spanje in het hart’ verwijzen naar de Spaanse burgeroorlog, waar ellende en dood de strijdkreet vormden. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Julien van Remoortere,Lannoo's Natuurgids voor groen toerisme in België, uitg. Lannoo/Tielt, 1986, kleurenillustraties, 110 × 200 mm, 432 blz., geb. 595 fr. - Julien van Remoortere, die met de regelmaat van een goedgesmeerde klok door ons landje trekt, heeft het groen toerisme in België in ‘Lannoo's Natuurgids’ gebundeld. Het is geen stroef geheel, maar een in kleuren gedrukt beeldverhaal geworden, met aandacht zowel voor de Kuststreek, de Polders, Binnen-Vlaanderen, de Kempen en de Heuvelstreek, als voor de Leemplateaus, de Condroz, de Fagne-Famenne, de Ardennen Belgisch-Lotharingen. Julien van Remoortere leert je niet enkel de natuur ontdekken, maar ze ook beleven. En hij doet dat, via het bezig zijn met bomen en struiken, kruiden en schelpen. Lannoo's Natuurgids is een handig boek, dat je bij voorkeur tijdens een wandeltocht of een daguitstap zult gebruiken. Het doorbladeren alleen reeds is een hele belevenis. Het is een oeverloos vertoeven in het groene land dat wij (nog) bezitten en dat wij groen moeten houden. Voor de ‘milieuverliefde Vlaming’ is Lannoo's Natuurgids de betrouwbare ‘groene bijbel’ bij uitstek. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Patricia De Landtsheer,Sporen, uitg. De Nederlanden v.z.w. (Kruishofstr. 16), 2020 Antwerpen, 1986, 135 × 200 mm, 180 blz., paperback 575 fr. - Patricia De Landtsheer heeft het in haar jongste roman, die ‘Sporen’ heet en die ons de magisch-realistische sporen toont die haar schrijfstijl bij momenten doortrillen, over de geestelijke worsteling met zichzelf, een toestand waarin de hoofdpersoon al jaren verkeert. An, de vrouw in kwestie, kan niet aarden in de hedendaagse maatschappij, die door laksheid en machtswellust wordt verteerd. Zij zoekt, in haar streven naar schoonheid en goedheid, naar een plaats waar dit mogelijk is. ‘Het land’ dat uiteindelijk in haar overspannen geest zowel de vorm als gestalte krijgt, is niet meer dan een droombeeld. Ze weigert halstarrig haar eigen ingesteldheid te volgen. Ze wordt tot wanhoop gedreven en telkens opnieuw met het verleden geconfronteerd. Net als in haar debuutroman ‘Vluchtheuvel’ staan ook hier - in dit met liefde geschreven, niet altijd vlot lezende boek - zowel het sociale en het psychologische, als de echte moederliefde centraal. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Mark Braet,Verdriet waarop men danst, uitg. Pablo Nerudafonds (Westmeers 51), 8000 Brugge, 1986, 150 × 210 mm, 55 blz., gen. 295 fr. - Mark Braet, die als nationaal secretaris van de Vereniging België-USSR, niet te ontkennen bindingen met de Oostbloklanden heeft, wat hij in zijn poëzie niet altijd kan en ook niet wenst te verdoezelen, is een auteur die nu al jaren op een schavotje apart vertoeft. Hij heeft een dozijn verzenbundels op zijn naam staan, vertaalde het werk van Pablo Neruda en kreeg nadien de nodige aandacht via bloemlezingen in Duitse en Russische vertaling. Mark Braet is in zijn werk geen dagenmelker. Hij proeft in zijn jongste bundel ‘de lyriek van het ouder worden en van het doodgaan’. In het aangrijpend slotgedicht ‘Sulamith’ heeft hij het over een in de loop van 1943 in Brugge aangehouden vrouw, die omkwam in het uitroeiingskamp van Auschwitz. Hij schreef dit epos na zijn terugkeer uit Polen, in september 1984. ‘Sulamith, Sulamith, hoe kan ik / je helpen, hoe kan ik vergeten dat de dood een meester uit Duitsland was, / dat je nu leeft in de tederste wolken, aldus de gevoelsgeladen Mark Braet in ‘Het verdriet waarop men danst’. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Erik Van Ruysbeek,Het Rijk van het Midden, uitg. Leuvense Schrijversaktie (Guldensporenlaan 85) 3200 Leuven, 1986, Leuvense cahiers nr. 56, 140 × 210 mm, 68 blz., gen. 295 fr. - Erik van Ruysbeek (pseudoniem van André van Eyck), heeft tot op heden een 25-tal publikaties, waaronder verzenbundels, essay's en romans op zijn naam staan. Hij toeft nu al meer dan 30 jaar in de wereld van de poëzie, waar hij als een koordanser in het circus, met woorden jongleert, en waarin hij als geen ander ‘Het Rijk van het Midden’ weet te beschrijven. Hij tracht, vanuit zijn egocentrische opstelling, waarin hij ‘onvindbaar achter de bronnen van het leven, in het eigen raadsel verdwijnt’, de nodige klaarte te brengen. Eigenaardig genoeg blijft Erik van Ruysbeek zich meten met het harde en het grootse dat hem omringt. Hij heeft het over de wolken met ‘koepels olympisch van zijde en dons’, over het woud dat als een aquarium is ‘waarin het staren stokt’, en over de zee, waarmee hij de oceaan wordt ‘die de mogelijke ruimten vult’. Het is een ‘dicht’ bundel eigen aan de tijd en aan Erik van Ruysbeek... K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Dirk van Babylon,De zwarte bruidegom, uitg. Manteau-Antwerpen, 1986, 125 × 200 mm, 420 blz., gen. 565 fr. - ‘De zwarte bruidegom’, waarmee Dirk van Babylon de Leo J.Krijnprijs 1986 won, is geen boek als een ander. De auteur, een dertigjarige arts, noemt het het beste waartoe hij in staat is. En dat is veel. Het onconventioneel gehouden verhaal kan zelfs, naar zeggen van Dirk van Babylon, bij pagina 179 worden begonnen, al heb ik die raad niet opgevolgd. Het boek handelt over een huisarts, die een mislukte homorelatie van vier maanden achter de rug heeft, en die teneinde de leegte weg te schrijven, naar Napels en Capri trekt, op zoek naar ‘De zwarte bruidegom’. Dirk van Babylon schrijft in een onthutsend-kwetsende stijl, over de verlamde moeder en een dominerende zuster, die samen met de liefdeloosheid tijdens zijn jeugd, bepalend waren zowel voor de erotische verlangens die hij koesterde, als voor de sterke emotionaliteit die hij in abstracte redeneringen heeft willen blokkeren. Het is een verhaal uit een wereld die niet van iedereen is. Het werd bij momenten nietsontziend neergeschreven, door iemand waarvan kan worden gezegd dat hij een ‘rasschrijver’ is. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Geert BekaertVerzamelde Opstellen - deel II. Los in de Ruimte, uitg. Stichting Monumenten- en Landschapszorg v.z.w., Nijverheidsstraat 23, 1040 Brussel, 1987, 240 × 170 mm, 450 blz., geb. 1.025 fr., gen. 875 fr. - Begin dit jaar verscheen ‘Los in de ruimte’, het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tweede volume van Geert Bekaerts vierdelige overzichtspublikatie ‘Verzamelde opstellen’. Dit boek bevat teksten uit de jaren 1966-1979, zowel over plastische kunsten als over architectuur. In die jaren was Bekaert verbonden aan de Standaard, Streven, Kunst- en Cultuuragenda en Wonen/TABK. Vooral zijn artikels over architectuur zijn een belangrijke bijdrage geweest in Vlaanderen om architectuur uit het isolement van de architectenwereld te halen, om architectuur te begrijpen als een maatschappelijk cultureel fenomeen. Het boek bevat twee hoofdartikels: ‘Pop, het wezen van de kunst’ (1966) en ‘Het einde van de architectuur’ (1965-1967). In verschillende bijdragen gaat Bekaert in op de toen geformuleerde visie op kerkarchitectuur waardoor de samenstellers opteerden om de tekst van zijn boek ‘In een of ander huis. Kerkbouw op een keerpunt’ (1967) niet op te nemen. Niets voor deze uitgave werd herschreven. Zonder vertekening werden Bekaerts beschouwingen toevertrouwd aan nieuw papier. Zoals in ‘Stapstenen’, het eerste deel, werden alle illustraties achterwege gelaten. Hierdoor krijgen de teksten een autonomie, waaruit tevens blijkt dat Bekaerts woorden geen verhalen zijn bij beelden. Dit initiatief is toe te juichen vooral omdat de meeste artikels moeilijk te vinden zijn. Men komt niet enkel onder de indruk van Bekaerts grote produktie, maar ook door de innerlijke rijkdom van de teksten die men in de ‘doorsnee journalistiek’ zelden kan aantreffen. M.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Mireille Hugaert, e.a.De Wolken nabij, uitg. Tongerse Schrijverskring, p.a. Jef Houbrechts, Genenbosstraat 15, 3980 Tessenderlo, 1986, 145 × 205 mm, 67 blz., geplakt. - Deze uitgave is een verzamelbundel, waar zeven dichters elk een reeks gedichten rond het thema van de dood hebben samengebracht, met een voorwoord van Willem Persoon. Alfabetisch komt Mireille Hugaert het eerst aan bod. Ze neemt afscheid van vader, moeder en de dood met huiver en kilte, doch schildert de lucht en oneindig blauw over de grens van het leven. Mark Meekers is de talentvolle schilder, die met woorden beelden oproept en ze met de nodige verfkleuren invult. Achter de bocht komt voor hem God als tegenligger aan. Edith Oeyen is een witte vlinder, die de woorden streelt met een kinderstem. Ondanks haar kwetsbaarheid laat ze de wolken voorbijtrekken, plukt ze de bloemen en blijven de rozen haar gedenken. Jean-Pierre Rycx debuteert met deze bundel. Voor hem is het leven een zoektocht naar woorden, doch ook een levensbron geworden om afscheid te nemen van de wereldlijke illusies. André Smeets liet zijn leed om het verlies van vader en moeder breken door de wind, terwijl hij als zeemeeuw de laatste graankorrels op het kerkhof uitzaait, het land van Kanaan tegemoet. Ina Stabergh heeft haar bijdrage beperkt gehouden tot vier gedichten. Is het omdat ze wacht tot de stilte antwoord geeft? Ugo Verbeke komt omwille van zijn pseudoniem op de laatste plaats. Deze actieve redactiesecretaris van 't Kofschip lacht doorheen zijn verzen met een pinksterbloem het leven tegemoet. Hij houdt elke beeltenis vast in gedachten. Hij kijkt met minnende woorden naar de toekomst en strekt een helpend gebaar uit naar elke dichter (rmdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Creare 15 en Poëzie concertante: een rijke wedstrijdoogstCreare 15, uitg. Geelse Kunstkring Creare, Fabriekstraat 7, 2440 Geel, 1986, geïll. met zw.-w.-foto's en reprodukties, 155 × 230 mm, gen. 430 fr. - Poëzie concertante, thematische verzenbundel over muziek, samengesteld door Ton Luiting en A. Middendorp, uitg. Kofschip-Kring, Hilversum/Brussel, 1986, 135 × 210 mm, 160 blz. gen. 400 fr. - Tot voor enkele jaren bleef de oogst van een poëziewedstrijd vrijwel altijd beperkt tot een tiental geselecteerde gedichten die - bij gebrek aan geldmiddelen - in een onooglijk schamel (meestal gestencild) brochuurtje vaak ten dode leken opgeschreven. Vandaag komt het steeds vaker voor dat zo'n poëziewedstrijd resulteert in een boeiende verzamelbundel. De samenstellers (meestal leden van de jury) selecteren ruimer en stadsbestuur, kunstkring en/of serviceclub sponseren een verzorgde uitgave. Twee fraaie voorbeelden liggen voor me. Creare 15 is een realisatie van de Geelse Kunstkring naar aanleiding van de vijftiende jaargang van het gelijknamige tijdschrift. Serviceclub Ronde Tafel Geel steunde. Een selectie van een honderdtal gedichten uit de - te dezer gelegenheid - georganiseerde poëziewedstrijd vormt het leeuweaandeel van de uitgave: een ruim aanbod uitgelezen gedichten, boeiend in hun bonte verscheidenheid. De intermediaire illustraties (niveauwerk van eigen Kunstkringleden) sieren beheerst. In een aanvullend gedeelte werden werkfoto's, gedegen gedichten, proza en plastisch werk van eigen leden opgenomen. Het geheel is kundig in elkaar gezet, oogt fraai en kunstig en nodigt uit. Kunstkring Creare is zijn naam meer dan waardig en bovendien goed op weg om te slagen in zijn voorbeeldige opzet: kansen creëren voor dichters die hun talent willen toetsen aan het oordeel en de smaak van een breed publiek in het algemeen en van een deskundige jury in het bijzonder. Een tweede - mijns inziens - bijzonder geslaagde bloemlezing is Poëzie concertante, een thematische bundel die verscheen ter gelegenheid van de negende poëziedag van Blankenberge (sept. '86) in een uitgave van de Kofschip-Kring v.z.w. en waarin dichters ingaan op het - alleen al omwille van de raakpunten - heel aantrekkelijke thema van de muziek. Muziek en poëzie, die beide op het horen berusten, vormen in hun mythische oorsprong een eenheid. Haar muzen zijn zusters. Het Griekse woord ‘mousikos’ slaat trouwens zowel op de zang- als op de dichtkunst. Aan de muzikalisering van de poëzie beantwoordt de poëtisering van de muziek. Heel wat bekende en minder bekende dichters lieten zich door het thema verleiden. Samenstellers Ton Luiting en Albert Middendorp konden putten uit een aanbod van 634 inzendingen. Ze selecteerden er 146. Wouter Kotte schreef een indringend voorwoord. Fernand Florizoone leverde een wolk van een gedicht (Sibelius) als aanhef. Het eindresultaat is in meer dan één opzicht merkwaardig, maar intrigeert bovenal door de enorme diversiteit in de benadering van het thema. Muziek wordt vanuit tientallen gezichtshoeken gefocuseerd; 146 verschillende stemmen bezingen. Je voelt de volheid van het concert. Poëzie concertante is een waardevol geschenk! J.V.M. P.S. Op 22 aug. '87 doen Luiting en Middendorp het nog eens over met het thema ‘beeldende kunst’. We zien die datum reikhalzend tegemoet! