Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 34
(1985)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdNieuw werk poezie & proza• Guido Van Puyenbroeck,Tegen de stroom op, Davidsfonds-Leuven, Kinder- en Jeugdreeks, 1985, 125 × 200 mm, 131 blz., ingenaaid 195 fr. (ledenprijs). - In ‘Tegen de stroom op’ wordt de jeugdige lezer geconfronteerd met sociale wantoestanden in het zuiden van Italië, waar Enzo Magrone door een grootgrondbezitter wordt uitgebuit en kinderen als slaven worden verkocht. Er gebeurt heel wat in dit spannend verhaal zoals de opstand van Benito die later door de opzichter Fausto wordt vermoord. Tegen al het onrecht staat toch iemand op nl. onderzoeksrechter Spadone, die zich in de politiek werpt en ook zal verkozen worden. Maar vooraleer hij zijn politieke triomf zal beleven, wordt zijn dochtertje gegijzeld. Hoe ze wordt gered verraden we niet. Guido Van Puyenbroeck heeft een levendig verhaal geschreven dat het jonge volkje stellig zal boeien. Fr. G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Lia Barbiers,Een merel luister, uitg. Kofschip Kring, Zellik, Getijdenreeks nr. 46, 1984, 130 × 210 mm, 28 blz., gen. 200 BF/15 fl. - Een fraai uitgegeven bundeltje haikoe's. In 4 afdelingen over de 4 seizoenen lezen we eerst drie keer 23 haikoe's (zeventien lettergrepige) en een keer 27 haikoe's. Het zijn fijne toetsen uit de natuur, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die even opflitsen in hun eigen poëtische zegging en die naar mijn oordeel, zelf aanzet kunnen zijn voor wat meer uitgebreide poëzie. Zij trachten het vertederende beeld van de natuurwaarneming te verbinden met een kleine of plotse innerlijke ervaring. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Sine van Mol-Vandekeybus,Zacht gezegd, uitg. Kofschip-Kring, Zellik, 1984, Getijdenreeks nr. 42, 1984, 130 × 210 mm, 40 blz., gen. 200 BF/15 fl. - Een van de beste bundels uit de gehele ‘Getijdenreeks’ van de uitgever. ‘Zacht gezegd’ is alles behalve, zoeterig sentiment, maar viriele evocatie van het eeuwig gevecht tot wederzijdse ontmoeting van geliefden. Twee van de drie cycli: ‘De leegte waarin ik woon’ - ‘breekpunt’ - ‘herademing’ zijn voorafgegaan door een visuele bladzijde overgenomen uit ‘De feesten van angst en pijn’ van Paul van Ostayen. Het overtuigt al dadelijk de lezer, dat hij heel diep terecht komt in de dansende onmogelijkheid van de relatie, in de ervaring van de onmacht elkaar te benaderen, laat staan elkaar te bewonen. In een fijn uitgesmede taal, stijl- en klankzuiver, heldere en gedegen verwoording, aangenaam ritme en klankspreiding, heeft de dichteres met haar scheppingsvermogen gestalte gegeven aan de ervaring van de leegte, die zij niet negatief ervaart, maar tracht om te buigen tot een nieuwe andere waarde. (blz. 14 - want vreemd is de draagkracht/van de leegte waarin ik woon). Fijne beeldspraak als p. 20: gedachten,/zoals geschuurde keien/in geduldig water/eindeloos betast/ geven de bundel zijn grote allure. Ik citeer nog uit de tweede afdeling ‘breekpunt’, tot leesgenot: zwijgend gaan wij,/een woord zou ons verraden./er is geen haast/alleen de angst is/mateloos aanwezig/omdat wij vallend als in een droom/misschien het einddoel/nooit bereiken. Zuivere verfijnde poëzie. Haal de bundel beslist uit de hele reeks naar boven. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Mireille Hugaert & Ugo Verbeke,Een droom van tederheid, uitg. Kofschip-Kring (Vinkenlaan 11, 1730 Zellik), Getijdenreeks nr. 53, 1985, 45 blz., gen. 300 fr. / 22 fl. - De emoties die een tiener innerlijk zo overhoop kunnen halen, die op zolderkamertjes, op kattebelletjes, met een koekebroodhart en vochtige ogen worden neergepend ‘zeeën verdriet en bergen van pijn zonder woorden’ (m) worden later als verborgen littekens meegedragen. De zachtste mensen bewaren ze schroomvol als relikwieën. Bijwijlen groeien ze op met de vinnigheid van sluimerende as. In zo'n ‘nostalgische reflex’ (u), vinden Mireille Hugaert en Ugo Verbeke op een merkwaardige manier de golflengte van hun adolescentie terug. In ‘een droom van tederheid’ schreien ze zich even weg uit de computertijd, uit ‘deze kale wereld’ (u). Ze sluipen terug in de wakkere warmte, in de tere huid, in de pijn van hun tienerziel. De vrouw en de man, het meisje en de knaap schrijven zich naar elkaar toe ‘zoals vingers vingers raken’ (m). Sentimentaliteit en rijpe gedachten kruisen elkaar in elk gedicht: ‘zoeken naar die ene hand/die door je haar wil strelen/die krampen uit je lichaam tilt...’ (m). ‘Ik slaak hulpeloze kreten/in het niemandsland/en zoek naar/een toegestoken hand/die je uit liefde/optrekt uit de moer/die je teder wast...’ (u). We herkennen onszelf in de tiener, die wegwil uit zijn vel: ‘Waarom ben ik/ik/waarom niet jij/of hij of zij...’ (m) en in de volwassene die zich bevraagt: ‘Wie ben ik/die ik ben/in deze kale wereld...’ (u). Naarmate de bundel vordert graven de beide dichters dieper: ‘Tederheid is de andere dimensie/weten zonder zoeken/voelen zonder raken’ (m) ‘een poëzie/van polychronisch verlangen/naar het ongrijpbare/dat veroverd wil worden’ (u). De koelheid, de schrille schreeuw wordt stilaan overstegen. Het spreken zonder woorden, de stilte overwint: ‘Met stilte penseel ik/je naam en je zijn/over de pijn/en de kilte/in mijn dromen. (m). Overleven betekent gelouterd uit het gevecht (waar stilte verdriet is) terugkeren in ‘de geborgenheid waar stilte rust is’ (u). ‘Een droom van tederheid’ is een toegankelijke bundel om te lezen in de stilste uurtjes, als de dag dichtglijdt, als de kinderen slapen en je vrouw wegdommelt op de andere wang van de canapé. Terugglijden en ‘alleen/in onvermogen/eenzaamheid binnenste buiten huilen’ (m). JvM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Wilfried De Boeck,Om de eenzaamheid zal ik er binnengaan, uitg. Kofschip-Kring, Zellik, Getijdenreeks nr. 56, 1985, geïllustr., 32 blz., 200 fr./15 fl. - Een debuutbundeltje met 18 gedichten. Het ‘binnengaan’ uit de titel slaat op het dichter worden. Uiteraard voel je nog het overgeërfde taalgebruik uit het poëtisch jargon: ik heb het... gezien; hoe iedere morgen breekt; waarin pijn de uren telt; en weende/om het eenzaam zijn; in de verte sterft een kreet, grijpbaar is hier de stilte. Gezond in dit debuut lijkt me een zeker evenwicht en het feit dat de uitgesproken ervaringen een zintuigelijke wortel hebben. J.d.