Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 35
(1986)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdNieuw werk proza & poezie• Clem De Ridder e.a.,Andere richtingen. Wegen voor Vlaanderen, uitgave Davidsfonds/-Leuven, 1985, 128 × 208 mm, 185 blz, gen. 235 fr. - Het verslagboek van het opgemerkt Davidsfondscongres 1985 is een boeiend document met Reflexies van 11 deskundigen en geïnteresseerde waarnemers. Het biedt de lezer een geactualiseerde vraagstelling over Vlaanderen en zijn verhouding tot België en de franstalige gemeenschap. Diverse begrippen zoals economie, regionalisering, (con.) federalisme, autonomie worden ontleed tegen de achtergrond van de ‘onvoltooide’ staatshervorming. Plaats en Werking van de (Vlaamse) instellingen worden kritisch onder de loupe genomen. De vraag naar structuren en hun consequenties leert dat rationele gronden niet steeds bepalend zijn. Leerrijk is de informatie i.v.m. de aan de gang zijnde autonomiebeweging in Spanje. Voor het Vlaanderen van morgen mag ‘het te leggen wegdek niet meer op de eerste plaats de taal zijn van de vrijetijdsbesteders in de Vlaamse Beweging, maar van de Vlaamse beroepspolitici’. Deze pocket biedt niet enkel inzichten omtrent groei en werking van een eigen Vlaamse autonomie, maar tekent ook de kenmerken van het Vlaamse volk, gegroeid uit een uitgesproken Christelijk beschavingsmodel. Een vermanende vinger wordt opgestoken i.v.m. het pluralisme: ‘Een verkeerd geïnterpreteerd pluralisme is vaak oorzaak geweest van een nivellering naar beneden toe, van het verlies van eigen kleur en specifieke tonaliteit, van vergrijzing en verarming, van verlamming en sclerose. Wanneer men spreekt van actief pluralisme en de eigenheid durft beklemtonen, krijgt men echter al vlug het verwijt de verzuiling in de hand te werken’. Het nastreven van de pacificatie tussen allerlei groepen werd te vaak nagestreefd via afzonderlijke aspecten die op te strakke wijze in institutionele vormen gegoten werden. Zullen wij Vlamingen, in België, in Europa nog onszelf zijn? Deze vraag naar een eigen identiteit blijft voor de toekomst zowel uitnodiging als uitdaging voor Vlaamse vrijetijdsbesteders én voor Vlaamse beroepspolitici. W.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Paul Lebeau,Omnibus Paul Lebeau, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1985, 130 × 215 mm, 495 blz., gebonden 550 fr. - Herdruk in één band van twee lijvige oudere romans van Paul Lebeau, en van de novelle ‘Zomer te Zilverberg’ die door de recente heruitzending van de televisieversie weer in de actualiteit staat. ‘Zomer te Zilverberg’ is ongetwijfeld het nog meest leesbare van de drie werken. Een jonge kinderverzorgster wordt door de juffrouwen Valckens - twee dames op leeftijd - in dienst genomen om hun aan kanker lijdende zuster te verzorgen. De geëiste discretie tegenover de buitenwereld blijkt al gauw het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mom waarachter een ontstellende hypocrisie schuilgaat. Het meisje Francine wordt dan ook binnen de kortste tijd verpletterd tussen twee werelden van liefdeloosheid: die van het egoïsme belichaamd door de gezusters Valckens, en die van het altijd loerende en fluisterende dorp. In ‘De Zondebok’ heeft de hartstocht plaats gemaakt voor het intellectualisme. Het Vlaanderen van tussen de twee wereldoorlogen is het decor voor de innerlijke strijd van een ik-personage, dat het christelijk en Vlaams ideaal op vrij naïeve wijze benadert. Daardoor wordt hij geplaatst tegenover het voor de Vlaamse intellectueel pijnlijke dilemma tussen katholicisme en Vlaams-nationalisme, dat langzamerhand zijn idyllisch wereldbeeld zal aantasten. Het happy-end - toch nog! - lijkt me beslist niet het sterkste gedeelte van een roman die wel charme put uit de tekening van het studentenleven rond de jaren dertig. Twee contrasterende personages zijn dragers van respectievelijk vitalisme en idealisme in ‘Het Siegfriedmotief’. Gaandeweg - maar met een stroomversnelling door de oorlogsomstandigheden - blijken die visies verwisselbaar: de vitalist is idealist geworden, de idealist vitalist. De thematiek ontwikkelt zich uit een gesprek dat beide antagonisten na de oorlog met elkaar hebben, en dat in feite de hele roman omsluit. In juni 1978 (Boekengids) wees Prof. J. Smeyers op de merkwaardige constructie van het boek. Het fatum - dat de onderbouw van de roman schraagt - speelt m.i. niettemin een te grote rol. De herdruk - vooral van de romans - heeft overwegend nog slechts literair-historische waarde. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Luc Schepens,Brugge Bezet (1914-1918, 1940-1944). Het leven in een stad tijdens twee wereldoorlogen, uitg. Lannoo/Tielt, 1985, meer dan 100 zw.-wit illustraties, 160 × 205 mm, 367 blz., gebonden met stofomslag 1.980 fr. - Dit zoveelste historisch werk van dr. Luc Schepens biedt via tekst en foto een totaalgeschiedenis van een mensengemeenschap. Deze anatomie van een stad in oorlogstijd tekent vooral het dagelijks leven van de gewone mens. Herinneringen als knaap die in 1944 de bevrijding van Brugge beleefde en vele familieverhalen over de Grote Oorlog van 1914 waren voor de historicus achtergrond voor volgehouden speurwerk. Politieke, militaire, sociale, culturele en economische gegevens worden in een breder context geplaatst. Steeds blijft het echter de Mens-Wetenschapper die schetst hoe bijvoorbeeld ook het dagboek van Stijn Streuvels eenzelfde sfeer en mentaliteit weergeeft zoals die bij de bevolking leefde. Een Brugs krantenbericht van 1914: ‘Er wordt ons gemeld dat een groot aantal automobilisten, motocyclisten enz. de legertroepen volgen. Deze toestand is van aard het geheim van de krijgsverrichtingen te benadelen. Het stedelijk bestuur brengt ter kennis van het publiek, dat het streng verboden is de troepen te velde te volgen’. De Eerste Wereldoorlog was nieuw en bracht mee dat de mensen er wilden bijzijn voor een keer dat er iets te beleven viel. Mobilisatie en eerste oorlogsdagen werden door de Bruggelingen ‘rustig’ bewonderd. Het zou echter niet steeds zo blijven. Organisatie van de Duitse bezetting, spionage, aanhoudingen en reacties van de Brugse bevolking worden op meeslepende wijze verwoord. Gelijkenissen en tegenstellingen tussen beide wereldoorlogen worden met interessant feitenmateriaal geïllustreerd. Vreugde en verdriet, durf en vrees, hoop en wanhoop, recht en onrecht, het zijn menselijke aspecten van wat tweemaal oorlog en vrede in nauwelijks een halve eeuw brachten. Dr. Luc Schepens drukt het ook nog zo uit: ‘Karel van Isacker heeft het voorgesteld alsof de idealisten alleen maar in rangen van de Oostfrontstrijders voorkwamen. Dit is een zware vergissing. Veel jongeren in de rangen van het Verzet hebben hun vaak roekeloos idealisme met bloed bezegeld. In tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog, toen de bevolking blok vormde tegen de bezetter, heeft de verdeeldheid die heerste tijdens de Tweede Wereldoorlog geen einde genomen op 8 mei 1945’. W.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hubert Van Herreweghen,Fazant, uitg. Cultura Brussel (Eikelenbergstr. 20, 1710 Dilbeek), 1985, illustr. van Maurits van Saene, 275 × 375 mm, 72 blz., gebonden - Ter gelegenheid van hun 65 ste verjaardag, bezorgde de uitgeverij Cultura, onder de auspiciën van Ecoval n.v., een prachtige bibliofiele uitgave van Fazant: vierentwintig kwatrijnen van Hubert van Herreweghen en evenveel tekeningen van Maurits van Saene. De kwatrijnen zijn verdeeld over vier afdelingen: de vier thema's die de dichter in zijn werk het meest hebben geïnspireerd, nl. de natuur, de vrouw (de liefde), het geloof (het metafysische) en de dood. Zijn persoonlijk doorleefde visie op het bestaan en zijn beheerst vakmanschap staan andermaal borg voor een kwalitatief hoogstaande en uitgepuurde poëzie. Getuige het titel-kwatrijn ‘Fazant’: Hoe vrolijk is de dood,/en mooi, waar de fazant,/bruin, goud, één veertje rood,/te bloeden ligt op 't land. Voor de illustraties koos Maurits van Saene tekeningen uit vroeger werk, die bij de atmosfeer van die bundel passen. Hij maakte er ook enkele nieuwe, die deze sfeer bevestigen, zonder dat hij daarbij de eigen persoonlijkheid loochende. Ook bij hem is die uitgezuiverde stijl - vooral in de geabstraheerde heuvellandschappen - aanwezig. Merkwaardig is, dat zowel de tekeningen als de lettertypes een donkerder tint krijgen, parallel met de evolutie in de thematiek van de bundel. Het boek werd in zeefdruk uitgevoerd door Peter Bekaert naar een ontwerp van Fernand Baudin. Het brengt niet alleen een passende hulde aan twee grote kunstenaars, maar is een kunstwerk op zich, dat de uitgeverij Cultura tot eer strekt. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jozef Van de Walle,God laat ons niet los, Davidsfonds/Leuven, Horizonreeks nr. 61, 1985, 130 × 210 mm, 100 blz., gen. 155 fr. - Het teken van de moderne mens is het vraagteken, las ik ergens. Meer dan vroeger wordt de mens geconfronteerd met onzekerheden en vragen en blijft hij alleen achter zonder duidelijk antwoord. En toch, ‘God laat ons niet los’, poneert de auteur, die vanuit zijn pastorale ervaring een getuigenis aflegt van geloof in wat aan ons bestaan zin en zekerheid kan geven. Op een heldere en bevattelijke wijze praat hij over God, Bijbel, Kerk, eucharistie, gebed, lijden, dood en eeuwigheid. Hij is ervan overtuigd dat veel afhankelijk is van de ontvankelijkheid en bereidheid tot geloven. Dan spreekt God tot ons en kan de boodschap van het evangelie weer een boodschap worden van hoop, vreugde en vertrouwen. Het is een bemoedigend boekje, dat geen problemen uit de weg gaat en stof tot bezinning biedt. De vele voorbeelden en af en toe een verwijzing naar het woord van de dichter maken het tevens tot aantrekkelijke lectuur. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Guido Wulms,Literaire Gids voor Limburg, uitg. Hadewijch, Th. van Cauwenberglei 101, 2120 Schoten, 1985, geïll. met zw.-wit foto's, 153 × 205 mm, 88 blz., gen. 398 fr. - Louter afgaande op het volume van deze ‘Literaire Gids voor Limburg’ zou men gemakkelijk de indruk kunnen krijgen dat er in onze meest oostelijke provincie aanzienlijk minder te beleven valt op letterkundig gebied dan elders in het land. De publikatie waarvoor Guido Wulms tekende, beslaat precies de helft van het aantal bladzijden van haar Antwerpse, en amper meer dan een derde van haar Westvlaamse tegenhanger. De Limburgste literaire grond is gelukkig lang niet zo dor als Wilms' gids laat uitschijnen: niet alleen werd de oogst onderschat (Franstalige Limburgers kwamen nauwelijks of niet aan bod), maar bovendien blijkt zo onoordeelkundig binnengehaald, en heeft de auteur nagelaten het koren van het kaf te scheiden. Verscheidene tweederangsauteurs kregen daardoor teveel eer, en automatisch kwamen wel-dominante figuren niet volledig meer tot hun recht. Zo verovert Huibrecht Haenen - Van de Woestijne zei van hem: het ongeluk wil dat hij géén dichter is (blz. 32) - meer vermeldingen in dit boek dan... Hendrik van Veldeke. En zelfs Lode Lavki die ons aller jeugd heeft verblijd, is toch waarachtig geen drie foto's waard... Aldus gaat in de ‘Literaire Gids voor Limburg’ de hiërarchie tussen schrijvers en hun werk teloor in een chaotische opsomming van haast willekeurige feitjes en namen. Qua vormgeving en uiterlijke presentatie moet deze uitgave nochtans niets toegeven aan de zuster-publikaties uit de andere provincies. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jos Borré & Guy Van Hoof,Literaire gids voor provincie en stad Antwerpen, uitg. Hadewijch/Schoten, 1985, geïll. met zw.