Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 34
(1985)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |||||||||||||||
Nieuw werk van en over leden• Erratum:Het bankrek. nr. vermeld bij de recensie van het boek Robertine Devooght. Kunstschilders op blz. 132 in ons vorig nummer, is niet juist. Het moet zijn: 473-304278-46 t.n.v. E. Devooght, Molenstr. 60, 8020 Oostkamp. Met onze excuses. | |||||||||||||||
• Albert Middendorp,S.O.S. Voetballer vermist, uitg. 't Kofschip-Kring vzw, Vinkenlaan 11, 1730 Zellik, Apocalyps-reeks nr. 7, 135 × 210 mm, 77 blz., gen. 200 fr. - Een actueel speurdersverhaal voor de jeugd dat handelt over de corruptie in de voetbalsport. De dag voor de intercontinentale beker wordt sterspeler Eddy Peeters van de Belgische ploeg Rood-Wit ontvoerd door de voetbaloverheden van de Braziliaanse ploeg Santos. Met behulp van twee detectives en alle spelers - ook de Braziliaanse - kan men hem echter tijdig terug vinden. Het verhaal wordt voorgesteld aan de jonge lezer doorheen een afwisseling van passages uit heden en toekomst. Jammer van de hier en daar nogal gekunstelde zinsconstructies en een naïef gebruik van een overvloed aan adjectieven. (K.D.) | |||||||||||||||
• Hendrik WillaertPeter Benoit, de Levenswekker, uitg. BRT - Dienst Pers en Publikaties, Brussel, 1984, 125 × 200 mm, geïll. met zwart-wit foto's, 112 blz., 290 BF - fl. 19. - Vanuit onze jeugdjaren weten we dat Peter Benoit ‘zijn volk leerde zingen’, m.a.w. dat de man in de strijd voor de Vlaamse ontvoogding een erg belangrijke rol heeft gespeeld en terecht als een ‘voortrekker’ van de Vlaamse muziekontwikkeling mag betiteld worden. Wat daarbij vaak minder werd aangetoond of benadrukt is dat Peter Benoit ook zonder zijn faam als Vlaams voorvechter een vooraanstaande persoonlijkheid zou zijn geworden, maar dan als componist. M.a.w. de componist in Peter Benoit werd/wordt vaak ondergewaardeerd. Met onderhavige BRT-brochure heeft Hendrik Willaert o.m. dat willen verhelpen. Hij belicht grondig (wat een krachttoer is als men rekening houdt met de beperktheid van de omvang van de brochure) het werk van Peter Benoit en diens groei en evolutie als componist. Als lezer kom je dan ook tot de slotsom dat Benoit het verdient om als zeer waardevol componist in de annalen voor het nageslacht opgetekend te staan. Dat hij daarbij dan ook nog met zijn muziek en muziekpedagogie een onvervangbaar Vlaams voorvechter is geweest, kan ons, Vlamingen, maar des te gelukkiger stemmen. Dit werk is doordacht verlucht met vaak weinig bekende illustraties. Deze brochure is de schriftelijke neerslag van 15 radio-uitzendingen over Benoit die BRT-3 n.a.v. de 150ste verjaardag van de geboorte van de componist in 1984 geprogrammeerd heeft. De vlot leesbare stijl waarin de tekst gesteld is, verhoogt daarbij de blijvende waarde van deze monografie. R.D. | |||||||||||||||
• Marcel Vanslembrouck,Bruid & Zilver, Yang Poëzie Reeks, Gent, 1985, 115 × 200 mm, 38 blz., genaaid. - Niets van fluweel en twijfel uit zijn tweede bundel vinden wij terug bij de nieuwe uitgave ‘Bruid en Zilver’. De titel mag dan wellicht verwijzen naar een poging om bewust de vrouw te omschrijven als de openbaring van zijn eigen leven, als iemand die hem helemaal in de ban houdt. Met de verklaring op de achterflap citeren wij het hele onderwerp: ‘De chaos van woorden wordt een orde van beelden, die de vrouw herschept: verblindheid, teder, vernietigend, imposant, heersend, goddelijk tegelijkertijd. Zij is de as van de wereld, de bruid voor eeuwig. De dichter kan haar niet voorbij en spreekt.’ Spreekt in een vaak barokke, maar galante taal, met soms zeer mooie beelden. Marcel Vanslembrouck verrast in deze bundel door de euforische toon, verleid als hij is door het verschijningsbeeld van de geliefde. Wellicht groeit hij na deze episode, naar de mystieke band en de innerlijke polen van dit niet te ontwijken magnetisch veld. Exuberante taal en prettig om lezen. G.F. | |||||||||||||||