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Eric Derluyn,Loper op een helling, uitg. Leuvense Schrijversaktie (Guldensporenlaan 85, 3200 Kessel-Lo), Leuvense cahiers nr. 50, 1985, 120×210 mm, 108 blz., gen. 360 fr. - Met deze bundel, en vooral met de afdeling die de titel geeft aan het hele werk, heeft de dichter sterke poëzie geschreven. Hier is binnen de brede greep van de volzin en de uitwerking van een dieper gevoel waarin de nuanceringen afgewerkt worden tot verfijning, een echt talent aan het woord. Wie de moeite neemt deze niet zo toegeeflijke poëzie in haar eigen ritme te aanvaarden, zal trouwens voldoende afwisseling vinden, niet alleen op het niveau van de thematiek. Ik vind het poëzie die diep doordringt tot de lezer in de mate dat hij zelf deze relatie niet uit de weg gaat. Een gevoelig dichterschap dat niet verijlt tot louter stemming. Een belangrijke en lezenswaardige bundel die ik overtuigd aanbeveel. J.d.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Pieter Aerts,Omdat je lichaam verder praat, Leuvense cahiers nr. 51, Leuvense schrijversaktie (Guldensporenlaan 85, 3200 Kessel-Lo), 1985, geïll. met grafiek van Eline 't Sant, 140 × 210 mm, 64 blz., gen. 240 fr. - Pieter Aerts heeft in de jongste dertig jaar een poëtisch oeuvre opgebouwd dat werd vastgelegd in negen bundels. Dit is zijn tiende bundel en hij concentreert niet alleen de thematische inhoud die over het hele oeuvre verspreid ligt, maar biedt ook een samenhangend beeld van Aerts' poëtica. Aerts is de bezinger van de liefde in een open, heldere, toegankelijke taal. Deze bundel, verwoord in drie cyclussen, is een intieme, zuivere meditatie over leven en dood. In de derde cyclus, ‘Waar er een ander uitzicht is’, de beste van de bundel, bereikt de dichter, met weinig eenvoudige woorden, een diepe spanning die zich ontlaadt in enkele bijzonder geslaagde gedichten, zoals ‘Mijn riemen roeien waar jij rust’ en vooral het laatste gedicht van de hele bundel (p. 48) ‘Ik heb je altijd bijgewoond’. Met deze tiende bundel brengt Aerts de bevestiging van zijn persoonlijk talent. Zijn gedichten hadden betere illustraties verdiend dan het drietal probeersels die de bundel nu ontsieren; de prent op het omslag staat omgekeerd afgedrukt. Het boek bevat ook (10 blz.) een overzicht van de publikaties van de Leuvense Schrijversaktie. F.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Bert Aerts,Het Mysterie van Heilo, uitg. in eigen beheer (Berendries 98, 1520 Halle), 1979, gen. 120 fr. (storten op rek. 000-0498252-60) - In ‘Het mysterie van Heilo’ van Bert Aerts, ons beter bekend als de advocaat in de T.V.-serie ‘Beschuldigde, sta op’, wordt ons het verhaal gebracht van een ontdekkingstocht door drie geeen ciborie en kelk. Er is geen twijfel dat het om een verbergen van gestolen kostbaarheden gaat en de kinderen gaan hun avontuur vertellen aan pastoor Winters en doen ook navraag bij de gemeentesecretaris. Een ring is getekend Jan aan Catharina 21 okt. 1880. Bij nader onderzoek blijkt de vrouw vermoord te zijn zonder dat de dader ooit werd ontdekt. Op het toneel verschijnt nog een kluizenaar, die eigenlijk onder een valse naam als zonderling leeft maar als de moordenaar wordt ontmaskerd. Natuurlijk wordt hij niet zonder moeite gearresteerd. Maar het zou Albert Aerts niet zijn om toch medelijden te hebben met die moordenaar die nooit de geborgenheid van een normaal gezinsleven kende. Na vijftien jaar komt hij vrij en zal zijn laatste jaren slijten als broeder-portier in een klooster. ‘Het mysterie van Heilo’ is een knap geschreven verhaal, vol spanning en dat stellig de jeugd van 12 tot 14 jaar zal boeien. Tot slot vermelden we nog graag dat de opbrengst van de verkoop van dit boek geschonken wordt aan ‘Melaatsenzorg’ van de Witte Zusters in Burundi. Fr.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Julien Van Remoortere,Wandelen door Vlaamse Ardennen en Heuvelland, uitg. Lannoo-Tielt/Weesp, Lannoo's dicht-bij-huis Gidsen, 1985, geïll. met 30 kaarten, 120 × 210 mm, 155 blz., paperback 398 fr. - Met Julien Van Remoortere wandelen langs de voornaamste heuvelrijen in het zuiden van de provincies Oost- en West-Vlaanderen is in deze editie op verkenning gaan ten zuiden van Ieper en tussen Oudenaarde en Ronse. De Vlaamse Ardennen worden in 22 routes langs en doorheen kleine dorpjes afgewandeld. Telkens geeft de auteur een overzicht met gegevens omtrent duur van de wandeling, parkeren, beschrijving van de wandelroute met aandacht voor historiek, folklore, architecturale en landschappelijke merkwaardigheden. In zijn tocht door het Heuvelland biedt hij de lezer 8 wandelingen aan waarbij hij ondermeer verwijst naar militaire begraafplaatsen uit beide wereldoorlogen. In dit Vlaamse Heuvelland met weinig industrie, bleven de meeste dorpen op mensenmaat. Toch vestigt Van Remoortere terecht de aandacht op een soms te ordeloze mengeling van oud en nieuw, van authentieke landelijkheid en van nepbouw of -verbouwing, al dan niet voor vakantie- of weekendverblijf in deze prachtige natuur. Al bij al een aanrader voor wie van Vlaanderens' natuurschoon al wandelend wil genieten. W.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Wies Moens - GedenkboekGebundeld en ingeleid door Erik Verstraete, uitg. Danthe, St.-Niklaas, 1984, geïll., 475 blz., geb. 1100 fr. - In 1973 verscheen van Erik Verstraete in de reeks ‘Ontmoetingen’ een monografie gewijd aan de Vlaams-nationalistische gigant Wies Moens. De studie is sedert jaren uitverkocht, maar door tal van omstandigheden werd een herdruk steeds weer uitgesteld. Wanneer diezelfde Erik Verstraete, in samenwerking met Arthur de Bruyne en Karel Dillen, de grondslagen legde voor een gedenkboek Wies Moens, lag het voor de hand dat zijn waardevol essay - bijgewerkt en aangevuld - daarin opnieuw een onderdak zou krijgen. De nu verschenen posthume huldeblijk aan de in 1982 in Nederland overleden dichter en voorman is een luxueus en fraai geschenk geworden, niet enkel voor de intieme vrienden van de betreurde banneling, maar voor allen die begaan zijn met de toch zo moeizame bewustwording van het Vlaamse volk. Verstraetes uitgebreide biografische verkenning en zijn panoramische rondvlucht over het poëtische landschap van