-w. foto's, 153 × 205 mm, 176 blz., gen. 498 fr. - Het woord ‘gids’ wordt in tal van uitgaven zo misbruikt, dat men er geredelijkerwijs kan beginnen aan twijfelen of men het nog wel in letterlijke zin mag verstaan. Ook de ‘Literaire Gids voor Antwerpen’ lijkt - wanneer men ad loco het literaire sfeertje wil gaan opsnuiven - niet erg handig. Doordat een stratenregister van de binnenstad ontbreekt, werd dat deurtje immers gesloten gehouden voor hem die - minder goed thuis is in de metropool - er toch een heuse literaire wandeling wil maken. Een beetje ondeugend zou in dat verband de vraag kunnen gesteld worden op welk publiek Guy Van Hoof (voor de stad zelf) en Jos Borré (voor de provincie) dan wel gemikt hebben... Hun boekje heeft gelukkig nog heel wat andere charmes. Zo krijgt de lezer flink wat bruikbare informatie gegoten in een plezierige tekst. Al plukt men uit de bladzijden beslist ook andere namen dan die van Conscience en Lampo alleen, toch heeft de lezer nooit de indruk dat hier getracht werd op een zo beperkt mogelijke ruimte zoveel mogelijk gegevens te spuien. Er wordt doorlopend rustig gekeuveld over romans en romanciers in hun entourage, zonder zelfs hier en daar wat anekdotiek te schuwen. Tenslotte werd het feitenmateriaal ondersteund door talrijke leuke illustraties. De prettige presentatie lijkt me trouwens niet de geringste verdienste van deze publikatie. Dat evenwel onvolkomenheden en schoonheidsfoutjes inherent zijn aan dit soort werk, is bekend. We gaan daar echter niet over zeuren: wie - dan wel vanuit zijn luie zetel! - eens lekker wil grasduinen in het Antwerpse literaire wereldje, zal met deze uitgave zeker gediend blijken. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hubert Van Herreweghen & Willy Spillebeen,Gedichten 1985, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1985, 130 × 200 mm, 68 blz., gen. 155 fr. - De keuze 1985 uit de tijdschriften bevestigt de trend van vorige uitgaven. Er tekent zich momenteel geen duidelijke richting of stroming in de Nederlandse poëzie af. Dezelfde namen treden naar voor en er is verder o.m. ook een herwaardering van het klassieke vers merkbaar. De keuze uit een vijftiental tijdschriften is andermaal overwegend op Vlaanderen gericht, zowel wat de tijdschriften als de geselecteerde dichters betreft. Dietsche Warande en Belfort, De Gids en De Revisor zijn hierbij toonaangevend. De bibliografische noten achteraan zijn niet altijd nauwkeurig en ook onvolledig. Al bij al is het een goede, gevarieerde keuze, die door de lezers blijkbaar steeds opnieuw wordt gewaardeerd. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Tet BokhorstHet einde van de Rondweg, uitg. Kofschip-Kring / Brussel-Hilversum, Apocalypsreeks nr. 6, 1984, 135 × 210 mm, 182 blz., gen. 300 BF (22 gulden). - Tet Bokhorst (oUtrecht 1908) heeft op een verhelderende manier haar leven, en mede daardoor ‘het leven’ beschreven. Ze deed dat in een boek waarin men de warmte voelt en het vuur dat nodig is om overeind te blijven. Ze heeft, met de innerlijke aandrift die haar eigen is en met de hitte die bij momenten tot diep in haar ziel aanwezig was, haar eigen ‘story’ geschreven. Ik heb me, bij het omslaan van het laatste blad, van de indruk niet kunnen ontdoen dat Tet Bokhorst aan dit boek beginnen schrijven is met de gedachte ‘Ik moet dit schrijven!’. Gelukkig voor haar en ook voor ons, heeft ze dat op een sublieme manier gedaan. Normaal gesproken is ‘Het einde van de Rondweg’ het begin van een succesrijke rondvaart door de wereld van de Nederlandse Letteren. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Poëzie en Muziek / Poésie et Musique / Poetry and Music,uitg. Europese Vereniging ter Bevordering van de Poëzie, Blijde Inkomststraat 9, 3000 Leuven, Leuvense cahiers. - Europese reeks nr. 53, 1985, 140 × 210 mm, 127 blz. genaaid. - De teksten die in deze uitgave gebundeld werden, waren oorspronkelijk geschreven voor het colloquium over ‘Poëzie en muziek’, dat tijdens het zevende Europese poëziefestival te Leuven in 1985 werd gehouden. Het colloquium behandelde drie thema's: Poëtiek en Muziek, Poëzie en Muzikaliteit, Poëzievertaling en Muzikaliteit. Het eerste thema werd een Frans-Engelse aangelegenheid met Henri Meschonnic, Jacques Garelli, Casimiro de Brito enerzijds en Grete Tartler anderzijds. Het tweede thema kwam het uitvoerigst aan bod met Charles Tomlinson (in het Engels), Michael Hamburger (Duits), Osten Sjöstrand, Lionel Ray en Marius Robescu (in het Frans). Hier was er ook een Nederlandstalige inbreng met Ernst van Altena (een pleidooi voor ‘verklankte’ poëzie), H.C. ten Berge, Christine D'haen en Eric Derluyn. Vooral de bijdrage van deze laatste over ‘Het ontzenuwde vers’ is interessant. In historisch perspectief gaat hij na hoe de Nederlandstalige poëzie zich na de Middeleeuwen heeft ontwikkeld van een ‘spreekvers’ naar een ‘schrijfvers’ en daardoor veel heeft verloren van het ‘zich fysisch uitleven in een stuk geritmeerd en als dusdanig organisch op de persoon betrokken gedicht’. Over poëzievertaling zijn er twee in het Engels gestelde bijdragen van Roberto Sanesi en H.C. ten Berge. Dit zeer gevarieerde cahier is nog geïllustreerd met enkele vertalingen van poëzie van Gezelle, John Milton en Shakespeare. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Eugène van Itterbeek,Poëzie en Muziek, uitg. Europese Vereniging ter Bevordering van de Poëzie, Blijde Inkomststraat 9, 3000 Leuven, Leuvense cahiers / Europese reeks nr. 55, 1985, 140 × 210 mm, 324 blz., gen. 500 fr. - In zijn inleiding constateert samensteller Eugène van Itterbeek dat, ‘op enkele uitzonderingen na, de poëzie in Europa zich als cultureel verschijnsel heeft losgemaakt van de muziek en zelfs van haar gesproken karakter’. Het is inderdaad zo dat de poëzie in den beginne de functie had van een lied (men denke o.a. aan onze Middeleeuwen) en dat ritme en klank van evenveel betekenis waren als het woord. Het is vanuit een zeker heimwee naar hun gemeenschappelijke oorsprong dat vandaag de dag allerlei manifestaties en activiteiten plaats vinden die opnieuw pogen het contact met het gesproken woord te herstellen. Een onderzoek naar de wederzijdse relatie en de stand van zaken was ook het onderwerp van het 7de Europees Poëziefestival te Leuven. Dit cahier sluit aan bij het vorige en bevat de gedichten die de deelnemende dichters uit hun werk kozen voor dit festival. Behalve de reeds vermelde namen in het zopas geciteerde cahier, komen hier nog aan bod: Edgar Cairo, Derek Mahon, Oskar Pastior, Jacques Reda, Kjell Erik Vindtorn. De gedichten worden in oorspronkelijke spelling opgenomen en zijn ook vertaald. Van Itterbeek begeleidt ze in de inleiding met enkele markante beschouwingen. Toch staan niet alle gedichten in een zo nauw verband met de muziek. Althans, zo blijkt uit een eerste lectuur. Op het einde van deze omvangrijke bloemlezing zijn ook de gedichten opgenomen van de bekroonde composities in de ‘Europese compositiewedstrijd muziek en poëzie’. Daaronder een Nederlandstalige, de Vlaming Hedwig Speliers, met een suite over de maanden. Het blijft bewonderenswaardig hoe E. van Itterbeek er ieder jaar in slaagt opnieuw een pleiade Europese dichters rond een thema samen te brengen. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Willy Verschaetse,Dat porselein in elke mens, uitg. Edicon / Roeselare, 1986, gen. 48 blz. - Met deze bundel heeft de auteur op een logische wijze na de dood van een vriend, diens leven en dood samengeschreven in herinneringen. Een stille hulde aan het gelukkig samenleven in een gezin, vooral dan vanuit het standpunt van de geliefde die achterblijft. Na een algemene proloog over de levensbelofte, roept hij de harde wet van ziekte en dood op en tekent hij gevoelig de dramatische momenten, zoals de begrafenis (bekroond met poëzieprijs Beringen 1984). De terugblik op wat voorbij is, onderhoudt hij als open wonden, die in het geheugen willen wonen. In de laatste langere cyclus herneemt het leven zijn gewone gang, maar nooit zonder de aanwezigheid van deze leegte. Al deze gedichten zijn voor de doorsneelezer goed herkenbaar, vaak uit eigen levenservaring. In de epiloog ligt dan ook het diepe geloof van de auteur geborgen in verrijzenis en leven: ‘Hier breekt het porselein / in al zijn resten / en schrijft zijn stilten in elk seizoen’. Mooi uitgegeven, heeft deze bundel o.m. de verdienste een christelijk getuigenis te brengen. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Een handvol poëzieWinnende en beste gedichten uit de ‘Poëziewedstrijd Keerbergen 1986’. Een verzamelbundel met 87 verschillende auteurs. Over een bekroning kan je gelukkig altijd palaveren. Wat vooral opvalt is, dat je gerust uit de verzameling 8 op de 10 vermelden en gelauwerden kunt vervangen door even goede geciteerde deelnemers. Wat niets dan lof inhoudt voor diegenen die hebben deelgenomen en voor de homogene selectie van de jury. Het liefst hadden wij het nog wat afgeslankt gezien, maar we houden rekening met de organisatoren, die de zaak ook materieel moeten haalbaar maken. Onder de geselecteerden een aantal beproefde Vlaamse dichters, die meestal in het pak der beste inzendingen zijn terechtgekomen. Een goed initiatief, meen ik, mits van jaar tot jaar de evolutie van aantal en kwaliteit van deelnemers door de organisatoren op de voet wordt gevolgd. En deze dienende openheid is bij een manager als Frans Cornelis zeker aanwezig. Hij is een echte liefhebber, die weet dat bemoediging de beste stimulator is voor inspiratie en creativiteit. Uitgave van de Gemeente Keerbergen verzorgd door F. Cornelis en A. Selschotter. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Lieven Martens,Het glazen huis, in eigen beheer (St.-Arnolduslaan 59, 8200 Brugge 2), 1985, geïllustr. door Hilde Martens, 210 × 140 mm, 46 blz., gebonden. - Deze bundel over leven en dood, begin en herbegin, treft door een eenvoudige, doch charmerende taal. Een evidente wereld wordt met een welgekozen woordkeuze voorgesteld. In weerwil van de ‘breekbare’ titelthematiek betreft het hier geen fatalistische bundel. Deze dertig gedichten met hun mooie beeldspraak volgen steeds het ritme van een zachte harteklop. C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Egbert Aerts,De terugkeer van Werner Meyrink, uitg. Soethoudt-Arsenaal, Perenstraat 15, 2000 Antwerpen, 1985, 200 × 130 mm, 206 blz., gen. 595 fr. - Met De terugkeer van Werner Meyrink schreef Egbert Aerts zijn tweede roman. Voor de auteur betekent schrijven een vorm van zelfherkenning. Met zijn personages gaat hij op zoek naar de eigen identiteit en bestemming. Dit boek heeft een originele structuur. De 30-jarige autodidact Hendrik Leendert, zaalwachter in een museum, ontmoet toevallig de hem tot dan onbekende Werner Meyrink. Deze leraar geschiedenis heeft zijn opdracht in het onderwijs teruggegeven, omdat ze hem niet bevredigt en hij iets wil verwezenlijken dat hem innerlijk bevrijdt. Hij wil verder studeren in Engeland, maar verliest daardoor zijn vrouw Inge en de veiligheid van een materieel bestaan. De dromerige en romantisch ingestelde Leendert is door dit relaas zo aangegrepen, dat hij het op schrift wil stellen. Terwijl hij wacht op de terugkeer van Meyrink schrijft hij een ‘Tussentijds dagboek’ met zijn eigen ervaringen. Hij probeert tevergeefs in voeling te treden met de jonge violiste Nina van Laer, op wie hij verliefd is. Zij blijft voor hem echter ‘die ferne Geliebte’, symbool van zijn verlangen naar absolute schoonheid en liefde. Wel sluit hij vriendschap met Hilde Wolf, haar vriendin en dochter van René Wolf, een zakenman die Inges minnaar wordt. Hilde helpt Leendert zijn evenwicht terug te vinden. Meyrink heeft het, na zijn terugkeer, moeilijk om zich opnieuw maatschappelijk te integreren en, ondanks Leenderts bemiddelingspogingen, kan hij Inge niet meer voor zich winnen. De lotgevallen van beide personages, die in het derde deel elkaar doorkruisen, vormen tenslotte het fundament van hetzelfde relaas, dat Leendert voltooit. In wezen zijn beiden afsplitsingen van dezelfde persoon, in wie zich het conflict tussen droom en realiteit voltrekt. Geen van beiden heeft zijn aspiraties adjustief opgegeven, maar aan het einde openen zich voor beiden mogelijkheden, die hen anders tegenover het leven doen staan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Egbert Aerts heeft opnieuw een hoogstaande roman geschreven met een sluitende, zingevende structuur en een ideeëngoed, gegroeid uit een niet alledaagse cultuur. Zijn boek verdient ruime aandacht. