Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 35
(1986)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• AntwerpenN.a.v. het 100-jarig bestaan van het Nat. Hoger Instituut voor Schone Kunsten organiseert het K.M.S.K. de overzichtstentoonstelling ‘Antwerpen 1900, Schilderijen en tekeningen 1880-1914’. De tentoonstelling wil een eclectisch geheel tonen waarin diversiteit aan tendensen duidelijk naar voren komt. Nog toegankelijk tot 9 februari 1986 en de educatieve dienst organiseert geleide bezoeken voor individuele bezoekers. De rondleiding duurt ca. 1 uur. Data: 18 en 25/1 en 1 en 8/2. Samenkomst in de hall van het museum. Info: (03) 238 78 09. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Beveren-RoeselareDe kunstkring 't Paletje nodigt belangstellenden uit op een lessenreeks ‘aquarel’ en ‘gouache’ die plaats vinden telkens op dinsdagavond om 19.30 u vanaf 4/2 e.k. in het lokaal aan de Izegemse aardeweg 26 in Beveren. Info: tel. (051) 20 60 74 of 2077 35. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• BrusselNog tot 26/1 kan men in de Galerij van het Gemeentekrediet, Passage 44, Kruidtuinlaan 44, de tentoonstelling Schatten van de Armada gaan bekijken. Deze tentoonstelling illustreert aan de hand van een uitgelezen keuze van voorwerpen afkomstig van onderzeese opgravingen de geschiedenis van de onoverwinnelijk geachte Spaanse vloot. Er is tevens een catalogus (224 blz. geïll., 700 fr.) te koop. - De tentoonstelling De religieuze thematiek in de Belgische kunst van 1875 tot heden loopt van 16/1 tot 23/3/86 in de ASLK-Galerij, Kreupelenstraat 12 te 1000 Brussel (alle dagen, van 10 tot 18 u.). Voor meer informatie kunt u steeds bellen op tel. (02) 213 71 68. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• GentDe vzw Initiatief 85 bundelt de organisaties die zich inspannen voor de hedendaagse plastische kunsten en wil een activiteit ontwikkelen die een belangrijke bijdrage moet zijn tot de bekendmaking en verspreiding van de actuele kunst in België in binnen- en buitenland. Het project wil een eerste stap zetten om op die manier deze kunst ook economische verspreidingskansen te verschaffen. Wij willen daarmee de bestaande instellingen zeker niet in vraag stellen maar zien de werking van vzw Initiatief 85 veeleer complementair zodat er een nieuw promotieklimaat voor de actuele kunst van eigen bodem kan ontstaan. Om dit doel te bereiken heeft vzw Initiatief 85 een groots project opgezet waarvan het uiteindelijke resultaat, een over geheel Gent verspreide manifestatie die de naam ‘Initiatief 86’ kreeg, zal te zien zijn van 21/6 tot 7/9/86. Nadat 350 dossiers van jonge kunstenaars waren opgesteld, werden 3 buitenlandse ‘keuzeheren’ aangeworven (J.H. Martin uit Frankrijk, G.W. Oosterhof uit Nederland en K. König uit Duitsland) die de kunstenaars voor de tentoonstelling hebben gekozen: Chantal Ackerman, Raoul De Keyser, Jef Geys, Guy Rombouts, René Heyvaert, Guillaume Bijl, Jacques Charlier, Panamarenko, Luc Deleu, François Hers, Marie-Jo Lafontaine, Marcel Marien, Willy Van Sompel, Didier Vermeiren, Lili Dujourie, Walter Swennen, Narcisse Tordoir, Jan Vercruysse en Luc Van Soom. - Begin volgend jaar komt een nieuw tijdschrift van de pers dat zich naar een zeer ruim publiek richt. De initiatiefnemer Antoine Bomon en zijn medewerkers willen niet alleen aandacht besteden aan de grote culturele manifestaties en officiële instellingen, maar eveneens aan jong talent en lovenswaardige manifestaties van kleinere organisaties. Kunstgalerijen, schouwburgen, musea, culturele verenigingen, kunstenaars en andere personen die iets organiseren kunnen voortaan hun informatie kwijt aan de redactie van dit nieuw tweemaandelijks tijdschrift, dat kunstnieuws gaat brengen uit alle hoeken van de vijf Vlaamse provincies. ‘Vlaanderens kunstleven’ is tot nog toe enkel te verkrijgen via abonnement (600 fr. voor zes nummers. Studenten, werklozen, 60-plussers en gehandicapten betalen 300 fr.). (Nieuwpoort 120, 9000 Gent.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• GenkVan 3 tot 9/3 loopt het 3e Internationaal Tekenfilmfestival waar tevens een tentoonstelling ‘In Memoriam Josette Janssens’ wordt geprogrammeerd. De première daarvan zal plaats vinden in het Cult. Centrum en men hoopt daarna die tentoonstelling ook naar de andere Cult. Centra van ons land te brengen en zelfs via het I.C.S. ook in het buitenland te verspreiden. Tevens wordt het plan opgevat een kunstboek over leven en werk van de overleden kunstenares uit te geven. Daarvoor werd een voorintekenlijst geopend (min. 5000 fr., eventueel met belastingsaftrek) waarop men kan intekenen door overmaking van het bedrag op rek.nr. 416-3165881-86 t.n.v. Fonds Josette Janssens, KB, Grote Markt, 2120 Schoten. Intekenaars ontvangen één exemplaar en hun naam wordt desgewenst in het boek opgenomen. Info: Veronique Steeno, C. Centrum, Dieplaan 2, 3600 Genk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Sint-Baafs-VijveOnze ere-deken André Demedts wordt op 8/8 e.k. tachtig jaar, waarmee we hem hierbij reeds bij voorbaat hartelijk feliciteren! Naar aanleiding daarvan organiseert de Stichting A. Demedtshuis een aantal uitzonderlijke tentoonstellingen waaronder als eerste Jan Vaerten (11/1 tot 2/2) en daarna R. Dufy, H. Matthijs, Huys, Boulez, Matisse en J. Hoogsteyns. Info: A. Demedtshuis, St.-Bavostraat 15. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Sint-NiklaasTot 2/2 e.k. kan men nog een kijkje gaan nemen in de tentoonstelling ‘De Aquarel’ die uitgebouwd werd in het Intern. Exlibriscentrum, Regentiestraat 65; open op weekdagen van 14 tot 17 u. en 's zondags van 10 tot 13 u. en van 15 tot 18 u. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• TemseN.a.v. de herdenking van kunstschilder Arthur Meersman (1908-1984) wordt een retrospectieve tentoonstelling georganiseerd door het Temse Expo Komitee in het Gemeentemuseum en de kantoren van de plaatselijke financiële instellingen. Van 18/1 tot 2/2 belicht men het ‘portret’ en van 8 tot 23/2 het ‘landschap’ van de kunstenaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliotheekWerk ter bespreking insturen naar: Redactiesecretariaat ‘Vlaanderen’ ‘Ter Hoogserleie’, Hondstraat 6, 8880 Tielt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuw werk - poezie en proza• Chris Vandenbroucke,Na het ruischen van het riet... 176 Westvlaamse dichters, uitgave in eigen beheer (Ev. Carpentierlaan 15, 8500 Kortrijk), 1985, 145 × 205 mm, 230 blz., genaaid 500 fr. - Chris Vandenbroucke (Kuurne, 1957), germanist en bibliothecaris in Kortrijk, heeft een bloemlezing samengesteld van de Westvlaamse poëten. Hij zocht daartoe alle levende in West-Vlaanderen geboren dichters en dichteressen aan, die ten minste één bundel gepubliceerd hebben. Aan degenen die antwoordden vroeg hij hun voorkeursgedicht (dat hij in de bloemlezing afdrukte) en hun bio-bibliografie (die eveneens achterin werd opgenomen). Het geheel is een curiosum geworden met heel wat bekende, maar ook veel onbekende namen. Het was de samensteller, luidens zijn verantwoording, er in hoofdzaak om te doen juist deze minder bekende dichters ook eens een kans te geven. Zoek in dit boek geen thematiek. De dichters kozen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelf hun eigen gedicht, een subjectieve keuze dus wat op zich al boeiend is. De bibliografie achterin (32 blz.) biedt een nuttig overzicht. Een bont panorama biedt dit boek, waarvan wij ons het opzoekingswerk en de samenstellende arbeid best kunnen voorstellen. Het geheel werd keurig gepresenteerd en in een mooie duidelijke letter afgedrukt. F.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Edith Oeyen,Het oog-parelt, in eigen beheer (Hanebergstraat 75, 3960 Beverlo), 1984, geïllustr. met pentekeningen van Dieter Prössler, 310 × 220 mm, 12 blz., losbladig in map 250 fr. - Deze bibliofiele uitgave bestaat uit negen gedichten en drie pentekeningen van Dieter Prössler op maagdelijk blank karton van groot formaat. Negen maal vertolkt de dichteres de gevoeligheden van haar gemoed. Haar oog straalt niet steeds even blauw naar de wereld, want soms is er wat weemoed als de bladeren neerdwarrelen in 't herfstlandschap. Toch is haar ideaal hoogblauw, hoopvol voor de toekomst en zendt ze een vredesduif uit voor elke huiskamer. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Edith Oeyen & André Smeets,1000 Jaar Jericho, in eigen beheer (Hanebergstraat 75, 3960 Beverlo), 1985, geïllustr. met tekeningen van Günter Scholz, 300 × 210 mm, 20 blz., 220 fr. - Een duo-bundel met een magische titel van twee Limburgers. Elk van beiden blikt als dertiger op zijn manier terug. Beter dan de inleider André Polfliet kan ik hun eigenheid hierbij niet beschrijven: ‘A.S. wendt bijbels, mytisch en historisch taalgebruik aan om zijn hunker naar het bovenzinnelijke tot uiting te brengen. E.O. vindt in haar dagelijks leven de inspiratie die haar heerlijke verzen doet schrijven.’ rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Christiaan Germonpré,Van weelde en weinig, uitg. De Beuk, Stichting voor lit. publikaties (Prinsengracht 1065, 1017 JG Amsterdam), 1985, 125 × 195 mm, 34 blz., genaaid 275 BF of f 15. - Christian Germonpré is één van de weinige Vlaamse dichters, die in Nederland vlot uitgegeven wordt. Moet het in herinnering gebracht worden dat nog verleden jaar zijn verzen opgemerkt werden in de Kofschip-poëzieprijs van Blankenberge. De drie keer negen gedichten van deze bundel getuigen opnieuw van de zachtzinnigheid en tevens de weelde van zijn taalgebruik, dat elk landschap kleurt tot een poëtische vervoering, dat elke ademstoot ontleedt tot een menselijk hooglied. Bij hem krijgt de taal een nieuw geluid. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Albert Middendorp,Bartjes, uitg. Ten Berge, Weelde, 1982, 210 × 135 mm, 127 blz., 170 fr. - ‘Bartjes’ is het autobiografisch verhaal van de schrijver, die in 1945 in Den Haag geboren werd en na het vervullen van zijn legerdienst naar België komt wonen waar hij huwt met Maria. Uit een moeilijke bevalling wordt hun zoon Johan geboren, die gehandicapt blijkt te zijn. Ook Maria komt er niet door en sukkelt van doktershanden in doktershanden. De schrijver beleeft aldus dat het geluk zo broos is als glas en dat zijn gelukkig huwelijksleven ‘barstjes’ vertoont. Het slaat hem niet neer. Zijn geloof houdt hem recht. Het leven, hoe broos het ook moge zijn is het beleven waard. ‘Bartjes’ is een eenvoudig, doch pakkend verhaal dat intiem huisgeluk uitstraalt. Een verhaal waar de lezer zich kan aan optrekken. Ondanks het vroegtijdig heengaan van Maria blijft ze doorheen het leed aanwezig als het toonbeeld van de dappere huismoeder. Zij is het die de auteur sinds 1979 stimuleert tot het schrijven van dit en andere verhalen. Want, is het niet zo dat Albert Middendorp nagenoeg elk jaar één of meer verhalen op de markt brengt en als dusdanig op de Antwerpse boekenbeurs verleden jaar opgemerkt werd? Ons volk heeft terecht nood aan minder dichters en meer aan novellisten en romanciers. Voor Albert Middendorp ligt aldus de weg open. rmdp. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Fernand BonneureLiteraire Gids voor West-Vlaanderen, uitg. Hadewijch, Th. van Cauwenberglei 101, 2120 Schoten, 1985, geïll. met talrijke zw.-w. foto's, 150 × 210 mm, 224 blz., gen. 498 fr. - In de reeks literaire gidsen voor Vlaanderen onder leiding van Wim Hazeu, is deze over West-Vlaanderen beslist een parel. Als gids zal dit boek onschatbare informatie brengen voor wie rondkuiert in stad en dorp en iets van de sfeer en het leefmilieu van de taalbeoefenaar wil genieten. Het boek heeft alle ervaringen rond het gebruik van gidsen in zich verzameld: een logische en alfabetische volgorde, die een gemakkelijk repereren van gegevens mogelijk maakt; een klare omschrijving over de auteur alnaargelang zijn waarde en vaak versierd met één van zijn beste verzen of passages uit zijn werk; een aantal illustraties aan gedenkplaten en beelden, die de bezoeker nog ondersteunen in zijn zoektocht en vooral het evenwicht waarmee de samensteller zijn moeilijke opgave heeft weten af te werken. Hij heeft echter vanuit zijn jarenlange ervaring in de uitgeverswereld weet van binnen- en buitenkant van zijn streek en zijn streekgenoten, om uit een arsenaal aan gegevens, die te puren, die hij voor de toerist, de mens, de streek en het talent van zijn onderwerp boeiend weet te evoceren. Data, woonplaats, straat, bezigheden, karakter, levensomstandigheden en samenhang, soms maar in een paar zinnen, verraden hier het inzicht van de samensteller en de kennis van zijn literaire voorgangers en lotgenoten. Bovendien heeft hij met zijn gekende rijpheid voor evenicht nergens toegegeven aan benadrukking of retorische charge, om te pleiten voor zijn West-Vlaanderen. Je moet niet eens de weg op om bijna visueel in dit boek de ziel van de Westvlaamse auteur aan te voelen. Maar het lezen van dit boek, zal je beslist aanzetten in een dagje uit, voortaan aandacht te besteden aan zovelen die anders sluimeren tussen vaak scrheeuwerige en lawaaierige toeristische attracties. Dat hier en daar wellicht iemand over het hoofd is gezien, dat kan. Daar wacht de auteur ook op, om dit te vernemen. Want wij wensen spoedig een tweede uitgave. De auteur F. Bonneure was zo bescheiden onder de rubriek Brugge bijna zichzelf weg te denken. Gelukkig vindt u op de laatste bladzijde nog een bondige informatie over zijn veelzijdige en bekwame creativiteit. Een ideaal geschenk! G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Marieken Haegeman,Schaduw, uitg. in eigen beheer (Provincieweg 6, 9552 Borsbeke, rek. nr. 000-0334232-67 t.n.v. Langbeen-Haegeman M.), 1985, 143 × 205 mm, 82 blz., gen. 225 fr. (verzending incluis). - Deze bundel (driedelig: ‘In schaduw leven’, ‘Door God gedreven’ en ‘In milder licht’) kan gelden als een vertegenwoordiger van de eeuwenoud bezongen themata als liefde, eenzaamheid, droom, spijt, vrede, avond, natuur, dood... Vaak - ten onrechte - als afgedaan beschouwde themata - klassiek verwoord. Wel had ik liever wat meer originaliteit in uitdrukking en stijl verwacht. In deel I komt het me beangstigend over gedicht na gedicht geconfronteerd te worden met zoveel eenzaamheid, met een mens die alsmaar scherpere pijnen doorstaat en gelaten rust zoekt voor haar ‘moegetormenteerd gemoed’. Waar een sprankel hoop de kop opsteekt, wordt die met een alles-relativerende anti-climax ruw ontworteld (‘Schelpen’). Deel II is een ode aan God, vol religieuze bedenkingen en gebeden, soms met al té didactische inslag, gestoeld en geïnspireerd op berusting. Het derde deel ‘In milder licht’ bevat veruit de beste poëzie: de vele natuurgedichten stellen dat in ‘Schaduw’ een vrouw aan het woord is, die wat ze schrijft hoe dan ook be- en doorleefd heeft. Aan haar rijp-rijke levenservaring valt niet te twijfelen. G.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Raoul M. De Puydt,Signalen uit het Paradijs (met Franse vertaling van Jeanne Buytaert), Kofschip-Kring, Vinkenlaan 11, 1739 Zellik, Getijdenreeks nr. 35, 1985, illustr. van Norbert De Clercq, 125 × 215 mm, 91 blz., gen. 300 BF/22 fl. - Altijd al was de liefde - en meer bepaald het liefdesspel - het centrale motief in de poëzie van Raoul Maria de Puydt. Zoals titel en motto van Sophocles al doen vermoeden, wordt ook deze nieuwe bundel gedragen door variaties op hetzelfde thema. De dichter plaatst in eerste instantie niet zelden een koppelteken tussen de beleving van zijn erotiek en de natuur: het strand, de zee, een heidelandschap... Automatisch krijgt die liefdeservaring dan ook predikaten als ongerept en geheimzinnig. De Puydt tracht echter doorlopend de initiale benadering op hoger vlak te tillen: hij streeft naar mystificatie door het omgeven van gebaar en handeling met een haast sacrale ritus. Niet veel later wordt de zelf gecreeerde tempelsfeer evenwel opnieuw ontwijd door het humoristische met barre brutaliteit. Toch is ‘liefde’ voor de Puydt ‘blijdschap brengen in het dagelijkse circus van tedere wreedheden’ (‘Dansritme’). Een woord van lof nog voor de vormgeving van Norbert De Clercq. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Gunnar Riebs,De lijdende stilte/De leidende stilte, uitg. Kimonart pvba (Korenstr. 10, 2260 Nijlen), 1984, 150 × 210 mm, 64 blz., genaaid. - Gunnar Riebs (1960), dichter en musicus uit Aarschot, heeft al heel wat gedichten gepubliceerd in tijdschriften, kunstmappen en bloemlezingen. Al deze reeds eerder verschenen ‘verspreide gedichten’ zijn thans gebundeld in dit boek. Het zijn meestal op klassiek stramien opgebouwde belijdenisgedichten, waarin dus vooral de inhoud primeert en waaruit vooral spreekt een deernis om het menselijk lot. F.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Raoul Boucquey & Guido Fossez,André Delbaere 70, Uitg. Verenigde Vrienden, Graaf de Stirumlaan 8, 8810 Rumbeke, 1985, 151 blz., overvloedig geïll., 220 × 300 cm, gebonden, 850 fr (bestellen via rek. nr. 712-7701000-59 met vermelding van de titel). - Op de blz. 19 tot en met 22 veroorlooft zich R. Boucquey onder de titel Alles is Lijn, lijn is alles, of het Venijn zit hem niet in de Baard, een pentascopie - uiteraard 5-delig - op de inderdaad baarddragende A. Delbaere. Waarmee de kijker - A.D.70 is inderdaad vooral een kijkstuk - uitermate gebaat is wil hij volop genieten van het lijvige illustratieve deel (blz. 43 tot en met 143) waarop men nooit uitgekeken raakt. Daaruit citeren we: 1. De zuivere lijn als summum van vormgeving evenwel nooit ontbloot van haar figuratieve kontekst. Manuele lijnvaardigheid bestemde A.D. tot de grafische-, niet tot de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schilderkunst. Aan kleuren en het pikturale heeft hij geen direkte behoefte. 2. Techniek is voor hem van primordiaal belang maar mag niet ontaarden tot frigied akademisme. 3. Portretteren en karikaturiseren is voor A.D. een lievelingsspielerei. 4. Als grafisch kunstenaar zoekt A.D. in zijn affiches en publiciteitstekeningen een gelukkig huwelijk te verwezenlijken tussen het commerciële en het artistieke. 5. Eros en de vrouw zijn de peper en het zout van Delbaere's werk. De snaar van deze eeuwige tema's betokkelt hij waardig en gedurfd. Met een knipoogje zoals op de cover van het boek inderdaad. Delbaere blijkt erotische kunst te vergelijken met dakgootlopen en deze dakgoot bijaldien te bewandelen met de souplesse van een circusartist. Een beknopte vlotte, leesbare en uiterst rake biografische schets van journalist Guido Fossez (blz. 15 tot 41) waaruit blijkt dat de inspiratiebronnen van A.D. niet enkel bij ons, maar evenzeer buiten onze grenzen werden aangeboord. Het voorwoord van het boek werd geschreven door Joris Minne, oudleraar van André Delbaere. Er zijn verder nog interessante bijdragen uit Buenos Aires en Argentinië resp. van Leo Poppe en Jean Azema. Land waarin André Delbaere het grootste deel van zijn professioneel leven doorbracht. En voor wat het boek zelf betreft vermelden we nog volgende gegevens: Grafische Vormgeving: André Delbaere. Fotografie: Roger Buysse. Kleurselecties: Fotogravure Deckmyn, Roeselare. Zetwerk, druk- en bindwerk: Drukkerij Concordia, Roeselare. H.