de dichter Moens, vormen ongetwijfeld de ruggegraat van het boek. Daarbij verwijst de auteur naar de nadrukkelijke relatie tussen leven en werk maar toont bovendien overtuigend aan dat er continuïteit bestaat in de ontwikkeling van Moens dichterschap. Het gedrevenzijn door nationale, sociale en religieuze bewogenheid loopt vanuit het humanitair-expressionisme, over een periode van volkse getuigenislyriek, als een rode draad naar de latere tijd van ballingschap. Voor de uitwerking van diverse andere facetten van Wies Moens' veelzijdige persoonlijkheid heeft Erik Verstraete een beroep kunnen doen op de medewerking en het getuigenis van een schare vrienden en gelijkgezinden. Een behandeling van alle bijdragen van de 21 co-auteurs is dan ook - jammer genoeg - onmogelijk: mijn noodzakelijke selectie berust uiteraard op persoonlijke voorkeur. Vooral omwille van hun spontaneïteit hebben me de stukken aangesproken van Hans Roest over Moens in Noord-Nederland, dat van Rik Jacobs over de betrokkenheid van Wies Moens bij het renouveau van het Vlaams Volkstoneel, en dat van Paul Haimon over Moens' optreden op ‘Rolduc’. Ook de bijdrage van Anton Van Wilderode die de figuur van Wies Moens belicht enkel doorheen twee gedichten is bepaald geslaagd. In een stevig essay vraagt Piet Tommissen zich af in hoeverre Moens heraut was van de revolutie van rechts in Vlaanderen: na een nauwgezet onderzoek van het begrip ‘volk’, situeert hij hem in de brede conservatief-revolutionaire stroming. Maar ook het opstel van Marcel Brauns, die Moens bespreekt als Rooms-Katholiek dichter (en hem bestempelt als een antiklerikaal, antimodernistisch katholiek... met een rotsvast geloof!), blijkt méér dan de moeite waard. Karel Dillen onderzoekt op zijn beurt vanuit het onderscheid tussen ‘literaat’ en ‘dichter’, hoe Moens als dichter het militante nationalisme, als sacrale taak heeft beschouwd. Beslist lezenswaard trouwens is precies ook het stuk van Arthur de Bruyne over Wies Moens als strijdbare Vlaming: ondanks misverstanden en onbegrip in eigen gelederen bleef zijn beginselvastheid overeind. Speciale aandacht tenslotte verdient ‘Het memorandum gericht aan de Engelse instanties’, qua belangrijkheid een document van allereerste orde. Het is een verdedigingsgeschrift voor allen die geloofden in een nieuwe orde en werd door Moens opgesteld nog in 1944. Meteen geeft het echter een uitstekende kijk op wat hijzelf betrachtte, en toont het aan hoe hij oorzaak en gevolg van de Vlaamse strijd inschatte. Een selectie van een veertigtal gedichten uit Moens' werk en een degelijke bibliografie sluiten het boek af. In zijn inleiding schreef Erik Verstraete dat het ‘Gedenkboek Wies Moens’ geen volledige wetenschappelijke studie beoogde te zijn. En inderdaad, de tijd moet nog enige afstand scheppen. Het grote enthousiasme van Verstraete heeft met deze publikatie echter een massa documentatie aangedragen en daardoor een belangrijk stuk cultuurgoed voor wegzinken in vergetelheid behoed. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Germain Droogenbroodt,Veertig aan de wand, uitg. Point (Brusselse Stwg. 358, 9402 Ninove), 1985, reeks Point 4, illustr. van Giacomo Manzu, 150 × 210 mm, gelijmd, 195 fr. (bij abonnement). - Nummer 4 in de reeks van vijf die jaarlijks per abonnement door de verse uitgeverij Point worden op de markt gebracht, is gewijd aan de poëzie van haar uitgever zelf: Germain Droogenbroodt. Hoewel de lezer geneigd kan zijn, al vlug te denken aan nepotisme, vooral in een reeks, die zich aankondigt als de ambassadeur van goede buitenlandse vertalingen (PO-Int: staat voor Poëzie Internationaal) is deze uitgave een mooie bundel, met goede poëzie van de uitgever. G.B. is de laatste paar jaren plots opgedoken met een neo-romantische frisse verwoording, die meestal in lange volzinnen, maar goed geschikt, met een opvallend evenwichtig verwoorden en klare beeldende taal, erg leesbare verzen brengt. ‘Veertig aan de wand’ lijkt een goede wende in dit leven om de woordkunst grondig te beoefenen. De bundel begint met een cyclus mooie liefdesgedichten waarin de weemoed feller klinkt dan het bloed. In ‘Tekens’ en ‘veertig aan de wand’ leeft de lichte waanzin aan verdriet en haast om de hele wereld te ontmoeten, en de obsessie de ontreddering van deze wereld vooral omwille van de onderdrukking aan te klagen. Argentinië, Libanon, ‘The Day after’ en het apocalyptische beeld van zijn reiservaringen leiden tot vaak fijne gedichten. De laatste ‘reflexies’, puntig als oosterse wijsheid, spreken mij wat minder aan. Dit om vooral te onderlijnen, dat zijn grote zeggingskracht schuil gaat in zijn relatiegedichten. Een mooie bundel, temeer daar Manzu tekent voor de prachtige illustraties. Een zeer verzorgde lay-out en druk maken de bundel sierlijk en aangenaam om lezen. Alleen zag ik liever zulke verzorgde uitgave eerder genaaid, dan gelijmd. Maar dat kan wellicht niet voor de democratische prijs van het jaarabonnement dat 5 bundels biedt voor de prijs van 950 fr. Over ‘Point’ als uitgeverij kunnen wij maar bemoedigend aansluiten bij de redactie die de moed opbrengt wat te willen hefbomen aan de moeilijkheid om goede binnenlandse en buitenlandse poëzie te brengen. Dat deze uitgeverij meer buitenlandse erkenning krijgt dan inheemse dankt zij wellicht aan haar contacten met het buitenland. We hopen alleen dat verder goede Nederlandse kopijen worden aangetrokken om de reeks ook in Vlaanderen enig gezag te geven. Beslist een aanrader voor wie naar goede poëzie zoekt en een ‘abonnement met waarde’ wil onderschrijven. G.