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jan van der HoevenKnoop voor knoop, uitg. Pablo Nerudafonds, Westmeers 51, 8000 Brugge, 1986, reeks Poëzie, 145×205 mm, 52 blz., gen. 295 fr./f. 14.90 - Op de dag van het woord in Harelbeke (febr. '87) werd de hoofdprijs in de categorie Light Verse door een achtenswaardige jury (Brems, Spillebeen en Haesaert) magna cum laude aan Jan van der Hoeven toegekend. De 57-jarige Brugse dichter las er één van zijn bekroonde Gezelle-pastiches voor en de overige prijswinnaars vergleden wat bleekjes in de schaduw van zoveel taalvirtuositeit. Voor veel aanwezigen echter bleek Van der Hoeven een complete onbekende (hij is nu eenmaal Herman De Coninck niet!) en zelfs de pers beperkte zich in vele gevallen tot het overpennen van een paar regeltjes uit het juryverslag. Geen perspen schijnt te weten dat Van der Hoeven zich al jaren geleden een meester heeft getoond in het genre. In zijn kabareteske bundel Welkom in Pest-Vlaanderen (1971) bracht hij een bont allegaartje van pastiches (op Paul van Ostayen), leuke limericks, grafdichten en korte sloganmatige distichons. Ook figureerde hij in de bloemlezing ‘Ik wou dat ik twee hondjes was’ onder de beste Nederlandse plezierdichters. Van der Hoeven speelt spitsvondig, ook in zijn ernstiger oeuvre. Hij kneedt en vervormt en revaloriseert het spelaspect à la van Ostayen in zijn poëzie. Humor en ironie zijn vaste ingrediënten. Hij speelt met woorden (februjaar, kolomnel, elichtrisch) en met uitdrukkingen (mijn klaarten op tafel, uit mijn lood van letters geslagen, de voeten gelicht/en met de hakken/net niet over de sloot/op de tellen gepast). Zijn polysemische vondsten vormen een ironisch correctief op de schijnschraalheid van zijn ogenschijnlijk minimalistische gedichten. Door het moedwillig weglaten van de klassieke vormelementen als strofenbouw, eindrijm, interpunctie, vergroot hij de transformatiemogelijkheid van het gedicht. Van der Hoeven verrast je voortdurend en zet je geregeld op het verkeerde been. Je moet regels herlezen en betekenissen afbakenen. Je wordt stiekem in het creatieve proces opgenomen. De recentste dichtbundel van Van der Hoeven ‘Knoop voor knoop’ (1986) is feitelijk een heruitgave van zijn vorige bundel ‘Anarchipel’ (1977) (die in een luxe-uitgave slechts op 80 exemplaren werd gedrukt) uitgebreid met een Gilbert Swimberge-gedicht, een afzonderlijk gedicht aan Werner Spillemaeckers opgedragen, de cyclus 6 × ‘amare’ een viertal door Spaanse lokaties geïnspireerde gedichten en nog een handvol afzonderlijke verzen. Daar waar ‘Hagel en blank’ (1968) een perfect structurele dichtbundel was brak in ‘Anarchipel’ een verbrokkeling door die zich in ‘Knoop voor knoop’ doorzet. De toegevoegde gedichten behoren echter onbetwistbaar tot de beste die V.d.H. geschreven heeft. ‘Elk woord is er, bij wijze van spreken, zijn gewicht in taal waard.’ (Speliers) J.V.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hedwig SpeliersTiaar van mijn taal. Essay over de poëzie van Jan van der Hoeven, uitg. Pablo Nerudafonds, Westmeers 51, 8000 Brugge, 1986, Profielreeks, 150×210 mm, 48 blz., gen. 295 fr/f 14.90. - Wie al lang oog heeft voor Van der Hoeven (zie recensie hierboven), is de dichter, essayist Hedwig Speliers. Niet verwonderlijk eigenlijk dat hij, die zo verbeten vecht tegen de verschraling van onze poëzie (de verpauperde pennen) valt voor het taalraffinement van een man als Van der Hoeven. In zijn essay ‘Tiaar van mijn taal’ (een predicatie van V.d.H. zelf, die zijn liefde voor taal en dichterschap symboliseert) stelt hij dat V.d.H. beslist niet de aandacht krijgt die hij verdient. Wie alleen maar grasduint, leest over hem heen, m.a.w. ‘Wie hem oppervlakkig leest, ziet hem als een poeta minor. Wie zijn poëzie analyseert, boort een kleine goudader aan.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Wat je hier moet bijdenken is overduidelijk!) Van der Hoeven lezen vraagt inderdaad wat taalkundige onderlegdheid. Het rebusachtige effect van de stengelgedichten, dat door syntactische torsie tot stand komt, eist doorzicht, concentratie en creativiteit van de lezer. Speliers licht door en doorziet met een onbetwistbare eruditie. De lezer krijgt een glasheldere kijk op een dichterevolutie (in casu V.d.H.). Met Speliers meeredeneren en analyseren is voor de geïnteresseerde lezer een feest. Wie Speliers leest, leert Van der Hoeven. In de pittige schrijftrant die hem zo eigen is, zuigt hij je naar zijn eindconclusie: Van der Hoeven is geen veelschrijver maar een fijnslijper. Traagzaam ontstane taalexploratie en warm intellectualisme omarmen elkaar. Wat Van der Hoeven aan zijn taal-genoot Werner Spillemaeckers toeschrijft, geldt evenzeer voor hemzelf: How do you do het / hoogalbinist / klinklare hifiër / syntactische gagman / taaltaktieker / klik klak / ziehier een / lyricus. J.V.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jan Lerouge e.a.300 jaar College te Tielt, uitg. St.-Jozefscollege, Kortrijkstraat 59, 8880 Tielt, 1986, zw.-w. foto's, 175×245 mm, 319 blz., geb. 900 fr. - Het triseculaire Tieltse college heeft deze merksteen tussen een gegroeide traditie en een beloften- en waardenvolle toekomst door weten te accentueren met een uitgave die een schoolvoorbeeld mag worden genoemd van het (veel) betere gedenkboek. Het redactieteam (Jan Lerouge, Dirk Vandekerckhove, Romain Vanlandschoot, Johan Vankeersbilck, Jaak Billiet, Inge Vanoverschelde, Ingrid Cassiman) heeft een erg leesbare, puik geïllustreerde en ruim gedocumenteerde turf van over de 300 bladzijden gerealiseerd die echt niet alleen de oudleerlingen en de huidige Tieltse generatie vermag aan te spreken. Omdat de behandelde periodes met zin voor historische verbanden in een zoveel ruimere context worden geplaatst, terwijl toch het eigene, specifieke van de instelling geen moment op de achtergrond raakt. Anderzijds wordt met kennis van zaken ingegaan op de eigentijdse uitdagingen (Vaticanum II, Mei '68, de ‘kreukels’ van de krisis). Een massa voetnoten, een gedegen bibliografie, de wetenschappelijke verantwoording middels archief- en andere bronnen en last not least een handige namenindex tonen ten overvloede aan dat hier met nauwgezetheid en passende zorgvuldigheid méér werd bereikt dan alleen maar een grasduinen door een overigens boeiend verleden. Lannoo zorgde ervoor dat deze inhoudelijke aspecten in een ‘heldere’ uitgave hun spiegelbeeld vinden. dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Gène Eggen/Emmy SwertsMet stille vleugelslag, uitg. in eigen beheer (Vliek 20, 6235 NR Meersen, Ned.), 1986, geïll. met originele linosneden, foto's van Rob Holthuis, 220×280 mm, genaaid. - Onze Nederlandse vriend Gène Eggen die een boontje heeft voor poëzie en eigenlijk een beeldend kunstenaar is, schilder, graficus, sculpteur, maakt vaak beeldige dingen. Uit vroegere periodes blijft me vooral een aardig stukje ets bij, met een mannetje en een vrouwtje oog in oog met de zon. Een levensblije 65 is hij geworden en dat werd o.m. gevierd met een huldeboek, door hemzelf verlucht, met gedichten van Emmy Swerts, waarin Eggen een taal ontmoet die zingt van zonlicht en levensvreugde. Eggen is een diep-religieus kunstenaar die ‘de taal van de stilte’ verstaat. Dat doet ook Emmy Swerts kennelijk. Haar hier afgedrukte gedichten zijn van ingehouden observatie en transcendente reflectie: het ‘bijna zwijgen’. dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Anton van Wilderode/Jan DecretonEn het dorp zal duren, uitg. Lannoo/Tielt - Davidsfonds/Leuven, 1986, 125 foto's in vierkleurendruk, omslag en lay-out van Boudewijn Delaere, 250×295 mm, 256 blz., geb. 1.980 fr. - Fotograaf Jan Decreton en dichter Anton van Wilderode zijn aan hun tweede fotografischpoëtisch kunstboek toe: eerst was er Daar is maar één land dat mijn land kan zijn, nu is er En het dorp zal duren. Het laatste is evenwel geen puur vervolg op het eerste, dat een getijdenboek is. Dat roept de elementen in hun ruimtelijkheid op, zoals die aan de schepping van een natuurlijk Vlaanderen hebben meegewerkt en er tegen de oprukkende industrialisering vechten en trachten te overleven. Die eerste pastorale schepping van de twee kunstenaars is dus kosmisch en landelijk. Ze hebben een bijbels-mythische dimensie aan hun boek gegeven:
Het land dat ik liefheb
Het land dat ik liefheb,
het land dat ik leer./
Met bijbelse bomen.
De wind van weleer./
Het land als ik droef ben,
het land als ik lach./
Bij de lamp van de maan.
In het licht van de dag./
Het land wit en mauve.
Mijn groenland. En ach,/
Het land dat ik zevenmaal
zevenmaal zag.
In En het dorp zal duren - de nieuwe creatie - is dat transcendente er nog wel, maar het maakt toch ook plaats voor het levensnabije, het lokale, het intieme, het kleine. In vers en foto worden dagdagelijkse dingen op een bijzondere wijze getoond, resp. verteld, en hun afgebeelde, vertaalde versie is mooier dan hun tastbare aanwezigheid in de werkelijke werkelijkheid. Is dat geen kunst?
Uit een interview in Omtrent, het ledenblad van het Davidsfonds, blijkt bovendien dat Jan Decreton de schoonheid van doodgewone Vlaamse woonkernen, gehuchten, dorpen, wijken en woningen heeft willen tonen. Hij fotografeerde ze evenwel zo dat de schoonheid van Vlaanderens schaarse landelijkheid primeert. En van Wilderode dicht naar aanleiding daarvan:
Het zijn de gewoonste dingen
Het zijn de gewoonste dingen/
die blijven, en blijven bestaan:/
...
of niets dan de wind in een duister/
najaar waarbinst ik genas/
achter witte slaapkamerruiten/
de hobo's van hout horen luiden/
uit kalende kanada's./
In de gedichten van deze uitgave zijn drie eigenschappen te ontdekken. In de eerste plaats verbindt de poëzie van Anton van Wilderode de woorden bakvers, de klanken oerzuiver met de door hem verbeelde mensen, dingen en gebeurtenissen en ze laat nieuwe geluiden en ongebruikte ritmische combinaties horen, zodat de lezer waadt in een woord geworden Eden, dat hij door de leesact voor het eerst met al zijn zinnen kan waarnemen.
Altijd opnieuw
Ik kwam des morgens aan. De akkers lagen/
vol dag en dauw van genesis, het was/
alsof mijn ogen het ontwaken zagen/
van sluimergraan en ingeslapen gras.
Hieruit volgt in de tweede plaats dat de dichter inderdaad een wondere taalsfeer wekt, waarin zelfs vertrouwde woorden zo met elkaar samenklinken, dat op zich gewone situaties - zelfs gemeenplaatsen - voor de lezer verdichten tot geheimzinnige raadselachtigheid, die verrast en tot verkenning uitnodigt.
Mater
De zachte overmacht van gras/
verft alles groen, gelijk het was/
in den beginne,/
de hagen en het houtgewas/
de koele weiden waterpas/
tot aan de kimmen.
De molen keert de molenas/
op zijn bewegelijk karkas/
waaks naar de winden/
en tekent met een kruis kriskras/
het liggend veld, gelijk het was/
in den beginne.
En eindelijk, met een melodische soepelheid en een rijk arsenaal van wendingen en constructies ritmeren verzen en strofen, dichtvormen en rijmschema's op een ongewone en toch vertaalbare syntaxis.
Hui!
De lente legt haar lopers uit/
van gras en plotseling groen kruid/
voorzanger toetvink liert en fluit,/
veloeren vingers op de ruit/
nog zonder nadruk of geluid,/
het welkom van de wind uit zuid,/
een kindermondje scherp getuit,/
een vogelbekje!, roept al luid/
met niets dan klank het voorjaar uit.