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jo Gisekin,Als in een zwijgend laken. Gedichten over liefde, 1984, Lannoo/Tielt/Weesp, reeks De Golfbreker, 220 × 140 mm, 45 blz., gen. 350 fr. - Hoewel thematisch gebonden is ‘dit hooglied aan de liefde’ toch verweven met alles in en van het leven. De bundel lijkt als het ware bezaaid met frisse, onverwachte metaforen. De stijl heeft een ongebonden karakter maar blijft ritmisch vloeiend. Spijts de afwezigheid van nadrukkelijke diepzinnigheid blijkt deze intimistische poëzie niet altijd zo doorzichtig en noopt zij tot herlezen. Bij het persoonlijke uitzeggen van zeer eigen gevoelens (‘ik zit met mezelf aan tafel’) schildert de dichteres een poëtisch zelfportret. De sensitieve stroom die het geheel van deze cyclische poëzie doorvloeit, mondt uit in het heerlijke slotgedicht, waarvan hier de eerste strofe: ‘Daarna/ hebben wij het raam gesloten/ de ontroering/ als een zijden zakdoek/ kuis tussen ons gespreid’. R.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Guido Gezelle,Bidden met Guido Gezelle. Keuze en inleiding door Piet Thomas, 1985, Lannoo/Tielt en Roularta/Roeselare, 250 × 160 mm, 144 blz., geb. 498 fr. (besteladres: Roularta Lezersservice, Meiboomlaan 33, 8800 Roeselare, brk.0010665127-74. - In samenwerking met de Lions Club Roeselare bezorgde Piet Thomas dit voorbeeldige ‘gebedenboek’: vanwege samenstellerinleider en uitgever is het een hulde aan Gezelle, die in zovele gedichten écht gebeden heeft. In de inleiding geeft Prof. Thomas enkele fundamentele gedachten over ‘dichten en bidden’; daarop volgt een parafraserende en vaak actualiserende beschouwing over de opgenomen gedichten, één na één; op ‘gezag’ zal men geen gedichten ‘mooi’ vinden, maar sommige vingerwijzingen kunnen onvermoede horizonten openen, ze kunnen bij de lectuur een waardevolle handleiding zijn. In acht groepen werden telkens gedichten met eenzelfde grondhouding of eenzelfde thema bijeengebracht, chronologisch gerangschikt, zodat voor de aandachtige lezer ook iets van Gezelles evolutie bespeurbaar wordt. Behalve 10 motto's werden ook 76 gedichten opgenomen, bekende maar ook verschillende minder bekende, die in de context volkomen passen. Op vijf na zijn alle stukken, mét de verklarende noten, ontleend aan de nieuwste uitgave van Gezelles Verzameld Dichtwerk, die verschijnt o.l.v. Prof. Dr. J. Boets, een afhankelijkheid die trouwens uitdrukkelijk wordt gesignaleerd (blz. 143); aldus is deze uitgave tevens een bewijs van de hoge waardering voor de nieuwe (en op 2 dln na voltooide) uitgave, die (verwonderlijk genoeg) als V.G. werd aangeduid! Wel vraag ik me af, of het voor een uitgave als deze ‘bloemlezing’ niet beter ware geweest, de teksten in de huidige spelling te geven, althans wat e/ee enz., sch/s betreft: het woordbeeld zou de moderne lezer zeker meer vertrouwd zijn geweest; dat daarbij problemen rijzen, daarvan ben ik me ten zeerste bewust. Met deze uitgave bezorgden samensteller en drukker-uitgever een mooi, waardevol, poëtisch boek, dat in dank wordt verwelkomd! G.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Anton Van Wilderode,Dienstbaar het woord. Toespraken en teksten samengesteld en ingeleid door Rudolf van de Perre, 1985, Lannoo/Tielt/Weesp, geïll. met portr. ets door Raf Coorevits, 230 × 155 mm, 384 blz., gen. 798 fr. - Deze uitgave groeide met en uit de voorbereiding van het dubbelnummer van Vlaanderen (196-197), dat verscheen n.a.v. de 65 ste verjaardag van Anton van Wilderode. De waarde van en de waardering voor de talrijke en op een paar na nog ongepubliceerde toespraken en bijdragen dwong haast tot een bundeling: dit boek bevat een selectie van 14 ‘toespraken’, 19 ‘homilieën’ en 3 dramatische teksten. Rudolf van de Perre schreef hiervoor een uitvoerige inleiding (blz. 7-46): een klare en indringende studie van leven en werk van de dichter, de romantische, weemoedige ‘ziener’ die getuigde ‘Ik adem mijn eigen aarde’ (tevens de titel door R. van de Perre gekozen voor zijn inleiding, een hoogst-waardevol essay). Velen die Van Wilderode gehoord hebben zullen zich verheugen over dit boek, dat de gelegenheid biedt die toespraken en lezingen opnieuw te ‘horen’ en rustig te overwegen; telkens zal hij getroffen worden door de verantwoorde, persoonlijke visie en ontleding van werk, werkzaamheid of identiteit van de herdachte, gehuldigde of betreurde: Anton van Wilderode is hier de ‘lerende redenaar’, een orator docens die inleidt tot een beter begrip van zovele groten in Vlaanderen (en van de ‘Vader van het Avondland’). Voor de kennis van de christen-Vlaamse dichter en mens Van Wilderode is deze uitgave - zoveel bewijzen van ‘dienstbaarheid’ - onmisbaar: wellicht immers tekent een mens zichzelf het duidelijkst met woorden die hij over anderen schrijft! De drie eveneens opgenomen dramatische teksten, poëtisch, visionair en meditatief, vullen de verzameling op een gelukkige wijze aan en doen uitzien naar méér. G.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Philips van Marnix (van Sint-Aldegonde),Het Boeck der Psalmen Davids, Ingeleid door Jef Sterck en Ad den Besten, 1985, uitg. Gert-Jan Buitink i.s.m. B-Promotion, Frankrijklei 49, Antwerpen, fotografische heruitgave, 155 × 100 mm, blz. niet gepagineerd (32 + 432), gebonden 750 fr (+ 27 portkosten) - De herdenking van de val van Antwerpen (1585) was de geschikte aanleiding om ook aandacht te besteden aan de buitenburgemeester die de overgave ondertekende: Philips van Marnix, heer van Sint-Aldegonde (1540-1598). In de literatuurgeschiedenis is deze geen onbekende, zowel om zijn proza (De Biëncorf der H. Roomscher Kercke, 1569) als om zijn poëzie, vooral dan zijn psalmberijming; die vertaling werd weliswaar niet de gebruikelijke in de reformatorische gemeenten, dat bleef die van de andere Zuidnederlander Petrus Dathenus, maar haar dichterlijke waarde werd algemeen erkend en hoger geschat dan die van zijn voorganger. De eerste druk van Marnix' berijming verscheen te Antwerpen in 1580; ze werd nadien nog tweemaal uitgegeven te Middelburg (1591-1617); in 1617 bracht de bekende L. Elsevier te Leiden een editie, door de auteur nog voor zijn dood ‘overgesien, ende op ontallicke plaetsen verbetert’; hiervan verscheen een nieuwe uitgave in 1647, nog een in 1871 en 1971 en thans werd ook daarvan nog een nieuwe uitgave aangekondigd. Het hier besproken werk is een fotografische herdruk van de allereerste editie. De uitgever Gert-Jan Buitink schreef een informatieve beschouwing over het boek - met weleens onjuiste citaten - en met een gedeeltelijke overname van Pr. Arents' bibliografische beschrijving. Twee Marnix-kenners leiden het werk in: J. Sterck schreef over ‘De Christen Marnix’, Ad den Besten over ‘Marnix als dichter’: Sterck wijst op ‘de strijd van de christen man met de pen’ en maakt duidelijk hoezeer ‘niet de politieke Marnix' godsdienst bepaalde, maar wel de godsdienst de politiek richtte’, het is een voortreffelijke en overtuigende schets van ‘de grote christen Philips van Marnix’. Den Besten, die in zijn doctorale dissertatie Wilhelmus van Nassouwe (1983) bewijsgronden had aangevoerd voor zijn stelling, dat Marnix de dichter van dat lied is, voert hier nog andere redenen aan en wijst op Marnix' grote verdienste inzake versbehandeling: in zijn psalmberijming heeft Marnix consequent het alternerende vers gehanteerd (de regelmatige afwisseling van sterke met zwakke of nietbeklemtoonde lettergrepen) en het aldus in de Nederlandse dichtkunst ingeburgerd; ook stelt Den Besten een bundeling van Marnix' poëtisch werk in het vooruitzicht. Beide inleidingen geven in een zeer beknopt bestek een waardevol inzicht in wezen en werk van Marnix; ze zijn het herlezen waard. De psalmberijming (mét de melodieën) is gedrukt in gotische letter; dat is uiteraard geen moeilijkheid voor wie enigszins vertrouwd is met oudere drukken; maar elke belangstellende zal er na enkele bladzijden spoedig mee vertrouwd geraken en Marnix' berijming loont de moeite van die inspanning. Al wie zich interesseert voor de cultuur- en religiegeschiedenis zal de uitgever dankbaar zijn voor deze heruitgave. Een suggestie: zou een gelijkaardige editie van b.v. Het Prieel der Gheestelijcke Melodie (Brugge 1609; Antwerpen 1617), het belangrijkste contra-reformatorische liedboek, niet mogelijk zijn? - Terloops wijs ik erop dat in het mij toegezonden exemplaar de blz. M ij vo-M iij tweemaal voorkomt en dat blz. Z ij vo-Z iij ontbreekt. Ook in het gereproduceerde exemplaar? En staat daar de paginasignatur (A enz.) ook op de verso-zijde? Dit laatste is overigens helemaal geen hinder voor de mooie editie. G.