• Marius-Walter,Koren, Kaf en Kritikasters, Uitg. A. Degeest, Kersbeekstr. 55, 3380 Glabbeek, 1985, geïllustr. door Rhonny van Es, 140 × 205 mm, 39 blz., gen. 200 fr. (+ 20 fr. port). In eigen beheer uitgegeven. - De dichter noemt zijn bundel het officiële debuut, wat wij ook graag geloven. Hij is goed beschermd en ingeleid door een oud-leraar en draagt deze bundel nog aan meerdere op. Poëzie die het karakter romantiek wil ontlopen, we blijven in zijn vaarwater en trachten met hem elk sentiment weg te duwen. We slagen er wellicht beiden niet helemaal in. Ik citeer uit het voorwoord van Guido Latré: De gedichten lijken soms op goedkope kolder of meer nog op handige minicursiefjes genre Jos Ghysen... en er is zelfs een gebaar van verzoening met zijn kritikasters. G.F. | |||||||||||||||
• Lode Wils,Honderd jaar Vlaamse Beweging II. Geschiedenis van het Davidfonds: 1914 tot 1936, uitg. Davidsfonds, Leuven, 1985, 155 × 245 mm, 314 blz., geb. 590 fr. - Het tweede deel van L. Wils' werk Honderd jaar Vlaamse Beweging handelt in ruime zin over de geschiedenis van het Davidsfonds uit de jaren 1914-1936. Het is uiteraard een vervolg op de periode tot 1914 die in het eerste deel op voortreffelijke wijze aan bod kwam. Met dezelfde degelijkheid worden hier de verdere ‘lotgevallen’ van de Vlaamse Beweging besproken. Onder allerlei invloeden differentieerde zich, vooral n.a.v. de eerste wereldoorlog, de structuur van de Vlaamse Beweging: er ontstonden vaak scherpe verschillen in ziens- en actiewijze waarbij het Davidsfonds zoniet een leidende dan toch een begeleidende en relativerende rol heeft gespeeld. Grootnederlandisme, de vernederlandsing van de Gentse Universiteit, de Frontpartij, het V.N.V., de rol van koning Albert en kardinaal Mercier en de clerus zijn een paar voorbeelden waarmee het Davidsfonds fundamenteel werd geconfronteerd. Dergelijk amalgaam van strekkingen en facetten heeft Prof. L. Wils op bewonderenswaardige wijze wetenschappelijk geanalyseerd en geestelijk gelocaliseerd. In beide delen mis ik evenwel een register van personen- en plaatsnamen. Ik hoef niet te betogen dat een dergelijke aanvulling de vlotte bruikbaarheid van dit fundamenteel werk aanzienlijk zou verhogen. Komt er wellicht een overkoepelend register in een afsluitend derde deel? F.V.V. | |||||||||||||||
• Henri van Daele & Gregie de Maeyer,Het tekenboek van Joke, Lannoo/Tielt & Davidsfonds, Leuven, Kinder- en Jeugdreeks, 1985, 205 × 290 mm, geïll. door Gregie de Maeyer, 110 blz., geb. 395 fr. - ‘Het tekenboek van Joke’ is zoals de titel laat vermoeden het tekenboek van een negenjarig meisje dat erg weinig praat. Zij tekent echter heel graag en van alles wat er om haar heen gebeurt maakt zij een tekening. De auteur - Henri van Daele - ‘vertaalt’ de gedachten en de tekeningen van Joke in eenvoudige, kinderlijke taal. De teksten zijn echter zeker niet naïef. Het boek is dan ook uitermate geschikt om een verhaaltje te vertellen aan de allerkleinsten of om wat gevorderde lezertjes (vanaf het tweede leerjaar) wat extra leesoefening te schenken. Op iedere bladzijde staat er minstens één tekening van de hand van Gregie de Maeyer. Uit deze tekeningen blijkt het talent van de kunstenaar om zich in te leven in de wereld van een negenjarige die erg graag tekent. Met enkele rake pennetrekken wordt de sfeer opgeroepen van het bijpassende verhaaltje. Het is net of Joke zelf het boek illustreerde. Heel wat tekeningen zijn ingekleurd, maar minstens evenveel zijn het niet zodat de kinderen ze eventueel zelf kunnen kleuren. Dit boek met zijn leuke teksten en tekeningen zou op geen enkel nachtkastje mogen ontbreken om nog-even-voor-het-slapengaan een verhaaltje te vertellen of om - bij wat oudere kinderen - zelf nog een verhaaltje te lezen. D.V.d.B. | |||||||||||||||