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken over kunst• Adriaenssens P., Buckinx B., e.a.,Documenta Belgicae II (Music), texts and visual material by seven contemporary composers, uitg. PMA - Co-editions (B. Oosterlynck, 26, rue de Florival, 5981 Archennes), 1985, geïll. met foto's, tekeningen, muziekvoorbeelden en collages, 205 × 145 mm, 186 blz., gebonden. - In deze tweede Documenta Belgicae-uitgave lichten zeven avant-gardistische Belgische toondichters hun persoonlijke visie op de muzikale en compositorische ervaringen toe. Het documentaire, in het Engels gestelde, werk opent met de bijdrage ‘A short walk with Paul J.’ van Paul Adriaenssens. Een aantal synthetisch en zelfs aforistisch gestelde beschouwingen over muzikale uitvoering en psychè wordt door de auteur aangevuld met de analyse van zeven eigen composities. De bijdrage ‘Curriculum Vitae’ van Boudewijn Buckinx is een, in partituurvorm (stem en altviool) gesteld relaas van 's componisten levensloop en ideeënwereld. George Dedeckers ‘To write is to rewrite’ bevat een aantal brieven aan een vriend, waarin zowel de artistieke ontwikkelingsgang van een in samenwerking geschreven werk als de artistieke visie van de toondichter tot uiting komt. De bijdrage van Joris De Laet ‘One is a crowd’, schetst levensloop en muzikaal-ideële ontwikkelingsgang en is eveneens gekruid met werkbesprekingen en de neerslag van de artistieke visie. In ‘1984-1985’ bespreekt Yves Knockaert zijn recente composities; een voorbeeld dat wordt nagevolgd door Baudouin Oosterlynck, die o.m. in sterk experimentele, soms ook ludieke, zin, de mens als totaal fysiek wezen bij het luistergebeuren betrekt. De uitgave sluit met ‘Written sentences’ van Fanny Tran, die, naast de opgave van haar curriculum, ook eigen composities becommentarieert. Documenta Belgicae II is een publikatie die wellicht bevreemdend zal aandoen voor lezers die niet met de muzikale actualiteit vertrouwd zijn. Het boek, dat een technische vooropleiding veronderstelt, lijkt ons vooral aangewezen voor musici of ruim geschoolde muziekliefhebbers. Nu de muzikale avant-garde op de tweespalt is geraakt tussen een hernieuwde aandacht voor het klassieke métier en een consequent doorgevoerd experimentalisme krijgt de lezer met D.B.II een verruimende visie aangeboden op laatstgenoemde tendens. Een en ander uit de inhoud zal hierbij wellicht als te geforceerd, zinloos of humoristisch overkomen... onbegrip en wanbegrip zullen waarschijnlijk dan ook deze visies ten deel vallen, waarvan enkel kan getuigd worden dat zij in de regel sterk gefundeerd en gemotiveerd zijn. Of dit laatste zal volstaan om de tendens levensvatbaar te maken en te houden is een zaak voor de geschiedenis van de toekomst; dit mag er ons echter niet van doen afzien om met aandacht op de realisaties van deze zeven toondichters toe te zien. C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catalogi• Uit de SacristieTextiel en juwelen in kerkelijk bezit in de Provincie Antwerpen, Prov. Museum Sterckshof, Deurne (30/3-18/8); 21 × 29,5 cm, 224 blz. - Een prachtig initiatief vanwege het provinciaal bestuur om, als bijdrage voor het feestelijke pausbezoek, deze tentoonstelling te realiseren, waarvan een uitzonderlijk waardevolle catalogus de herinnering zal blijven bewaren. Gouverneur Kinsbergen dient gefeliciteerd om zijn mooie inleiding, die aantoont hoeveel begrip hij weet op te brengen voor een denkwereld die de zijne niet is; inderdaad de textiel- en juweelkunst, die hier getoond worden, zijn niet in de eerste plaats als kunstvoorwerpen bedoeld, maar als concretisaties van een diep bij het volk ingewortelde godsdienstigheid. Zij komen trouwens niet in de eerste plaats van de institutionele kerk, maar van de volksdevotie. Directeur-conservator Walgrave is voor de samenstelling der tentoonstelling niet over een nacht ijs gegaan. Een honderdtal kerken uit de provincie werden bezocht, wat toeliet zich een juister beeld te vormen van wat er uit de laatste vier eeuwen is bewaard gebleven. Daaruit resulteerde een selectie van ca. 400 voorwerpen uit zestig bedehuizen. De inventarisaties die in het verleden gebeurden o.m. vanwege het Kon. Inst. v.h. Kunstpatrimonium en het Prov. Com. v. Monumenten hebben hierbij eens te meer hun nut bewezen. Alle tentoongestelde werken kregen in de cataloog een afzonderlijke behandeling met foto. Zo verdeelt zich de cataloog in een reeks onderdelen, die verzorgd werden door een groep medewerkers: o.m. ‘Juwelen in de kerk’ (A.-M. Claessens-Peré), Officiële juweelmerken uit de 19e en 20e eeuw en niet geïdentificeerde merken, Index van de edelsmeden met biogr. notities, Lexicon voor juweelkunst, Bibliografie, Vlaamse harten (juweelkunst van profane oorsprong), Textiel in de kerk (F. Sorleer), Textiel-Lexicon en tenslotte een zeer ruime bibliografie. Over het geheel genomen kregen de juwelen de grootste aandacht vanwege de samenstellers der tentoonstelling; zowel voor de juwelen als voor de textiel kregen vooral die werken belangstelling die profaan zijn van oorsprong en als schenkingen in een religieuze context werden overgeplaatst. A.S. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• AlchemiePassage 44, Brussel, 19.12.84-10.3.85, Gemeentekrediet van België; 29,4 × 21 cm; 480 blz., 750 illustraties, 1.500 fr. - Deze catalogus wordt gepresenteerd als wat hij in werkelijkheid is: een historisch-filosofische kunstmonografie van Jacques van Lennep, gebouwd rond een fantastische hoeveelheid vooral grafische kunstwerken. Ook hebben we hier met een kanjer van een boek te maken. Het iconografisch materiaal komt vooral uit negen belangrijke bibliotheken en musea uit verschillende Europese landen; wat er op wijst dat het onderzochte gebied geenszins volledig is; het is dus een globaal maar niet noodzakelijk compleet overzicht, wat overeenkomst met de ondertitel ‘Bijdrage tot de geschiedenis van de alchemistische kunst’. De auteur heeft reeds enkele andere essays i.v.m. alchemie op zijn naam staan. Bovendien is hij zelf kunstschilder en zijn alchemistische opzoekingen bleven niet zonder invloed op zijn plastische werken. Alchemie is uiteraard een duistere aangelegenheid; dat is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven. Dat in de loop der geschiedenis de alchemie aanleiding gaf tot soms geweldige disputen en onderlinge verdachtmakingen, ja zelfs vervolgingen ligt voor de hand, maar is niet het voornaamste objectief geweest van van Lenneps opzoekingen. De iconografie blijft centraal in dit standaardwerk. De auteur bespreekt achtereenvolgens: ‘Sleutels tot het museum van Hermes’, ‘Illustraties van manuscripten’, ‘Het gegraveerde grote werk’, ‘Stenen der wijzen’, ‘Schilders en Filosofen’, ‘Vuur en kunst’. Voor de meeste lezers zal vooral het hoofdstuk ‘Schilders en Filosofen’ hun belangstelling wegdragen, over Jan van Eyck, Il Parmigianino, Dürer, Cranach, Bosch, Bruegel e.a. Wat we het meest betreuren in het boek is de afwezigheid van indices van personen en van kunstwerken. Het is zeer moeilijk bepaalde gegevens terug te vinden. Spijtig. A.S. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Muziek als inspiratiebron in de Belgische kunst - XIIIde-XXste eeuwIn de Galerij ASLK in Brussel liep van 3 mei tot 14 juli 1985 een erg merkwaardige tentoonstelling waarin alle tentoongestelde kunstwerken (bijeengebracht door Françoise Dufey) in duidelijke relatie stonden tot het thema. Ook de catalogus bij deze tentoonstelling draagt onze volle waardering weg. Zelden heb ik een catalogus achteraf met zoveel interesse bekeken, ten eerste omdat muziek me nauw aan het hart ligt en ten tweede (en daarom niet minder) omdat de inhoud van teksten en afgebeelde illustraties uiterst boeiend zijn overgekomen. Hij heeft een duidelijk overzicht van de kunstwerken die in ons land onder invloed van de muziek op hun ontwerpers, zijn ontstaan vanaf de middeleeuwen tot op heden. De catalogus kreeg een woord vooraf mee van Bob Coolen, hoofd Cultuur ASLK en werd ingeleid door Françoise Dufey die o.m. uitlegt hoe muziek steeds als inspiratiebron van andere kunsten heeft gefungeerd. Isabelle Hottois bespreekt daarna ‘enkele muzikale voorstellingen in de verluchte handschriften in de late middeleeuwen’, een bijdrage die met de reprodukties van miniaturen prachtig is geïllustreerd. Twee andere artikels werden geschreven door Prof. Robert Wangermée (die tevens de supervisie over de expositie had). Eerst heeft hij het over ‘de muzikale symboliek in de Renaissancekunst’ en verderop over ‘Muziek en schilderkunst in de 19de eeuw’, waarin hij o.m. werk van James Ensor en Fernand Khnopff bespreekt en uitweidt over de piano als thema in de schilderkunst. Opnieuw komt dan Françoise Dufey aan het woord met een artikel over ‘De kunst in de barok: de kunst van de voorstelling’, waarin ze de speciale opvatting van kunstenaar en toeschouwer ten opzichte van de kunst in die tijd bespreekt. De laatste bijdrage in het tekstgedeelte is van Serge Goyens de Heusch die de ‘Muziek in de hedendaagse Belgische kunst’ beschrijft. De eigenlijke catalogus omvat een goeie honderd bladzijden en geeft de reprodukties (bijna alle in kleur) van de tentoongestelde kunstwerken. In totaal zijn er 114 nummers waarin het werk van 75 kunstenaars (de anoniemen niet meegerekend) in beeld gebracht wordt. Iedere afbeelding is voorzien van een verklarende notitie en waar het kan, wordt ook een beknopte biografie van de kunstenaar meegegeven. Deze notities werden eveneens door Françoise Dufey geschreven en door deze uitleg alleen al krijgt deze catalogus een blijvende waarde. Over de druktechnische kwaliteit van het afgebeelde niets dan lof. Te bestellen: ASLK, Wolvengracht 48, 1000 Brussel. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Spaanse muziekinstrumenten van de 16de tot de 19de eeuw,m.m.v. R. de Maeyer, R. Escalas, A. Gallego, J.J. Rey, P. Becquart, L. Jambou, C. Bordas, uitg. G. Bank, 1000 Brussel (Warandeberg 3), 1985, 240 × 210mm, 207 blz., geïllustr. en vergezeld van een plaatopname, 800 fr. - In het kader van Europalia '85 España organiseerde de G. Bank een tentoonstelling van historische, Spaanse muziekinstrumenten (17/10-18/12). De verrukkelijk uitgegeven catalogus zal beslist het, uiteraard temporaire, karakter van deze expositie overstijgen door haar diepgaande kijk op de geschiedenis (en bouwkundige ontwikkeling) van het ‘Spaanse’ instrumentarium, de Spaanse muziek en de rijke gegevens over de wisselwerking tussen de Iberische en Vlaamse muziekculturen uit vervlogen eeuwen. De band tussen de Zuidelijke Nederlanden en Spanje maakt trouwens het voorwerp uit van de inleiding door René de Maeyer. In deze introductie wordt tevens de ontwikkeling van de Spaanse instrumentenverzamelingen en van de musicologisch-organologische navorsingen geschetst. Romà Escalas behandelt in het titelhoofdstuk de pogingen tot opbouw van een, organologisch verantwoord, beschrijvingssysteem voor de muziekinstrumenten en citeert de criteria van de tentoonstellingssamenstelling. Antonio Gallego peilt naar het betekenisniveau van de iconografische en geschreven bronnen in het hoofdstuk ‘Het muziekinstrument in de kunst en de literatuur’. Van de Beatosminiaturen tot Picasso wordt alle beeldmateriaal kritisch doorgelicht. In ‘De muziekinstrumenten uit de Spaanse middeleeuwen’ geeft Juan José Rey een systematische beschrijving van de diverse middeleeuwse instrumentenfamilies en koppelt hieraan een interessant besluit. Paul Becquart schetst de ‘Muzikale contacten tussen de Nederlanden en Spanje’ van de Bourgondiërs tot de complete verspaansing van de Capilla Flamenca na 1637 en het, in dit opzicht laatbloeiende, prestige van de Luikenaar M. Rosmarin (II Maestro Capitàn). Met zijn bijdrage ‘Het Spaanse orgel en zijn milieu’ bewijst Louis Jambau de eeuwenoude en ononderbroken evolutie van het Spaanse orgel vanaf de 9de eeuw. Vier deelhoofdstukken behandelen de geografische situering, mensen en feiten, de bouwers en het concept met zijn ruimtelijke eigenheid. De aansluitende bibliografie heeft grote referentiewaarde. Antonio Corona Alcade, John Hanchet, Christina Bordàs en René de Maeyer sluiten hierop aan met sterk gedocumenteerde bijdragen over resp. ‘Vihuela en gitaar’, ‘Chirimia en Bajon (schalmei en fago)’, ‘Snaarinstrumenten met klavier’ en het ‘Geigenwerk’. De eigenlijke catalogus, samengesteld door C. Bordàs, voegt, over de periodes 1500-1650, 1650-1780 en 1780-1900, 63 nummers met beschrijving en kleurillustratie aan dit iconografisch reeds zo fraaie geheel toe. Zestien nummers oude partituren vervolledigen het boekblok. Bij de catalogus hoort een plaatopname met de weergave van twaalf oude instrumenten, zorgvuldig gekozen (ook en niet in het minst op partituurvlak) en uitgevoerd. Een boekwerk om de meest eisende liefhebber te bevredigen, zowel inhoudelijk als typografisch! C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Antoni Gaudi 1852-1926Uitg. Europalia - A.S.L.K. (Wolvengracht 48, 1000 Brussel), 1985, zw.