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Omkijken naar Ernest Claes, 1885-1985,samengesteld door Jan Van Hemelrijck, 1985, Ernest Claesgenootschap / Winksele-Lannoo / Tielt, geïll. met tekeningen van Leo Fabri en foto's, 280 × 240 mm, 198 blz., geb. 1500 fr. - Een prachtig boek, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rijkelijk en feestelijk geïllustreerd met tekeningen van Leo Fabri, met sier- en hoofdletters, met foto's; bovendien: fraaie en aangename druk. Reeds om de inzet is het boek de moeite van het bezitten waard: Claes' vroege novelle Wroetersleven, ingeleid door André Demedts; elke bladzijde van die novelle bewijst de invloed van Streuvels in die periode; terecht wijst Demedts erop dat Claes toch anders was. Dan volgen de vele ‘omkijkende’ bijdragen van vrienden en bekenden: enkele ‘instructieve’ artikelen, enkele anekdoten (uit de talloze die over Claes de ronde doen!), getuigenissen, beschouwingen, karakteriseringen (waaronder ook ‘wrange’, maar meestal zijn ze waarderend); in sommige bijdragen wordt ook aandacht gewijd aan Stefanie Claes-Vetter, waardoor de schrijfster uit de schaduw van haar echtgenoot treedt. Ongaarne zal men hier een paar ‘omkijkers’ missen: o.a. de familie Streuvels, en een Kempisch getuigenis; Nest Claes zou er wellicht zelf hoogstverwonderd om geweest zijn! Niet zonder enige ontgoocheling zal de lezer vernemen, dat de ‘uitgegeven dagboeken in vorm en inhoud sterk afwijken van het handschrift’ (blz. 6 en 74, met enkele toch onthutsende voorbeelden blz. 74-79). Het op blz. 124 aangehaalde citaat van de Ier O'Flaharty is een voor de (huidige) appreciatie van auteurs als Claes, Timmermans, Streuvels en anderen behartenswaardige wijsheid: ‘Sommige auteurs herken je meteen, het zijn waanwijze lieden, wier salonbeschaving zich onaangenaam opdringt. Het zijn schrijvers-zonder-meer, hoe groot ook. Maar er zijn anderen, die grote mannen zijn, omdat ze mens zijn en die schrijven als middel om te scheppen. Van deze mensen houd ik. Zij laten je voelen hoe goed het is te leven.’ G.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Stefaan Top e.a.,Komt vrienden, luistert naar mijn lied. Aspecten van de marktzanger in Vlaanderen (1750-1950), 1985, Lannoo/Tielt/Weesp, reeks: Retrospectief, geïll. met zw.-w. foto's, 245 × 205 mm, 191 blz., gen. 695 fr. - De jongere generatie kent de marktzanger wellicht alleen nog uit TV-feuilletons of uit lectuur en van horen-zeggen; zijn verschijning en zijn repertorium op losse ‘vliegende bladen’ behoren tot de geschiedenis; die reikt zeer ver in het verleden. Prof. Top en medewerkers M. Matthys, F. Pelgrims en D. Vanpee (een BTK-project) brengen in dit boek een boeiend en leerrijk overzicht over een periode van twee eeuwen, 1750-1950: vooreerst een uitvoerige behandeling van het onderwerp in zijn vele aspecten en met vele illustraties; het overzicht werd geschreven in een onderhoudende, haast populaire stijl, doorweven met tal van voorbeelden; er wordt ook gewezen op de talrijke onderzoeksthemata en lacunes die wachten op nadere bestudering en op aanvulling. Na de reproducties van een vijftigtal liederen - voorbeelden van de diverse genres - volgt een ‘gecommentarieerde bibliografie’, waarin 395 artikels en werken betreffende het onderwerp beknopt worden besproken. Van de volgende vijf registers is dat van de aanvangsregels der marktliederen het indrukwekkendst: 2804 nrs., waarbij dezelfde regels herhaaldelijk in tal van varianten en spellingverschillen voorkomen; het is een lijst die voor elke onderzoeker uitzonderlijk nuttig (en onmisbaar) is; enkele in de inleiding gereproduceerde liederen komen er echter niet in voor: de liederen of fragmenten aangeduid met volgnummer 41, 50, 52, 62, 63, 114, 115, 124 (3 liederen), 128 (2e lied); een verklaring voor die weglating wordt niet gegeven. Zowel in dit register als in dat van de melodieën treft men tal van regels aan die naar liederen uit voorgaande eeuwen schijnen te verwijzen. Het werk is een onmisbare ‘introductie’ en informatiebron voor al wie zich voor het volkslied interesseert. Bovendien is het een rijkelijk geïllustreerde uitgave, waarvoor zowel de verzamelaar als de uitgever dank verdient; dat vele reproducties minder goed leesbaar zijn komt door de aard van het model: vliegende bladen waren nu eenmaal wegwerp-gebruiksgoed. G.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Filip De Pillecijn,Omnibus, Davidsfonds-Leuven, romanreeks nr. 654, 1985, 215 × 130 mm, 511 blz. geb. 495 fr. - Deze De Pillecyn-omnibus bevat: Hans van Malmédy (1935), De Boodschap (1946), Vaandrig Antoon Serjacobs (1953) en Aanvaard het leven (1956), tweemaal een naam, tweemaal een ‘boodschap’ als titel. Drie verhalen spelen zich af in het verleden - vaag symbolisch in het korte De Boodschap -, maar elk verleden is slechts een teken van het heden. De werken verschenen tussen 1935 en 1956 en bestrijken aldus bijna de volledige periode van De Pillecyns literaire werkzaamheid. De samensteller van deze omnibus deed een gelukkige keuze, de lezer ontmoet erin de auteur in zijn romantisch en ‘autobiografisch’ werk, want ook in het verleden transponeert de auteur zijn eigen gevoelens en overtuiging. Uiteraard blijft het geheel een selectie die aanvulling behoeft, maar op elke bladzijde zal de lezer de grote stylist De Pillecyn herkennen die sfeer en geest van heden en verleden op een meesterlijke wijze kon samenbrengen. G.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hubert Van Eygen,Gevangen Gedichten, uitg. Nioba-Lier, 1985, 133 × 205 mm, 44 blz. gen. 150 fr (op rek. 230-0000069-89). - Enkele gedichten, soms epigrammen rond pijn en dood. Zoals de uitgever zelf meegeeft, de gedichten zijn het resultaat van een denkproces. De thema's zijn geordend rond de geactualiseerde onderwerpen van het racisme in Zuid-Afrika en de actie met Amnesty International. Een verdienste op zich. Soms raak en nuchter voorgeschoteld. Ook in de persoonlijke evocaties neemt de dichter afstand van zichzelf, aleens met wat zelfspot. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Frans Van De Velde,Zee-idylle, uitg. in eigen beheer (Kerkstraat 107, 2788 Vrasene), 210 × 297 mm, 12 blz., geniet. - In deze cyclus van 10 sonnetten manifesteert de auteur een welhaast viscerale betrokkenheid met de zee, hetgeen perfect overeenstemt met de titelkeuze. De oerverbondenheid met het maritieme element krijgt een bijna pantheïstische dimensie door de permanente associatie met het goddelijke. De bundel is (ook in strikt etymologische zin) een zuiver religieuze uiting. Hoewel de cyclus slechts 10 sonnetten omvat verraadt het geheel een elliptische bouw waarbij de herzetting van het eindvers als navolgende beginregel de conceptuele eenheid benadrukt. Op vormgebied zijn echter niet alle gedichten van eenzelfde niveau, terwijl ook metrum en rijm bijwijlen mank lopen. Soms slaagt de auteur er niet helemaal in om een dankbare aanzet van de onderscheide kwatrijnen of sextetten (bv. son. IV - Ik waad in zeeën van gepeinzen/en huiver van mijn eigen wrak) op niveau te handhaven. De woordkeuze (vooral van de epitheta) is iets te traditioneel. De bundel blijft evenwel boeien en treffen door zijn weldoende eerlijkheid en de diepe doorvoeldheid van het beledene. C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• W.J.D. V Geet,De rijkswacht tijdens de bezetting 1940-1944, uitg. De Nederlandsche Boekhandel-Kapellen, 1985, zw.-w. illustr., 135 × 215 mm, 238 blz., gen. 595 fr. - In de reeks ‘Mens en Tijd’ van ‘De Nederlandsche Boekhandel’ vormt dit historische essay van Lt.-Kol. W.J.D. Van Geet het vierde nummer. Over acht hoofdstukken (plus epiloog en besluit) en vele tientallen deelhoofdstukken behandelt de auteur een unieke brok oorlogsgeschiedenis. Bibliografie en noten benadrukken de enorme voorstudie en de rijke, in dit boek vervatte, gegevens. Het concept is voortreffelijk en dank zij de stijl van de auteur vormt dit boek een vlot leesbaar en boeiend relaas. Het mag de schrijver als een verdienste worden aangerekend dat hij de aangehaalde feiten steeds sterk objectief en sereen benadert. Uit het relaas blijkt dat de Rijkswacht tijdens de bezetting vóór alles het patriottisme in ere heeft gehouden. De bezetter is er dan ook nooit in geslaagd om volledig vat te krijgen op een door hem in stand gehouden apparaat. Tal van reorganisaties en verordeningen hebben de vaderlandslievende houding van de Rijkswacht niet aangetast, doch hebben veeleer tot nieuwe boycots geleid. De collaboratie binnen het korps bleef voornamelijk beperkt tot ex-Lückenwalde-gevangenen (die vanuit andere wapens naar de Rijkswacht werden overgeheveld) en nieuwkomers (waarvan de collaboratiezucht trouwens niet steeds de regel was). Ook de verzetsactiviteiten van de korpsleden, waarvoor vaak een zware tol werd betaald, komen in dit boek ruim aan bod. De figuur van Lt.-Kol. Van Coppenolle, bevelhebber van de Rijkswacht in oorlogstijd, wordt geschetst in zijn idealisme op het verkeerde ogenblik, zijn gebrek aan soepelheid en de daaruit voortvloeiende problemen voor het korps dat o.m. geen onderscheid mocht maken tussen het ingrijpen tegen de gewone criminaliteit en dat tegen verzetsdaden. Dit uiterst volledige en boeiende boek vult een lacune omdat het op een moedige en objectieve wijze een explosieve materie en een besloten wereld in crisistijd doorlicht. Een aanbeveler... C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jos Philippen,De bedevaartvaantjes van Alfred Ost, Uit. Atlanta-Schaffen, 1985, geïll. met zw.-w. tekeningen, 220 × 170 mm, 55 blz., gen. 495 fr. - Na een portret en een korte biografische inleiding over Alfred Ost onder de titel De verschopte idealist, handelt de auteur op de voor hem bekende, deskundige wijze over een gelegenheidsvaantje van Borgerhout en de drie bedevaartvaantjes die Ost ontwierp. Het betreft de bedevaarten van Hakendover, O.-L.-Vr. van Hanswijk in Mechelen en de H. Machutusverering in Zwijndrecht. Verder is er uit 1922 een herdenkingsvaantje met, ter ere van O.-L.-Vrouw, de voorstelling van een votiefkrans die in voormeld jaar werd gewijd aan de parochie van de H. Familie in Borgerhout, waar Hector Ost, broer van de kunstenaar, toen onderpastoor was. De auteur geeft telkens een iconografische schets met een beknopte voorstelling van het pelgrimsoord. Een zakelijk, precieus boekje met bovendien enige bibliografische notities. F.