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Firmin van der Poorten,Tussen gisteren en vandaag, uitg. Dialoog (Lindenstraat 68, 9300 Aalst), reeks De Cahiers van de Generale, 1986, illustr. van Walter Schelfhout, 150 × 230 mm, 57 blz., gen. 300 fr. - Ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van Firmin van der Poorten (1921) verscheen de bundel Tussen gisteren en vandaag. Van der Poorten, die gedurende een lange periode redactiesecretaris van Nieuwe Stemmen is geweest, is na vele jaren van poëtisch stilzwijgen pas tijdens de laatste jaren als dichter weer aan de oppervlakte verschenen. In het gedicht ‘Gisteren en nu’ zegt hij: Vroeger / schreef hij vaak over de dood / al was die toen een ver gerucht. / Nu de dood zijn naaste buurman is / looft hij weergaloos het leven / als een poging / om de dood te vergeten. Dit vers is typisch voor de sfeer en uitwerking van de bundel. De romantische verzuchtingen en de jeugdige melancholie van zijn eerste werk, nog beïnvloed door de grote figuur van Karel van de Woestijne, hebben nu plaats gemaakt voor een realistischer benadering van de werkelijkheid. De dichter maakt als het ware een balans op van het nu: de ouders zijn gestorven, de zonen zijn uitgevlogen, de wereld van weleer is niet meer. Hem blijft alleen nog de herinnering, die alles in een reëler perspectief plaatst, niet zonder de weemoed om het verlies. Anderzijds poogt hij, samen met de vrouw, de naderende levensavond zinvol uit te bouwen in een intens beleven van wat de dagdagelijkse dingen hem nog verschaffen. Het meest opvallende in deze bundel is de wijze waarop de dichter de wereld die hem omringt tot leven roept: het huis, de leefkamer, de straat, de stad, de natuur, het vakantieoord aan zee, evenveel kleurrijke en bezielde stillevens. Daarbinnen bewegen zich de mensen, kinderen en ouderen vooral, die hij observeert in hun uiteenlopende aspiraties. Van der Poorten is op zijn best, waar zijn poëzie het nauwst aansluit bij het leven, waarvan hij het tekort vaak op een pregnante wijze uitbeeldt. Hij verkoos de vrije vorm en een observerende stijl, die tegelijk een suggererende uitwerking bezit. Piet Thomas schreef voor deze diepmenselijke en vlot leesbare bundel een heldere inleiding, die het dichterschap van Firmin van der Poorten in zijn juiste context doorlicht. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Mia Sneppe,Violet, in eigen beheer, 1985, geïllustr. door Christine Steel, 200 × 130 mm, 62 blz., gebonden. - In dit fraai uitgegeven dichtwerk, met evenwel nogal opzichtige tekeningen, hanteert de auteur een nogal gemaniëreerde beeldspraak. Ritme en zelfs formulering worden hierdoor wel eens in gevaar gebracht. De thematiek is sterk sexueel geladen. Over 60 gedichten wordt er permanent gezocht naar een eenheidsgevoel dat soms als al te dwingend overkomt. De bundel zou beslist gebaat zijn geweest bij enkele rustpunten. C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Henri Thijs,Ik wens je, uitg. 't Prieeltje, Demerstraat 32/bus 7, 3290 Diest, reeks Muzesprokkels 5, 1985, illustr. van Daniël Hasenbroekx, 185 × 250 mm, 32 blz., gen. 200 fr. - Dit lange gedicht (317 regels) is oorspronkelijk geschreven in opdracht voor een plechtige communie, maar de auteur heeft het gaandeweg verruimd tot een ode aan de jeugd. In zijn opdracht schrijft hij o.m. ‘Jeugd aan jou dit woord om te hopen op een kortsluiting van mijn zijn. Een zoeken naar een rustpunt van dromen in de vergeetput genot’ enz. Dit taalgebruik is kenschetsend voor het geheel van het gedicht, dat verdrinkt in een overvloed van metaforen, die de lezer uiteindelijk op zijn honger laten. Hoe goed bedoeld de opzet ook moge zijn, deze ode stijgt niet boven de barokke beeldenpraal uit en laat dan ook geen diepere sporen na. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Fernand Florizoone,Grens van zand en wind. Frontière de sable et de vent, uitg. Marnixring Zannekin, Veurne (p/a F. Florizoone, Guldenvlieslaan 40, 8460 Koksijde), 1986, 145 × 205 mm, 60 blz., gen. 180 fr. (+ event. 20 fr. port). Deze bundel is volledig geconcipieerd rond Frans-Vlaanderen. Het eerste deel geeft aan afzonderlijke plaatsen gestalte, terwijl het tweede de ‘Nord’ als geheel evoceert. De auteur beklemtoont de verbondenheid van de mensen, ‘bewoners van eenzelfde taal’, over de landsgrenzen heen. Zij hebben dezelfde strijd gevoerd om het bestaan, zij bogen op dezelfde wortelgrond, zij zijn lotgenoten van dezelfde geschiedenis. De in vrije versvorm gestelde gedichten zijn vooral beschrijvend van aard, maar in hun beelden onthullen ze ook iets van de mythische sfeer die het landschap, in de nabijheid van de zee, omgeeft. Naast de oorspronkelijke teksten werd ook een geslaagde Franse vertaling van Marcel Hennart - zelf dichter - afgedrukt. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Alain de Sutter,Verborgen droom, in eigen beheer (Hoenderstr. 11, 9200 Wetteren), 1985, 210 × 150 mm, 25 blz., geniet. - In deze sober uitgegeven bundel, poogt de auteur via een eenvoudige thematiek een intimistisch levensbeeld op de lezer over te dragen. De hang naar het positieve is in dit werk opmerkelijk en verheugend. Dank zij een eenvoudige, weloverwogen beeldspraak weet de schrijver zijn lezer te raken. Het aanvoelen van het vanzelfsprekende dat in een mensenleven soms tot niet te overziene implicaties leidt komt goed tot uiting, doch de uitdrukkingskracht van de auteur zou beslist winnen bij een sterkere verdieping in zijn welgekozen materie. C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Gust Van Brussel,Anton, mijn Anton, jij was onsterfelijk, uitg. Heibrand/Turnhout, 1986, 135 × 210 mm, 68 blz., gen. 250 fr. - Gust Van Brussel is een veelzijdig en vruchtbaar auteur. Sinds hij in 1960 als romanschrijver debuteerde met De visioenen van Jacques Weiniger - en vooral met de Franse vertaling van zijn SF-boek ‘De Ring’ (1969) succes kende - schreef hij een omvangrijk oeuvre bij elkaar. Fris in het geheugen liggen nog de drie lijvige romans waarmee hij niet zo lang geleden hoog scoorde: Vader van huwbare dochters (1982), De waanzinnige stad en De Abortus (1985). Zopas verscheen nu Anton, mijn Anton jij was onsterfelijk, een precieus boekje waarin de auteur getracht heeft leven en dood te verwerken van zijn zesjarige kleinzoon. Uit het relaas zelf blijkt dat Van Brussel zijn verhaal moet geschreven hebben, onmiddellijk na de verbijsterende dood van de kleine Anton. Het ontbreken van de nodige afstand tegenover een gebeurtenis die dermate als een roestige draad door het bestaan trekt, had me vóór de lectuur - ik geef het grif toe - nogal wantrouwig gemaakt. Met zijn ervaring heeft de auteur echter de klip van de melodramatiek beslist omzeild (Van Brussel zegt trouwens dat de dood van zijn kleinzoon het belangrijkste was waarover hij schrijven kon - blz. 24), zodat het gegeven grote impact heeft op de lezer. Hoofdzakelijk tegen het decor van het Noorditaliaanse landschap - waar Anton met zijn ouders en twee broers leefde - schetst de auteur het profiel van een echt en hartstochtelijk kind dat, als een kapitein op een schip en met beide broers als matrozen, zijn eigen bootje slechts korte tijd de rivier heeft mogen opduwen. Draagkracht krijgt Van Brussels boek dan ook hoofdzakelijk vanuit het spanningsveld dat opgeroepen wordt tussen de aanvang van het relaas (‘De wereld is van mij’, roept Anton) en de slotbladzijden (de dood en herdenkingsplechtigheid). Niet minder zijn mij echter bijgebleven, de ruime eruditie van de auteur en zijn intense belangstelling voor alles wat met het menselijk bestaan te maken heeft. Zo ervaar ik Van Brussels poging om verdriet te sublimeren in de vreugde van de herinnering, meteen als een ode aan Italië waarin hij trouwens de eeuwigheid herkent. Denkend aan zijn kleinkind kan de auteur immers met Cesare Pavese zeggen: ‘Wie aanvaardt het moment zelf te beleven, is onsterfelijk’. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Henri Thijs,Met dit woord de misthoorn, uitg. 't Prieeltje, Demerstr. 32/bus 7, 3290 Diest, reeks 't Muzetuiltje, 1985, 210 × 110 mm, 8 blz., geniet 30 fr. - Achter dit charmante idee van het poëtische ruikertje schuilt een niet helemaal duidelijke thematiek. Naar onze mening zou men de bundel de vraag ‘liefdesbeleving waarheen?’ kunnen opkleven. Heel wat lezers zullen beslist moeite hebben met deze brakke erotiek en de dubieusheid van constructie, ritme en metrum. C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Nytskim Rasec,Bloei, in eigen beheer, 210 × 140mm, 22 blz., geniet. - Eenvoudig van taal, maar op expressieve wijze geeft de dichter op een blije, verwonderde manier uiting aan het vanzelfsprekende. Jammer genoeg laat de schrijver zich soms zo sterk tot simplicisme van voorstelling verleiden dat het poëtische quasi verloren gaat en het gevaar voor banaliteit om de hoek komt kijken. We kunnen ons niet ontdoen van de indruk dat de auteur nog appreciatiemoeilijkheden heeft tussen poëtische oefening en wezenlijk gedicht. C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Germain Droogenbroodt,China, China. Hedendaagse poëzie van de Chinese Republiek, uitg. Point vzw, Brusselsesteenweg 358, 9402 Ninove, reeks Point 7, 2 jg. 1985-'86, geïllustr. met 6 reprodukties van schilderijen (in kleur), 140 × 210mm, 48 blz., gen. 195 fr. (jaarabonnement (5 nrs.) 950 fr. - Over de herdichting van deze Chinese poëzie kunnen wij bezwaarlijk iets oordeelkundigs aanbrengen. Er is geen vergelijkend materiaal. In een begeleidende persnota vernemen we dat de vertaling gebeurd is via Engelse, Franse of Duitse versies. En getoetst aan de visie van de auteurs in China zelf. Fraai uitgegeven en versierd met kleurige reprodukties van modern Chinees schilderwerk, leest dit bundeltje vlot en boeiend. Hoewel het voor een Vlaming moeilijk zal blijven zich in poëtische trefkracht van de Chinese ziel in te leven. Maar een grote verdienste op zichzelf voor de auteur om ons te laten kennismaken met hedendaagse Chinese poëzie. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Cor Ria Leeman,Elseviers Kinderbijbel in 365 vertellingen, Elsevier, Brussel/Amsterdam, 1986, oorspronkelijke titel ‘Children's Bible in 365 stories’ geschreven door Mary Batchelor, voor het Nederlands taalgebied be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkt door C.R. Leeman, 250 kleurentekeningen van John Mayson, 170 × 245 mm, 416 blz., gebonden met stofwikkel 960 fr. - Velen met mij zullen zich nog herinneren dat de jeugd vroeger reeds vanop de lagere school vertrouwd werd gemaakt met de bijbelse verhalen in de vorm van een handboekje over de ‘Gewijde Geschiedenis’. Behalve in de lessen godsdienst werd dat boekje gretig als tussendoortje gelezen ter wille van de boeiende vertellingen die het bevatte. Figuren als Nebukadnessar, Daniël (in de leeuwenkuil), Job (op de vuilnisbelt), en andere leefden in onze verbeelding. Thans is de lectuur van de bijbel omzeggens voorbehouden voor het middelbaar onderwijs en dan nog fragmentarisch (hoofdzakelijk het Nieuwe Testament) als uitgangspunt of bewijsgrond bij de lessen godsdienst, zodat we rustig kunnen stellen dat de kinderen vóór hun twaalfde levensjaar nog weinig van de bijbel afweten. Dat ondervinden leerkrachten ook in de lessen Nederlands, waar iedere uitdrukking die aan de bijbel is ontleend (bv. Salomonsoordeel, zo arm als Job, enz.) een uitvoerige verklaring vraagt. Zo blijven de bronnen van ons geloof vaak voor de hedendaagse jeugd zo duister en zullen voor hen (als het zo al niet is voor de volwassenen!) de lezingen in de H. Eucharistievieringen zeker meer dan ‘Latijn’ zijn! Daarom is het goed dat de bijbel via dergelijke ‘kinderbijbels’ voor de jeugd toegankelijk gemaakt wordt. Onderhavig boek - dat door zijn formaat en (letterlijk) gewicht veel heeft van een ‘echte’ bijbel - heeft volgens de auteur in zijn ‘Woord vooraf’ de bedoeling de essentie uit de bijbel in een begrijpbare en boeiende taal aan de jeugdige lezers mee te delen en hen aldus een inzicht mee te geven in de groei van het Godsvolk tot aan de komst van Christus die de volle openbaring brengt. Me dunkt dat Cor Ria Leeman - als talentvol jeugdauteur - wonderwel in zijn opzet is geslaagd. Het is een boek vol boeiende verhalen geworden, die door hun eenvoudige verteltrant de kinderen zullen aanspreken. Het boek telt 365 verhalen (voor elke dag één dus) die elk slechts een drietal minuten ‘leeswerk’ vragen. Zo kunnen de jonge lezers steeds weer het boek ter hand nemen om een of een paar verhalen te lezen. Dit procédé leent zich daarbij goed om het boek als ‘voorleesboek’ in gezins- of klasverband te gebruiken. Merken we tenslotte ook nog op dat het gehele boek door opgesmukt werd met veelkleurige getekende illustraties, wat de aantrekkelijkheid bij de kinderen nog sterk zal verhogen. Via een alfabetische index achterin heeft men vlug het gezochte verhaal (terug)gevonden. Een boek dat ik graag aanbeveel. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Toon Hermans,Gebedenboekje, uitg. De Fontein bv, Baarn, 19862, 115 × 160 mm, 80 blz., geb. 280 fr. (verspreiding voor België: Uitg. Westland, nv, Schoten). - Wanneer een woordkunstenaar als Toon Hermans zich waagt aan het uitgeven van een gebedenboekje, is de verwachting bij de lezer terecht hoog gespannen en na dagen steeds weer het boekje ter hand te hebben genomen, kan ik getuigen dat Toon Hermans de verwachting ten zeerste ingelost heeft. Dat gebedenboekje (eerste druk in maart 1986 en tweede druk in april 1986) is even ‘aansprekend’ als de diep-menselijke momenten uit zijn one-man-shows. Vaak even eenvoudig, maar raak van zegging. Een zeventigtal korte gebeden - met af en toe een ‘bespiegelende’ tekst ertussen - waarin Hermans zijn waarachtig geloof uitschrijft en zijn medemensen weet te beroeren door de zo menselijke gevoelens die eruit spreken. Korte gebeden, als ‘gesneden brood’ voor wie in onze al te haastige maatschappij moeilijk lange(re) tijd tot rust kan komen. Gebeden, die inspirerend werken om tot persoonlijk gebed te komen. Gebeden voor vele gelegenheden uit het dagelijks leven, zonder hoogdravende mystieke franjes, vaak ‘op het lijf’ geschreven. Ook hier opnieuw: eenvoud is de kunst! Voor mij een waardevol boekje, waarvan binnen afzienbare tijd gerust een vervolg mag komen. Tot slot: een van de gebeden als voorbeeld: Liefde: Heer, / U bent de liefde zelf / U hebt ons geleerd / elkaar lief te hebben. / Maar wij bevechten elkaar, / wij staan elkaar naar het leven. / Misschien zijn we wel op weg / naar de totale zelfvernietiging. / Waar is de liefde? / Is ze niet meer opgewassen tegen chaos / de haat en de vijandschap? / Heer, geef ons de liefde / kom ons te hulp / wij weten niet wat we doen. / R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Instappen, a.u.b.! Honderd jaar buurtspoorwegen in België,Uitg. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen/Amsterdam, 1985, overvloedig geïll. met foto's en historische documenten, 295 × 220 mm, 232 blz., gen. 590 fr. - Het historische verhaal van 100 jaar buurtspoorwegen dat voor het grote publiek zijn aantrekkelijkheid vooral zal ontlenen aan de plezierige illustratie van oude prentkaarten en documenten (tickets, tijdstabellen, aandelen, etc.). Het is het overzicht van de technische en commerciële ontwikkeling van de N.M.V.B. (Van stoom naar stroom en bus) waarbij ook de infrastructuur (spoor, kunstwerken, signalisatie, stations, werkplaatsen) beschreven wordt. Er is eveneens aandacht voor de recente ontwikkelingen. In een apart hoofdstukje wordt informatie verschaft over de spoormusea en de toeristische lijnen t.a.v. de talrijke vrienden van de trein-, tram- en buurtspoor-archeologie en ook (waarom niet?) van de gewone vakantiegangers. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Rainer Maria Rilke - Maurits van Vossole,Uren en Beelden, uitg. Stichting Mercator-Plantijn, Antwerpen (te bestellen bij uitg. Danthe nv., Grote Markt 64, 2700 St.-Niklaas), 1984, 245 × 170 mm, 168 blz., gen. 380 fr., geb. 600 fr. - Dichter Maurits van Vossole is als Rilke-vertaler niet aan zijn proefstuk. In 1980 verscheen Tussen Stroom en Gesteente, een keuze uit Rilkes volledig dichtwerk. Drie jaar later bracht hij een bloemlezing met 50 gedichten uit Rilkes tweede periode: Neue Gedichte - Nieuwe Gedichten. Uren en beelden bevat een even ruime keuze uit de eerste periode van de dichter (1899-1902), met name uit Die frühen Gedichte, Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder. Deze gedichten zijn nauw verbonden met zijn reizen naar Rusland en Italië. In Rusland ondergaat hij, na een geloofscrisis, een tijdelijke ‘bekering’, onder invloed van de aparte religieuze sfeer die hij er ervaart. Het blijft echter een ‘Ringen um Gott’ en na de extatische gewaarwordingen en hymnische belijdenissen, vervalt hij in een nog diepere vervreemding en eenzaamheid. Zoals in de vorige uitgaven is er ook hier een verhelderende inleiding, waarin M. van Vossole de gedichten in hun kader en samenhang situeert, maar ook zijn visie ‘als belijdend christen’ geeft op Rilkes religieuze ervaringen, die hij omschrijft als een zielelandschap vol ‘innerlijkheid-met-God, althans op een of andere manier’. Interessant zijn ook de verklarende, vaak uitvoerige noten achteraan bij elk gedicht afzonderlijk. De vertalingen die naast de oorspronkelijke teksten zijn afgedrukt, liggen in het verlengde van de vorige. Eenieder weet met hoeveel liefde en inzicht M. van Vossole deze gedichten vertaald heeft, enerzijds met de vrijheid die de vertaler-herschepper zich kan veroorloven, van de andere kant met de nodige schroom en eerbied om zeker geen verraad te plegen aan de oorspronkelijke teksten. M. van Vossole is erin geslaagd een gelukkige synthese tussen beide tot stand te brengen. Wat hij voor een betere kennis van Rilke in ons taalgebied reeds verwezenlijkt heeft, heeft recht op onze oprechte waardering en erkenning. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Maria Jacques,Provence, zon en magie, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1985, geïll. met foto's en toeristische kaartjes, 217 × 150 mm, 334 blz., geb. 545 fr. - Een echte reisgids voor wie naar de Provence gaat of er geweest is en er van houdt. Ik heb zelden een zo levendig geschreven reisgids gebruikt; een gids met alle praktische informatie die tegelijkertijd een boeiend reisverslag is met anekdotes, ontmoetingen en gastronomisch enthousiasme. Er worden 15 ritten (met de wagen) beschreven in 15 hoofdstukken, geïllustreerd met foto's en kaartjes. Er is ook een feestkalender waarin we wel het fotografie-festival van Arles missen (juli-aug.: Rencontres Internationales de la Photographie). Een warm, beminnelijk boek voor de vakantie. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Fernand Bonneure,Brugge Beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt, uitg. Elsevier, 1940 Woluwe-Zaventem, 1984, ruim geïllustreerd met reprodukties van gravures, 265 × 205 mm, 400 blz., linnen band 1980 fr. - Is er een stad in Vlaanderen waaraan meer boeken en uitgaven werden gewijd als Brugge? Vaak betreft het dan kunstboeken of allerhande ‘gidsen’ met historische en toeristische inslag over het monumentale Brugge. Maar ook literatoren hebben vaak Brugge in hun oeuvre ‘behandeld’ en aldus ‘vereeuwigd’. Niet alleen autochtonen, maar ook een massa vreemdelingen. Over deze literaire geschriften handelt dit prachtig boek. Het is indrukwekkend te kunnen constateren hoeveel letterkundigen na een kort of lang verblijf in Brugge in hun geschriften - hetzij reisindrukken, romans, gedichten, essays of mémoires - hun indrukken over de stad hebben verwoord en dit in vele talen. Fernand Bonneure heeft een minutieuze speurtocht op touw gezet om die literaire teksten over Brugge, vanaf de Middeleeuwen tot op heden, te verzamelen en in dit boek bijeen te brengen. Het bijeenbrengen nu van deze zeer diverse geschriften maakt van dit boek meteen het ‘literair museum’ van de stad. Het siert de samensteller dat zijn keus (kiezen is verliezen!) zo boeiend en voor geen betwisting vatbaar is. F. Bonneure heeft deze teksten, binnen zeven hoofdstukken, chronologisch gerangschikt en ieder tekstfragment wordt voorafgegaan van een korte bio-bibliografische notitie over de auteur en waar mogelijk werden ook de omstandigheden aangegeven, waarin of van waaruit die auteur over Brugge heeft geschreven. Bij iedere tekst wordt de vindplaats aangestipt, waaruit de nauwgezetheid, waarmee Bonneure het boek samenstelde, mag blijken. De zeven hoofdstukken - die telkens omstandig door F. Bonneure ingeleid worden - kregen suggestieve titels mee (vaak citaten uit een of andere tekst). Hoofdstuk 1: O Brugghe, Ghy waert boven al geresen (Edewaerd de Dene), waarin we de oudste beschrijvingen van Brugge aantreffen met teksten van o.m. Jakob de Meyere, J.L. Vivès, D. Heinsius, A. de Roovere e.a.; hoofdstuk 2: Fair city, worthy of her ancient fame (Robert Southey): hierin komen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vooral Engelstalige teksten aan bod, waaruit o.m. blijkt dat er sinds lang contact bestaat tussen Brugge en de angelsaksische wereld. We ontmoeten o.m. G. Chaucer, H.W. Longfellow, W. Wordsworth, G.K. Chesterton; hoofdstuk 3: Het is niet aangenaam het gras te zien groeien tusschen steenen (C.B. Huet): het teloorgaan in de 19e eeuw van Brugges grootheid gaf aanleiding tot heel wat ‘klaagliederen’ en melancholische ontboezemingen van o.m. Georges Rodenbach (Bruges-la-Morte), Charles de Coster, C.B. Huet, A. Michot, M. Barrès, C. Lemonnier, P. Spaak, E. Verhaeren, enz.; hoofdstuk 4: Là ou le Seigneur est maître, Satan se glisse (J.-K. Huysmans): een rondgang in het mysterieuze Brugge met o.m. K.L. Ledeganck, K. van de Woestijne, St. Zweig, J.J. De Greyter, C. Zuckmayer, St. Mallarmé, M. Matthijs, R. Brulez, C. Baudelaire (Ville fantôme), M. Yourcenar, K. Jonckheere, H. Lampo (Het mysterie van Brugge?); hoofdstuk 5: Vriendelijker getuigen?: waarin eerder kritische stemmen gehoord worden met o.m. G. Gezelle (Brugsch Fransch), N.E. Fonteyne, H. Claus, P. de Wispelaere, P. Dyserinck (Expresweg) e.a.; hoofdstuk 6: De Stad en de Mensen: een psychologische benadering van stad en mensen, gedistilleerd uit teksten van o.m. P. de Mont (Aan Brugges Vrouwen), H. Fierens-Gevaert (Psychologie d'une ville), A. Van Acker, H. Van de Voorde (De Dierbaarste van alle steden), G. Bomans, J. Ballegeer, H. Stalpaert, A. Van den Abeele (De Bruggeling) e.a.; hoofdstuk 7: Laat de dingen schijnen wat ze niet zijn (R. Brulez): teksten waarin de typische Brugse sfeer wordt opgeroepen met alles wat er aan of bij hoort. Ontboezemingen van o.m. D. Vanhaute, C. Buysse, R.M. Rilke, F. Timmermans (Het juweelige Brugge), M. Moretti (De Zwanen), W. Moens, J. Vercammen, M. de Ghelderode, W. de Mérode, P. Vanderschaeghe, M. Van Der Plas, F.R. Boschvogel, Lia Timmermans, P. Claudel, P. Lasoen, M. Obiak, L. Rens, L. Decorte, A. van Wilderode, R. Seys e.a. In het totaal defileren aldus 150 auteurs met een korte of langere tekst. Wie ooit in Brugge vertoefde, wordt gegrepen door zijn ongeëvenaard charme en voelt behoefte er meermaals terug te keren. Dit boek zal ertoe bijdragen die drang te verklaren en aldus aan velen heel wat aangename uren leesgenot verschaffen. Te meer als we nog even wijzen op de prachtige illustratie, waarmee het boek weelderig werd opgesmukt: Willy Le Loup, adjunct-conservator van de Sted. Musea van Brugge, verzamelde daartoe een groot aantal oude en vaak minder bekende gravures (alle van een deskundig commentaar voorzien), zodat het boek ook deels een ‘kijkboek’ is geworden. Voor iedereen een royaal (geschenk)boek. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Gregie de Maeyer,Pief poef paf, mijn broek zakt af, uitg. Davidsfonds/Leuven, Kinderen Jeugdreeks, 1985, geïll. met tekeningen en foto's (Paul van Wouwe), 290 × 220 mm, 44 blz., geb. 235 fr. - Een plezierig kinderboekje voor de leeftijdsgroep 6-8 jaar, geschreven en getekend door Gregie de Maeyer met foto's van Paul van Wouwe. Het is het verhaal van een jongetje, Sooi, dat van alles in zijn zakken steekt. En juist die spulletjes zijn fotografisch afgebeeld (helemaal echt!). Het verhaaltje van fantasie is dan getekend, heel grappig, - ook de layout is dat trouwens. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Frans Verstreken,Fietsen in de provincie Antwerpen, uitg. Lannoo/Tielt/Weesp, Lannoo's dicht-bij-huis-gidsen, 1986, geïll. met toeristische kaartjes, 215 × 120 mm, 142 blz., paperback, 398 fr. - Frans Verstreken fietste de hele provincie Antwerpen door en bracht een schat aan informatie mee voor de dappere fietsers die overigens schijnen te groeien in aantal. Er worden 15 fietspaden aangeboden die alle nog een mooie en toepasselijke naam gekregen hebben zoals Aardbeienpad, Aspergepad, Boomgaardpad, Watermolenpad enz. Elk hoofdstuk heeft een handig toeristisch kaartje. De routes zijn uitstekend aangegeven in de tekst waarbij de auteur ook telkens een fris beeld geeft van de streek waar gefietst wordt. Je zou er echt zin in krijgen. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Daniël Opsommer,En toch weer bij elk ontwaken, uitgave in eigen beheer (St.-Annastraat 8, 8510 Marke), 1986, 210 × 127 mm, 48 blz., geplakt. - Een eigen beheer-uitgave van een vijftiger, die met een verzorgde vormgeving en in een klassiek stramien zijn debuut maakt. Een poëtische wandeltocht van een kwetsbaar mens doorheen de levensvragen, die hij veelal weemoedig en eenzaam benadert, wachtend op het eeuwig afscheid ‘Pas, als ik zal verdwenen / in 't niet verzonken zijn, / zal elke zorg verdwenen / uit mij geweken zijn’ rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Wilfried De Boeck,Het ‘H’ ebben, uitg. Dilbeekse Cahiers, Spanjeberg 9, 1710 Dilbeek, 1986, illustr. van Patrick Cornelis, 205 × 145 mm, 34 blz., gen. 200 fr. - Is er weer een uitgeverijtje bij in Vlaanderen? Een parasiet? Opgebouwd door gefrustreerde auteurs? Wilfried De Boeck wordt één van onze veel-dichters, die er sinds zijn debuut bij de Kofschip-Kring met zijn bundel ‘Om de eenzaamheid zal ik er binnengaan’ op achteruit gegaan is. Ondanks het nabootsen van CIP en andere gegevens ziet de druk er maar armtierig uit. Moet Felix De Boeck misbruikt worden voor een achterflap? rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Ubbo-Derk Hakholt,Aan de rivier gevestigd. Gedichten, uitgave 't Prieeltje (Demerstraat 32, bus 7), 3290 Diest, 1986, reeks Muzesprokkels nr. 6, illustr. van Daniella Hasenbroeckx, 240 × 170 mm, 46 blz., gen. 245 fr. - Ubbo-Derk Hakholt (pseud. van dr. Plenter) is niet gewoon veel gerucht te maken. Toch is hij als dichter een ambitieus man, getuige daarvan het grote aantal bundels (ook proza o.a. de bundel Verhalen die in 1984 bij 't Kofschip werd uitgegeven) die hij schreef en die bij de critici alle een gunstig onthaal genoten. Onlangs verscheen van hem voorliggende nieuwe bundel. De bundel verrast door de subtiliteiten die er in vervat liggen. Het is niet zozeer de vorm die aan deze gedichten hun expressieve kracht verleent, maar de verwoording van ideeën die alle met de actualiteit zoals het milieu e.a. te maken hebben en die getuigen van de intense betrokkenheid van de dichter met het dagelijkse leven en de op- en neergang van de seizoenen. En hij laat niet na de consumptiemaatschappij op de korrel te nemen. Soms is het dichterlijk proza of prozaïsche poëzie, maar het staat met verve op papier. De dichter (o 1921 Groningen) heeft reeds veel seizoenen (en medemensen) weten komen en gaan en weet naderhand met zekerheid dat ons lot onontkoombaar is. Een vleugje humor maakt zijn poëzie des te meer genietbaar. Nooit stond de ondergang / zo jeugdig sterk / in haar zwikschoenen. Ubbo-Derk Hakholt lijdt niet aan beroepsmisvorming (hij is docent Niet-Westerse Cultuurgeschiedenis) maar in zijn gedichten tracht hij soms op een ironische manier een wijsheid mee te geven die komt van iemand die veel heeft gezien en gehoord. A.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Thomas Triphon,Gedichten, in eigen beheer uitgegeven, 130 × 210 mm, 64 blz., gen. 150 fr. (te bekomen door overschrijving op het nr. 000-0762571-54, t.n.v. de auteur, Antwerpen). - Ik kan het onmogelijk met de titel van deze bundel eens zijn. Wat Thomas Triphon ‘Gedichten’ noemt zijn voor mij eerder ‘gedachten’, poëtisch, dat wel. Het zijn beschouwingen, het is proza in versvorm, ze laten de lezer nadenken over de dingen des levens, over oorlog en gelukkig zijn, over de vreugde die je in doodgewone dingen vinden kunt. Niet onverdienstelijk, het past de mens daar af en toe eens bij te verwijlen, maar poëzie is voor mij echt nog iets anders. D.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Amanda Van Haesland,Een Centaur in de mist, Kofschipkring, Zellik/Hilversum, Getijdenreeks nr. 18, 135 × 210 mm, geïllustr., 39 blz., gen. 200 fr. (door storting op rek. nr. 145-0559812-84, Postbus 36, 3030 Heverlee). - Amanda Van Haesland heeft een aantal jaren in Griekenland gewoond en haar gedichten verwijzen daar ook voortdurend naar. Ze zijn doordrongen van het Griekse klimaat, dat van de Oudheid en dat van nu. Ze spreken over eros en thanatos, over liefde en dood. Deze gedichten laten zich lezen en herlezen, ze bezingen het spel van de liefde en de lust, de extase en de existentie. Ze zijn eerlijk en recht voor de raap, van een vrouw die uitkomt voor wat zij voelt. Gedichten die warmte uitstralen, ontroeren en die juist mogelijk maken dat wij - zoals zij schrijft - ‘leggen onze ijzige handen/in kuilen van zon’. D.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Rik Huys,Toch ook wat yoga. Gedichten aan M. De ongeplande reis, Uitg. Oranje/St.-Baafs-Vijve, 210 × 160 mm, 66 blz., genaaid. - Ik vraag me af - en toch weer niet - waarom zovelen hun poëtische zieleroerselen per se ook in boekvorm willen publiceren? Verzen als ‘Niet puren van de lippen / begrippen die ontglippen / maar de strikken die je geest verstikken.’ weten mij maar matig te boeien, vooral als ze dan onder de titel ‘Kritisch benaderen’ aan het papier zijn toevertrouwd. Ik vermoed dat het deel ‘Toch ook wat yoga’ vroeger te dateren valt dan het m.i. rijper en meer voldragen deel ‘De ongeplande reis’ waar hier en daar te smaken verzen te vinden zijn. Toch blijft mijn oordeel - als het dan al van enige waarde mocht zijn - overwegend minder enthousiast. D.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken over kunst• Museumgids van Oostende tot Maaseik,Uitg. van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap/Brussel, 1986, o.l.v. W. Juwet, samengesteld door I. Depoorter, geïll. 115 × 170 mm, ca. 200 blz., 100 fr. (over te maken op rek. 000-2001586-88 t.n.v. Museumfonds, Min. Vlaamse Gemeenschap, Koloniënstraat 31, 1000 Brussel). - De eerste uitgave van deze museumgids verscheen in 1949 en werd gevolgd door een nieuwe uitgave in 1958, een 3de ‘geheel herziene uitgave’ in 1975, een 4de in 1979 en thans een vijfde editie. Dit wijst er althans op dat dit boekje een hoge belangstelling kent en zijn handig formaat, zijn schappelijke prijs, zijn praktisch gerichte inhoud en de betrouwbaarheid van de gegevens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verklaren wellicht dit grote succes. Deze museumgids geeft de noodzakelijke informatie over alle musea in Vlaanderen met inbegrip van Brussel. De gids start - na het voorwoord van Willy Juwet - met een lijst van Plaatsen en musea (alfabetisch geordend op de plaatsnaam), waarin naast de plaatsnaam de naam van het museum met vindplaats in het boekje af te lezen is. Uit deze lijst is onmiddellijk op te maken dat Antwerpen (28), Brugge (16), Brussel (46) en Gent (16) het grootste aantal musea bezitten. Dan volgt Mechelen met 10 musea en Leuven en Oostende met elk 7. Ieder museum kreeg een volgnummer toegewezen en Aalst opent de rij met het ‘Daensmuseum en Archief van de Vlaamse Sociale strijd’ en als laatste in de rij vinden we Zwalm met het ‘Zwalmmuseum’. In het totaal 367 musea! De beschrijving van ieder museum heeft hetzelfde overzichtelijke stramien meegekregen. Achter de naam (in vetjes afgedrukt) vermeldt men het adres (met tel. nummer), de leiding (conservator of een andere verantwoordelijke), de bereikbaarheid (met eigen vervoermiddelen of met het openbaar vervoer), de toegang (openingsdagen en -uren en eventuele toegangsprijs), de diensten (aanduiding of het mogelijk is het museum in een rolstoel te bezoeken, of er rondleidingen zijn, of het toegelaten is er foto-opnamen te maken, of er een educatieve dienst werkzaam is, of men beschikt over een biblio-, foto- of diatheek, enz.) en tenslotte de inhoud (sic) (de samenstelling van de collectie). Dit laatste gegeven wordt steevast in het Ned., het Frans, het Duits en het Engels meegedeeld. Als illustratie wordt vaak een (mini)tekening van het museumgebouw afgedrukt en in het midden van de gids een vijftiental zw.-w.-foto's met zichten uit diverse musea. Achterin vinden we een kaartje met situering van de plaatsen waar musea te vinden zijn, aanvullende adressen (i.v.m. het museumbeleid), een register op naam van de conservator en een onderwerpenregister, waarmee men bv. alle musea kan ontdekken die ‘landbouwgereedschap’, ‘kleding’ of ‘architectuur’ in hun collectie bevatten. Een erg handige gids dus, die elke museumliefhebber grote diensten zal bewijzen (en daarbij zeer goedkoop is, want bij een bestelling van 10 exemplaren kost hij maar 75 fr. per exemplaar). Voor een eventuele 6de uitgave zou ik toch graag een paar suggesties willen doen: vooreerst het kaartje met de vindplaatsen zou duidelijker te onderscheiden symbolen moeten hebben voor plaatsen met minder dan 5 musea en plaatsen met 5 tot 10 musea (nu is het gebruikte zwarte bolletje voor beide soorten plaatsen even groot) en vervolgens zou het goed zijn dat de gids ‘taalkundig’ nagelezen wordt om aldus een aantal woorden die afwijken van het Algemeen Nederlands te vervangen (bv. inkom, rolwagen, paspoorthouders (?), afrit, autobaan...). Het best zou men dan ook de oude afkortingen/benamingen (E 3, E5, E 10...) van de zgn. Europese wegen (als wegen waarlangs men het museum kan bereiken) vervangen door de nieuwe aanduidingen. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Charles Reid,Model in aquarel. Schilderen naar levend model, Cantecleer / De Bilt, verspreid in België door Uitg. Westland, Th. van Cauwenberglei 101, Schoten, 1986, oorspronkelijke titel ‘Figure painting in watercolor’, vertaald door Ingrid Nijkerk-Pieters, vele zw.-w.- en kleurenillustraties, 215 × 280 mm, 145 blz., geb. 990 fr. - De titel van dit prachtige en instructieve boek suggereert goed de inhoud ervan en zal vooral voor wie met de aquareltechniek wil beginnen erg interessant blijken, maar ook voor wie reeds die techniek beoefent heeft het boek nog heel wat informatie en tips in petto. Des te meer daar de aandacht geconcentreerd wordt op het schilderen van de menselijke figuur in allerlei houdingen en omstandigheden. Het boek behandelt immers - naar het woord van de auteur - de geheel eigen problemen die zich voordoen bij het gebruik van waterverf. Na de bespreking van het materiaal en het gereedschap (penselen, papier, verf, enz.) wijdt de auteur 26 hoofdstukjes aan de diverse facetten van de aquareltechniek. Zo heeft hij het o.m. over de vloeibaarheid van de verf, het egaal (gekleurde) vlak, de opeenvolgende waarden van eenzelfde kleur, licht en schaduw, het nat-in-nat schilderen, de droge-penseel-techniek, de contourbeheersing, het schilderen van de menselijke gestalte, kleur kiezen, liggend en zittend model, enz. Het typische van dit boek is vooral dat ieder technisch onderdeel stap voor stap wordt gedemonstreerd, waarbij de afgedrukte (kleuren)illustraties als een echte ‘gebruiksaanwijzing’ dienst doen. Verder wordt aan de hand van afgewerkte schilderwerkjes gewezen op tal van details, waardoor die werkjes gaan ‘spreken’ en als ‘aanschouwelijk onderwijs’ fungeren. Een erg nuttig boek voor beginners en gevorderden in de aquareltechniek. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Robert A.M. Stern,The International Design Yearbook 1985-1986, Elsevier/Amsterdam/Brussel, 1986, met meer dan 500 zw.-w.