• Staf Verrept,De rivier mag niet sterven, uitg. De Dageraad, Antwerpen, 1984, geïll. door Ruvanti, 210 × 135 mm, 96 blz., geb. - Dit boek - voor jongeren vanaf 12 jaar - handelt over het verzet van de inwoners uit een dorp in de Provence. Verzet tegen de overheid die een stuwdam wil bouwen op een rivier die erg pittoresk is en in de vakantiemaanden zorgt voor een belangrijke bron van inkomsten voor de inwoners: het toerisme. De Rebel, een oude maar niettemin levenslustige en noeste autochtoon bindt samen met Pascal en Etienne, twee jongeren uit de streek, de strijd aan tegen al wie de canyon wil opofferen aan geldgewin. De eerste drie hoofdstukken brengen een ode aan de woestheid en de charme van de rivier. Daarna - vanaf het vierde hoofdstuk - komen de bedreigers en de verdedigers van de rivier tegenover elkaar uit. Het twaalfde en meteen ook laatste hoofdstuk vertelt ons dan het eindresultaat: zal de rivier sterven of niet? Ongetwijfeld een vlot boek van Staf | |||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||
Verrept, die we reeds kennen van tal van andere jeugdboeken. Een boek ook met een eenvoudig taalgebruik en vrij korte zinsbouw. Een verhaal met een zekere spanning dat de jeugdige lezer in één adem zal willen lezen. Een aanrader dus voor jongens en meisjes vanaf 12 jaar. D.V.d.B.
• Poëziesprokkels, samengesteld door Frans Cornelis en Angèle Selschotter, uitg. Gemeentebestuur Keerbergen, 1985, 210 × 140 mm, geïllustr., 120 blz., geplakt 350 fr (f. 20) - De bloemlezing 1985 van de Keerbergse cultuurkring bergt gedichten van de jury, de bekroonden, een selectie, niet - deelnemers aan de prijskamp en aangeschreven auteurs. Dit laat meteen niet toe een waardeoordeel te vormen over de geprijsden en die uit de boot vielen. Blijkbaar worden de gegadigden graag gevonden in verse en nieuwe namen. Het zit hier en daar wel goed. Alleen lijkt de samenstelling van bijna 100 gedichten wat te toegeeflijk voor middelmatig werk. Het kan best een edel motief zijn van de uitgevers (of een praktische noodzaak) maar de vraag blijft open, of dergelijke optie bij dit initiatief lonend is voor oriëntatie, bevordering, zelfkritiek en groeiende kwaliteit bij de beoefenaar. Het zal wel beantwoorden aan de soms zo nodige tekens van bemoediging, maar wellicht niet genoeg bijdragen tot selectiviteit bij de erkenning van eigen werk. Wij zouden graag kiezen voor de helft van deze bundel, met een paar nieuwe relevaties. Dit zou bijdragen tot werven voor beter eigen niveau. Immers de lezer van eerste rang, blijkt toch zelf dichter te zijn. Verzorgde uitgave en goede illustratie. G.F. | |||||||||||||||
• Henri Mullebrouck,Vlaamse volkstaal, bron van humor en wijsheid, uitg. H. Devriendt, Ringlaan 67, 8280 Koekelare, br. 473-1025231-96, 1984, 160 × 230 mm, 472 blz., 595 fr (35 fr port). - Wie wil lachen, glimlachen, grimlachen, grinniken, monkelen en af en toe schaterlachen, doet met dit boek een goede koop, want hierin wordt op een bijna uitputtende manier de vindingrijkheid van de volkstaal bijeengebracht, gaande van de meesterlijke inventie over de geestige tot af en toe scabreuze taaluitingen van de volksmond. De geboden hoeveelheid getuigt van de werkkracht en het uithoudingsvermogen van Henri Mullebrouck, die met dit debuut meteen een flinke turf heeft afgeleverd. Bladzijde na bladzijde raakt men in de ban van de schranderheid waarmee de volksmens de personen en de toestanden om zich heen typeert, zodat we hier terecht mogen spreken van het ‘wonder van de taal’. De auteur heeft jarenlang zijn aandachtig oor te luisteren gelegd naar wat de Vlaamse volkstaal te zeggen heeft en de ca. 30.000 notities heeft hij dan geordend per onderwerp, waarnaar via een stel handige registers achterin het