-w. en kleurenillustraties, 300 × 210mm, 281 blz., gen. 500 fr. - Het oeuvre van architect A. Gaudi neemt een cruciale plaats in binnen de West-Europese bouwgeschiedenis. De Sagrada Familia (reeds uitvoerig besproken in Vlaanderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nr. 198/1984) en andere realisaties zijn getuigenissen van een geniale bouwmeester. Dat Gaudi niet ontbrak op het groots opgezet programma van Europalia España 1985 was enkel toe te juichen. De grote overzichtsexpositie die men vorig jaar kon bewonderen in Barcelona was tijdens de maand november te zien in de Brusselse A.S.L.K. Deze prachtige tentoonstelling was zeer didactisch opgebouwd waardoor velen eindelijk een inzicht kregen in de unieke en rijke spiritualiteit van zijn architectuur. De zeer mooi uitgegeven catalogus zal na de expositie een waardevol naslagwerk blijven en een goede gids voor diegenen die een reis naar Barcelona plannen. Het eerste deel bevat een aantal losse artikels zonder veel onderling verband. Gaudi tot de Art-Nouveau beweging rekenen of er een voorloper van maken zou deze originele figuur teveel beperken. Dit is de basisgedachte van de inleiding van Mevr. Dierkens, conservator van het Hortamuseum. Gaudi, zoals een Horta bij ons, overstijgt het architectuurgebeuren rond 1900 met een zeer persoonlijk oeuvre, een radicale originaliteit. In een interessante bijdrage van Roberto Pane krijgen we een synthese tussen kunstkritiek en psychologie. In kleinere bijdragen bespreekt men o.a. de relatie Gaudi en J.T. Garcia, de structuur van de Gaudiaanse ruimte, de geschiedenis van het Gaudi-museum en de relatie Gaudi/Mozart. Dit laatste is echter te kort en weinig verhelderend. Het tweede deel is de eigenlijke catalogus en bevat negen thema's: de mens Gaudi - architect en ambachtsman - zijn ontvankelijkheid voor schoonheid - het oosten, inspiratiebron van de jonge Gaudi - de natuur, inspiratiebron - de constructiemethoden - de verwijzing naar het religieuze en het mystieke - de mythologie in het werk en Catalonië in Gaudi's architectuur. Het ‘beknopt tijdsbeeld’ van J. Carbonell belicht een aantal thema's en belangrijke gebeurtenissen binnen de Catalaanse maatschappij. Als slot een chronologisch overzicht van zijn leven en werk evenals een korte bespreking van al zijn realisaties. Deze publikatie met mooi beeldmateriaal is zelfs na de tentoonstelling het aanschaffen waard ook gezien de zeer lage kostprijs. M.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Catalogus van muziekinstrumenten uit middeleeuwen tot barok.Uitg. Musica, Peer, 1985, 52 blz., 38 ill., 14 × 21 cm, geniet - Met de steun van de KB en naar aanleiding van een tentoonstelling, publiceerde het Vlaams Centrum voor Oude Muziek ‘Musica’ (Postbus 45, 3570 Peer) een overzicht van de belangrijkste Westeuropese muziekinstrumenten uit de middeleeuwen, de renaissance en de barok. Deze catalogus onderscheidt zich door een fraaie en systematische opmaak en geeft een uitstekend beeld van het instrumentarium uit de geciteerde periodes. Over vier hoofdstukken (chordofonen, aerofonen, klavierinstrumenten, slaginstrumenten, stem) en een achttal deelhoofdstukken behandelt de uitgave een vijftigtal instrumenten. De teksten onderscheiden zich door een uitstekende beschrijving van de bouw, de functie en de ontwikkeling van de diverse speeltuigen. Kleine, doch sprekende illustraties vormen een welkome aanvulling bij de, ook voor nietkenners, vlot en aangenaam leesbare teksten. Veelvuldige verwijzingen naar bepaalde componisten maken het de lezer makkelijk om de bijbehorende klankinformatie op te snorren, hetgeen beslist zal bijdragen tot een betere visie op de - door samensteller Dirk Snellings zeker niet verwaarloosde - sociaal-culturele context. Zowel voor muziekstudenten als voor liefhebbers van oudere muziek zou dit boekje een must moeten zijn! C.-A.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken• Jaarboek der Stichting ZannekinSecret. M. Cailliau, Paddevijverstr. 2, B 8900 Ieper. - Deze stichting is al aan z'n zesde jaarboek (1984) toe. Dit jaarboek brengt niet enkel artikelen over het Nederlandse grensgebied in Frankrijk maar ook over het Nederlandse grensgebied in Duitsland. Aldus vormt het geen overlapping van het Jaarboek De Franse Nederlanden. Het zesde Jaarboek is grotendeels gewijd aan de figuur van Willem van Oranje en de geuzentijd met artikelen van o.m. Prof. Dr. R. van Roosbroeck, Dr. Harm Wiemann, Dr. Helmut Gilliam. In verband met Frans-Vlaanderen stippen we het artikel aan van Ward Corsmit getiteld ‘Kritische bedenkingen n.a.v. Oranje in het Keizer Karel Drama van de Duinkerkse dichter Michiel de Swaen, de bijdrage van Leo Camerlynck ‘Filips van Marnix, Heer van St.-Aldegonde, tussen Terwaan en Emden’, een historische schets van Dr. Wim van Heugten over ‘De opstand, Willem van Oranje en de grensstreken in Frankrijk en Duitsland’, een artikel van Dr. Yvo Peeters ‘Vlaamse architectuur in Noord-Frankrijk in gevaar’ een merkwaardige homilie over de H. Godelieve, gehouden door J.M. Gantois op het congres van het Vlaams Verbond in 1938, en de ‘Kroniek De Franse Nederlanden’ van M. Cailliau. Verder zijn er nog bijdragen van Dr. H. Taulken, W. Daniels en M. Heida. Prijs van het Jaarboek: 550 BF. Bankrekening 464-8220251-39 Vereniging Zannekin, Ieper. Voor Nederland: f 30. Gironummer 3876953 Stichting Zannekin, Mijdrecht. Aanbevolen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• InitiatiefDriem. lett. tds; Red. P.-P. Diriekse en Dirk Tits, De Keer 6, 2220 Wommelgem; Abon. 300 fr., br. 403.4063181.21, Initiatief, Wommelgem. - Nr. 23, jrg. 4: De redacteurs van dit jongerenblad beschikken over een grote voorraad ironie en sarcasme, die meestal sympatiek klinkt. Eerst gaat het over een bundel verhalen van diverse jongeren, die maar geen uitgever vindt, en welke drie essentiële literaire elementen op de vroogrond plaatst: vakmanschap, fantasie en humor; terecht! Verder een gevarieerde inhoud met o.m. presentatie van Dirk Biddeloo en een reeks gedichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• DocumentaDriemaandelijks tds. van het Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, R.U.G., red. Dr. Jozef De Vos, R.U.G., Rozier 44, 9000 Gent; jaarabon. 250 BF (fl. 18) op rek. 290-0012255-54 t.n.v. Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, Gent; los nummer 75 BF. - Jrg. 3 (1985), nr. 2 - Wéér een uitstekend nummer; de makers beschikken kennelijk niet over dezelfde luxe van uitvoering en druk als dat andere theatertijdschrift ‘Etcetera’, maar gaan dieper, objectiever ook in op de betrokken thematiek; ze stellen zich ook minder agressief op, hun stijl is minder pamflettair.