Uit het poëtisch fotoboek blijkt dan ook dat fotograaf en dichter hier werken op een hoogtepunt van hun kunnen. Dat is in staat uit Vlaanderen nog veel schone poëzie te puren. J.v.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Marcelle de JouvenelStem uit het generzijds, uitg. Ankh-Hermes BV/Deventer, 1986, Ankertjesserie 133, 195×95 mm, 93 blz. genaaid. - Dit boekje biedt in een keurige vertaling van Teresa van der Meulen-van Marcke de belangrijkste fragmenten uit Au diapason du ciel van Marcelle de Jouvenel. In 1946 stierf haar begaafde vijftienjarige zoon Roland, ten gevolge van een nooit achterhaalde ziekte. In haar wanhoop wou ze zelfmoord plegen, maar iets weerhield haar en ondanks haar grondige verschillen in opvatting over God, religie en voortbestaan na de dood, is ze ervan overtuigd dat dit ‘iets’ haar zoon is, die haar vanuit een ander bestaan, vanuit een ‘generzijds’ begeleidt en zelfs boodschappen zendt. Die boodschappen heeft M. de Jouvenel - aanvankelijk tegen haar zin - genoteerd en later, op zijn aanraden, verwerkt in boeken en lezingen. Zij is er geleidelijk van overtuigd geraakt dat er leven na de dood bestaat, dat de doden onder ons blijven leven en dat ‘Gods woord’ ons langs vreemde wegen kan bereiken. Velen zullen wellicht sceptisch staan tegenover deze vorm van ‘berichten’, maar toch gaat er een grote overtuigingskracht van uit en een geloof dat velen in moeilijke ogenblikken tot troost mag zijn. Het boekje werd ingeleid met teksten van Jean Prieur en Gabriel Marcel. (rvdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Adam Arie MartinusEen blijk van Liefde, uitg. Elmar BV / Rijswijk (verdeeld door Elsevier, Leuvensesteenweg 325, 1940 Woluwe-Zaventem), 1986, geïll. zw.-w. foto's, 105 × 155 mm, 80 blz. geb. 295 fr. - Een keuze liefdesgedichten, die eerder op toevallige wijze (door A.A. Martinus) lijkt samengebracht te zijn. Er is noch een chronologische, noch een thematische of systematische ordening. Het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merendeel der gedichten is gekozen uit de Nederlandse poëzie van de laatste (vijf) jaren. Anderzijds is er ook een gedicht van een paar ‘ouderen’ als H. Gorter en M. Nijhoff. Van Vlaamse zijde zijn alleen H. de Coninck, H. Claus en C. Schouwenaars vertegenwoordigd. De bedoeling van deze uitgave is me niet erg duidelijk. De illustraties zijn ondermaats. Alleen enkele mooie (bekende) verzen en het fluwelen bandje vertonen ‘een blijk van liefde’. (rvdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Daniël BillietBananeschillen in jeans. Gedichten voor hedendaagse jongeren van 13 tot 133 jaar, uitg. Infodok (Postbus 134 - L3, 3000 Leuven), 1986, 135×205 mm, 37 blz., geb. 245 fr. - Er is nauwelijks een vergelijking mogelijk tussen de Daniël Billiet, die eind van de jaren zeventig een der typische vertegenwoordigers was van de ‘nieuwe romantiek’, die zich toen aandiende, maar zich toch nooit geheel heeft doorgezet. Na enkele jaren stilzwijgen keert hij terug met een bundel die eerder aansluit bij de parlando-stijl van een sindsdien achterhaald nieuw-realisme. Zijn verzen vertrekken meestal van een anekdotisch gegeven, dat hij als alibi aanwendt voor maatschappij-kritische bedenkingen. Taalvondsten (vaker doen ze aan de vroegere H. de Coninck denken) en de nodige dosis (zelf)ironie vervullen hierbij een essentiële functie. Zijn verzen lezen prettig en vlot, maar laten geen verdere sporen na, omdat ze de inspiratie missen van een diepere poëtische bezieling. (rvdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Yvonne GunsReis doorheen de tijd, uitg. Antiqua/Tessenderlo (p.a. Y. Guns, Lt. Lippenslaan 20 bus 4, 2200 Borgerhout), 1986, geïll. door de auteur, 170 × 240 mm, 63 blz., genaaid. - Op 75-jarige leeftijd besloot kunstschilderes Yvonne Guns de gedichten uit te geven, die ze in de loop der jaren geschreven heeft. De bundel bevat drie reeksen, die samen zowat een ‘reis doorheen de tijd’ vormen. ‘Amor’ handelt uiteraard over de liefde: ontwaken, verlangen, gemis, zijn zowat de sleutelwoorden in de ontwikkeling van deze gevoelens van jong meisje tot vrouw. In ‘Verscheurdheid’ drukt ze haar religieuze gewaarwordingen uit, haar onrust en onzekerheid en haar bede dat God haar uiteindelijk barmhartig zal zijn. ‘Leven en sterven’ raakt de doodsthematiek aan. Zoals in de vorige cycli hebben deze verzen eveneens een uitgesproken belijdeniskarakter, neergeschreven in een directe taal, die vaak wel enige poëtische kracht ontbreekt. Reis doorheen de tijd dient in de eerste plaats als menselijk getuigenis gelezen te worden. (rvdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Joris DenooStaat van medewerking, uitg. Poëzie-Uitgeverij WEL, Postbus 624, 4600 AP Bergen-op-Zoom (Ned.), 1986, 137×222 mm, 40 blz., geplakt f 15. - Met Staat van medewerking is Joris Denoo aan zijn zesde dichtbundel toe (sinds zijn debuut in 1977). Zijn bibliografische gegevens konden me geenszins overtuigen om de inhoud van dergelijke bundel te bevatten. Het bracht bij me een zucht van verlichting dat de achterflap er meer over wist: ‘Vier cycli gedichten, vier keer schoorvoetende medewerking van het menselijk bedrijf:
Dergelijke flarden van zakelijke nuchterheid kunnen mij echter niet beroeren. Joris Denoo kan zich misschien als prozaschrijver ontpoppen, doch als dichter doet hij het niet. (rmdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Gerrit AchterlandDe parfumeur-creatuur, uitg. Data Print, Baron de Vironlaan 148, 1710 Dilbeek, 1986, 150 × 210 mm, 24 blz., geniet 100 fr. - Met zijn ‘Parfumeur-createur’ verschijnt Gerrit Achterland na een kort stilzwijgen terug aan de horizon van de dichterswereld. We waren hem niet vergeten, want hoeveel jonge dichters heeft hij niet belangloos gestimuleerd en uit de vergeethoek gehaald. Maar dichters zijn niet dankbaar, wel ijdel! Na jarenlang geduld is de muze zacht en stil zijn adem komen beroeren. Hij is de ‘parfumeur’ voor vrouwelijk schoon gebleven. Hij hanteert de liefdeslyriek als een rapsodie en slaapt met zijn geliefde in tot een orgasme van minuten een urenlange droom wordt. Elk gedicht is bij Achterland een realiteit van elke dag, waar een bureaulamp warmte schenkt en sigarettenrook vernevelt tot luchtflarden. Hij is de ‘créateur’ gebleven die het dichten nodig heeft; voor anderen straalt hij met de harde woorden van elk menselijk streven hoop uit. Moge hij aldus een nieuwe start gevonden hebben en nooit meer zwijgen! (rmdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jaak FontierKeramiek in Vlaanderen, uitg. Lannoo/Tielt, 1986, meer dan honderd illustr. waarvan 50 in kleur, 250 × 330 mm, 160 blz., geb. in vollinnenband met stofomslag 1.950 fr. - Dank zij gulle vormen van mecenaat kan de v.z.w. De gulden Sporen de promotie van de Vlaamse Kunst ter harte nemen. Een prachtig initiatief was de tentoonstelling ‘Keramiek in Vlaanderen’, waarbij uit de samenwerking met de uitgeverij Lannoo, onder het mecenaat van de Bank Brussel Lambert, de Kortrijkse Verzekering en Galerij Desko te Kortemark, onder dezelfde titel een prestigieus boek uitgegeven werd. Het is een studie waarin de nadruk valt op de ontwikkeling van de keramiekkunst in Vlaanderen sedert de Tweede Wereldoorlog. Het eerste deel ‘Honderd jaar Keramiekkunst’ biedt, voor zover we weten, voor de eerste keer, een volledig en helder geordend historisch overzicht. Jaak Fontier onderscheidt van ‘Art Nouveau’ (1885-1914) tot ‘De Algemene verbreiding en de jongere generatie’ (1976-1986) zeven historische fasen. In het tweede deel wordt het oeuvre van eenenveertig Vlaamse keramisten besproken door acht deskundige auteurs. Lay-out, typografie en de fotografische weergave van de kunstwerken vormen te zamen een voorbeeld van technische volmaaktheid en bibliofiel genot. Doch het prachtig boek in linnen band vult vooral een leemte aan, i.v.m. een belangrijke en bloeiende kunstvorm die meestal te partieel besproken wordt. M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Vera LesandréIn de kleinste dagen. Gedichten, uitg. Edicon/Ant.-Roeselare, 1985, 48 blz. - Vera Lesandré schreef tussen 1982 en 1985 een reeks gedichten, waarin de verbondenheid met mens en dingen, met een grote gevoeligheid geformuleerd werd, in een intiem neuriënde toon. Anton Van Wilderode schreef over haar werk: ‘Haar poëzie drukt genoeg uit en suggereert daarbij voldoende om de lezer deelgenoot te maken van haar menselijk en poëtisch avontuur.’ Deze dichteres beschikt inderdaad over genoeg materie en talent om schone poëzie te schrijven. Doch wat minder ‘zo tedere schade’, wat meer spanning tussen het vrije vers en de wezenlijke inhoud van haar wereldbeeld, kunnen deze dichtkunst nog zuiverder maken. Veruit het beste gedicht vinden we: ‘Zoals in morgenmist’. M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Wilfried AdamsUw Afwezigheid. Gedichten, uitg. Hadewijch n.v., Th. van Cauwenberglei 101, 2120 Schoten, 1986, 64 blz., 298 fr. - Adams' poëzie kenmerkt zich door de polariteit sacraliteit en weigering, gevend altruïsme en weerhoudend solipsisme. Onaantastbaar heilig is voor hem alleen het gedicht zelf. Hoog boven de gemiddelde poëzieproduktie stijgt Adams' vereenzelviging met de taal, waaruit een werkelijk meesterschap alle zwakheid gebannen heeft. In feite behoort Wilfried Adams tot ‘de zwarte engelen’: zoals een Baudelaire of een Rimbaud heeft hij het moeilijk om een aangepast leven te leiden. De drang naar transcendentie belemmert het dagelijks existeren en vice versa: Wie ben ik, trager dan mijn horizon / En steeds blinder dorpskern, wit vergelijken? / Wie, eng in mijn bloed? - ik zou met jou ontbijten / zo schreeuw ooit sneeuw doorsmelten kon. Om de schittering van zijn krachtige, afwisselend hoekige en zwierige stijl, de originaliteit van zijn metaforiek en poëtische zuiverheid, verdient Wilfried Adams veel meer aandacht, dan hem slechts, om de een of andere duistere reden, gegund wordt. Hij is een lyricus, geen chansonnier. Laten we hopen dat de laatste vaststelling niet de oorzaak is van de voorlaatste! M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jaarboek van het Vlaams Centrum voor Oude MuziekDe eodem et Diverso. Jaargang II, 1986, uitg. Musica, Postbus 45, 3570 Peer, geïll. met zw.-w. foto's en partituurfragmenten, 165 × 240 mm, 188 blz., gen. 600 fr. - Het jaarboek '86 bevat bijdragen van A. Claes (Historische schets van de operalibretti in de 17de eeuw), J. Claire (l'Art de chanter le grégorien), G. Haenen (De tremulant als beeld in de barokmuziek), B. Huys (Overzicht van de muziektypografie in de Z. Ned. voor 1800), A. Lehr (De luidklok tussen magie en muziek), K. Moens (De vrouw in de huismuziek), R. Rasch (Nogmaals 't uitnemend kabinet), G. Spiessens (De Antwerpse orgelist en componist J. La Fosse) en M.A. Vente (Het orgelbouwersgeslacht Van Elen). Net als het eerste exemplaar van dit jaarboek is deze bundeling van studies zeer rijk, divers en opmerkelijk van inhoud. Als medium voor kennisoverdracht voor alle fanaten van de oude muziek is dit jaarboek een voltreffer die geen enkele muziekhistoricus of musicoloog zich zou mogen ontzeggen. C.A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Roger Dillemans e.a.Cultuur: de uitdaging, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1986, omslagill. van Walther van Schoote, 128 × 208 mm, 110 blz., gen. 295 fr. - Het is ondoenbaar in een kort bestek de rijke en verscheiden inhoud van dit werk enigszins samen te vatten. Het behandelt verschillende, inderdaad uitdagende aspecten van de huidige cultuurevolutie, zowel in functie der electronica, veranderende leesgewoonten, beeldende kunst, muziek, wetenschap en cultuur, doemdenken en het huidig samenlevingspatroon met een opmerkelijke bijdrage over Roger Dillemans over ‘Het uur der cultuur’. De overige ter zake bevoegde medewerkers zijn: Clem. Neutjens, Leo Pauwels, Vic Nees, Jaques Claes, Herwig Arts, Lieven van Gerven en Norbert D'hulst F.v.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Marc DuboisArchitect Gaston Eysselinck. De fatale ontgoocheling. Zijn werk te Oostende 1945-1953, uitg. Prov. West-Vlaanderen, rijk geïllustr., | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