- en kleurenillustraties, 295 × 245 mm, 239 blz., gebonden met stofwikkel 2425 fr. - Dit luxueuse boek - geheel in het Engels uitgebracht - is het eerste deel van een nieuwe reeks die jaarlijks een overzicht zal brengen van de stand van zaken en de evolutie in de vormgeefkunst. Aan de hand van 520, van een informatieve commentaar voorziene illustraties, waarvan 382 in kleur, krijgen we een indringend beeld van wat er momenteel op internationaal vlak in de vormgeefkunst of design gepresteerd wordt. Ieder jaar zal een andere samensteller aangeduid worden. Robert A.M. Stern die dit eerste deel van de reeks voor zijn rekening nam, is een van de belangrijkste actuele architecten van de V.S.A. Hij is professor aan de Columbia University en daarbij een vruchtbaar publicist over architectuur en design. In onderhavig werk bracht hij afbeeldingen van werk van ca. 330 kunstenaars samen, onder wie Italië met 66 vertegenwoordigers de absolute top scheert, gevolgd door de V.S.A. met 34, Engeland (30), Frankrijk (18), (Oost- en West-)Duitsland (16), Nederland (15), Denemarken (12), Oostenrijk (10), Finland (9), Zweden (9), Japan (8), Spanje (6), Australië (4), Argentinië (2), Israël (2), Zwitserland (2), Mexico (2) en vervolgens met telkens 1 vertegenwoordiger Noorwegen, Ierland, Indonesië, Tsjechoslowakije, Chili, Polen, Algerije, Canada, Hong Kong en België. Daarnaast vinden we nog werk van een achttal design-groepen. Die ene vertegenwoordiger uit België (voorgesteld met één werk) is de Vlaming Marc van Hoe (o 1945, Zulte) die sinds 1975 free-lance designer is in de textiel- en tapijtbranche. Het kijkgedeelte van dit jaarboek wordt voorafgegaan door een instructief artikel van de samensteller die daarin alle stromingen aan bod laat komen en eveneens aandacht schenkt aan de stilistisch niet te catalogeren trends en aan de actuele architecturale opvattingen. Daarna worden de werken afgebeeld (telkens vergezeld van een verklarende notitie), gerangschikt in vijf rubrieken: meubels, verlichting, aardewerk en glas, textiele objecten en metalen gebruiksvoorwerpen. Een hoofdstuk apart vormt de ‘Revivals’, waarin befaamde, nog steeds geproduceerde, ontwerpen uit het verleden worden getoond. Daarin vinden we werk van o.m. Gerrit T. Rietveld, Charles Rennie Mackintosh, Josef Hoffmann, Eileen Gray, Le Corbusier e.a. Daarna volgt er nog een hoofdstuk ‘Biographies - Suppliers - Bibliography’ met verdere informatie over de designers en hun afgebeelde voorwerpen en een literatuurlijst. Deze uitgave is een schitterend werk qua inhoud en presentatie en dat maakt de aanzienlijke aanschafprijs misschien wel aanvaardbaar. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Colette Souillard,Kunst in België van de Middeleeuwen tot vandaag, uitg. Lannoo/Tielt, 1986, oorspronkelijke titel ‘Art in Belgium’ in het Engels vertaald door Simon Honner, geïll. met meer dan 200 kleurenreprodukties in een lay-out van Geert Verstaen, inleiding van Georges-Henri Dumont, 280 × 235 mm, 160 blz., gebonden en met stofwikkel 1600 fr. - Dit boek verscheen het eerst in een Japans-Engelse uitgave die gerealiseerd werd op initiatief van het ‘Speciaal Japan Comité V.B.O.’ en de uitgeverij Lannoo voor de Wereldtentoonstelling 1985 in Tsukuba in Japan. Voorliggend werk is daarvan de Nederlands/Engelse uitgave. Een prijzenswaardig initiatief. Immers wie zich een oordeelkundig idee wil vormen van wat België aan beeldende kunsten te bieden heeft, kan niets beters doen dan dit boek door te nemen, want wat hierin op 150 blz. gepresenteerd wordt, is inderdaad meer dan een vluchtige kennismaking. Aan de hand van revelerende teksten en schitterende reprodukties van kunstwerken wordt gestalte gegeven aan wat België aan kunstrijkdom bezit. De aandacht gaat hierbij uit naar de schilder-, de beeldhouw- en de bouwkunst. Ook de tapijtweefkunst - die grotendeels stoelt op de schilderkunst - wordt behandeld en in de inleiding wordt tevens even herinnerd aan de hoge bloei van de muziek in onze gewesten. Deze inleiding, geschreven door Georges-Henri Dumont, schetst de groei van ons land - via de hoofdmomenten uit onze geschiedenis - vanaf het begin van onze tijdrekening tot het België van vandaag, waarbij telkens de link wordt gelegd naar het kunstgebeuren uit de behandelde periode. De rest van het boek wordt dan opgedeeld in vier hoofdstukken die met tekst en afbeeldingen afgebakende periodes behandelen: Van de Middeleeuwen tot het einde van het Bourgondisch tijdperk (15de eeuw) - De zestiende eeuw - De 17de en de 18de eeuw - De 19de en de 20ste eeuw, onafhankelijk België. Daarna volgen nog 6 blz. waarop alle teksten door Simon Honner in het Engels worden vertaald en daar ook de onderschriften bij iedere afbeelding behalve in het Nederlands ook in het Engels werden afgedrukt, kunnen we terecht spreken van een tweetalige uitgave, wat vooral voor buitenlandse lezers van belang kan zijn. In het totaal werden er meer dan 200 - alle in kleur - afbeeldingen afgedrukt, waardoor de uitgave ook een royaal kijkboek is geworden en over de kwaliteit van de reprodukties niets dan lof. In de ondertitels erbij vind je de titel van het afgebeelde kunstwerk, de naam van de artiest, de materie, het formaat en de bewaar- of vindplaats. Misschien was hierin een notitie over het onderwerp van het kunstwerk of de omstandigheden van het tot standkomen ervan wel op zijn plaats geweest. De keuze van de af te beelden kunstwerken, die naarmate we onze hedendaagse tijd naderen moeilijker en delicater wordt, is m.i. verantwoord. Zo vinden we voor de pe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
riode van de 20ste eeuw een afbeelding van een kunstwerk van de architecten Henri Van de Velde, Victor Horta en Frans Smet-Verhas, van de beeldhouwers Rik Wouters, Oscar Jespers, Jan Dries, Georges Grard, Joris Minne, Marcel Broodthaers, Pol Bury, Roel D'Haese, Bram Bogart, Jean-Paul Laenen, Panamarenko, Vic Gentils, van de schilders Rik Wouters, Valerius de Saedeleer, Gustave Van de Woestijne, Albert Servaes, Gustave De Smet, Constant Permeke, Jean Brusselmans, Frits Van den Berghe, Eugene Laermans, Edgard Tytgat, Pierre-Louis Flouquet, Victor Servranckx, Jozef Peeters, Paul Delvaux, René Magritte, Gaston Bertrand, Louis Van Lint, Anne Bonnet, Pierre Alechinsky, Antoine Mortier, Jo Delahaut, Roger Somville, Marc Mendelson, Jan Cox, Luc Peire, Dan Van Severen, Octave Landuyt en Roger Raveel. In het tekstgedeelte betreffende deze periode wordt verder nog melding gemaakt van Louis de Koninck, Victor Bourgeois, Lucien Kroll, André Jacqmain, Roger Bastin, Jean Maquet, Pierre Culot (architecten), Jozef Cantré, Georges Vantongerloo, Charles Leplae, André Willequet, Willy Anthoons, Raoul Ubac, Jacques Moeschal, Reinhoud D'Haese, Roberte Mestdagh (beeldhouwers), Ferdinand Schirren, Paul Joostens (dadaïst), Karel Maes, de gebroeders Bourgeois, Michel Seuphor, Guy Vandenbranden, Christian Dotremont, Walter Leblanc, Pol Mara, Roger Wittevrongel en Marcel Mayer (schilders). Achterin het boek had ik graag een register aangetroffen waarin de behandelde kunstenaars alfabetisch werden gerangschikt met een verwijzing naar de afgebeelde werken en bespreking in het tekstgedeelte. Misschien zou het ook (en dit vooral voor buitenlandse lezers) interessant geweest zijn van die kunstenaars een mini-biografie op te nemen. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Piet Joosten,Van idee tot videofilm, Elsevier Librico/Woluwe-Zaventem, 1985, geïllustr. met foto's en tekeningen, waarvan ca. 20 in kleur, 200 × 130 mm, 152 blz., paperback 580 fr. - Dit boekje wil een praktische gids zijn voor wie zichzelf aan het videofilmen wil wagen. Er wordt geen uitleg verstrekt over het functioneren van video-apparatuur maar alle aandacht wordt toegespitst op het uitwerken van een aantal scenario's. Hierbij vertrekt de auteur vanuit zijn blijkbaar dagdagelijkse praktijkervaring en geeft een hele reeks van commentaren omtrent het uitkiezen van situaties, locaties en omstandigheden. Hij omschrijft de te verwachten moeilijkheden en tipt de lezer over alles en nog wat met de opnames en de montage kan te maken hebben. Het is een boekje om bij je te hebben wanneer je nog een prille filmer bent en er toch iets wilt van maken. D.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Bruce Bernard,De Bijbel in de schilderkunst, Kok/Kampen & Davidsfonds/Leuven, 1986, (oorspronkelijke titel: The Bible and its Painters) met meer dan 200 kleurenillustraties, 320 × 240 mm, 300 blz., linnenband met stofwikkel, 1250 fr. - Een boek naar mijn hart! In een gezamenlijke uitgave van Kok/Kampen en ons eigen Davidsfonds/Leuven werden in dit boek tekstfragmenten uit het Oude en Nieuwe Testament geïllustreerd met kleurenreprodukties van schilderijen en fresco's van meer dan honderd schilders uit een periode die loopt van omstreeks 1300 tot het begin van onze eeuw. Hierbij werden dan uitsluitend schilderijen opgenomen die de ‘verhalen uit het joods-christelijk epos’ illustreren en werden de devotionele onderwerpen (b.v. de Madonna's, de Pietà) en de afbeeldingen van de Kruisiging in zover ze geen verhalend karakter hebben, ter zijde gelaten. In het totaal meer dan tweehonderd werken die ons de enorme rijkdom en de verscheidenheid van de Westerse schilderkunst demonstreren. Dit overzicht loopt van Duccio di Buoninsegna (1278-1315), als oudste vertegenwoordiger, over Albrecht Dürer (1471-1528), Caravaggio (1573-1610), William Blake (1757-1827), J.M.W. Turner (1775-1851), J.-B.C. Corot (1796-1875), G. Moreau (1826-1898), Edgar Degas (1834-1917) - om er maar enkelen te noemen - tot Jean-Louis Forain, als jongste vertegenwoordiger. Uit de kunstvolle (uitsluitend) kleurenreprodukties van dit kunstboek wordt overduidelijk hoezeer de bijbelse taferelen door de eeuwen heen kunstenaars hebben geïnspireerd. Het boek opent - na het voorwoord van de auteur - met een erg verhelderd kunsthistorisch artikel van Sir Laurence Gowing (zijn naam ter ondertekening van het artikel werd jammer genoeg vergeten), ‘Slade professor of Fine Arts’ aan het University College van Londen, waarin hij o.m. wijst op het unieke fenomeen van onze Westerse bijbelse schilderkunst, zodat er ‘niets overeenkomstigs te vinden is onder alle culturen van de mensheid’. Verder situeert hij heel wat schilders en hun werk in het geheel van de behandelde periode van onze Westerse schilderkunst. De structuur van het boek volgt dan het Bijbels verhaal chronologisch, vanaf de Genesis, over de Exodus, de Rechters, Samuel, de Koningen, de Deuterokanonische Boeken, naar het Nieuw Testament tot de Handelingen en de Openbaring van Johannes. Telkens wordt een tekstfragment afgedrukt, waarrond of waarbij dan een illustratief schilderij wordt gereproduceerd, zodat het boek deels Bijbel en deels kijkgalerij wordt. Het boeiende van dit procédé is wel dat we vaak hetzelfde onderwerp door verschillende kunstenaars uitgebeeld zien, wat een persoonlijke vergelijking toelaat, bv. ‘De zonvloed’ van A.L. Girodot, naast die van John Martin, of ‘Salome’ van de School van Fra Angelico naast het werk van Caravaggio, enz. Persoonlijk waardeer ik het zeer dat er ook werk van minder-voor-dehand-liggende kunstenaars een plaats in de rij kregen (vooral dan Angelsaksische schilders), waardoor dit boek ook op dit gebied een openbaring wordt. Natuurlijk kan men de keuze van de auteur aanvechten en wijzen op het niet opnemen van sommige andere ‘meesterwerken’. Dit was de persoonlijke vrijheid van de auteur-samensteller en ik kan hem in zijn keuze meestal goed volgen. Bij ieder schilderij vindt de lezer achterin het boek telkens een aantekening van de auteur, waarin behalve een summiere biografie van de schilder ook het schilderij zelf besproken of ten minste toegelicht wordt. Ook dat gedeelte van het boek is een rijke bron van wetenswaardigheden geworden. Al bij al een royaal boek, dat ik een grote verspreiding toewens. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Davidsfonds/Kartoenboek 19,Uitg. Davidsfonds/Leuven, 1985, geïll., 195 × 195 mm, 132 blz., geb. 315 fr. - De bij de honderd kartoens die dit ‘gelachboek’ weten te vullen, zijn niet enkel vrij alledaags qua impressie, maar tevens bij momenten erg subliem wat de uitwerking betreft. Toch is het opvallend dat in dit ‘naslagwerk’ dat (misschien eerder toevallig?) op minder glanzend papier werd gedrukt, de Vlaamse humor veel minder glans afwerpt, wat vooral merkbaar is in het Palmares van de 24ste Wereldkartoenale, waarbij we Luc Cromheecke als eerste landgenoot, op de 8ste plaats aantreffen. De 20 blz. die de politieke karikatuur in België (1985) illustreren, maken echter veel goed. Zowel Erwin Nagels (Nagel) als Jos Verhulst (Vejo) weten ons in dit hoofdstuk met enkele rake ‘beelden’ te verrassen, ook al schijnt dat niet voldoende te zijn om als ‘politieke prentenmakers’ in de pers aan bod te komen. Zijn onze kranten dan toch zo arm, dat ze hen niet kunnen engageren, of is Vlaanderen vandaag de dag de rijke voedingsbodem waarop wij nu al jaren wachten? K.D.