In dit nummer behandelt Freddy Decreus de NTG-produktie ‘Blindeman’, de Oidipoes-actualisering van Hugo Claus naar Seneca, dit onder de titel: ‘Van Seneca naar Claus, of waarom Oidipus Blindeman werd’. Alex Bolckmans onderzoekt Ibsens ‘Nora of een poppenhuis’ meer speciaal op de problematiek ‘tijdeloos of tijdsgebonden’, en Erwin D.A. Penning annoteert de regie van Pol Dehert in Arca-Net onder het motto: ‘Nora, een gekkenhuis?’. Tonelisten kunnen aardig wat opsteken in alledrie de bijdragen. In de Blindeman-kwestie hebben we duidelijk te maken met een striktwetenschappelijk uitgewerkte thesis die de mythe analyseert en de symbolische interpretatie ervan situeert alvorens in te gaan op de specifieke Claus-aanpak. Bolckmans beantwoordt de vraag waarom Nora aan het slot van Ibsens stuk man en kinderen verlaat: ze wil nagaan wie gelijk heeft: een hypocriete maatschappij, dan wel zijzelf. En in een vier bladzijden-notitie op Deherts niet alleen externe, maar vooral interne vernieuwende regie, wordt de macrosociale dimensie van het stuk duidelijk, evenals de gecomplexeerde, neurotische verhoudingen binnen het poppenhuis, d.i. gekkenhuis, maar dan wel met een vraagteken. Vermelden we nog dat alle bijdragen voorzien zijn van uitvoerige noten en een relevante bibliografie. dv. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Unesco KoerierMaandblad; uitg. Intern. Drukkerij en uitg. Keesing, Keesinglaan 2-20, 2100 Deurne; jaarabonn. (12 nrs.) 475 fr.; los nummer 60 fr. - Nr. 145 (sept. 1985) handelt over ‘De Nieuwe Archeologie’. In zijn artikel over ‘De nieuwe archeologie’ behandelt Colin Renfrew de invloed van de bevindingen van de archeologie op de geschiedschrijving van de oudheid en hoe bijv. de studie van hedendaagse primitieve volkeren hierbij behulpzaam is. Osaga Odak uit Kenia legt vooral de nadruk op het belang van de archeologie voor het zelfbewustzijn van de jonge naties in de derde wereld en het belang van de reconstructie van de geschiedenis voor het bepalen van hun identiteit. Tony Hackens, hoogleraar te Louvain-la-Neuve, bespreekt de verschillende hulpwetenschappen die de archeologie ten dienste staan, zoals de ouderdomsbepaling, het materiaalonderzoek, het bodemonderzoek met de radar, de ontleding van mummies, de luchtfotografie,... Eduardo Moctezuma leidde de opgravingen van de Grote Tempel in Mexico-Stad die door de Spanjaarden vernield werd. De Grote Tempel was gewijd aan de twee belangrijkste goden van de Mexica's en men heeft er niet minder dan zeven bouwfasen van teruggevonden. Ook de vondst van aardewerk, beelden en wapens behoort tot de belangrijkste van Zuid-Amerika. De Russische archeologen B. Litvinski en I. Pitsjikian werpen in hun artikel licht op de opgraving van Tachti Sanghin, een stad uit de 4de of 3de eeuw v.C. in Zuid-Tadzjikistan (U.S.S.R.). Uit het onderzoek bleek dat deze stad een unieke positie innam tussen de Griekse en de oosterse culturen en beide in haar ontwikkeling wist te integreren. Een laatste grote opgraving is die van Moendjodaro in Pakistan. Deze 5000 jaar oude stad valt op door het hoge beschavingsniveau van haar inwoners en door de weldoordachte inplanting van woonblokken, overdekte rioleringen, straten en openbare gebouwen. Dit nummer wordt bovendien prachtig geïllustreerd met unieke foto's in kleur en zwart-wit van de opgravingen en de belangrijkste vondsten. D.v.d.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamse discotheek• Liedekens bij kaarslichtE.D.B. Productie Groep Studio, (056) 60 01 18, 1985, 400 fr. (verzending inclusief) door storting op rek. nr. 000-0200633-37 t.n.v. J. Vandromme, Oude Bellestraat 4, 8961 Heuvelland-Westouter. - Met ‘Lie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dekens bij Kaarslicht’ is een plaat op de markt gebracht voor al wie houdt van vertederend-romantische melodieën. Deze poging tot ‘Vlaams chanson’ dekt een aantal namen o.a. Claire, Marleen Colpaert, Marleen Putman, Mia Kindt die het allemaal wel goed menen en qua articulatie en melodische interpretatie een flinke inspanning leveren. Camponist Jo Ander, die zich ook op het pad van de muzikale interpretatie begeeft, heeft een aantal teksten van o.a. A. Nahon als basis voor zijn muzikale inspiratie gebloemleesd. Het resultaat is een zoetsappig-stroperig melodisch geheel, weliswaar technisch goed verzorgd door Chris Peeters, waar echter het echte muzikale elan ontbreekt. G.D.C. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Yves Storms, Gaby Van Riet, Edmond Carlier,Ars Musica Iuventutis Flandriae, uitg. Eufoda, Davidsfonds-Leuven, Eufoda 1088, 1985, langspeelplaat, 350 fr. (ledenprijs). - Drie Vlaamse muzikanten (Y. Storms, gitaar; G. Van Riet, fluit en E. Carlier, cello) leveren met deze plaat een prestatie van hoog niveau. Constante factor is de gitaar, als solo-instrument of in samenspel met fluit of cello. Yves Storms, gitarist met internationale bekendheid, brengt op kant één vijf preludes van de Brasiliaanse componist H. Villa-Lobos. Het is een gedurfd initiatief deze stukken op plaat te zetten, gezien ze reeds zijn opgenomen in het repertorium van alle gitaristen met wereldfaam. Storms slaagt erin een bloeiende en originele interpretatie te brengen. De gitaarklank is heel zuiver en sonoor. Het is een krachtig en overtuigend spel, dat technisch van zeer hoogstaand niveau is. Kant twee begint met een sonate in A van Mozart, in een bewerking voor gitaar en fluit door Andreas Treag. Opvallend is de zeer mooie toon van Gaby Van Riet, een fluitiste met internationale faam. Samen met Yves Storms speelt ze erg muzikaal en technisch is het opnieuw hoogstaand. Al kan men zich afvragen waarom er werd geopteerd voor een transcriptie, toch blijft het werk van Treag lofwaardig. Storms en Van Riet bieden een knap samenspel, wat deze bekende sonate een fris tintje geeft. Tenslotte is er een werk van Bernhard Romberg voor cello en gitaar. Yves Storms speelt deze maal samen met Edmond Carlier, die op dit ogenblik o.a. cello-solist is bij het Symfonie Orkest van de Nationale Opera van België. Het werk van Romberg, dat technisch perfect wordt uitgevoerd, vormt toch een anticlimax na de meer bekende sonate van Mozart. Deze plaat kan zowel worden gesmaakt door specialisten als door muziekliefhebbers. En ze levert het bewijs dat ook in ons land superieure kwaliteit is te vinden. J.