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Staf Verrept,Wie ben jij, Wanja? uitg. De Dageraad (Perenstraat 13, 2008 Antwerpen), 1985, illustr. van Gijs Mertens, 210 × 135 mm., geb. 350 fr. - Eind augustus kreeg de redactie ‘Wie ben jij, Wanja?’ ter bespreking toegestuurd. Korte tijd nadien overleed de auteur, Staf Verrept, op 64-jarige leeftijd. Laat deze bespreking meteen een hulde zijn aan deze jeugdschrijver | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die voor jongens en meisjes vanaf 12 jar tal van pretentieloze verhalen schreef waarin hij duidelijk stelling nam in tal van hedendaagse problemen. Ook dit verhaal is een aanklacht. Een aanklacht tegen de praktijken van de geheime politie in Polen. Het is echter ook een teken van hoop en geloof in de toekomst. Waarover gaat het boek? In Gdansk, brandpunt van het Poolse arbeidersverzet, leven de Kivorski's. Een verdacht gezin, omwille van het verleden en de vriendschap met een ondergronds leider van de verboden vakbond ‘Solidariteit’. De jonge Stanislaw Kivorski, zijn vrienden Lukasz en Miroslawa staan aan de zijde van hen die de militaire dictatuur bestrijden. De blinde Mikolaj is hun vriend. Maar in welk kamp staat hun leraar Skorga? En wie is Wanja, het mooie meisje met de dure poncho? Dit en heel wat meer, lees je in dit vlotte jeugdboek voor jeugd vanaf 12 jaar. D.V.d.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Rose Gronon,Laatste Tocht (met een analyse door Luc Daems), uitg. De Clauwaert - Leuven, 1985, reeks: Novellenbibliotheek nr. 83, 120 × 195 mm, 68 blz., genaaid - In het najaar van 1984 is Luc Daems op gelukkige wijze in het bezit gekomen van het manuscript van Gronons laatste, ongepubliceerd gebleven novelle, geschreven in mei 1979, kort vóór haar dood. Zij sluit thematisch aan bij het dertien jaar eerder geschreven verhaal De Reis, waarin Gronon afrekent met gebeurtenissen uit haar kinderjaren. Ook Laatste Tocht - L. Daems heeft terecht geopteerd voor deze titel - vertelt over een terugkeer - de laatste - naar het dorp van haar jeugd, met name Marbais, waar ze een pijnlijke jeugdervaring uitbeeldt tegen de achtergrond van de jaarlijkse ‘Processie van het Heilig Kruis’. Verleden en heden, herinnering en realiteit, worden op een haast magischrealistische wijze vervlochten. Hoe aarzelend Gronon op het einde van haar leven tegenover het publiceren stond, wordt eveneens bewezen door het feit dat van deze novelle ook een bewerkte en uitgezuiverde versie in typoscript teruggevonden werd. Zij had hiervoor zelf de titel De Processie gekozen. Luc Daems heeft gezorgd voor de uitgave van beide teksten, samen met een grondige analyse: ‘Naar de kern van een verhaal, de kern van een leven’. Hij bewijst met dit opstel andermaal zijn opmerkelijke vertrouwdheid met en kennis van Gronons oeuvre. Zijn analyse werpt niet alleen verhelderend licht op deze Laatste Tocht, maar ze zal in de toekomst onmisbaar zijn voor de Gronon-studie, waar vroeg of laat toch een begin mee zal moeten gemaakt worden. (rvdp) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Mark Meekers,Wat blijft er nog na woorden?, uitg. Kofschip-Kring vzw - Hilversum/Brussel, 1984, Getijdenreeks nr. 41, omslagtekening van Peter Verdonck, 38 blz., gelijmd 200 BF f 15. - Woorden schieten tekort; ze hinken achter de dingen aan; ze reiken maar ze raken niet. Van deze constatatie vertrekt Mark Meekers in zijn voortreffelijke bundel ‘Wat blijft er nog na woorden?’. Een constatatie die een dichter naar de keel grijpt, want in die optiek kan een gedicht niet meer zijn dan een ‘steriele anneks’ van het ‘avontuurlijke zien’, van het ‘kreatieve kijken’, van de voorwoordelijke' act. ‘Waarom de paringsriten van de parelhoen met zinnen overdoen?’ Waarom de dingen niet gewoon laten spreken in hun innigheid. Gewoon maar ‘kozen’ eerder dan ongelukkig vertalen. Danig gekwetst door de schrijnende verloedering om hem heen en het snijdende besef van de ontoereikendheid van de taal, van de onmondigheid waarmee hij zich uitspreken moet, vreet de dichter zich op ‘tot op de nerven van de twijfel’. In een hoekje van zichzelf blijft hij op zijn spirituele honger. De crisis tekent zich in elk gedicht. Maar wat blijft de dichter dan het woord, zijn enig wapen? ‘Ik ga tot de koude fysika behoren indien ik niet meer in de mogelijkheid van taal en teken zou geloven.’ Het innerlijke elan dat hem drijft om de begrenzing te doorbreken redt hem op het randje van de wanhoop. De ring van de menselijke machteloosheid laat hij zich niet om de vinger schuiven. Hij vlucht de beklemmende beugel, de klaustrofobie, het ghetto van het Nederlands. Hij gaat op zoek ‘naar licht, naar meer, naar verder dan de oorsprong, dan de scherven’. In een euforie van vrijheid ontstijgt hij ‘de dagelijkse zwaartekracht’, ‘het stukje tijd’ dat hij is: ‘... het lichaam is verdwenen: ik word alle ruimten, alle tijden, elk anoniem atoom, ik vlucht naar de wijkplaats van een poëtische randmorene...’ De ‘teugelloze kwelling’ verdwijnt met het doorbreken van de begrenzing. Het gedicht als therapie tegen de pijn wordt overbodig: ‘In het heelal zal ik zover de laan van de liefde gaan dat nooit meer een gedicht geschreven moet zijn.’ Met ‘Wat blijft er nog na woorden?’ vergast Mark Meekers ons op 34 volle, beeldrijke gedichten, waarin hij alle taalregisters opentrekt. Bovendien overleeft zijn poëzie wonderwel binnen de dwingende vorm van het sonnet. Vrijwel nergens doet ze stroef of gekunsteld aan. De rijmen klinken niet gezocht (enkele binnenrijmen als ‘de onafscheidelijke scheiding van het afscheid’ niet te na gesproken). Een voor de geïnteresseerde lezer vlotlezende en beslist genietbare bundel. R.V.A. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Gaston Van Camp,Avonturen bij Baron Pepijn de Pienterste, uitg. Lannoo/Tielt/Weesp, 1985, reeks: Dolfijnboeken, tekeningen van W. Peleman, 125 × 210 mm, 120 blz., gen. 240 fr. - Op weg naar zijn uitgever, heeft de schrijver motorpech. Zoekend naar hulp komt hij terecht op kasteel Minnestreel. Dit oord, waar de tijd stilstaat, wordt bewoond door een aantal wonderlijke figuren zoals de portier Kobe Komkommer, de levende lapjespop en sleutelbewaarder Slark, de geldzuchtige tollenaar Geebee, dokter Pillecijn en uiteraard de (overigens niet direct pientere) baron Pepijn. Deze laatste kampt met moeilijkheden; al gauw blijkt dat Minnestreel door stropers wordt belaagd. Samen met zijn vrouw (die door de kracht van een tovertriangel naar Minnestreel wordt gehaald) zal de schrijver tenslotte niet in een stropers-, maar in een wolvenavontuur worden meegesleept. Na een reeks plezierige verwikkelingen wordt het ondier gedood door Teppe Schiet, de ten onrechte uitgestoten bibliothecaris van het sprookjesslot... tot zover de grote lijn van het verhaal dat sluit op vele happy endings voor alles en iedereen. Op basis van bijzonder stereotiepe sprookjeselementen (het sprookjeskasteel, toverij, de boze wolf enz.) is Gaston van Camp er in geslaagd een uiterst vlot leesbaar verhaal te schrijven. Dat het boek door het gebruik van de oerklassieke sprookjeselementen geen losse flodder is geworden is voornamelijk te danken aan de nimmer aflatende ironie van de auteur. Misschien is deze humor af en toe iets te weinig doorzichtig voor 8 à 9-jarigen, maar het geheel, met zijn fraaie spankracht en een bijzonder aangenaam taalgebruik, verdient beslist alle jeugdige aandacht! C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jaak Stervelynck,Gedichten Misschien, uitg. Huldecomité Henri Vergote-Kortrijk, 1985, geïllustreerd met foto's van Patrick Cambien, 350 fr. - Onder het pseudoniem Jaak Stervelynck debuteerde Henri Vergote op 42-jarige leeftijd in de literaire wereld als romanschrijver. We schreven toen 1962. Op 10 december '85 precies werd hij 65 jaar. Naast romans en novellen schreef hij eveneens toneelstukken en luisterspelen. Sinds jaren presteert hij bijaldien als recensent van theater- en kunstmanifestaties. In samenwerking met anderen leverde hij bijdragen voor monografieën over Anto Diez, Herwig Driesschaert en voor het kunstboek Figuratief Tekenen in Vlaanderen (1984). Naar aanleiding van zijn 65e verjaardag werd hij begin december '85gehuldigd in de lokalen van BBL-zetel Kortrijk waar zijn poëziebundel Gedichten Misschien door een huldecomité aan pers en talrijk opgekomen publiek werd voorgesteld. Die ‘misschien’ vervangen wij enthousiast door ‘zeker’ na de sobere en gevoelsvolle voordracht ervan te hebben beluisterd, op voormelde plechtigheid, door Antigone-actrice Arla Theys. Het huldebetoon werd ingeleid door Fred Germonprez en besloten met een dankwoord van de gevierde zelf. Voor de hoofdbrok van het gebeuren zorgde debuterend romanschrijver Jos Smeyers, Professor Nederlandse Letteren aan de Leuvense Universiteit, met een uitermate interessante analyse van de persoon en het werk van onze vriend Henri. ‘Gedichten Misschien, een confrontatie met een tonaliteit van melancholie. Ware weemoed is het diepe besef van menselijk tekort, het voorbijgaan van mensen en dingen, wetend dat het leven littekens maakt, dat pijn en vreugde samengaan’, aldus Prof. Smeyers. De 24 uitgelezen diamanten zoals de auteur ze wil noemen, worden sfeervol belicht door foto's van Patrick Cambien (schoonzoon van de jawel debuterende dichter!). Deze bundel kan bekomen worden bij de auteur, A. Vanden Abeelelaan 13, 8500 Kortrijk. H.