230 × 230 mm, 96 blz., 450 fr.) - Bij de opening van het P.M.M.K. te Oostende werd ook een tentoonstelling gewijd aan het werk van architect Gaston Eysselinck, de schepper van het oorspronkelijk complex, waarin het museum gevestigd is, nl. het Seo-gebouw. In opdracht van de Provincie West-Vlaanderen schreef architect Marc Dubois een monografie over Eysselinck. Omstreeks 1920 kwam Eysselinck in contact met het werk van Rietveld, Dudok, Oud, hetgeen merkbaar is in zijn werk uit de jaren dertig, b.v. de Woning Peeters (1932) te Deurne/Antwerpen. In het tweede hoofdstuk behandelt M. Dubois de Oostendse periode (1945-1953). Doch de meeste aandacht wordt uiteraard besteed aan Eysselincks meesterwerk: het Oostends Postgebouw (1945-1953). Dubois schetst de stijlevolutie en ontleedt vakkundig zowel het bouwen ‘van binnen naar buiten’, als de zin voor de noodzakelijke harmoniëring van de gevels, o.a. door het toepassen van de gulden snede. Eysselinck werkte ook steeds intens samen met plastische kunstenaars (J. Cantré). Talrijke tekeningen en fotomateriaal vormen een integrerend deel van een publikatie, die zelf met bijzondere stijl en zin voor proportie uitgegeven werd. Doch ook de menselijke strijd tegen onbegrip, het tragische van Eysselincks leven wordt raak beschreven. Eysselinck pleegde zelfmoord. De ondertitel van het werk heet dan ook: de fatale ontgoocheling. Het boek van Dubois behoort tot de historisch waardevolle beschrijvingen van de moderne architectuur in België. M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hans BrunnerDrie rode vaten, uitg. Altiora-Averbode/Apeldoorn, reeks ‘Top-boeken’, illustr. van Kristien Aertssen, 160 blz., genaaid. - Met ‘Drie rode vaten’ van Hans Brunner, vertaald door Roger Vanbrabant heeft de auteur een spannend verhaal geschreven over de avonturen van Robert en Mark, twee jonge kerels die in een mangrove op bot gaan vissen. Ze verrassen een bende smokkelaars maar wanneer ze pogen te ontsnappen op hun jol, laat de motor het afweten, waarna ze ontvoerd worden. Ondanks de beenbreuk van Robert slaagt hij erin met zijn vriendje te ontsnappen en Robert geraakt op eigen kracht bij een hut van een houthakker, die hem naar de politie brengt. Ze vertellen hun verhaal en pleiten opdat Hank, ook lid van de bende, maar die hen liet ontsnappen niet te zwaar zou bestraft worden. Uit het onderzoek blijkt dat de vaten cocabladeren d.i. drugs bevatten en de bende wordt aangehouden. Zeer boeiend is het avontuur van Robert en Mark verhaald. Aangewezen lectuur voor de jeugd vanaf de leeftijd van 12 jaar. Fr.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• H.C. Andersen e.a.De mooiste vogelverhalen van..., uitg. Westland n.v., Th. van Cauwenberglei 101, 2120 Schoten, 1986, reeks ‘Hollandia Tuin en Natuur’, geïll. met zw.-w. tekeningen, 135 × 210 mm, 236 blz., gen. 570 fr. - ‘De mooiste vogelverhalen van...’ omvat naast de inleiding en het beschouwende nawoord, vijfentwintig korte en enkele wat langere verhalen over vogels, gegroepeerd onder drie themata, nl.: Sprookjes, sagen en fantastische vertellingen; Grote en kleine heersers van de lucht; Vogels als vrienden van de mens. Beroemde schrijvers zoals Hans Christian Andersen, Daphne du Maurier, De Gebroeders Grimm, Selma Lagerlöf, Jonathan Swift, Iwan Toergenjef, Oscar Wilde en vele anderen tekenden voor de inhoud. Uit de overvloed van vogelverhalen die door schrijvers, overal ter wereld, op papier werden gezet, of die mensen elkaar sedert onheuglijke tijden hebben verteld, werd in deze uitgave een zeer interessante en boeiende keuze gemaakt. D.v.d.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Felix TimmermansMinneke Poes en ander proza, uitg. Manteau-Antwerpen/Amsterdam, 1986, geïll. met tek. van de auteur, 125 × 200 mm, 281 blz., paperback fl. 19.90 / 395 fr. - Op 5 juli 1986 was het honderd jaar geleden dat Felix Timmermans te Lier geboren werd, waar hij op 24 januari 1947 overleed. N.a.v. zijn honderdjarige geboorte verscheen ‘Minneke Poes en ander proza’. In dit boek verhaalt de schrijver over het dagelijks leven in het dorp, toen de baron nog in het hoogkoor plaats nam voor het bijwonen van de mis, over Vettige Teen, die het zilveren Onze Lieve Vrouwbeeldje rooft en het in de Nete werpt, waar de vissers wondere visvangsten beleven, over de moedwillige varkenskop. Ook zijn bekende Driekoningentriptiek ontbreekt niet. Interessant is de mening van de auteur over het ontstaan van ‘Pallieter’, zijn meesterwerk. Hij verklaart dat het een boek is en niets anders. ‘Wat iedereen er moet weten staat in het boek en wat er niet in staat weet ik ook niet. Pallieter is een verlangen naar bewondering.’ ‘Minneke Poes en ander proza’ is een schitterende illustratie van de inventie van de auteur en zijn kleurrijke, originele taal, die de lezer telkenmale verrast en ontroerd. Fr.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• 100 Jaar Felix TimmermansUitg. Felix Timmermansgenootschap, Rouwmoer 7, 2190 Essen, 1986, geïll. met zw.-w. foto's, 235 × 155 mm, 224 blz., gen. 675 fr. - In 1986 verscheen het 14de jaarboek van Het Timmermansgenootschap n.a.v. de honderdste verjaardag der geboorte van de schrijver. De eminente Timmermans-kenner en voorzitter van het genootschap, José De Ceulaer, nam deze gelegenheid te baat om, gelijklopend met een overzicht van de politieke, maatschappelijke en culturele evolutie der laatste honderd jaren, de kroniek van Timmermans' leven te recapituleren. Dit jaarboek is in vele opzichten zeer belangrijk voor wie zich interesseert voor lectuur en studie van het unieke en blijvend werk van de grote Lierse auteur. Ook zijn plastisch werk werd niet vergeten. Kleinere, maar interessante bijdragen over bepaalde literaire en filologische aspecten werden geleverd door Marc Somers, Louis Van Leemput, Els Verstreken en Frans Sillis. Het boek sluit met de ledenlijst van het genootschap. F.v.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jaarboek Vlaamse Literatuur 1986Uitg. Grammens, Martelaarsplein 21, 1000 Brussel, 695 fr. - De teksten van deze goed verzorgde, degelijke publikatie zijn thematisch of chronologisch opgebouwd en vertrekken van de literaire actualiteit. Dit jaarboek bestaat dan ook uit twee grote delen: een ‘jaaroverzicht’ van 1985 en 1986 en een ‘essay’-reeks. Het ‘jaaroverzicht’ begint met een knap geschreven en goed gedocumenteerd essay ‘Het boek in Vlaanderen 1986’. Een scherpzinnig stuk van de uitgever Grammens zelf over de problemen van de Vlaamse uitgeverijen. Daarin scheidt hij drogredenen van feitelijke toestanden en reikt mogelijkheden voor de toekomst aan. Grammens' uitgeverij zelf is een (voorlopig) succesvol voorbeeld van een andere commerciële aanpak. In datzelfde ‘jaaroverzicht’ geeft Freddy De Schutter een even interessante als nutteloze, ontluisterende ontleding van Jef Geeraerts triller ‘De zaak Alzheimer’. Recensenten van Vlaams proza moeten nu blijkbaar steeds maar hetzelfde schrijven: het concept, de aanvankelijke idee en de verhaalstof zijn goed, maar de uitwerking, de schrijftrant, de plot en de verteltrant zijn (weer eens) mislukt. Nog in dit onderdeel van het ‘jaarboek’ belicht Grammens twee ‘figuren’: Hugo Claus en Felix Timmermans. Eindelijk zijn er dan de eigenlijke overzichten van de Vlaamse literaire produktie. De drie rubriekleiders konden onmogelijk volledigheid nastreven. Ze proberen dat probleem op te lossen door systematisch te werk te gaan. Joris Gerits doet dat zeer goed in zijn overzicht van de tijdschriften. Daarin behandelt hij o.m. het Timmermansjaar. Hij moest zijn kopij evenwel inleveren op het moment dat er over Timmermans ook in tijdschriften nog gepubliceerd werd. Maar misschien komen die dingen in het volgende jaarboek ter sprake. De rubriek ‘Essay’ tenslotte behandelt de schrijvers Herman De Coninck, Walter Vanden Broeck, Ward Ruyslinck, Gust Gils en Aster Berkhof. J.v.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• André DemedtsNa jaar en dag, uitg. Lannoo Tielt, 1986, reeks ‘De Golfbreker’, 140 × 220 mm, 64 blz., paperback 395 fr. / fl. 24.50 - De gedichten die André Demedts ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag in Na jaar en dag liet verschijnen, sluiten in die zin aan bij zijn vorig werk, dat ze zijn ‘opheldering van het levenslot’ verder doortrekken naar een afronding toe. Wij vinden er niet meer het melancholische klimaat van weleer, omdat hij zich met het leven, dat is met het gemis, heeft leren verzoenen. Wel blijft de weemoed als grondwater aanwezig, maar hij stelt zich ‘geen zware vragen’ meer en gaat op in de stille vreugde, die hij vindt in de harmonie met de dagelijkse dingen. Vanuit de rust van het nu-moment, verwijlt hij zowel in het verleden als in de toekomst. In de herinnering roept hij nog eens de sfeer van de kinderjaren op: de hoeve met vader en moeder, maar ook de eenzelvige, zwaarmoedige en diepzinnige knaap die hij is geweest. Daar zijn de kiemen van zijn later schrijverschap te vinden. Anderzijds is er in de bundel ook een klimaat van langzaam afscheid nemen, van het ‘terug naar huis’ gaan, nu voorgoed, om definitief met het voorgeslacht herenigd te worden. De gedichten zijn afwisselend lyrisch-belevend en episch-verhalend en hebben een soberheid bereikt die correspondeert met Demedts' verworven levensinzicht en serene aanvaarding van wat komen moet. Voor de vele Demedts-getrouwen is dit ongetwijfeld een mooie bundel, die ze graag zullen lezen, omdat hij het totaalbeeld van zijn leven en literaire persoonlijkheid vervolledigt. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jos de HaesVerzamelde gedichten, uitg. Manteau / Antwerpen, 1986, 135 × 220 mm, 174 blz., gebonden. - Jos de Haes (1920-1974) is ongetwijfeld een van de belangrijkste en boeiendste nederlandstalige dichters van na de Tweede Wereldoorlog. Wie daar nog niet van overtuigd is, kan de proeve doen met de heruitgave van de Verzamelde gedichten, die twaalf jaar na de eerste druk verscheen. De samenstellers hebben de vroegere opzet behouden, d.w.z. een beperkte keuze uit De Haes' debuutbundel Het andere wezen (vijf gedichten), de drie andere bundels volledig, aangevuld met enkele nog niet gebundelde gedichten en een keuze vertalingen uit de moderne Hebreeuwse poëzie. Wel hebben ze de teksten nog eens getoetst aan de oorspronkelijke publikaties. Deze nieuwe, zeer verzorgde en voorname uitgave wordt ingeleid door de Nederlandse criticus Ad Zuiderent met een opstel: ‘Jos de Haes, een Nederlands dichter?’ Zou hij zich niet beter de vraag gesteld hebben hoe het komt dat Jos de Haes - en andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij ons gerenommeerde dichters - in Nederland onbekend blijven? Interessant is de achteraan opgenomen, onuitgegeven lezing die De Haes ooit ‘over eigen gedichten’ te Leuven hield voor de faculteitskring ‘Germania’. Verheldering kan de lezer bij dit dichtwerk best gebruiken, want de aard van de behandelde thematiek is niet gemakkelijk. Uit zijn werk treedt een tragische gespletenheid aan het licht, omwille van de fundamentele onverzoenbaarheid met het leven, dat op zich onvolmaakt is en het streven naar een ideaalbeeld van zuiverheid in de weg staat. Het overlaadt de dichter met schuldgevoelens en openbaart in hem een pijnlijke tweespalt tussen het verlangen naar het aardse, het lichamelijke, het dionysische (de vrouw) en het spirituele, apollinische (God). Geleidelijk krijgt het wereldbeeld van Jos de Haes vaste vorm. In Gedaanten en Azuren holte wordt het geïntegreerd in een wijder, evolutionistisch perspectief, beïnvloed door de moderne evolutiemystiek van Teilhard de Chardin. Grondervaring is de degradatie van alle leven tot stof. De mens ondergaat deze vernietiging als een slachtoffer, vol zelfkwelling, angst en schuld, doch uiteindelijk is in hem de hoop van een heilsverwachting aanwezig. Jos de Haes beeldt dit alles uit in vaak grootse, schokkende gedichten. Men denke aan cycli als ‘Delphi’, ‘La Noue’, ‘Le vieux moulin’. Zijn beeldspraak is ontleend aan religie en mythologie (het archaïsche Griekenland) en wetenschap (o.a. de paleontologie). Zijn gecondenseerd, vaak hard taalgebruik heeft iets beklemmends, dat nog in de hand gewerkt wordt door het obsederende ritme, en de lezer in zijn greep houdt. Van de klassieke dichters, die na 1945 aan het woord kwamen, is Jos de Haes ontegensprekelijk de meest moderne en oorspronkelijke - ook de minst produktieve! -, zowel door zijn grootse visie als door het aparte taaluniversum, dat hij tot stand bracht. Het is te hopen dat velen dat met deze heruitgave mogen ontdekken. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken• ContactTweemaandelijkse uitgave van het Provinciebestuur van Antwerpen, verantw. uitgever: Provinciebestuur van Antwerpen (Omer Coenen), Kon. Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen; abonn. (5 nrs.) 600 BF, los nr. 150 BF (rek. 091-0109881-09 van het Provinciebestuur van Antwerpen, met vermelding ‘Tijdschrift Contact’). Nr. 13, juni 1986: Het typografisch fijn verzorgde nummer bevat bijdragen over het Provinciaal Domein Rivierenhof, het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) dat 7 jaar geleden in gebruik werd genomen, het legaat P.E. Lunden, waarvan een gedeelte in het Sterckshof is ondergebracht en het zweefvliegen in de provincie Antwerpen. Verder zijn er de berichten van de provincie; is er een artikel over de democratisering van de sportbeoefening in de provincie Antwerpen en een ander over het Zilvermeer. Ook het provinciaal toerisme komt in dit nummer zeer sterk aan bod. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• De grote rondeDriemaandelijks tijdschrift voor Vlaamse en Europese Volkskultuur, uitg. Vlaamse Volkskunstbeweging, p.a. G. Buys, Isabella Brantstraat 28, 2018 Antwerpen; abonn. 350 BF (rek. 000-0425043-86 van de Vlaamse Volkskunstbeweging). 