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrije tribune• Messieurs,Je ne sais comment vous pouvez, financièrement et esthétiquement, maintenir un tel niveau. Evidemment, tout ne m'intéresse pas également, et les numéros consacrés à des personnalités belges sont un peu trop spécialisé pour un Flamand de France, par exemple Anton van Wilderode (196-197), Alfred Ost (201) ou Adriaan Willaert (206), bien que la musique du XVIe siècle passe à travers ce dernier. J'ai naturellement été sensible à Frans-Vlaanderen (190), un peu surpris seulement de ne pas y rencontrer le poète-historien Charles de Croocq et surtout l'historien Emile Coornaert. Il est bien délicat de dresser un palmarès. Mais j'ai trouvé très ouvrante l'étude des cinq cathédrales européennes (198) et tout à fait remarquable De Trap (199), autant pour la variété des points de vue que pour la qualité et l'ingéniosité des photographies. Je vous souhaite les moyens matériels et humains pour poursuivre votre grande oeuvre artistique. Je vous remercie de m'en faire profiter par votre service gratuit. Veuillez agréer, Messieurs, l'expression de ma sympathie respectueuse et admirative.
(Chanoine) M. Spanneut doyen honoraire de la Faculté libre des Lettres 60 Bd Vauban 59046 LILLE Cédex.
• Tielt, 3/10/85.
Geachte,
Als galerijhouder in Tielt interesseert het me om kunstenaars bij mij te laten exposeren, eventueel permanent werken in expositie te hebben. Zijn er kunstenaars onder uw leden daarin geïnteresseerd? Op het gebied van grafisch werk worden wij geregeld gecontacteerd door buitenlanders, maar nooit door eigen mensen. Ook hiervoor zou ik graag in contact treden met Vlaamse kunstenaars. Met de meeste hoogachting, Yvan De Backer p/a FRAME Nieuwstraat 22 8880 Tielt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• De toestand in Frans-Vlaanderen in de herfst 1985Geen vooruitgang werd geboekt in Frans-Vlaanderen ondanks het onophoudelijk werk van talrijke Vlaamse verenigingen, en al de toegenegenheid van het Komitee voor Frans-Vlaanderen. Een honderdtal leerlingen leren Nederlands elk jaar (als ‘vreemde’ taal), maar 70 Vlaamssprekenden sterven elke maand! De Franse Staat schenkt minachtend geen aandacht aan de desiderata van de Frans-Vlamingen en verzorgt de totale uitroeiing van de echte Vlaamse cultuur, in een land waar de benaming VLAANDEREN niet toegelaten wordt. Aangezien het ‘Noorden-Nauw van Kales’ geen oorspronkelijke eenheid vormt, mag er geen Vlaamse cultuur bestaan! In het ‘Noorden-Nauw van Kales’ worden alleen de culturen vanuit de Middellandse Zee gewaardeerd. Bij gebrek aan politieke overdragers vallen alle goed bedoelde initiatiefjes in duigen. Al de financiële middelen zijn in Parijs te vinden. Niet in Frans-Vlaanderen. Bij gebrek aan economisch initiatief worden de Frans-Vlamingen veroordeelt tot economische passiviteit, dus tot culturele uitroeiing, aangezien ze geen recht van controle hebben over de financiële kringloop, die de besparing van de Zuid-Vlamingen naar Parijs drijft. Het sluiten van de grenzen (autostrades, spoorwegen...) heeft de enclavering van Zuid-Vlaanderen nog verergerd. Geen terugkeer is nu mogelijk. Dat moeten alle Europeërs goed begrijpen. De Frans-Vlaams problematiek is een erge POLITIEKE problematie, die alleen op politiek vlak zal kunnen worden opgelost. Alleen de politieke erkenning van een Vlaamse wezenheid en een Vlaams volk zal de economische problemen - en bijgevolg de culturele - kunnen oplossen.
Michiel De Swaenkring 5, rue Jacques Bingen F-59140 Dunkerque
De recensies werden geschreven door:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We ontvingen ter bespreking...Johan Verhoeven, De Nachtwandelaar, in eigen beheer (Kon. Albertlaan 13, 3400 Landen), 1985, geïllustr. door de auteur, 135 × 210mm, 42 blz., gen. 200 BF/15fl. Pierre Goossens, Monoloog, uitg. Kofschip-Kring/Hilversum-Brussel, Getijdenreeks nr. 54, geïllustr. met foto's van Magenta, Brugge, 125 × 200mm, 39 blz., gen. 200 BF/15 fl. Dick Roggen, Wat maakt het uit?, uitg. Kofschip-Kring (Vinkenlaan 11, 1730 Zellik), 1985, ill. van de auteur, 135 × 210mm, 39 blz., gen. 200 BF/15 fl. Dick Roggen, Verborgen Woorden, uitg. in eigen beheer, 1985, ill. van de auteur, 135 × 210mm, 47 blz., 300 BF/22 fl. Klaverendrie, Een Terugblik. Essays van Marcel Coole, Pierre H. Dubois en Eugène Van Itterbeek. Bloemlezing samengesteld door Jos Stroobants, uitg. Leuvens Schrijversaktie, 1985, Leuvense Cahiers nr. 52, geïll., 140 × 210mm, 110 blz., gen. 290 fr. (rek. nr. 431-0371881-50, t.n.v. Leuvense Schrijversaktie, Blijde Inkomststraat 9, 3000 Leuven). Sabine Martens, Incestueuze liefde, uitg. Kofschip-Kring (Vinkenlaan 11, 1730 Zellik), 1985, Getijdenreeks nr. 51, 145 × 210mm, 39 blz., 300 BF/22 fl. Herman Dessers, Herfstbladeren, uitg. Litera v.z.w. (Meerhoef 1, 3971 Leopoldburg), 1985, geïll. door Staf Timmers, 160 × 240 mm, 86 blz., gen. 375 fr. (rek. nr. 450-0489981-90 t.n.v. Herfstbladeren, Kunstlaan 20, 3500 Hasselt). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoekertjes
|
|