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• World Press Photo / Ooggetuige 86,uitg. Elsevier/Amsterdam/Brussel, 1986, ca. 250 illustr., 297 × 210 mm, 128 blz., paperback, 340 fr. - World Press Photo is de jaarlijkse internationale wedstrijd voor fotojournalistiek. Er waren in 1986 ca. 900 deelnemers, onder wie een 80 uit de S.U., een 220 uit de V.S.A, een 30 uit de Volksrepubliek China, 45 uit Nederland (waar de wedstrijd gehouden wordt) en 5 (amateurfotografen) uit België. Het fotoboek van de wedstrijd geeft een beeld van alle ellende die er op aarde gedurende het voorbije jaar te zien was en tegelijkertijd van wat er leeft aan hoop en generositeit. Het is evenzeer een lof van de fotojournalistiek die een bijdrage levert tot bewustmaking van de realiteit. Er worden prijzen toegekend in twee grote categorieën: 1. voor aparte foto's en 2. voor reeksen, - wat zinvol is: er zijn informatieve verhalen die niet in één foto te resumeren zijn. Een fotoboek dat je niet zonder ontroering, teleurstelling, afkeer, vertedering en woede doorneemt. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Wilfried Koch,De Europese Bouwstijlen, Elsevier/Woluwe-Zaventem, 1986, oorspronkelijke titel: Baustilkunde, vertaald door Drs. G. Zeegers en Drs. I. Visser, geïll. met 2000 zw.-w. tekeningen, 190 × 240 mm, 496 blz., geb. 1930 fr. - De gehele Europese architectuurgeschiedenis samenbundelen in één boek is en blijft een moeilijke opgave. Vooral bij de selectie van de bouwwerken kan men zich steeds de vraag stellen waarom dit gebouw wel en een ander niet is opgenomen. In dergelijke verzamelwerken krijgt men hiervoor meestal geen verantwoording. Het boek van Wilfried Koch tracht een synthese te geven van ons rijk onroerend patrimonium aan de hand van 2000 tekeningen en plattegronden. De ontwikkeling van de Europese bouwstijlen werd geordend in drie delen: de religieuze bouwkunst, kastelen en paleizen en de burgerlijke bouwkunst. Waarom hij deze structuur heeft aangebracht is onduidelijk en wordt door de auteur niet uitgelegd. Een dergelijke opbouw is problematisch en leidt soms tot verwarring. De venstertypes van de renaissancehuizen zijn opgenomen bij de religieuze architectuur! Het sterkste van dit werk is zeker het beeldmateriaal. Koch maakt geen gebruik van foto's maar van goede tekeningen. De bijhorende tekst bevat veel nietszeggende algemeenheden. Het hoofdstuk over de twintigste eeuw ‘Moderne kerkbouw vanaf de Jugendstil’ is ronduit slecht, geeft geen overzicht en bevat tal van fouten. ‘In het beste geval zijn Jugendstilgebouwen de synthese van louter decoratieve elementen.’ Hieruit moet ik afleiden dat Koch geen enkel inzicht heeft in het werk van Horta, die hij catalogeert onder de tweede fase van de Jugendstil! Zinnen als ‘De Jugendstilbouwkunst heeft echter markante sporen achtergelaten in een duidelijk streven naar menswaardiger wooncomplexen voor arbeiders... op de bedevaartskapel van Le Corbusier te Ronchamp maar ook op het “doelmatige” functionalisme’ zijn onver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
antwoord voor een dergelijke publikatie. Ook in de hoofdstukken over de kastelen en de burgelijke bouwkunst kan men dergelijke onjuistheden aantreffen. Over de Nederlandse Stijlbeweging: ‘De doelstelling was de kunst tot haar essentie terug te brengen. Dit trachtte men d.m.v. moderne constructiemethoden (beton)!’ Het vierde deel van het boek bestaat uit een alfabetisch Lexicon van bouwkunsttermen met meer dan duizend lemmata. Het lexicon wordt gevolgd door vier lijsten van bouwkunsttermen in het Engels, Duits, Frans en Italiaans telkens met een verwijzing naar de Nederlandse term. Dit lexicon is het interessantste deel van deze publikatie en geeft voldoende uitleg over termen die men geregeld kan aantreffen in reisgidsen. Dit boek kan men aanprijzen voor het goed opgestelde lexicon maar veel minder voor het gedeelte met het historisch overzicht. De tekeningen die zowel in het eerste deel als in het lexicon zijn opgenomen bezitten een didactische waarde. M.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde. Auteurs, Anonieme werken, Periodieken,Uitg. Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1986, 260 × 170 mm, 477 blz., gebonden 1930 fr. - Voor wie geïnteresseerd is in de ontwikkelingsgang en het hedendaags reilen en zeilen van onze Nederlandse letterkunde wil dit boek een ‘werktuig’ zijn: in een mum van tijd vind je de meest noodzakelijke gegevens over auteurs en hun werk. Ook werden heel wat letterkundige tijdschriften uit verleden en heden geregistreerd, naast een aantal ‘anonieme werken’ uit onze literatuur. In het ‘Ten geleide’ wordt dit boek een ‘kleine databank’ genoemd ‘met beknopte, voor alle literatuurliefhebbers - vrijetijdslezer tot neerlandicus - toegankelijke en bruikbare informatie’. Men heeft voor het basismateriaal gesteund op de Grote Winkler Prins Encyclopedie, waaraan men dan ca. 1000 nieuwe trefwoorden heeft toegevoegd. Bij de voorstelling van de auteurs (romanciers, dichters, toneelschrijvers, essayisten) vindt de lezer behalve enkele biografische gegevens, ook bibliografische notities over hun eigen werk(en), eventueel vermelding van postume edities of verzameluitgaven en ook soms een opsomming van bibliografische studies, eventueel aangevuld met de opgave van ‘literatuur’ over de betreffende auteur. I.v.m. de letterkundige tijdschriften vermeldt men de aard van de periodiek, de uitgever, een korte notitie over het ontstaan en de ontwikkeling ervan. En als medewerker aan ons tijdschrift heb ik speciaal de gegevens van enkele tijdschriften ‘gewikt en gewogen’. Vooreerst heeft het me daarbij getroffen dat de informatie over ons eigen tijdschrift (onder het trefwoord Vlaanderen (2)) erg ‘overjaars’ is, als men vermeldt dat J. Bonneure (bedoeld is Fernand Bonneure!) als redactiesecretaris in 1961 opgevolgd werd door J. van Remoortere en het daarbij laat voor wat de ontwikkeling van het tijdschrift betreft. Te meer als men in het ‘Ten Geleide’ stelt dat de informatie bijgewerkt is tot en met 1984 en waar mogelijk nog tot medio 1985. De evolutie van ons tijdschrift werd blijkbaar niet gemerkt. Maar kom, men kan niet alles weten! Verder heeft het me verwonderd dat een aantal - toch in Vlaanderen goed bekende - literaire tijdschriften geen plaatsje hebben gekregen, zo o.m. Creare (opgericht in 1971), Deus ex Machina (1977), 't Kofschip (1973), Appel (1976), Handen (1984, al wordt in de notitie over Gabriëlle Demedts wel naar het tijdschrift verwezen), Etcetera, VWS-cahiers, Documenta (Tijdschrift voor theater, in zijn 4de jaargang). Verder geen afzonderlijk trefwoord voor de Gezellekroniek (wel vermeld sub G. Gezelle), noch voor Verschaeviana (al staat als laatste regeltje van de Lit. bij het trefwoord ‘Verschaeve’ dat die uitgave sinds 1970 door het J. Lootensfonds wordt gepubliceerd). Nu begrijp ik wel dat er bij de uitgave van een dergelijk (hand)boek grenzen zijn, maar het werkt op zijn minst frustrerend op zovele plaatsen voor een ‘black out’ te staan. Er schort ook iets met het Register dat op de bladzijden 469 tot 477 afgedrukt staat. Zonder enige gebruiksaanwijzing volgt een alfabetische lijst van eigennamen. Een toevallige steekproef op de naam ‘Bredero’ zorgt voor verrassingen. Wie denkt dat de cijfers 19 en 322 achter die naam naar het artikeltje over Bredero zal leiden, komt bedrogen uit, want ‘Bredero’ wordt alfabetisch gerangschikt op blz. 66. Het cijfer 19 voert naar de pagina met de trefwoorden Anthierens, Jacob Jan tot Apollo of Ghesangh der Musen en na speurwerk blijkt die ‘Bredero’ te verwijzen naar het trefwoord ‘Apollo of Gesangh der Musen’, de derde gedichten- en liederenbundel uitgegeven door D.P. Pers, waarin een ‘uitvoerig inleidend gedicht van Bredero’ opgenomen is. Op blz. 322 bent u bij de letter Q en de verwijzing naar Bredero heeft hier betrekking op de Lit. vermeld onder de naam Quina, Karel, wat slechts na zoekwerk gebleken is. Een praktisch en handzaam register is anders! Verder mis ik een aantal (actuele Vlaamse) letterkundigen: over de zo pas overleden dichter, Gery Florizoone, die bekroning na bekroning voor zijn poëzie in de wacht heeft gesleept, geen woord. Idem voor Staf Verrept (1909-1985), Marc Bruynseraede (o1943), Gie Luyten (o1953), Christina Guirlande (o1938), J.-M.H. Berckmans (o1943), Aleidis Dierick (o1932), Marc Journée (o1948), Kris Geerts (o1951), H.J. Casier (o 1943)... De vraag is natuurlijk of al die auteurs wel moeten vermeld worden, maar toch vraag je je wel af waarom die ene wel en die andere dan weer niet, m.a.w. de criteria waarmee men geselecteerd heeft, zijn niet duidelijk te achterhalen. Laten we positief besluiten: met wat er in het Lexicon te vinden is, kunnen we een heel eind op weg, maar een volgende uitgave komt zeker voor ‘aanvulling’ in aanmerking. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken• DocumentaDriemaandelijks tds. van het Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, R.U.G., Rozier 44, 9000 Gent; 250 fr. (fl. 18) op rek. 290-0012255-54 t.a.v. Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, Gent; los nummer 75 fr. - Jrg. 3 (1985), nr. 4: Met vertraging verschenen, volgens de uitgever te wijten aan technische problemen. En met belofte van beterschap: de eerste twee nummers voor 1986 zouden héél spoedig klaar zijn, met bijdragen o.m. over Jan Fabre, Toneel Vandaag en Herman Teirlinck. In het voorliggende nummer vier bijdragen, naast het verheugend nieuws dat het Documentatiecentrum een grote collectie theaterboeken heeft verworven, dank zij de tussenkomst van dokter Hugo Coene, uit de nalatenschap van Frans Roggen. De vraag naar Pinters nieuwe levensvisie wordt uitgebeend door Frank Rommelaere. Hij onderkent, na zijn eerste ‘plays of menace’, en nadien de ‘plays of memory’ uiteindelijk de ‘plays of resignation’. Zoals altijd in Documenta met zinnige noten en bronnenopgave. Peter Jonnaert analyseert de ‘Hedendaagse scenografie in Vlaanderen’, deel 2. De auteur gaat nauwkeurig in op de onderscheiden stijlen die na 1945 tot ontwikkeling zijn gekomen, zonder nochtans tot diepgaande verschillen te komen. De karakterizering van de huidige scenografie is een vrij grondige analyse van het werk van bekende scenografen als Ivaneanu, m.i. de best gevormde en sterkste persoonlijkheid, Karina Lambert, John Bogaerts, Marc Cnops, Luc Dhooghe, Roos Werckx, Jacques Berwouts en Werner De Bondt. Maar waarom dan ook niet even de schijnwerper op de Brugse Amerikaanse Linda Salva? Ten slotte volgen twee stukken over het BKT (Brussels Kamertoneel); in een eerste bijdrage behandelt José Delameilleure het terecht geroemde ‘Tubutsch’ (Bob De Moor en Lucas Vandervorst); en Mark Deputter laat zich eerder genuanceerd uit over Botho Strauss' Kalldewey, Farce, ondanks vlotte regie en duidelijke speelpret: het anekdotisme zou nadrukkelijk primeren. Wat doe je met een stuk dat, zoals steller zelf toegeeft, een kakofonie is. Op niveau, dat wel. - Jrg. 4 (1986), nr. 2: Annick Poppe heeft het in haar tweede deel van haar studie over Toneel Vandaag (1959-1967) over de nabloei en de slotfase, en gaat ietwat uitvoeriger in op Claus' Thyestes (naar Seneca) dat als het artistieke hoogtepunt van het gezelschap mag worden beschouwd. Toneel Vandaag ‘verdween toen het ogenschijnlijk het hoogtepunt van zijn mogelijkheden had bereikt...’, wellicht vanwege onbegrip in hoofde van de overheid. Niet alleen was zowat vijftig procent van de stukken nooit eerder in ons land opgevoerd, maar Toneel Vandaag wierp zich tevens op als spreekbuis van een nieuwe generatie Vlaamse auteurs. En Annick Poppe besluit terecht: ‘De bijna ongelofelijke