29e jaargang (winter 1985) en 30e jaargang (lente 1986): Het winternummer bevat volkskundige bijdragen van Emmy Swerts over ‘Volksgebruiken met Kerstmis en Nieuwjaar’; van Renaat Van der Linden over ‘Kerstmis en Nieuwjaar gescheiden en een’; en van Riet Jaeken over ‘Het Vlaamse Kerstlied’. Buiten de opmerkelijke feestrede van Clem De Ridder, op de 20e Dagen van het Vlaamse Lied gebracht, en die in extenso wordt afgedrukt, is er een uitgebreide persspiegel vol volksdansgebonden nieuwsjes. In het lentenummer treffen we ‘Rood en blaat es boerenlawaat’, zijnde een bijdrage tot het schetsen van een streekdrachtenbeeld in Vlaanderen, door dr. Henri Vanoppen. Bert Peleman blijft even verwijlen bij het overlijden van Armand Preud'homme, zijn ‘ankervaste’ vriend. Bert van Woensel heeft het over Fiqueira da Foz in Portugal, waar de 23e Europeade van de Volkskunst plaatsheeft. Jaak Jespers en Bart Eelbode tenslotte, hebben het over de introductie van de volkssporten in het Volkskunstforum. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• 't KofschipTijdschrift voor literatuur en beeldende kunsten. Red. Lange Haagstr. 111, 1710 Dilbeek; abonn. 500 BF op rek. 310-0496461-04 van J. Samoy, 1080 Brussel. - 14e jg. nr. 1, jan.-feb. 1986 - Ook deze jaargang volgt de vaste bedding die het tijdschrift tijdens de laatste jaren heeft gevonden. Er is vooreerst de creatieve inbreng met poëzie en proza (korte verhalen), met zowel vertrouwde namen als debutanten. In dit nummer zijn er ook vertaalde gedichten uit werk van Irene de St.-Cristol, Juan Molla en Karl Krolow. De rubriek ‘Beeldende kunsten’ stelt ditmaal monografieën voor over Anto Diez, Oscar Jespers en het werk van R.H. Marijnissen over het vervalsen van schilderijen. Deze werken krijgen veel lof. ‘Van boeken en bundels’ brengt een aantal besprekingen van recent proza en poëzie, terwijl in ‘Van de hak op de tak’ andere nieuwe uitgaven het eerder met een kort signalement moeten stellen. Dit nummer bevat nog dankwoorden van Daan Inghelram en Kees Hermis n.a.v. de literaire prijzen van Blankenberge, ‘De stem uit het Noorden’ en ‘Tijdkrans’, waarin enkele tijdschriften summier worden doorgelicht. - 14ejg. nr. 2, maart-april 1986 - De in dit nummer opgenomen gedichten bevatten geen echte uitschieters. Het proza doet het beter met werk van Jan van den Weghe, Maryke Arys en Mark Versweyveld. De beeldende kunsten belichten werk van Frank-Ivo van Damme, Ali van Leeuwen en A.H. Samson. Weer een hele reeks boekbesprekingen met vooral aandacht voor Lucette M. Oostenbroek en de bloemlezing ‘Ik heb u lief’ van Gaston Durnez (met een mooie tekst van de inmiddels betreurde Gery Florizoone), proza van Van den Broeck, Vandeloo en Ruyslinck. De boekbesprekingen zijn, zoals gewoonlijk, niet alle even indringend. De beschikbare ruimte speelt daarbij ongetwijfeld een rol. Er is een lezenswaardig essay ‘Schaamte der poëzie’ van Joseph Nantes. Verder nog de vertrouwde rubrieken. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• NiobaMaandelijks lit. tds., uitg. Nioba, Fl. van Cauwenberghstr. 17, 2500 Lier, abon. 450 BF, rel. 001-1076392-59. - 5ejg., sept.-okt. 1985. - Het september/oktober-nummer vangt aan met mooie gedichten van E. Van Vliet en Herman De Coninck. Daarna heeft Peter De Graef het - wat warrig! - over Luuk Gruwez, Clem Schouwenaars, de vrouw van Spillebeen en vooral over menig koetje en kalfje. Wat iemand kan overkomen die zijn manuscript bij de uitgever kwijt wil in onze contreien, vertelt Guy Didelez. Dit Nioba-nummer dient zich echter vooral aan als een Spillebeen-extra. Uitstekend vond ik het interview met Spillebeen zelf: een onderhoudend en verhelderend beeld van een boeiend man! Juist daarom viel wellicht de voor het eerst gepubliceerde vertelling ‘Een Huisbezoek’ een ietsje tegen, maar het gedicht ‘Aeneas’ onthoud ik dan weer. Verder besprekingen van het werk van Schouwenaars, Van Tegenbos en Emmanuel Le Roy Ladurie. In een kort gesprek vraagt Marc Strooband Ward Ruyslinck hoe het verder moet na ‘De Uilen van Minerva’. Paul Koeck tenslotte heeft het aan de hand van faits-divers over ‘de aanspreekbaarheid van schrijven en lezen’. - 5ejg., dec.-jan. 1986 - Het december/januari-nummer titelt in grote opmaak ‘Christoffer Isherwood - De literaire kritiek’. Eerst echter herdenkt Eddy Van Vliet zijn overleden vriend Cees Buddingh' diens gedicht ‘Pluk de dag’ werd aan het stuk toegevoegd. De voor-publikatie van Rita Geys' ‘Alternatieven van een Ik’ overtuigt me niet helemaal. Johny Van Tegenbos vertelt onderhoudend uit ‘Cerealien’, en dient Peter De Graef van antwoord in een lang vraaggesprek over eigen werk en de kritiek. Jos Borré belicht daarna zijn positie als criticus van ‘De Morgen’. Dezelfde Borré zit even later aan tafel mat Walter Van den Broeck en praat met hem over ‘Het Beleg van Laken’. Besprekingen tenslotte van werk van Jo Claes, Marjan Berk, Marijke Höweler en Marga Minco. O ja, als allerlaatste bijdrage toch nog een stukje over de onlangs overleden Christoffer Isherwood. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• BriesDriem. lit. artistiek tds.; red. Kreupelstraat 125, 1840 Eppegem - 2e jg. nr. 8, zomer 1986. - Dit nummer - in hoofdzaak aan plastische kunsten gewijd -, opent toch met twee prozafragenten. Guido Eekhaut getuigt van grote verbeeldingskracht met het sf-achtige ‘De angel van de kever’; stilistisch is het verhaal echter beduidend minder sterk. Leuk zonder meer vond ik de spielerei op het motief van de oost/westrelaties van Gui Bogaert: ‘De droeve jaren van Ansje van het hof’ (Vanetov!). Verder brengt de aflevering een nieuwe ‘Café Istamboul’, en wordt - bij wijze van in memoriam Gery Florizoone - een indringend interview uit 1984 van Guido Devos met de dichter hernomen. Achter in dit nummer heeft dezelfde redacteur trouwens nog een ander erg sympathiek vraaggesprek met de debuterende uitgeefster Chris Vermuyten. De ruimste aandacht in deze aflevering kreeg evenwel de actuele kunst. Het tijdschrift behandelt Jan Hoets ‘Chambres d'amis’ en serveert een interview met de initiatiefnemer. Christian Lapinne, die al instond voor de twee vorige artikels, ondertekent nog eens voor een stuk over ‘Antichambre’. ‘Initiatief 86’ tenslotte wordt belicht door Geert Vandamme. Stippen we nog even de aandacht aan die ‘Bries’ heeft voor ettelijke nieuwe theaterprodukties. Een interessant nummer dus, maar... of een kunstwerk nu best ‘een pluridirectionele functie heeft, of een voldoende krijgt met de unidirectionele functie van de kijker’... God, Jan Hoet, ik zou het zo gauw niet weten! L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Ons ErfdeelAlgemeen-Nederl. tweemaandelijks cult. tds.; red. Murissonstr. 260, 8530 Rekkem; abonn. 980 BF, rek. 467-4120521-53 - 29ejg. nr. 3, mei-juni 1986 - A. Alberts over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H.J. Friedericy (1900-1962), bestuursambtenaar in Nederlands-Indië. Verzameld werk 1984. ‘De laatste Generaal’, een unicum over 't inheems leven. Ph. Noble over Nederlandstalige literatuur in Frankrijk. Claus' succes, Le Chagrin des Belges. Groeiende belangstelling sedert '80: Hillesum, Mulisch, Nooteboom, Arthur Van Schendel. - T. Van Deel over gedichten van Leo Vroman, die in hoog tempo voortdicht, nu met een tekstverwerker! Vroman: negen gedichten, geraffineerd, niet groots. - A. Oele: Jonge Kunst in Amsterdam. Twee groepen doen vermeende vernieuwingen nog eens over, maar dat is blijkbaar niet de mening van A. Oele. - I. van de Weyer over F. Timmermans in vertaling. Goed gedocumenteerde, interessant geïllustreerde tekst. - Ad Haans: Het menselijk taalvermogen. Acht heldere bladzijden (communicatief vermogen, formuleerproces, tekstverwerking e.d.), gebaseerd op de taalpsychologie van Gerard Kempen. - Op zelfde niveau: de zakelijke studie van A.-M. van Passen & F. Peeters: Het Italiaanse boek in Nederlandse vertaling (1946-'82). - Manu Ruys over de Vlaamse Christen-Democraten. Geschiedenis van de C.V.P., zoals ze groeide uit 't partijpolitiek katholicisme in de vorige eeuw, ontwikkeling, vertakking, betrekking, huidige opdracht: matigen - H. Willaert over Wieland, Sigiswald & Barthold Kuyken. Instructief overzicht van de herwaardering van de oude muziek, van Wanda Landowska tot la Petite Bande. - J.J. Keller over Henri Bruning en het nationaal socialisme. Enigszins rehabilliterende studie (de literaire betekenis van H.B.). - B. Doucet: Zeventig kilometer verveling, de architectuur aan de kust, van 1784 tot heden, waardevolle studie met een juist afkammen van de laatontwikkeling. Culturele Kroniek: vierendertig bladzijden recensies, beschouwingen over literatuur, toneel, beeldende kunst, muziek, film, in Noord & Zuid. Tenslotte: Nederlandse taal- en cultuurpolitiek, pag. 457-474. M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• SeptentrionRevue de culture néerlandaise, driem. tds.; uitgegeven door de ‘Fondation flamando-néerlandaise Ons Erfdeel’, Murissonstr. 260, 8530 Rekkem. - 15ejg. nr. 1 & 2, 1986 - Septentrion is een in het Frans gesteld blad over de Nederlandse cultuur, zoals ze leeft in Vlaanderen en Nederland. Het eerste nummer van de 15de jaargang, waarin vier nummers zullen verschijnen in plaats van drie, heeft een oplage van 12 000 exemplaren. In het inleidend stuk van hoofdredacteur, Jozef Deleu, worden de redenen van een gestage groei uiteengezet. Verder vindt de lezer er bijdragen over de verspreiding van de Nederlandse literatuur in Frankrijk (Philippe Noble), over Hella Haasse (Hannah Van Buuren) en Willem Elsschot (Jef van Meensel); andere thema's hebben betrekking op beeldende kunsten en op de uitstraling van de Nederlandse cultuur in de loop van de geschiedenis. Nummer twee behandelt de letterkunde: Louis Paul Boon en Annie M.G. Schmidt, de schilderkunst: Le Fauconnier en Paul Mara, de muziek: Johannes Ockeghem, de dans: Anna Teresa de Keersmaeker. De rubriek ‘Actualités’ bevat een schat aan interessante informatie die de hele wereld van de cultuur bestrijkt. Een tijdschrift dat een stijlvol beeld van Vlaanderen (en Nederland) schetst. J.v.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• DocumentaDriemaandelijks tds. van het Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, R.U.G., Rozier44, 9000 Gent; 250 BF (fl. 18) op rek. 290-0012255-54 t.a.v. Documentatiecentrum voor Dram. Kunst, Gent; los nummer 75 fr. - Jrg. 4(1986), nr. 3: Driemaandelijks bezorgd door het Documentatiecentrum voor dramatische kunst (RUG) en de homonieme stichting, oogt deze brochure minder luxueus dan het veeleer agressieve en betogende ‘Etcetera’, maar is er niet minder vakkundig om. Integendeel. Johan De Boose annoteert het werk van de Poolse theaterman Tadeusz Kantor en zijn ‘Cricot-2’-theater (Krakau) onder de titel ‘De eeuw van Dada’. Kantor stelt zich met uiterste consequentie op tegen alle vormen van levens- en kunstverstarring: associatieve chaos is het sleutelwoord. Dirk De Corte analyseert Stanislavski's kijk op ‘De Kersentuin’ (Tsjechov) en gaat wat dieper in op de vrij recente voorstelling door de Brusselse K.V.S. Ook al interessant omdat ditzelfde stuk in het a.s. voorjaar wordt gebracht door het Westvlaams Theater Antigone, in de regie van directeur Jo Gevers. Blijvend punt van discussie: gaat het om een komedie dan wel een tragedie. Tsjechov was het er namelijk niet mee eens dat Stanislavski zijn werk een tragische dimensie gaf. Erwin D.A. Penning bespreekt het Vierde Lustrumboek van het Nederlands Toneel Gent, en Annick Poppe evenzo met het lustrumboek van het Mechels Miniatuur Teater. In dit nummer verschijnt ook een eerste aflevering van de bibliografie over drama en theater voor Noorden Zuid-Nederland: een nieuw initiatief dat 1.1.86 als begindatum geeft en alle sindsdien gepubliceerde wetenschappelijke teksten en dramateksten (in boekvorm of in tijdschriften, jaarboeken en verzamelwerken) oordeelkundig repertorieert. dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RandschriftTweemaandelijks tijdschrift, uitgegeven door Caryatide vzw, Woudlaan 170, 1050 Brussel, nr. 14, 4e jg., okt. 1986: Voor al wie in literatuur geïnteresseerd is kan dit tijdschrift nuttige informatie aanbrengen, alhoewel het ook aandacht besteedt aan de plastische kunst. Dit nummer bevat een uitgebreide reeks boekbesprekingen en daarnaast een serie intelligente artikels. In een gesprek met Phil Calliau heeft de redactie het over het jonge Vlaamse proza als een wat ontgoochelende generatie. Dat wordt door Luc Timmermans wat genuanceerd in ‘De Nieuwe Tachtigers gewikt en gewogen’ over Lieven David, Jan Lampo, Herman Brusselmans en Tom Lannoye. Dezelfde auteur bespreekt ook uitgebreid het ‘Zwartboek Uitgeverijen’ van Guy Didelez en de lijdensweg van debutanten. Clem Schouwenaars' roman ‘Een krans om de maan’ wordt door Michel Lameys besproken en Ignaas Verp heeft het over de dichter Willem M. Roggeman, van wie overigens een goede bibliografie is opgenomen. Astère Michel Dhondt komt aan bod in een vraaggesprek en Heere Heeresma's jongste werk wordt door Erik Vermeulen ontleed. Inzake beeldende kunst is het Luc Hoenraet die een fors aantal bladzijden krijgt toebedeeld waarin Marleen Van Deuren hem tot ‘universeel schilder der tekens’ benoemt. Zoals steeds werden er in dit nummer ook een aantal gedichten opgenomen. Randschrift heeft zich op een verrassende wijze herpakt na een lange afwezigheid. Goede moed toegewenst! D.