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Julien Van Remoortere,Lannoo's Onthaalgids. Tips voor het gastvrije onthaal, Lannoo/Tielt-Weesp, 1985, geïll. met kleurenfoto's en tekeningen, 110 × 205 mm, 431 blz., geb. 595 fr. - Hoe moet dat nu met dat bestek? Wie wordt nu het eerst geserveerd? Welke wijn bij welke vleesschotel? Wat klaarmaken bij onverwacht bezoek? Hoe loopt een barbecue-party ‘gesmeerd’? Hoe organiseer je een koud buffet? En wat met het feestje voor Jantjes 9de verjaardag? ...Deze en nog honderden andere vragen en vraagjes i.v.m. etiquette, gasten ontvangen, eten serveren, vis- en vleesgerechten, enz. krijgen in dit - makkelijk in de hand liggende - boekje een ant- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord. Uit meerdere steekproeven is me duidelijk geworden dat niets over het hoofd werd gezien en vaak vind je er meer dan je verwacht had. Niet dat alles zo denderend nieuw is, nee, heel wat heb je al elders gelezen, maar het interessante van deze onthaalgids is, dat je het nu functioneel geordend bij elkaar vindt. Het boek telt twee delen: Deel 1 Het weten waard, waarin de etiquette doorgelicht wordt en heel wat weetjes i.v.m. aperitieven, cocktails, wijnen, bier, kazen, koffie en thee en tussendoorse hapjes worden gebundeld. Deel 2 gaat dan uitgebreid in op De praktijk van het onthaal met onderverdelingen over totaal onverwacht bezoek, barbecue-party, fondue-avontje, avondje gourmet, koud buffet, tuinfeest, kinderfeestje, receptie thuis houden en een picknick organiseren. Tot slot nog enkele ‘bijlagen’ over ‘verborgen rijkdom van groenten’, ‘groentenen fruitkalender’ en een viertalig lexicon (N-F-D-E) met culinaire termen. Als je daarbij nog weet dat het boek geïllustreerd is met ruim 100 kleurenfoto's, tekeningen en kaartjes (wijnstreken), dan kunt u best aannemen dat u ‘waar voor uw geld’ krijgt. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Christian-Adolphe Wauters,Mithras. Geschiedenis en wezen van een cultus, uitg. Ankh-Hermes b.v. - Deventer (distributie: Kluwer n.v., Santvoortbeeklaan 21, 2100 Deurne), 1985, geïll. met foto's en tekeningen, 125 × 200 mm, 58 blz., gen. 350 fr. - De Mithrascultus is een opmerkelijke religieuze stroming die vanuit het Oosten via Klein-Azië en zuid-oostelijk Europa tot in onze gewesten is doorgedrongen en zijn sporen heeft nagelaten, vooral in de Romeinse tijd in Nederland en Vlaanderen. Thans worden de rituelen en de gebruiken van deze cultus nog bij de Iraanse Zoroastristen in ere gehouden. In het voorwoord van dit erg verhelderend boekje poneert de auteur dat in het Nederlands taalgebied een synthetisch werk over Mithras ontbreekt en dat daardoor tal van misvattingen over de cultus van Mithras ontstaan zijn. Inspelend op de huidige belangstelling omtrent oude godsdiensten stelt hij de lezer de synthese van zijn Mithras-onderzoek voor. In zes hoofdstukken bespreekt hij achtereenvolgens de oorsprong van de Mithrascultus, de verspreiding, de aanwezigheid van Mithras in beeld en schrift (waarbij de meest frequente iconografische voorstelling die van het stierenoffer is), de Mithrasliturgie, de Mithrasleer en de ondergang van de cultus in onze streken (vooral onder invloed van het Christendom). Uit het gehele werkje blijkt duidelijk dat de auteur getracht heeft ‘Dichtung und Wahrheit’ i.v.m. de Mithrascultus uit elkaar te houden. Een streven waarin hij o.i. volkomen geslaagd is. Zo toont hij duidelijk aan dat de Mithrasgodsdienst geen mensenoffers in praktijk gebracht heeft, ook al willen de tegenstanders dit vaak (met loense middelen) aantonen. Zijn stellingen zijn overtuigend en geven ons de zekerheid dat de auteur zijn bronnenmateriaal beheerst. Het geheel is in een vlot leesbare stijl geschreven en het twintigtal illustraties (veelal op glanzend papier) verhoogt de aantrekkelijkheid van het werk. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jozef Deleu,Groot gezinsverzenboek. 500 gedichten over leven, liefde en dood, uitg. Lannoo/Tielt-Weesp, 1985, 125 × 195 mm, 625 blz., geb. linnenband 990 fr. - Wij vallen beslist in herhaling als wij deze anthologie der Nederlandse gezinslyriek samen met alle voorgaande recensenten opnieuw de hemel inprijzen. Met de eerste uitgave, die wellicht mede een uitstekende editoriale vondst was van de uitgever, is dit groot gezinsverzenboek al die jaren als een ideaal geschenk de boekhandel uitgegaan. Heel terecht trouwens, daar het zijn zowat bibliofiele plaats gerust kon innemen in de huisbibliotheek. Maar de uitstekende en minutieuze sprokkeling van Jozef Deleu, had daarbij ook zoveel rake gevoeligheid en leesbare inhoud, dat gaandeweg het volumineuze werk werd herlezen, ter hand genomen en om de thema's werd geraadpleegd. Vandaar de 3 hernomen drukken en 9 jaar na verschijnen deze 4de herziene uitgave in 1985. Ten behoeve van de belangstellenden en de nieuwe lezers brengen we dan een bondig parallel tussen toen en nu. Jozef Deleu een accurate lezer en verzamelaar wellicht, heeft dan ook grondig werk gemaakt van deze herziene samenstelling. Begonnen bij Gezelle en Gorter, heeft hij deze herdruk degelijk aangepast aan vers talent met goede gezinspoëzie. Een dertigtal nieuwe Noordnederlandse auteurs krijgen hier een bladzijde, samen met een paar Surinamers. Daarvoor moeten slechts een zevental Noordnederlanders de plaats ruimen. Uit Vlaanderen werden 23 nieuwe auteurs opgenomen en zijn er minstens 17 uit de bloemlezing verdwenen. Dit louter ter informatie. Wellicht zal een latere herziening weer een ander beeld geven, maar dan liefst - zijn wij chauvinistisch? - met behoud van het evenwicht tussen Noord en Zuid. Hieruit besluiten wij enkel dat poëzie levend is en teken van haar tijd. We mogen gerust aannemen dat hierbij de kwaliteit nog beslist is toegenomen en dat de samensteller bij een volgende herziening het nog moeilijker zal hebben om het hart vasthoudend zelfs dierbare gedichten en auteurs te laten vallen. Maar varen onder een verjongde vlag is zeewaardig het avontuur ingaan, met risico's te leren en achteraf nog beter in te zien, wie of wat in de boot kan blijven. Ook dit is een verdienste in een vluchtige tijd, waar het geduldig werken is om alles en het vele dat aan poëzie verschijnt te kunnen kennen en onderscheiden. Het ietwat prestigieuze groot gezinsverzenboek van de 1ste druk heeft thans bij zijn 4de uitgave een handig formaat meegekregen op lichter glad papier, zodat het onuitgesproken tot handboek is geworden voor alwie vanuit de nestwarmte van het gezin op zoek gaat naar haar innerlijke ontroering, schoonheid en onvervangbare levenswaarden. Wij zijn er van overtuigd, dat velen nog zichzelf kunnen bedenken met dit hartverwarmend waardevol geschenk. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jooris van Hulle,Patricia Lasoen, uitg. Vereniging W.-Vl. Schrijvers/Torhout, 1985, geïll. met zw.-w. foto's, 135 × 210mm, 48 blz., gen. 150 fr. (bij de boekhandel of via overschrijving op bankrek. 712-1201000-29 van V.W.S., Weidestr. 1, 8100 Torhout). - Bij de V.W.S. verscheen, met de steun van de provincie West-Vlaanderen, in de reeks Monografieën van Westvlaamse Schrijvers, na Jan Schepens, nu een studie over leven en werk van de Brugse nieuwrealistische dichteres Patricia Lasoen. Jooris van Hulle, literair criticus uit Gistel, gaf de essay vorm in vijf delen. Biografische gegevens verwerkte hij onder de titel ‘In alle omstandigheden jezelf blijven’. Het hoofdstuk over haar Ars poëtica luidt ‘Och, er gebeuren dagelijks zovele poëtische dingen’. Verder verkent de auteur de evolutie van Lasoens dichterschap tot haar heel recente bundel ‘De witte binnenkant’ (1985). Een complete bibliografie van en over de dichteres en een fotodocumentatie sluiten de analyses af. Vermelden we tot slot nog dat er bij de V.W.S. monografieën in voorbereiding zijn over Christine D'Haen, Jan Vercammen, Fred Germonprez, Mireille Cottenjé, Paul de Wispelaere, Willy Spillebeen en Jaak Stervelynck. Per jaar worden twee uitgaven (mei en december) vooropgesteld en ons redactielid, Fernand Bonneure neemt de redactie ervan op zich. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken over kunst• Agenda 1986 - Close-upUitgave Stichting Museum Boymans-van Beuningen, P.B. 2277, 3000 CG Rotterdam, 1985, 200 × 215 mm, 50 blz., waarvan de helft volblads kleurenillustraties, spiraalband, 500 fr. - Wie het praktische aan het esthetische wil koppelen, vindt in deze agenda een uitstekend geschenk. Immers deze weekagenda bestaat (afwisselend linker blad, rechter blad) uit een volle pagina agenda-ruimte en een volle pagina voor een reproduktie van een schilderij. De agendabladzijden zijn onderverdeeld in zeven horizontale stroken (van ca. 25 mm), telkens van maandag tot zondag met aanduiding van data, dagen en maanden in het Nederlands en het Engels. De reprodukties op de andere bladzijden brengen 14 schilderijen uit de periode tussen 1400 en 1700 in beeld: eerst een totaal overzicht van het werk, telkens gevolgd door een aantal close-up opnamen van details van dat schilderij. Iedere illustratie is voorzien van een kunsthistorisch commentaar in het Nederlands en het Engels. Deze veertien schilderijen komen alle uit de afdeling ‘Oude Schilderkunst’ van het museum Boymans-van Beuningen. Naast vertrouwde beelden (waarvan de close-ups telkens weer verrassend zijn), vinden we er ook werk van minder bekende kunstenaars. Even op een rijtje: Pieter Jansz Saenredam (De Mariaplaats met de Mariakerk te Utrecht), Hubert en Jan Van Eyck (De drie Maria's aan het graf), Meester van de Inzameling van het Manna (Offerande der Joden), Geertgen tot Sint Jans (De verheerlijking van Maria), Hiëronimus Bosch (St.