inzet en het nooit aflatende idealisme van alle medewerkers en in het bijzonder van Rudi Van Vlaanderen, die bleven volhouden in de meest ondankbare omstandigheden, dwingen eenieders bewondering en respekt af’. ‘De Vertraagde Film’, meesterwerk van Herman Teirlinck, wordt geanalyseerd door Geert Van der Speeten. Het stuk werd overigens magistraal gebracht door het nog prille N.T.G. in regie van Frans Roggen, maar daarover heeft de auteur het niet. Het gaat hem veeleer over gemeenschapskunst en algemeenmenselijke thematiek, Van Nu en Straks, het expressionisme, en vooral Teirlinck als theater-theoreticus. Teirlincks oordeel over wat een ‘goed toneelstuk’ behoort te zijn is nog altijd actueel: ‘Het toneelstuk dat niet teert op de bijval van een toevallige en modieuze elite, maar dat zijn levensbeeld uitstrekt ten overstaan van de daverende massa, dat is een goed toneelstuk’. Dr. Richard Allen Cave, Reader in Drama aan de universiteit te Londen, maakte een voorstelling mee van Maeterlincks ‘Prinses Maleine’ in het NTG, en besprak zowel stuk als opvoering in lovende termen. Het artikel werd in het oorspronkelijk Engels opgenomen. Cave staat met zijn beoordeling haaks op de lauwe reacties van het publiek en van de vaderlandse recensenten, wat nog maar eens bewijst dat voor een goed begrip van theater op niveau een elementaire dosis cultuur geen overbodige luxe is. ‘This production was theatre-poetry of the finest order’, besluit de deskundige Brit. Verder vernemen we dat de Stichting Staf Bruggen vanaf volgend seizoen een prijs van 20.000 frank uitlooft aan de toneelvereniging die deelneemt aan het Landjuweel, daar minstens 75 procent haalt ook met een origineel Nederlandstalig werk dat de christelijk-humane en volks-Vlaamse waarden op zijn minst res- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pecteert of, nog beter, levendig houdt en bevordert. Inlichtingen: Stichting Staf Bruggen, p.a. Groot Begijnhof 89 te 9110 Sint-Amandsberg. Anderzijds noteert het Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst weer belangrijke aanwinsten, zoals brochures, affiches en foto's van ‘Jeugd en Theater’ (Dries Wieme), idem uit verscheidene kamertheaters waar Rudi Van Vlaanderen ooit actief was, en last but not least een 40-tal decorontwerpen van Michel Van Vlaanderen voor KNS-Gent, het Nationaal Vlaams Toneel van Staf Bruggen en een stuk of wat amateurverenigingen, in de periode 1925-1943. Ook uit de nalatenschap van Hendrik Caspeele belangrijk materiaal uit de eerste decennia van deze eeuw. dv. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Kunstenaars voor de jeugdDriemaandelijks tijdschrift, secr. Guy Didelez, De Biezen 18, 2060 Merksem; jaarabonnement 500 fr. (rek. 001-0279272-85 t.n.v. Kunstenaars voor de Jeugd p/a Tuinlaan 24, 9150 Dendermonde-Grembergen). - Nr. 94, juni 1986: Afscheid van de redactrice Marie-José Dehaene. Goede gedichten vooral van Marc Bungeneers, ook van Dirk Tits en Jos Vander Veken. Gevarieerd nummertje, bondig, fris, steeds met introductie voor de jonge belangstellende. Over een meisjesinstituut op mensenmaat. Over batikken en schrijven op een speelse wijze. Lino's. Nederlandse Volksschilderkunst. Aforismen en een bijdrage over Henk Cornelder (Nijmeegse schilder). Goed tijdschriftje dat te weinig gekend is in Vlaanderen. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• VWS-CahiersTweemaandelijks tds., red. Hendrik Carette, Zeedijk 148 bus 242, 8400 Oostende; abonnement 500 fr. (op rek. 712-1101000-29 t.n.v. VWS, Weidestraat 11, 8100 Torhout). - 21e jg. nr. 1 en 2, 1986: Het nummer 116 is gewijd aan de overleden Jacques Fieuws (1930-1979). Hij was ondermeer de vertaler van de volledige werken van François Villon. De inleiding ‘wij treuren om wat snel verging’ is van de hand van Fernand Bonneure. Het nummer 117 behandelt de eminente Frans-Vlaanderen- en Westhoek-kenner, de heemkundige Bert Bijnens (o 1920) uit Koksijde. Raf Seys schreef de inleiding ‘hoe men tot heemkunde en Frans-Vlaanderen komt’. AvD | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Ons ErfdeelTweemaandelijks Algemeen-Nederlans cultureel tijdschrift; red. Murissonstr. 260, 8530 Rekkem; abonn. 980 fr. (op rek. 467-4120521-53 t.n.v. Stichting Ons Erfdeel. - 29e jg., nr. 2 (maart-april, 1986): Uit dit zoals steeds overvolle nummer aan onderwerpen, licht ik voor onze lezers vooral die over de kunsten. Over literatuur: Pierre Dubois. - Herman De Coninck, de Antilliaanse schrijver Cola Debrot. Overzicht over 5 jaar Taalunie. De laatste bundel van R. Kopland - Werk van Ivo Michiels en Harry Mulisch. Kritische inkijk op ‘Bij nader inzien’ van L. Deflo door Luc Decorte. Over werk van Fleur Bougonje. En Hugo Brems toont een en ander aan in de ‘Brieven van Plinius’ van Marleen De Crée-Roux. Of critici vinden altijd heelwat. Verder nog Gaston Van Camp (De kracht van Marrakech), Jacques Kruithof (‘Slaapvertrek’-poëzie). Bijdragen ook over beeldende kunst, theater, muziek, video, film en publikaties rond de taalpolitiek. Zo'n kleine 50 onderwerpen. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• DiogenesLetterkundig tijdschrift, red.: Luc Pay, De Gauw 11, 2128 St.-Job in 't Goor; abonn. (10 nrs.) 600 fr., los nr. 100 fr. - 3e jg., nr. 2 (feb. 1986): Een huldeartikel van H.F. Jespers voor Karel Jonckheere, die 80 werd. Een paar bladzijden aforismen van de auteur. Pittig. Claude Van de Berge voert ons mee naar het ‘Kristallen hoogland’, voor het fluïdum van mysterie en mystiek, dat uitgaat van en schuilt in de verwondering van de natuur. Kiirais is er de personificatie van. Vier langere gedichten van Jaak Brouwers. Over Philippe Sollers pleegt Frank Hellemans een uitgebreid artikel rond zijn schrijfstijl en de ingrediënten van zijn romans ‘Femmes’ en ‘Portrait du Joueur’. Of het spelen als levenskunst. Philippe Sollers: Magister ludi... ‘Il y a mieux que la vie... l'art de vivre’... maar hier dan in de lichtvoetige Franse romanversie! Twee goede gedichten van Jan Van de Hoeven in zijn bekende taal- en tekenbewerking. Een ‘In memoriam Werner Verstraeten’ van zijn vriend Werner Spillemaeckers. Boekbespreking: Frans Hellens door Chris Van de Poel. John Fowles' A Maggot door Frank van Beeck. De aarde is een huis (G.F.) door Jacques van Baelen. Erik van Ruysbeek in zijn essay over de wezensgrond van de mens. En kleine afrekening van H.F.J. met het voorbije NVT. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Belgisch Kreatief AmbachtTweemaandelijks cult. tds.; uitg. Dienst Kreatief Ambacht, Congresstraat 33, 1000 Brussel; abon. 400 fr. (rek. 000-0383764-32). - 21e jg., nr. 6/85: Het tds. brengt uitsluitend thema-nummers; ditmaal over speelgoed (Het is geen kinderspel). Een duidelijke titel: Er is niet veel oorspronkelijk speelgoed van Belgisch fabrikaat (Michèle Populaire). Verder een interview met Mevrouw Sals, een succesrijke ontwerpster van poppen, en een kritische reportage over het Mechelse speelgoedmuseum (Johan Valcke). Er is ook een artikel over Speelgoed als kunstwerk dat ondertekend is als Het Speelgoedmuseum. De Tuin van Amon is een nieuwe versie van een Oud-Egyptisch spel dat uitgegeven werd door Agnes Ramant. Tenslotte, behalve de gewone informatieve rubrieken, een bijdrage over de 2de Internationale Kantbiënnale Brussel 1985 (Jan Walgrave) en een International Ceramics Symposium te Toronto (Dirk Smeets). Een fris en boeiend tijdschrift voor kunstambachten met voor 1986 aangekondigde nrs. o.m. over animatiefilm, sportfotografie, glas en sieraden, textiel, boekbinden. Taal en spelling zouden wel meer aandacht mogen krijgen. - 22e jg., nr. 1/86: Het nr. 1 van deze jg. verscheen pas in juni, maar de redactie belooft alle volgende 5 nrs. nog voor dit jaar. Dit nr. brengt de referaten en een samenvatting van de gesprekken van een colloquium dat georganiseerd werd door de Dienst Kreatief Ambacht van het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand onder de titel Kunst om van te leven (19 oktober 1985). Een uitermate actueel thema: hoe kun je als kunstenaar je brood verdienen? De referaten werden gehouden door Eddy Gheysen (Promotie en commercialisatie, een uitdaging voor onze dienst), Jan-Pieter Ballegeer (Leven van de kunst, een kunsthistorisch standpunt), Gert Staal (Groeiproblemen of blijvende handicap?), Christian Martijn (Linken tussen kunstenaars en ondernemingen). Verder noteerde Johan Valcke vragen en antwoorden tijdens het colloquium en tijdens het panelgesprek dat plaats had o.l.v. Jan Van Broeckhoven m.m.v. Michel Martens, glazenier; Fred Toelen en François Blommaert, tapijtontwerpers; Armand Blondeel, glazenier; Hugo Rabaey, ceramist; Siegfried De Buck, juweelontwerper; Henk Cruysaert, ceramist. Tenslotte zijn er een reeks uitspraken over het galeriewezen (J. Valcke), waarbij we onzerzijds de bedenking maken dat voor jonge kunstenaars de tentoonstellingskansen zoals die geboden worden door het E.S.I.M., (voor jonge fotografen) het fotografie-circuit en de culturele centra, zeer belangrijk zijn. Frans Gregoor rapporteert over een workshop op Kreta, Big Cretan Jars, en een conferentie te Kolimbari. Het nr. verscheen op het goede ogenblik, waarop nl. weer honderden jonge mensen afgestudeerd zijn aan academies en scholen voor kunstonderwijs en op zoek gaan naar een baan. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• VolkskundeDriem. tds. voor de studie van het volksleven, red. Mercatorstr. 122, 2018 Antwerpen, abon. 500 BF, los nr. 175 BF, rek. 000-0893952-97 t.n.v. Centrum voor Studie en Documentatie vzw, 2330 Schilde. - 87e jg. (1986), afleveringen 1 en 2: Een groot deel van beide afleveringen is gewijd aan een aantal vaste rubrieken: een uitvoerige ‘Tijdschriftenschouw 1986’ (1574 nrs), de kroniek, boekbesprekingen en een beoordeling van de volkskundige verhandelingen en scripties aan de K.U. te Leuven (1984-1985). Onder de bijdragen zijn er twee van W.L. Braekman. In de eerste aflevering behandelt hij een belangrijke Middelnederlandse bron in handschrift 15 van de Kon. Academie te Gent, die 89 recepten aflevert die voorkomen in de ‘Nyeuwen Coock Boeck’ van Gheraert Vorselman. Tot nu toe waren voor dat kookboek - één van de drie bekende uit de 16de eeuw - alleen gedrukte bronnen aangewezen. In zijn tweede bijdrage (aflevering 2) publiceert dezelfde auteur naar een bron uit 1838 een aantal Brugse raadsel uit de 16de eeuw. Ze kwamen voor in een handschrift uit de collectie C.P. Serrure en in 1873 door de Koninklijke Bibliotheek in Brussel aangekocht. De raadsels bleven onbestudeerd en blijken nu uit het handschrift verdwenen te zijn, waardoor Braekmans bijdrage ons een nieuw raadsel bezorgd heeft. Hendrik Demarest verzamelt draailiederen die bij bruiloften gezongen werden. Van 10 exemplaren, die hij elders al behandelde, drukt hij nog eens de tekst af en hij behandelt nog eens evenveel nadien ontdekte draailiederen. Paul Huys gaat in op de betekenis (wrok = wraak) en de achtergrond (een proces) van de ets ‘De wrok van Sinjoor’ (1930) van Jules De Bruycker. T.C. De recensies werden geschreven door:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vroegere nummers van ‘vlaanderen’ te koopHeel dikwijls wordt ons gevraagd welke vroeger gepubliceerde nummers van ons tijdschrift ‘Vlaanderen’ nog te koop zijn. Om aan deze vraag te beantwoorden publiceren we hieronder de lijst van de nog beschikbare nummers. Deze restant-nummers worden - zo lang de voorraad strekt - te koop aangeboden tegen 500 fr. (verzendingskosten inbegrepen) voor een pakket van vier nummers die uzelf uit de onderstaande lijst kunt kiezen. U kunt eventueel ook vier exemplaren van hetzelfde nummer aanvragen. De nummers worden u gestuurd, zodra uw betaling bij onze administratie is toegekomen. Gelieve bij een eventuele bestelling op uw overschrijvingsformulier te vermelden: Pakket-Vlaanderen nrs.: ...., ...., ...., ...., + vervangingsnummers: ..., ... Dit laatste voor het geval de door u bestelde nummers niet meer voorradig zijn. Stuur uw bestelling op naam van de heer Adiel Van Daele, Administratie ‘Vlaanderen’, Lindelaan 18, 8880 Tielt. Voor verdere informatie, telefoneer naar onze administratie op het nummer (051)40.21.22
|