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Boekengids en JeugdboekengidsBoekengids, het tijdschrift van het Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Bibliotheekvoorziening in Antwerpen, bestaat nu 65 jaar. Al meer dan een halve eeuw worden daarin alle recent verschenen boeken binnen ons taalgebied (ook vertalingen dus) besproken vanuit christelijk perspectief, de meeste in korte besprekingen, de interessantste romans uit Vlaanderen en Nederland in uitvoerige kronieken of overzichten. Daarnaast worden ook wel overzichtsartikelen van de literatuur in andere taalgebieden opgenomen (Rusland, Polen, Zwart-Afrika...). Interessant is ook dat zowel verhalend werk als informatieve boeken rond de meest uiteenlopende onderwerpen worden geëvalueerd, dat naast de grote literatuur ook strips en ontspanningsliteratuur aan bod komen. In elk nummer komen ruim 280 boeken naar voor! Ook overlijdens, prijzen... worden vermeld. Het omslag van elk nummer bevat een overzichtsartikel van het werk van een belangrijk auteur uit binnen- of buitenland. Naast Boekengids verschijnt nu al bijna 30 jaar Jeugdboekengids, een tijdschrift met artikelen over belangrijke kinder- en jeugdboeken, met genre-overzichten en telkens ook een 60-tal kortere besprekingen van wat nieuw op de markt verscheen. Bij elke bespreking worden de belangrijkste thema's uit het boek in cursief afgedrukt, makkelijk voor wie een boek rond angst, circus, kikkers... zoekt. Ook hier wordt in elk nummer op het omslag een belangrijk auteur behandeld. De nieuwe covers van de tijdschriften zijn ontworpen door Gregie de Maeyer (ook voor het Davidsfonds geen onbekende wat omslagontwerpen betreft) en ogen heel wat eigentijdser en frisser. Beide tijdschriften verschijnen tien keer per jaar, een abonnement kost 1600 fr. (Boekengids), 500 fr. (Jeugdboekengids) en voor 2000 fr. heb je beide tijdschriften samen. Gratis inkijkexemplaren en meer informatie bij: K.C.L.B., Mutsaertstraat 32, 2000 Antwerpen, tel. (03) 232 77 94. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• KultuurlevenMaandblad voor kultuur en samenleving, Red. Ravenstraat 12, 3000 Leuven. 54ejg. nr. 1, 1987: Het maandblad Kultuurleven heeft zich voor zijn 54e jaargang in een nieuw kleedje gestoken. Om tegemoet te komen aan de hedendaagse snel evoluerende vorm- en beeldeisen, zijn omslag en opmaak grondig gewijzigd. Aan experimenten heeft men zich echter niet gewaagd. De vormgeving blijft dus sober, overzichtelijk en verzorgd. De leesbaarheid is verhoogd en vandaar ook het leesplezier. Want inhoudelijk blijft alles bij het oude. D.w.z., maandelijks enkele boeiende essays over actuele maatschappelijke of culturele vraagstukken. Een greep uit de bijdragen in het eerste nummer: De staat van de Christelijke Volkspartij door Bertrand De Clercq (auteur van het onlangs verschenen Macht en Principe); Johan Leman over de Westerse moslimidentiteit; Louis Baeck (hoogleraar aan de K.U.Leuven) bespreekt in Onderwijs en onderzoek: prioritaire beleidsopgave de recente besparingen in het onderwijs; Jan Servaes geeft het verschil aan tussen De Westerse en Aziatische communicatiewijze; en Frank Hellemans zoekt een uitweg uit de postmoderne impasse in Over liefde, schelle cimbalen en postmodernisme. In de opnieuw ingevoerde maar herziene ‘leesvoer’-rubriek brengt Rudi Laermans bovendien een kritisch overzicht van de postmoderne lectuur. Verder o.a. ook nog een Brief uit Wallonië van José Fontaine, enkele beschouwingen over Het bizarre huwelijk tussen opera en film, een cursiefje over Het leenrecht, en van de hand van Jean-Pierre Goetghebuer (auteur van o.m. De zieke mens nabij) Het verhaal van tien kleine negertjes, of... wat niet werd verteld in de Panora- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ma-uitzending over het priestertekort. Kultuurleven is verkrijgbaar: Ravenstraat 112, 3000 Leuven, of telefonisch: (016)229221. Een los nummer kost 120 fr. - een abonnement (volledige jaargang van 10 nummers) 900 fr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• DocumentaDriem. tds. van het Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, R.U.G., Rozier 44, 9000 Gent; 250 fr. op rek. 290-00112255-54 van het Documentatie-Centrum, Gent; los nummer 75 fr. - Jrg. 4 (1986), nr. 4: Freddy Decreus beent in een uitvoerige bijdrage (47 bladzijden) Botho Strauss' ‘De reisgids’ uit, naar aanleiding van een overigens zeer indringende produktie in het N.T.G., geregisseerd door Jean-Pierre De Decker. De auteur stipt terloops aan dat de oorspronkelijke titel ‘Die Fremdenführerin’ onzorgvuldig werd vertaald als ‘De Reisgids’ wegens het verlies van het filosofisch cruciale begrip ‘vreemd, vervreemding’. Een alternatief reikt hij evenwel niet aan. Deze bijdrage is voornamelijk lezenswaard, omdat zij verder graaft dan de N.T.G.-produktie, maar - naar aanleiding van - de hele, boeiende theaterfiguur van Strauss onderkent en op theaterwetenschappelijk verantwoorde manier de draagwijdte van zijn oeuvre aantoont. Redactielid Jozef De Vos (Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, R.U.G.) gaat over zo'n twintig pagina's dieper in op recente Shakespeareprodukties binnen het Vlaamse toneel. Een gefundeerde, evenwichtige appreciatie van Richard III (R.V.T., Antwerpen), Hamlet (Raamtheater, Antwerpen), De getemde feeks (Malpertuis, Tielt), De feeks wordt getemd (K.N.S., Antwerpen), De koopman van Venetië (K.V.S., Brussel), Othello (Blauwe Maandag Compagnie, Antwerpen). Zes keer ‘in de ban van de Bard’ dus, tussen augustus en november 1986. Wat enerzijds de rijkdom van Shakespeares theatrale uitdagingen bevestigt, maar toch ook vragen oproept naar de geldigheid van het eigentijdse repertoire. Annick Poppe bespreekt twee ‘Gentse’ theaterpublikaties: van Rodolphe De Buck ‘Het beroepstoneel te Gent tussen 1944 en 1965’, en het gedenkboek Frans Roggen, uitgegeven door de stichting van die naam onder de veelzeggende titel: ‘Frans Roggen of een leven voor het theater’. Dit vierde nummer van de jaargang 1986 sluit af met aflevering 2 van de bij vorige gelegenheid besproken bibliografie Drama en Theater (Noord- en Zuid-Nederland). dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• DiogenesLetterkundig tijdschrift, red. Luc Pay, De Gauw 11, 2128 St.-Job in 't Goor; abonn. (10 nrs.) 600 fr., los nr. 100 fr. - 3ejg., nr. 6: Redactielid Raymond van den Broeck opent met een verhaal in dialoogvorm. Twee mannen op leeftijd filosoferen op associatieve wijze over de herinneringen die het woord sigaar bij hen teweegbrengt. Een achttal gedichten van na-oorlogse Slovaken doet vragen om meer. Hector-Jan Loreis vergast ons op een symbolisch kortverhaal over een prins. Charles Ducal brengt enkele zeer goede gedichten. In een opstel over de huidige Nederlandstalige romans verkiest de Skandinaafse germanist K. Langvik-Johannessen de Vlaamse literatuur boven het ‘benoordendijkse’ estheticisme waarin het verhaal ondergeschikt wordt aan taal en constructie. Verder nog twee nieuwe (en goede) gedichten van Frans Deschoemaeker en één enkel vers van Emiel Willekens. Boekbesprekingen zijn er over twee door de Stadsbibliotheek Antwerpen uitgegeven bibliografieën, over het Nederlandse ‘Literaire tijdschriften van 1885 tot heden’ (Siem Bakker) waarin de Vlaamse inbreng te miniem wordt geacht. Ook enkele publikaties van de Vereniging van Westvlaamse schrijvers (deel 3 van het lexicon en de monografieën over Lasoen, de Wispelaere en Germonprez) krijgen aandacht. Tenslotte komt H.-F. Jespers nog eens terug op de interventie van Jevtoesjenko en de verdere culturele dooi in de Sovjet-Unie. - 3ejg., nr. 7-8: een leuk, grotesk verhaal over een Oostenrijkse leverballetjes-eten-wedstrijd door Luc Boudens. Joris Denoo onthaalt ons op zeven voor hem typische gedichten. Rudi Hermans sleept ons mee in een niet geheel geslaagd passioneel liefdesdrama. Voor-publikatie van het eerste hoofdstuk van ‘Een dag van sneeuw’ van André Janssens dat jammer genoeg voor het tijdschrift eerder in boekvorm verscheen dan het nummer van Diogenes. Frietverkopende homofielen en Marokkanen bevolken een goed verhaal van Leo Geerts. H.-F. Jespers badineert n.a.v. een artikel in Yang op een filosofische manier over ‘Engelen in de literatuur’, daarbij zijn eruditie en culturele en metafysische bagage zorgvuldig etalerend. Jan Lampo tracht zijn generatiegenoten-prozaschrijvers in een vormelijk en thematisch kader te situeren. Hierbij zwaait hij echter wat te nadrukkelijk met het wierookvat en vergeet daarbij zichzelf niet. Boekbesprekingen van Jos Franken over de nieuwe bundel van Marcel van Maele en van Frank Van Beeck over Doris Lessing. Tenslotte nog drie teksten van toespraken: over Leopold M. Van den Brande, Marcel van Maele en Karel Jonckheere. Een goed nummer. M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• De Grote RondeDriemaandelijks tijdschrift voor Vlaamse en Europese Volkskultuur, secretariaat G. Buys, Isabella Brantstraat 28, 2018 Antwerpen. 30ste jaargang, oktober-december 1986: Het hoofdartikel handelt over de XXIIste Europeade der volkscultuur in Portugal. Het bevat bijdragen over André Demedts en Armand Preud'homme, alsmede een rijkgestoffeerde Persspiegel. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• 't KofschipJrg. 14, nr. 3 (1986) opent met een polemisch ‘hoofdredactioneel’ waarin rmdp het cultuurbeleid inzake letteren bekritiseert en binnen dit beleid vooral het zgn. favoritisme t.o.v. het Poëziecentrum/Gent aan de kaak stelt. Is dit laatste niet te veel vanuit een Kofschip-bril bekeken? Verder is het een gevarieerd nummer met poëzie en proza van nogal ongelijke kwaliteit. Op het vlak van de beeldende kunsten wordt o.a. aandacht besteed aan Jan Cobbaert en Paul Goris. Onder de kritische bijdragen wordt het meest indringend ingegaan op de poëzie van Ed Leeflang en A.K. Rottiers, respectievelijk door de betreurde Gery Florizoone en Hervé J. Casier. Tot slot is er nog een interview met redactielid Albert Middendorp en een opstel van Prof. Dr. H.J. Prakke over ‘Hekkarpi Senior en de Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen’, een literair buitenbeentje in de vorige eeuw. - Jrg. 14, nr. 4 (1986) opent met een afscheidsgroet en een drietal in memoriam-gedichten, die Gery Florizoone eren. De gebruikelijke rubrieken zijn tot een minimum beperkt, omdat het nummer nagenoeg geheel is toebedacht aan hoofdredacteur Ton Luiting, die 50 geworden is. Leven en werk worden belicht in een verscheidenheid aan bijdragen in proza en poëzie. Aandacht wordt besteed aan de dichter, de poëziepromotor, de vriend, maar centraal staat de Vlaams/Nederlandse betekenis van deze ‘bemiddelaarsfiguur’. Luiting heeft op dat vlak ongetwijfeld verdiensten, maar schrijven dat hij ‘vrijwel de enige Nederlandse dichter (is) die in Vlaanderen zo'n grote bekendheid geniet’, is op zijn minst toch overdreven. Een uitgebreide bio-bibliografie besluit dit Luiting-nummer. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• LiteratuurTijdschrift over Nederlandse Letterkunde. Red. H. Muus, postbus 129, 3500 AC Utrecht; jaarabonnement 995 fr. - 1986, jrg. 3, nr. 5: Dit in Nederland uitgegeven tijdschrift is uiteraard overwegend op de literatuur van onze Noorderburen afgestemd. Dat neemt niet weg dat er interessante bijdragen te lezen zijn. In dit nummer o.a. over J.J. Slauerhoffs minder bekend drama ‘Jan Pietersz. Coen’ (A. Pos), dat nu pas voor het eerst ‘gewoon gespeeld’ werd; over de totstandkoming van Multatuli's ‘Max Havelaar’ (J. Hoogteijling) en over de belangrijke roman ‘Voor de poort’ uit een vergeten oeuvre, nl. dat van de eens populaire Top Naeff (G. Vaartjes). D.J. Lust situeert de ‘Annale folklore in laat-middeleeuwse literatuur’ in een juiste cultuurhistorische context en wijst erop hoe een bepaalde metaforiek in die tijd ‘voor de nette burgerij een acceptabel middel (was) om een oprechte afkeuring van ongeoorloofd gedrag op komische wijze weer te geven’. Ook op het vlak van de oudere literatuur zijn er een paar boeiende bijdragen. In ‘Van dichters en sprekers’ schetst P. Nijsten ‘Het literaire leven aan het hof van de hertogen van Gelre tussen 1370 en 1470’, een van die hoven die in de schaduw leefden van de Bourgondische hertogen, maar waar er eveneens vormen van literair leven aanwezig waren. R.T. Segers volgt in ‘Avantgarde export van Nederland naar Frankrijk’ de ontwikkeling van de internationale kunstbeweging ‘De Stijl’ in de jaren twintig met Theo van Doesburg als centrale figuur. De recensies achteraan zijn zoals gebruikelijk van een degelijk niveau. - Jrg. 3, nr. 6: Een gevarieerd nummer, waarin ‘oud en nieuw’ goed vertegenwoordigd zijn. G. van der Meulen schrijft een wetenschappelijk gefundeerd artikel over ‘Minnelyriek als standsliteratuur’ en baseert zich hierbij vooral op een uitvoerige analyse van het korte gedicht ‘Alse die vogele blidelike’ van Heinric van Veldeken. J. de Gier onderzoekt even indringend ‘Het herhalingsprocédé in het Wilhelmus’. Marijke Spies schetst de positie van de geleerde en werkende vrouw in de zeventiende eeuw, rondom een lofdicht van Charlotte de Huybert op ‘het Utrechtse wonder van geleerdheid’ Anna Maria van Schurman, wier persoonlijkheid meteen wordt belicht. J. Biemans heeft het niet alleen over het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940, waarbij Pater Bonaventura Kruitwagen zijn gehele boekenbezit verloor, maar hij gedenkt ook de mens en de eminente filoloog Kruitwagen. Op het vlak van de actuele literatuur schetst K. Hageraats de evolutie van Jeroen Brouwers van romanticus tot symbolist. Hij is van oordeel dat Brouwers behoort tot de reeks van schrijvers die zich in hun ‘particuliere droomwereld’ hebben teruggetrokken. R. van der Paardt interviewt de Vlaming Paul Claes, thans medewerker bij de Nijmeegse vakgroep Algemene Literatuurwetenschappen die in de jongste jaren opmerkelijke vertalingen en essays (o.a. over Hugo Claus) publiceerde. Verder nog recensies over vakliteratuur, signalementen en nieuwsjes uit de wereld van de literatuur. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Cath's artsBulletin trimestriel. Rédaction-administration: Communauté des | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beaux-Arts, 2 Place du Louvre, Paris 1. C.C.P. 30464-93 W - ‘La Source’. Abonnement: 50 FF. - Jg. 20, nr. 71-74: Een merkwaardige houtsnede van Jean du Pré (1481) siert, met een korte commentaar van André Blum, het nummer 71. P. Mertens bespreekt twee houtsculpturen. De Kruisafneming uit de Saint-Germain l'Auxerrois, en De Verrijzenis van Albert Dubos. In extenso: de homilie over de verhouding tussen kunst en geloof, door Paus Johannes-Paulus, tijdens de artiestenmis te St.-Pieters-Woluwe, in mei '86. - In nr. 72 wordt het probleem van het intensifiëren van de Christelijk geïnspireerde kunst gesteld, door D. Rey en S. Sjöholm, met het festival van de Christelijke kunst te Paray-le-Monial in het vooruitzicht. In nr. 74 lezen we een brief over Kerstmis van Fra Angelico. J.-J. Launay behandelt de symboliek van het kerkelijk meubilair (Le Trône épiscopal). In de vier nummers zet P. Balm zijn merkwaardige en veelkantige studie over de Apocalyps voort. M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• SeptentrionRevue de culture néerlandaise, éditée par la fondation flamando-néerlandaise ‘Stichting Ons Erfdeel vzw’; red. Stichting Ons Erfdeel vzw, Murissonstraat 260, B 8530 Rekkem; abonn. 900 fr. (op rek. nr. 000-0907100-53 van de Stichting Ons Erfdeel) - 15e année, numéro 3, 1986: Weer een uitstekend nummer met (naar de Franstalige toegerichte) bijdragen over de kunstenaars Multatuli, Maria Sibylla Merian, Paul van Ostayen, Ferdinand Bordewijk en over onderwerpen van algemeen culturele aard. Interessant zijn ook de actualiteitsrubrieken, waarin de ook Nederlandstalige lezer het essentiële van het culturele gebeuren in Nederland en Vlaanderen kan vernemen. J.v.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• De LeiegouwDriemaandelijks tijdschrift van De Leiegouw voor geschied-, taal- en volkskundig onderzoek in het Kortrijkse. - Jg. XXVIII, afl. 3-4, dec. 1986: Dit belangrijk dubbelnummer omvat, over 352 blz., het eerste deel van de Handelingen van het Tweede Congres van Nederlandstalige Verenigingen voor Oudheidkunde en Geschiedenis van België. Niet minder dan 42 schrijvers tekenen verantwoordelijk voor een bijdrage die telkens teruggaat op een referaat van het congres. Liefhebbers van nationale en (vooral) regionale geschiedenis, kunstgeschiedenis, folklore, archeologie e.a., komen hier feestelijk aan hun trekken. Enkele titels: ‘Kunstenaars en kunstprodukties in Gent tijdens de 15de eeuw’; ‘Zestiende-eeuws rederijkerstoneel aan de feestdis’; ‘Enkele nieuwe gegevens over de Ieperse beeldhouwer, architect en ingenieur Joris Robijn’ (ca. 1522-1592); ‘Lachen volgens het boekje. Zuidnederlandse kluchtboeken in de 16de en 17de eeuw’. Het streven naar wetenschappelijke nauwgezetheid is het kenmerk van de talrijke bijdragen die samen a.h.w. één boeiend boek vormen: ‘e pluribus unum’. R.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Westvlaamse ArcheologicaViermaandelijks ts. v.d. Vereniging voor Oudheidkunde en Bodemonderzoek van West-Vlaanderen. Uitg. J. Vanackere, Nieuwpoortstraat 18, 8500 Kortrijk, abonn. 550 fr. - De jaargang '86 van het ts. omvat bijdragen van E. Cools over een middeleeuws driepootkannetje uit Knokke, een fragment van een Knight jug uit Wenduine en over de karolingische kerk te Torhout die een Romeinse wachttoren zou zijn geweest. Y. Hollevoet bespreekt de vondst van een bronzen Mercuriusbeeldje te Oudenburg terwijl R. Van Acker de prehistorische vondsten ten oosten van Brugge overschouwt. M. Rogge en S. De Cock bespreken een brandrestengraf te Avelgem en Ph. Crombé bekijkt de prehistorische site van Kerkhove. Pinakels uit Monnikerede worden bestudeerd door F. Verhaeghe en B. Hillewaert terwijl R. De Ceuninck en J. Termote zich verdiepen in de middeleeuwse veenwinning rond de Moeren. J. Bourgeois tenslotte overschouwt de bronstijdbewoning te Brugge. Alle bijdragen munten uit door een bijzonder grote documentaire waarde en verbluffend goed verzorgd illustratiemateriaal. Dit ts. dat thans aan zijn derde jaargang toe is, mag een aparte en onbetwistbare aanbeveler worden genoemd voor allen die belang stellen in geschiedenis en archeologie. C.A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• YangTweemaandelijks tijdschrift. Uitg.: H. Vandevoorde, Peperstraat 46, 8000 Brugge. Red.: P. Buyck, Ossenstraat 93, 9000 Gent. Abon. 600 fr. Bankrek. Yang tijdschrift 001-1660079-97. - Jg. 22, nrs. 127-130: Yang heeft vanaf 1986 een vernieuwde redactie, die het literair en artistiek gebeuren onpartijdig wil doorlichten. De redactie heeft in de 22ste jaargang haar beloften in schitterende prestaties omgezet. De inhoudelijke vernieuwing van Yang beschouwen we als één der belangrijkste gebeurtenissen in het tijdschriftenleven van de laatste jaren. De gekozen trend omsluit een evenwichtige intellectualiteit, die zonder in intellectualismen te vervallen, de materie verstandig duidend behandelt in een vlekkeloos Nederlands, zoals b.v. Frank Albers over de visie van Mario Vargas Lloso op de ‘videotie’. Over hetzelfde onderwerp schreef Paul Hoste een ‘opvoedend’ imaginair interview. Op eenzelfde niveau: de inleiding op het werk van Mandelstam en de vertaling van zijn gedichten door Miriam Van Hee en Peter Everbroeck. Stefan Hertmans schrijft over Marcel Proust, zonder dat men het kleverig gevoel krijgt het allemaal ooit elders gelezen te hebben. Frisheid kenmerkt de gedichten van: Hans Ten Tille, Anton Dorn, Victor Vroonkoning, R.M.J. de Neef; idem voor proza en recensiewerk van Hans Vandevoorde en Bart Vervaeck. Onder de titel ‘Gebroken Vleugels’ stelden St. Hertmans en H. Vandevoorde een nummer samen, over de betekenis van engelen en mythologische figuren in de literatuur, muziek en beeldende kunsten. Een uitermate instructief en verrassend veelzijdig nummer, met een pluralistische aanpak, al had men toch ook een hedendaags theoloog erbij kunnen betrekken. Het derde nummer van de jaargang is aan Italië gewijd, en opent met ‘De laatste Engel’ van Sergio Solmi (Vert. Frans Denissen). Italië wordt zonder emfase beschreven, enerzijds gezien door een bril met donker maniëristisch montuur, anderzijds met een hedendaagse afstandelijke intellectualiteit. Zeer belangrijk vonden we de tekst van Huub Beurskens ‘Heilige lijven. Carpaggio, Tintoretto en proza van Anne Duden’. Even belangrijk: Marthe A. Qualçaille ‘De manieren van Pontormo’. Maar het gehele nummer dient zeer geprezen te worden, alsmede de gehele jaargang! M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• DocumentaDriemaandelijks tds. van het Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, R.U.G., Rozier 44, 9000 Gent, 250 fr. (fl. 18) op rek. 290-0012255-54 t.a.v. Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, Gent; los nummer 75 fr. - Jg. 5 nr. 1 (1987): Op een persconferentie in de foyer van het Nederlands Toneel Gent lichtten Flor Demedts en Jozef De Vos van het ‘Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst’ doel en activiteit toe, niet alleen van het centrum, maar ook van het tijdschrift ‘Documenta’ dat aan zijn vijfde jaargang toe is. Meteen werd ook nummer één van jaargang 1987 gepresenteerd. We hebben al vaker de gelegenheid gehad deze ‘Documenta’ vluchtig te recenseren. Opvallend is de serene, wetenschappelijke benadering, heel anders dan b.v. het agressiever ingestelde ‘Etcetera’. In het voorliggend nummer vinden we een zeer positief uitgevallen bespreking van Shakespeares ‘Koning Lear’, recentelijk door het NTG gebracht, geregisseerd door Frans Marijnen. Jozef De Vos ziet deze produktie voornamelijk als een etappe in een proces van inkeer en uitsobering, van pure creativiteit en respect voor de tekst, dit in hoofde van de regisseur, samen met een adequate, voornamelijk door titelrol Jef Demedts geschraagde vertolking. Volgt dan een al eerder gepubliceerde (Septentrion 1986) bijdrage van De Standaardrecensent Fred Six over ‘Aspecten van het Jonge Theater in Vlaanderen’, erg lezenswaard, ook al omdat Six heeft vastgesteld - net als het publiek - dat ‘grillen’ van de regisseur door de acteur niet altijd voldoende vertaald worden in authentiek spel. Dit moge de pret niet bederven, steller onderkent immers de essentiële krachtlijnen van dit theater van de reflectie, dat paradoxaal genoeg ook een verhevigde lichamelijkheid voorstaat, maar nu ver genoeg is gevorderd om de weg in te slaan naar een nieuwe synthese tussen tekst, acteur en regisseur. En Fred Six oordeelt terecht dat ‘in Vlaanderen met meer durf en doorzetting aan het theater wordt gesleuteld dan in Nederland’... Martin Desloovere analyseert Peter Shaffers ‘Amadeus’ onder de titel ‘Middelmaat versus genie’, en dat is een bijzonder degelijke bijdrage geworden, primo omdat zij doorlopend verwijst naar historische achtergronden, secundo vanwege de uitgebreide aansluitende bibliografie. Verder nog boekbesprekingen (Aristophanes' Ploutos: lees- en speelbaarheid van een antieke komedie in vertaling, door Stefaan Couvreur; en prof. Schrickx' Foreign Envoys and Travelling Players in the Age of Shakespeare and Jonson), en aflevering 3 van de theaterbibliografie voor Noord en Zuid van de hand van Annick Poppe. ‘Documenta’ is nu ook fraai gedrukt en geïllustreerd. Het eigenlijke Documentatiecentrum bestaat al 15 jaar, verzamelt en catalogiseert alle mogelijke documentatie over theater en is een deugdelijk werkinstrument geworden voor studenten en vorsers. Met het Vlaams Theater Circuit, dat voor anderhalf miljoen computerwaar gesponserd kreeg, wordt hopelijk aansluiting bewerkt op een ruimer opgevatte databank. Principieel gaan beide instellingen akkoord, zo werd op de persconferentie vernomen. Het Documentatiecentrum (Rijksuniversiteit, Rozier 44 te 9000 Gent, tel. 091-25 75 71) vraagt dat gezelschappen en individuele personen in de mate van het mogelijke zouden meewerken, door schenking van ad hoc boeken, brochures, decorontwerpen, programma's, recensies, bandopnamen e.d. dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• AdemDriemaandelijks tds. voor muziekcultuur, uitg. Lemmensinstituut Leuven, abonn. 550 fr. - Jg. 23. nr. 1: Dit, zoals steeds, gediversifieerde nummer omvat dit keer 7 bijdragen. Jan Aerts situeert muzikale impressies bij vieringen buiten het kerkgebouw in ‘Muziek en Liturgie’, terwijl Lambert Leijssen en Ignace De Sutter inspelen op de omgang met het kerklied via de homilie bij ‘Mensen, wij zijn geroepen’ en de psalmen uit ‘Zingt Jubilate’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Frank Deleu ruilt de orgelbank voor een artikel over beiaardmuziek en Leo Van Hoof bespreekt koor- en parapluconcerten. Jean-Paul Lécot filosofeert over de muzikale wereld van de universele kerk rond het begrip bedevaart, terwijl de rubriek muziekpedagogie verzorgt wordt door Gino Malfait en Luc Van Hoof die de jeugdbeweging en de straatdeuntjes in de symfonische muziek bekijken. De kiosk, als stenen grammofoonplaat, wordt in het licht gezet door Karel de Wolf. Een uiterst gedocumenteerd overzicht van de tijdschriften-musicalia uit het jaar '86 door Michel Van Reeth, een besprekingsrubriek en actualia besluiten de rijke inhoudstabel. C.A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jakob SmitsDriemaandelijks tijdschrift uitg. Vrienden van het J. Smitsmuseum, Mol. - Jg. 9, nr. 3, september 1986: Het huisblad van de vrienden van het J. Smitsmuseum omvat bijdragen van de redactie en van verscheidene individuele medewerkers. De figuur van J. Smits staat uiteraard centraal. Een verzamelaar sprokkelt veilingprijzen van J. Smits. Maar ook Dirk Baksteen komt tweemaal aan bod: ‘Baksteen herdacht in het museum’ en ‘Dirk Baksteen en Felix Timmermans’. Dit tijdschrift is werkelijk interessant voor alle Smitsliefhebbers en zelfs voor anderen. R.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catalogi• Prospect 3Uitg. Noordstarfonds & Amarant, Gent, 1986, geïllustreerd, losbladig. - Na Prospect 1 en 2 werd bij deze tentoonstelling in de gele zaal, Nonnemeerstraat 2, Gent de aandacht op de tekening geplaatst. Vijf jonge kunstenaars (na '50) worden er met elkaar geconfronteerd. Peter Beyls, Franklin Engeln, Trudo Engels, Yves Van Pevenaege en Jaak Vuylsteke. Ik bewonder de inleidende teksten van Daan Rau, want dat kan ik er niet in vinden, noch inleggen. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Roger Geerts/Paul ServaesTony Van Os, uitg. Streek V.V.V.-Klein-Brabant (J. Van Droogenbroeckstr. 59A), 2688 St.-Amands, 1986, geïll. met zw.-w. foto's, 210 × 210 mm, gen. 150 fr. - Deze mooie catalogus, uitgegeven n.a.v. de retrospectieve tentoonstelling in het Kon. Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen, bevat, behalve de inventaris van de tentoongestelde werken, een biografie van de schilder en een bespreking van zijn voornaamste picturale activiteiten van de hand van Roger Geerts. Paul Servaes zorgde voor een beknopte bio-bibliografie. Henri Sprangers stelde een kwartierstaat van Tony Van Os op. Behalve 23 zwart-wit reprodukties van schilderijen, bevat de bundel ook fotografische documenten uit Van Os' leven. F.v.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Beeldhouwwerken en assemblages 19de en 20ste eeuwUitgave verzorgd door Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, 1986. - Deze fondscatalogus van het Antwerps museum werd samengesteld door: Dorine Cardijn-Oomen, Leen de Jong, Els Maréchal, Yolande Morel-Deckers en Hedwig Verschaeren. Hoofdconservator Dr. Lydia M.A. Schoonbaert schreef de inleiding. De catalogus bevat, in alfabetische volgorde van de kunstenaars, al de beelden en assemblages van de 19de en 20ste eeuw, die zich in de verzameling van het museum bevinden. Aan driehonderdzeventig foto's worden de nodige biografische gegevens over elke kunstenaar en de karakterisering van het oeuvre meegegeven. Honderdzesenzeventig beeldhouwers, waarvan vierenzestig buitenlandse artiesten, passeren de revue, van Jef Lambeaux tot Reinhoud D'Haese, van Degas tot Arman. Academisme, neo-classicisme, neo-romantisme en modernisme staan broederlijk naast elkaar, zoals dat in een dergelijke catalogus gevoeglijk gebeuren moet. In feite is dit het derde deel van een nieuwe fondscatalogus, naar een formule, waarvoor hoofdconservator dr. G. Gepts in 1975 gekozen heeft. (I. ‘Schilderijen’, 1977; II. ‘Tekeningen en Prenten’, 1981; III. ‘Beeldhouwwerken en assemblages’, 1986) Dr. L.M.A. Schoonbaert: ‘Het tekort aan tentoonstellingsruimte in het museum - dat einde vorige eeuw reeds volledig ingenomen werd door de collecties die sedertdien elk jaar aangegroeid zijn - maakt dat slechts enkele beelden geëxposeerd kunnen worden’. De catalogus kan de bezoeker helpen, om zich een beeld van de rijke verzameling te vormen. M.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamse discotheek• Ernest ClaesDe Moeder en de drie soldaten, uitg. Poketino (Jan de Keersmaekerstr. 199, 1730 Zellik), 1986, reeks nr. MC 001, bewerkt en geregisseerd door Jo van Eetvelde, verteld door Lili De Schrijver, cassette of L.P. - ‘De moeder en de drie soldaten’, geschreven in 1939 op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, blijft een van de sterkste en meest aangrijpende verhalen van Ernest Claes. Het gaat over een Vlaams moedertje dat, los van elke politieke of ideologische strekking, louter op basis van humane beweegredenen, drie invalide Duitse soldaten herbergt, terwijl haar eigen zonen aan het front strijden en haar jongste (‘het jongske’) er zal sneuvelen. Een groter pleidooi voor menselijkheid en vrede is in onze literatuur nauwelijks denkbaar, omdat Claes het alles op een zo ontroerend eenvoudige en authentieke wijze verteld heeft. In een bewerking en regie van Jo van Eetvelde heeft Lili de Schrijver het verhaal opnieuw tot leven gebracht. Met een wat hese stem vertelt zij het op een sobere wijze en laat zij het gebeuren aldus voor zich spreken, zonder overbodige pathos, maar met de nodige inlevingskracht. De dialogen worden in Oostvlaams dialect gezegd. Dit is wel even wennen voor wie met het Zichems van Claes vertrouwd is, maar ik geloof niet dat het storend werkt, precies omdat het verhaal iets tijdeloos heeft. De opname (cassette of langspeelplaat) duurt zeventig minuten. Zij brengt niet alleen een sterk literair geheel, maar ook een schrijnende brok menselijkheid, dat in deze wereld van voortdurende (oorlogs)dreiging de mensen meer dan ooit tot (vredes)bezinning zou moeten stemmen. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• SchubertkorenMusica Nova - Mechelse Liederentafel, dirigent: Roger Leens, uitg. Eufoda (DF) 1093, 1987, 1 lp, 475 fr. - Deze opname omvat vijf van Schuberts meerstemmige liederen, die zich bovendien ook uitstekend lenen voor intiemere kooruitvoeringen: Mirjams Siegesgesang voor sopraan, gemengd koor en klavier, de 23ste psalm voor dameskoor en piano, het Nachtgesang im Walde voor mannenkoor en hoorns, het Gesang der Geister über den Wassern voor mannenkoor in strijkers en het avondlied, Zögernd leise voor alt, dameskoor en klavier. Qua samenstelling en opnametechniek is deze Eufodaplaat een verrukking. Musica Nova en de solisten presteren meer dan voorbeeldig. Vooral het pianospel van Jozef de Beenhouwer valt op door zijn intrinsieke kwaliteiten. Bij de zangsolisten geven wij de voorkeur aan alt M.-L. Dumon. De hoorn en strijkerspartijen van respectievelijk het Nacht- en Geistergesang zijn voorbeeldig uitgevoerd. Artistiek leider Fl. Heyerick heeft hier beslist waardevolle jonge musici weten bijeen te brengen. Deze plaat is een verrijking voor de discotheek van alle liefhebbers van vocale muziek, minder gewoon qua samenstelling maar uiterst bevattelijk. Voor wie dieper wil graven bevelen we tenslotte een stevige beluistering aan van de slotfuga uit Mirjams Siegesgesang, een opmerkelijk contrapuntisch juweeltje. C.A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Beiaardklanken uit NieuwpoortUitgevoerd door P. Bourgeois en uitgegeven door de VVV-Nieuwpoort, bestellen bij het Stadsbestuur van Nieuwpoort, Dienst Toerisme en Cultuur, Marktplein 7, 8450 Nieuwpoort. - Deze zeer verzorgde opname bevat, naast werk van Roger Pieters (Nieuwpoorts beiaardlied) en nummers van Willem Vermandere, enkel bewerkingen van de Nieuwpoortse beiaardier Paul Bourgeois, die overigens de B-kant van de plaat heeft gewijd aan eigen composities. Dit alles heeft het voordeel van de eenvormigheid, die aan een kundig beiaardier besteed is. De opname is voortreffelijk en biedt een uitstekend beeld van de Nieuwpoortse beiaard en van een Vlaams-Nieuwpoortse traditie die in 1952 hernomen werd. Beiaardliefhebbers kunnen met deze VVV-uitgave kennis maken met een voortreffelijk instrument en een al even voortreffelijk beiaardier, die bovendien de kunst verstaat om boeiend voor het eigen klokkenspel te componeren. Een bij uitstek Vlaamse plaat die hopelijk haar weg zal vinden bij de eigen muziekliefhebbers en de toeristen, die aldus iets kunnen meepikken van een eigen en voortreffelijk patrimonium. C.A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Partituren• Armand Beliën,Musica Cantabile, uitg. De Meerlaan (Geelsebaan 16, 3998 Laakdal), 1986. - Armand Beliën, onderwijzer en verdienstelijk koorleider uit Laakdal, zette een veertiendelig opus ‘Musica Cantabile’ op het getouw. Het gaat om herwerkte en nieuwe koorwerken, geestelijk en profaan, voor vier gemengde stemmen, a cappella of met klavierbegeleiding, die een niet-suggestieve maar een eerder ondersteunende rol vervult. In de eerste vijf delen gaat het om herwerkte en nieuwe koorwerken. Daarvan bereikten ons de delen 1 tot en met 4. Ieder deel bevat 6 werkjes, zodat 24 nummers als voldoende representatief voor het geheel kunnen aangezien worden. Compleet is het evenwicht tussen de werken van profane en religieuze aard. De teksten werden gevonden bij J. Custers (12), L. Mertens (8) en M. Peeters (1); daarnaast werden 2 Latijnse en 1 originele tekst (het ‘Onze Vader’) gebruikt. In hoofdzaak hanteert de componist een traditionele homofone stijl, wellicht bewust beperkt gehouden tot consonante en elementair dissonante harmonieën en tot een strofische structuur. Niettemin wordt het homoritmisch zingen van de teksten enkele keren doorbroken door de melodie - meestal in de sopraan - tegenover een sfeerbren- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gend klankbeeld van de andere stemmen te plaatsen. Sommige liederen zijn zeker verdienstelijk maar laten niettegenstaande hun pretentieloosheid een tekort aan doorgedreven vorming voelen. Overdadig gebruik van sequenzen en deficiëntie aan harmonische functionaliteit leiden soms tot monotonie. Een basiskoor kan deze werkjes zeker aan. J.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Juliaan Wilmots,10 Negro-Spirituals, uitg. A.N.Z./Antwerpen, 1986, 17 blz., prijs per exemplaar: 80 fr. vanaf 10 ex., 65 fr. vanaf 20 ex. en 55 fr. vanaf 40 ex. - Een publikatie van Juliaan Wilmots gaat steeds door als een welkome en waardevolle verrijking van het repertoire. Deze keer gaat het om een meerstemmige bewerking van tien uiterst gekende negro-spirituals voor gemengd koor. Het Algemeen Nederlands Zangverbond te Antwerpen gaf deze bundel uit naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de componist (oSint-Truiden, 5 maart 1936). Grotendeels homofoon van zetting, maar vol diversiteit en harmonisch verantwoorde variatie, getuigen deze bewerkingen van de vertrouwdheid van de toondichter met zijn medium. Passussen enkel voor mannenkoor, sopraan- of tenorsoli, akkoordische ondersteuning op ‘noe’, ritmisch ‘doe-doe’ en andere suggestieve inventies geven het stereotiepe niet de minste kans. Deze werkjes zijn eerder geschikt voor een gevorderd koor. Wegens de splitsing van tenor- en baspartij eisen zij soms naast kwaliteit ook kwantiteit van de mannenstemmen. De laag uitgebouwde tessituur van de baspartij verhoogt tevens de moeilijkheidsgraad van sommige bewerkte liederen. Voor wie het nog niet weten mocht, Juliaan Wilmots behaalde na de oude humaniora het laureaatsdiploma van het Lemmensinstituut, is directeur van de muziekacademie van Sint-Truiden (1966) en tevens leraar koordirectie en -zang aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel (1970). J.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Renaat MoresTwee Koorliederen - Twee liederen St.-Jozef ter ere, uitg. C.C. Abdij Affligem, 245 × 320 mm, geniet in stevige kaft - Looft de Heer - Alleluia - Twee liederen met pianobegeleiding, uitg. De Crans, Blauwmoezelstraat 5, 2000 Antwerpen, 1985, 245 × 310 mm, geniet in stevige kaft. - Renaat Mores, die o.m. 65 jaar lang kerkorgelist was te Affligem en opgeleid werd door Martin Lunssens en Leon Jongen, legt in deze lied- en koorbundels getuigenis af voor een solide vakmanschap, een rijke inspiratie en een diepe religiositeit, die sterk naar het sacrale neigt. Laat-romantisch van stemming behoren deze werken tot de geestelijke gebruiksmuziek. Door hun sterk Vlaamse inspiratie kunnen deze opussen aan alle koren van ten lande warm worden aanbevolen; zij vormen immers een pure verrijking van het eigen koorrepertoire. C.A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuw werk - proza & poezie• Beatrijs,Uitg. Poketino, J. De Keersmaeckerstraat 199, 1730 Zellik (Asse), 1986, geïll., handschrift facsimile in kleur en tekeningen van Leo Fabri, 127 blz. - In nummer 210 van ons tijdschrift (p. 141-142) stelden we de plaat/cassette voor met de lectuur van Jo van Eetvelde uit het handschrift van Beatrijs, ‘het onbetwiste meesterwerk van de religieuze epiek uit de 13de eeuw’. Dezelfde uitgever zorgde nog voor een tweede verrassing: de publikatie van de tekst zelf, maar dan op een wijze, die alle vorige Beatrijs-edities overtreft. Het boek opent met de kleur-facsimile van het enige handschrift waarin de tekst bewaard is en thans berust in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. Dan volgt de diplomatische transcriptie van het handschrift door Prof. Dr. J.D. Janssens. Vervolgens is er de Franse vertaling (1930) van Prof. Dr. R. Guiette, de Engelse (1915) van Prof. Dr. A.J. Barnouw en de Duitse van W. Berg (pseudoniem van Prof. Dr. L. Schneider), die reeds in de vorige eeuw verscheen. Het tweede deel bevat enkele hoofdstukken van de mediaevist J.D. Janssens, bedoeld als toelichtingen bij de lectuur van Jo Van Eetvelde, tevens initiatiefnemer van dit boek. Deze teksten bieden meteen een interessante inleiding over middeleeuwse handschriften over het algemeen en het Beatrijshandschrift in het bijzonder. De legende wordt in haar juiste context gesitueerd en besproken: de bronnen, de codex waarin een redactie van de tekst is bewaard en de middelnederlandse berijming zelf. J.D. Janssens doet dit alles op de hem eigen erudiete, maar tevens heldere wijze, die de behandelde materie ook voor een buitenstaander aantrekkelijk maakt. Om het de niet-ingewijde lezer te vergemakkelijken, geeft hij trouwens nog toelichtingen bij de middelnederlandse taal en uitspraak en bezorgt hij woordverklaring met aantekeningen. Is de Beatrijslegende op zich al een literaire parel, dan is dit boek het in alle opzichten niet minder. Voor vormgeving, tekeningen en omslagontwerp (die ook deze van plaat en cassette is), heeft Leo Fabri gezorgd. Van harte aanbevolen aan al wie zich voor ons cultureel patrimonium interesseert, maar ook voor wie zich de luxe van een mooi boek kan veroorloven. Het zou bovendien in geen enkele (school)bibliotheek mogen ontbreken. rvdp
De recensies werden geschreven door:
|
|