-Christophorus), Pieter Bruegel de Oude (De Toren van Babel), Titiano Vecello (Jongen met honden in een landschap), Hercules Segers (Landschap), Peter Paul Rubens (De vereniging van Engeland en Schotland), Rembrandt Harmensz van Rijn (De Eendracht van het land), Bartholomeus van der Helst (Abraham del Court en zijn vrouw Maria de Keerssegieter), Abraham van Beyeren (Pronkstilleven), Emanuel de Witte (Interieur met vrouw aan clavecimbel), Jan de Bray (De dochter van Farao ontdekt Mozes in het biezen mandje). In het totaal 56 illustraties in kleur. Achterin de agenda vind je nog een aantal pagina's extra notitie-ruimte, een jaarkalender 1986 en een lijst met de R.K. Feest- en Heiligendagen (jaarcyclus C) en de Israëlitische Feest- en Treurdagen in 5746 en 5747. Met deze agenda kan je wekelijks vanuit je bureau- of luie stoel een ‘ommetje’ maken naar het museum en via de commentaar leer je daarbij een kunstwerk beter bekijken. De kleurweergave van de reprodukties is daarbij van voortreffelijke kwaliteit en maakt van deze ‘Agenda 1986’ een boeiend ‘kijkboek’. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Christa Van Santen & A.J. Hansen,Licht in de Architectuur, uitg. J.H. De Bussy/A'dam, distributie: De Nederlandsche Boekhandel/Kapel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len, geïll. met zw.-w. en kleurenfoto's, 240 × 300mm, 168 blz., gen. 1095 fr. - De auteurs, beiden verbonden aan de Technische Hogeschool Delft, hebben getracht een zo ruim mogelijke benadering te brengen van het gegeven licht in de architectuur. In wezen zijn er twee groepen die zich specifiek met licht in de architectuur bezighouden: de architecten die door een keuze binnen de architectonische compositie licht gaan maatgeven en lichttechnici die binnen hun vakgebied streven naar een optimale technische oplossing van de lichtaanwezigheid. Deze publikatie mikt op beide groepen maar tevens op een ruimer lezerspubliek. Het hoofdstuk ‘Het daglicht in de bouwkunst’ geeft een overvloed aan beeldmateriaal. De bijhorende tekst is echter vrij zwak en geeft geen inzicht in de verschuivingen die er zijn gebeurd in de architectuurontwikkeling betreffende de wisselwerking interieur/exterieur en de gevolgen op de lichtaanwezigheid. Deze verzorgde publikatie zal vooral voldoening geven aan de tweede groep; het wetenschappelijk benaderen van het licht. De meeste hoofdstukken geven informatie over zeer technische aspecten zoals soorten lampen, armaturen, meten en berekenen van licht en bezonningsdiagrammen. De gekozen voorbeelden illustreren dit aspect zeer volledig. Dit boek is zeker geen bijdrage om het licht in de architectuur te begrijpen op basis van een cultuur-historisch standpunt. M.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Herman Stynen,Het Verwoeste Gewest - 15/18 - Mission Dhuicque, uitg. Marc Van de Wiele/Brugge i.s.m. Stichting Monumenten- en Landschapszorg v.z.w./Brussel, 1985, zw.-wit- en kleurenillustraties, 210 × 268 mm, 164 blz., gen., 985 fr. - Gedurende meer dan drie jaar leefde en werkte architect Eugène Dhuicque met zijn medewerkers aan de frontstreek. ‘Mission Dhuicque’ had niet enkel als opdracht kunstvoorwerpen en archieven in veiligheid te brengenmaar ook het onroerend patrimonium op te meten en te fotograferen. In erg moeilijke omstandigheden werd een inventaris opgemaakt van de belangrijkste huizen, kerken, molens, boerderijen enz. in totaal 863 foto's en 171 plannen. In het inleidend en verhelderend essay legt Herman Stynen minder het accent op de grote documentaire waarde dan op de historische betekenis van ‘Mission Dhuicque’. Hij plaatst deze inspanningen binnen het groter verhaal van onze monumentenzorg. De eerste wereldoorlog is een zeer belangrijk moment gebleken voor de monumentenzorg, een confrontatie met de mogelijkheden en vooral met de beperkingen. Ook belicht Stynen de visie van Dhuicque om een ruïne te beschouwen als een ultiem monument bij de wederopbouw, een zienswijze die men echter volledig heeft afgewezen. De publikatie bevat een visuele inventaris van de opmetingstekeningen evenals de integrale tekst uit 1935, waarin Dhuicque zijn visie op monumentenzorg heeft gesynthetiseerd. De hoofdmoot van de publikatie is echter de selectie van ruim tachtig nog nooit eerder gepubliceerde zw.-w. foto's evenals acht unieke en originele kleurenopnamen uit de periode 1915-1918. Niet enkele degenen die geboeid zijn door de geschiedenis van de frontstreek of ons bouwkundig patrimonium in het algemeen zullen deze uitgave zeker waarderen, maar eveneens de geïnteresseerden in fotografie. De zw.-w. foto's zijn prachtig gedrukt in bichromie: een verademing voor het oog opnieuw foto's te zien met een grote diepte! Deze verzorgde uitgave geeft niet enkel een beeld van de ontluisterende realiteit van de oorlog waarin de Westhoek, op vier jaar tijd haar historisch patrimonium verloor, maar wil in de eerste plaats het materiaal uit het archief Dhuicque vastleggen voor de volgende generaties met daarbij de wil het bewustzijn van onze bebouwde omgeving te versterken. M.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• R.H. Marijnissen,Schilderijen: Echt - Fraude - Vals. Moderne onderzoekingsmethoden van de schilderijenexpertise, uitg. Elsevier, Leuvensesteenweg 325, 1940 Woluwe-Zaventem, 1985, 416 blz., zw-w. en kleurenillustr., 270 × 200 mm, geb. 2450 fr. - Reeds vanaf het eerste hoofdstuk, dat handelt over het certificaat, rukt Marijnissen de kunst-dronken lezer alle verblindende sluiers af. Het certificaat, zoals hij het zeer beeldend uitdrukt ‘hoewel steen des aanstoots, nog steeds hoeksteen van de internationale kunst- en antiekhandel’, wordt prompt van zijn fundamenten gehaald. Als ‘verwording’ van een ‘tijdelijke mening’ voor iemand die pretendeert of van wie we verwachten kennis terzake te hebben, biedt het ons geen enkele reële waarborg. Nemen we dan nog in acht dat het stuk niet noodzakelijk ter goeder trouw werd geformuleerd of op zijn beurt later kon vervalst zijn, dan kunnen we het als nagenoeg waardeloos bestempelen. Na deze bikkelharde uiteenzetting, waarin Marijnissen een waarschuwende vinger opsteekt, schijnt hij de verontruste lezer-kunstliefhebber tot bedaren te willen brengen. Echt en vals mogen we niet zien als diametraal tegenover elkaar staande waarden. Tussen een authentiek schilderij van deze of gene en een integrale vervalsing van de hand van een bedrieglijke snoodaard staan diverse categorieën van authenticiteit. Schilderijen van een bepaalde meester werden soms gerealiseerd in samenwerking met het atelier of werden op zijn aanvraag aangevuld door andere kunstenaars, meer bekwaam in een of ander genre... Kortom en bij wijze van voorbeeld: blijkt een voor Rubens doorgaand werk plots niet helemaal of helemaal niet van zijn hand te zijn, dan is het daarom nog geen waardeloze nep! De hoofdbrok van het boek is de zgn. Proeve van methode, bruikbaar bij het beoordelen van schilderijen. Ze omvat een exhaustieve omschrijving van het fysisch onderzoek van een schilderij (drager, aanlegtekening, enz...) alsook een inleiding tot stijl-kritisch en historisch-archeologisch onderzoek. Het boek wordt afgerond met toepassingen van de voorgestelde onderzoeksmethode op een aantal schilderijen. De Vlaamse en Hollandse schilderkunst staan in deze studie centraal. Marijnissens jarenlange omgang met dit werk in zijn functie van adjunct-directeur aan het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, departement Conservatie, garandeert ons een gefundeerde zienswijze op dit deelgebied van de internationale kunst. De vlot geschreven tekst, doorspekt met cynische knipoogjes, samen met de zeer rijke illustratie zullen ongetwijfeld de interesse - en ook wel de verbazing - van ieder die van kunst houdt, weten op te wekken. K.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Geert Bekaert,Verzamelde opstellen. Deel 1: Stapstenen 1950-1965), uitg. Stichting Monumenten- en Landschapszorg vzw, Nijverheidsstraat 23 bus 13, 1040 Brussel (rek. nr. 551-3145900-65), 1985, 160 × 230 mm, 372 blz., gen. 750 fr. geb. 950 fr. - In de maand september verscheen het eerste deel van Geert Bekaerts ‘Verzamelde Opstellen’. Bekaert schrijft reeds meer dan dertig jaar over de meest uiteenlopende aspecten van de kunst en de architectuur. De opstellen zijn al schrijvend ontstaan, onder druk van omstandigheden die om een tekst vroegen. Deze werden hoofdzakelijk gepubliceerd in Streven, De Linie en De Standaard der Letteren. Een groot aantal in dit eerste deel behandelen facetten van de plastische kunst en belichten het werk van o.a. Giacometti, Léger, Klee, Picasso, Delvaux... Ook architectuur komt aan bod in artikels over Le Corbusier, Aalto, Dessauvage, Stynen... Een paar artikels (Art Sacra - 1958 / Zingt voor de heer een nieuw gezang - 1961) belichten zijn zoeken naar een vernieuwde religieuze kunst. Als geen ander heeft hij het fundamenteel zoeken in de religieuze architectuur en kunst weergegeven. Eén der wezentrekken van deze teksten is het verlangen om het onderwerp niet te reduceren tot één bepaalde opvatting of norm. De wereld van Bekaert is niet die van een gesloten denksysteem, maar is een concrete wereld die nooit àf is, die telkens moet vernieuwd worden. Zoals de titel het weergeeft is het geen recht pad; het is echter een tastend zoeken ‘van steen tot steen’, waarin hij naar het wezen der dingen peilt. Een verkenning als een avontuur waarin de lezer zijn gemakkelijk evenwicht dient prijs te geven: ‘de beweeglijke waarheid’ zoals de titel van M. De Koonings inleiding van het boek. Deze teksten zijn niet herschreven, zij werden enkel toevertrouwd aan nieuw papier. Tevens is men verbaasd over de grote produktie van Bekaert; naast de 62 artikels worden nog tientallen andere teksten door de samenstellers vermeld (enkel datum en plaats van publikatie). Niet de huidige bruikbaarheid van de teksten is primordiaal, maar wel de intrinsieke waarde ervan; een verhelderende momentopname van ons recent verleden. In de loop van volgend jaar zal men de drie andere delen uitgeven: ‘Los in de ruimte 1966-1970’, ‘Hierlangs 1971-1979’ en ‘De Kromme Weg 1980-1985’. Deze bundeling van één van Vlaanderens belangrijkste critici is een lovenswaardige uitgave. Een aanbeveling waard! M.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• André Frossard,Het Evangelie volgens Ravenna, uitg. Elsevier - Brussel-Amsterdam, 1985, vertaling: Leentje Vandemeulebroecke, 43 kleuren- en 10 zw-w. illustr., 250 × 290 mm, 117 blz., geb. 1650 fr. - Deze fraaie uitgave is geen wetenschappelijk werk en men moet niet verwachten er b.v. de bindtekens en evolutieve verschillen met de hellenistisch-romeinse of oosterse mozaïeken in uiteengezet te vinden. De schrijver, die een bekeerling is, gaat uit van de theologische veel meer dan van de historische gronden van Ravenna's kunst. Zo kan hij rustig over de negatieve aspecten van een figuur als Galla Placidia glijden, en komt wel eens tot een betwistbare interpretatie of een onnauwkeurigheid. Dit gezegd zijnde: zó moet men schrijven over kunst, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
evocatief, meeslepend, en het tikje overdadige bewondering erbij nemen. De vertaling van de fonkelende tekst van Frossard is uitstekend. De kleuren van de vele illustraties zijn voortreffelijk benaderend, wel laat de weergave van het blauw - de meest fascinerende kleur in Ravenna - te wensen over. Wie dit mooie boek leest wil naar Ravenna gaan of terugkeren. J.v.A. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken• AppelDriem. literair tijdschrift. Red. G. Wulms, Houtstr. 37, 3800 St.-Truiden; abonn. 450 fr. (CJP 400 fr.); rek. 452-5020881-78 t.n.v. Appel, St.-Truiden - 10e jg. nr. 3 (okt. 1985): Voorop prijkt het juryverslag van de 10de Poëzieprijs van St.-Truiden (org. Appel). Men telde 875 ingezonden gedichten, waarvan er 35 werden geselecteerd en gepubliceerd. Prijswinnaar Gerard Berends (Emmen), 2e Victor Vroomkoning en 3e Marc Bruynseraede. André Janssens pleit voor het schrijven, ‘schrijven’, zelfs zonder publiceren. Verder gedichten van o.m. Dirk Tits, Ilse Peys, Gust Faes, Joris Denoo, Steven Wanders en korte verhalen van Jans Nak, Deen Engels, Guido Wulms. Recensies van de dichtbundels van Patrick Conrad (De Vernieling, Manteau), Anton van Wilderode (De Vlinderboom, Lannoo), Marius-Walter (Koren, kaf en kritikasters), G. Droogenbroodt, E. Ottevaere en P. Thomas (Als donkerblauw de avond neerslaat, vertaalde gedichten uit W.-Dtsl., deel 1, Point). Daarna volgt de Prozarubriek, met 10 kapitteltjes. In de Tijdschriftenrubriek (waarvoor de red. in de toekomst minder plaats zal inruimen) worden 7 nummers nogal ruim gerecenseerd en in Kort Informatief werkt men de andere tijdschriften in ijltempo af (waaronder het Adriaan Willaertnummer van ‘Vlaanderen’ in bijna 2 regels!). Tot slot een interview met Nico Dresmé, o.m. ontwerper van boekomslagen. - 10e jg. nr. 4 (dec. 1985): Dit nummer opent met een beschouwend artikel van Ubbo-Derk Hakholt over ‘Talend op de aarde onder de hemel’, waarna Frank Oudmayer het verhaal ‘Een wonder in Schagen’ neerpent. Onder de gepubliceerde gedichten werk van Gery Florizoone, Helena de Vetter, Johan de Wit, Fred Wittenberg, Joris Denoo, Dick Berckenkamp, Miel Vanstreels, Paul Van Leeuwenkamp, Deen Engels en Hans Inne. Volgen dan de Poëzie-, de Proza en de tijdschriftenrubriek met tientallen recensies. De illustratie in dit nummer is beperkt tot twee stuks. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catalogi• Ria Bosman, Paul Gees, Koen VercaemerGele Zaal Noordstar-Boerhaave Gent, 28/4-26/6. - Deze tentoonstelling werd georganiseerd door N.-B. en Amarant. Daan Rau (Amarant) stelde een fijnverzorgde cataloog samen, die hij zelf inleidde. Elk kunstenaar wordt afzonderlijk behandeld met een foto, een biografietje en een kritische tekst met allure, geïllustreerd met een foto en verschillende werken. In het geval van Ria Bosmans is die van Hugo de Boom, die het heeft over ‘subtiele nuances, stilte door onrust, vormacese als uitgangspunt, kleurverschuivingen, estetica van de karigheid’ wat zeer raak is voor R. Bosmans' werk. A.S. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Nieuwpoort-Tentoonstellingen 1985Red. Et. Desaever, Hoofd cult. en toerist. diensten, stadhuis. - Ook dit jaar bracht Nieuwpoort een wijde waaier van artistieke manifestaties. Nieuw is ‘Kunst tussen beiaard en belfort’ (20 juli-17 aug.), het ter beschikkingstellen van het Geeraertplein voor kunstenaars van heden. Verder de traditionele individuele tentoonstellingen in de hal v.h. stadhuis (11), zaal zuid vismijn (6), enz. De cataloog wijdt een bladzijde aan elk der exposanten. Daarnaast zijn er ook de groepstentoonstellingen, concerten, beurzen, herdenkingen e.d. Wij wensen de stad en haar culturele dienst veel succes met hun talloze initiatieven den volke ten bate. A.S. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Los BeatosSamengesteld door Vazquez de Parga (L.), Diaz y Diaz (M.D.), Williams (J.), Mundo (A.M.) & Sanchez Mariana (M.), KB Albert I (Eur. '85 Espana), 1985, 150 p. geïllustr., geb. 1400 fr. (verkrijgbaar in het N./F./Spaans). - Temidden van het glorieuze geheel van de Europalia-Espana-manifestaties bekleedde de tentoonstelling ‘Los Beatos’ beslist een bijzondere plaats; het Europalia-prestige maakte het hier immers mogelijk om, op één plaats, het geheel van deze wereldbefaamde manuscripten samen te brengen. Het gerucht loopt trouwens dat deze allereerste maal meteen de allerlaatste zal zijn. Het fraaie kader van de Nassaukapel was geheel en al ingesteld op dit fijnproeversgebeuren, waarbij zorgvuldig geselecteerde miniatuurbladzijden uit iets meer dan twee dozijn codices door het publiek konden worden bewonderd. Het weergaloze, misschien onverhoopte, succes van deze tentoonstelling viel (ook) af te leiden uit de verkoop van de (in drie talen) verkrijgbare catalogus, die, in weerwil van zijn stevige prijs gretig werd aangekocht. Tekstbelang en druktechnische weelde dekken de vraagprijs trouwens volkomen. ‘Los Beatos’ is de verzamelnaam voor de 9de- tot 13de-eeuwse kopieën van Beatus van Lièbanas achtste-eeuwse commentaar op de Apocalyps. De diverse, in verschillende schriftsoorten gestelde, codices vormen een ware cultuurschat door hun textuele en iconografische traditie. Op tekstgebied bestaat het commentaar van de priester Beatus voornamelijk uit aan oudere auteurs ontleende citaten. Naast de Openbaring behoren ook andere teksten, zoals de ‘Etymologiae’ van Isidorus of Hieronymus' commentaar op het boek Daniël, tot de inhoud van de handschriften. Over de ingewikkelde tekstproblematiek(en) geeft de catalogus uitsluitsel; de tentoonstelling is uiteraard vooral gericht op de schitterende miniaturen. Liefhebbers van het genre konden zich laten boeien door de diverse schrifttypes, die in de catalogus eveneens ruimte bemeten krijgen. Bekend is dat de illustraties zich rijkelijker vernieuwden en ontwikkelden dan de tekst. Constante blijkt dan ook vooral het doel van zoveel iconografische luister: een stimulans te zijn tot bezinning over Johannes' woord... ook al vertonen sommige miniaturen een hang naar secularisatie. Uiteraard is de kleur de eerste blikvanger. In de Beatos-codices dient het coloriet steeds op maximale wijze de expressie, niet alleen door de vaak aanwezige en opvallende kleurstroken, maar bv. ook door de plooivallen van de afgebeelde kledij. Treffend is dat de miniaturisten soms weinig belang schijnen te hebben gehecht aan de visuele realiteit en nog merkwaardiger is dat er, tussen de 9de en 13de eeuw, weinig evolutie steekt in de compositie. Op het vlak van de stilistiek is de ontwikkelingsgang echter overduidelijk. De Beatos-illustraties kenmerken zich door vaak voorkomende, naar het illusionisme toezwemende abstractie, soms gekoppeld aan een manifeste voorkeur voor symmetrischgeometrische figuren. Het bepalen van invloedssferen blijkt complex. De registervormige achtergronden en de initialen refereren herhaaldelijk naar de Karolingische invloedssfeer, maar verwijzen in hun randversiering soms evenzeer naar het arabische schrift en de koefische sierfriezen. Of men dit mengsel van christelijke en arabische invloeden zomaar als ‘mozarabisch’ kan beschouwen blijft twijfelachtig. Romaanse en Byzantijnse elementen (vooral in de weergave van architectonische gegevens) zijn eveneens aan de orde; als noemers blijken zij echter te algemeen. Elke codex zou individueel moeten benaderd worden om de exacte invloeden te kunnen determineren; niet de taak van een tentoonstellingsbezoeker, die echter wel onderscheiden stromingen zal onderkennen. Gelukkig gaat de catalogus dieper op deze materie in. ‘Los Beatos’ was een complexe tentoonstelling die zich uitdrukkelijk beriep op de eruditie, het onderscheidingsvermogen (en ergens ook de zelfcreativiteit) van de beschouwer, maar hierbij zichzelf terugschonk als een volstrekte bron van schoonheid en sterk bevredigd, zowel door de buiten-picturale (de soms weergaloze dramatiek!) als de zuiver-beeldende elementen. De reeds vaker geciteerde catalogus is al bijna net zo uniek als de tentoonstelling. C.-A.W.
De recensies werden geschreven door:
|
|