boek teruggewezen wordt. Zo komen o.m. aan de beurt: het lichaam (met 28 onderverdelingen, bijv. mond, zitvlak, neus, boezem (Ze heeft veel muziek in haar bloes), been, enz.), ziekte, leven en dood, jeugd, ouderdom, huwelijk en gezin, kleding, deugden en ondeugden en zo gaat het verder... te veel om op te noemen. Een boek waarnaar we met tussenpozen zullen teruggrijpen met de zekerheid dat we er steeds plezier van zullen hebben. Vermelden we ten slotte ook nog dat Prof. Dr. Stefaan Top (K.U.L.) voor deskundige begeleiding bij de uitgave heeft gezorgd en dat karikaturist Nesten met smakelijke tekeningen hel wat van de volkse uitspraken heeft geïllustreerd. R.D. | |||||||||||||||
• Hugo Heylen,Schreeuwen om tederheid, uitg. Heibrand-Turnhout, 1985, 120 blz. - ‘Schreeuwen om Tederheid’ van Hugo Heylen is een geromanceerd verhaal met de schrijver als hoofdfiguur. Daarin heeft hij zijn zoektocht verteld naar de warmte van het menselijk contact dat in onze welvaartsmaatschappij dreigt verloren te gaan. Contact is essentieel voor het geluk van de mens. Op subtiele manier maakt de schrijver ons wegwijs in de doolhof die zo een zoektocht meestal is, wij maken kennis met de ontgoochelingen, maar ook met de soms onverwachte momenten van intense gelukservaring. Het boek is stilisch knap geschreven en de auteur komt er uit te voorschijn als iemand voor wie niets menselijks vreemd is en die goed weet waaraan de menselijke ondergang soms te wijten is. rmdp | |||||||||||||||
• Pieter Aerts,De juniminnaar en zijn interludia, Leuvense Cahiers 39, 1983, Guldensporenlaan 85, B-3200 Kessel-Lo, br. 431-7120631-25. - Met deze bundel blijft Pieter Aerts behoren tot de lyrici die niet zozeer door de dramatische, door conflicten gestuurde tijdsgeest worden gedreven, maar tot de lyrici die het menselijkwarme, strelende geluk uitzingen. Voor dergelijke poëzie zal er altijd een publiek zijn omdat het moederlijke onze eerste gevoelslaag blijft, arachïscher dan het strevende en onrustige ego dat pas later tot ontwikkeling komt. De vraag bij poëzie is natuurlijk ook of de vormgeving door het creatieve ego sterk genoeg is om deze wereld van geluksverlangen een persoonlijke frisheid mee te geven. Zelf heb ik deze bundel ook in dit opzicht de moeite gevonden. Het overheersen van de tegenwoordige tijd, de modale werkwoorden van willen en zullen zijn zo anders gericht dan de twijfel van tijdsgeest dat sommige lezers dit verschillend wereldbeeld eerst zullen moeten aanvaarden, maar ‘zullen moeten’ is natuurlijk van dezelfde orde. De bundel kreeg de Prijs van de Vlaamse Poëziedagen 1982. JDP | |||||||||||||||
• Jan van Coillie,Ma, er zit een dichter in mijn boom, Davidsfonds-Leuven, 1983, geïllustr. door Paul de Becker, 165 × 235 mm, 223 blz., gebonden. - Aan een goede bloemlezing kindergedichten van de laatste decennia was er zeker een behoefte. Terecht merkt specialist ter zake Jan van Coillie in zijn nawoord op: ‘Vaak lijkt het wel alsof er na haar (Annie M.G. Schmidt) haast niets meer geschreven werd’. Met de nodige deskundigheid heeft hij het tegendeel bewezen en een selectie gemaakt uit zowat 200 bundeltjes en onuitgegeven werk, verschenen tussen 1960 en 1980. Als criteria stelde Van Coillie voorop: enerzijds de muzikaliteit en een zuivere, soepele en expressieve taal, van de andere kant de originaliteit van de invalshoek. De thematische indeling is in een wisselwerking met de selectie tot stand gekomen. In een poëtische inleiding die ook de speelse titel toelicht, verheldert Van Coillie hoe dichterlijk de alledaagse realiteit kan zijn, als ze door of met kinderogen bekeken wordt. Het kind heeft inderdaad een andere houding tegenover taal en werkelijkheid, die ze zoals de auteur zegt ‘dichter’ bij mekaar brengt. In de auteurslijst valt op hoe schraal de bijdrage van Vlaamse dichters (nog) is in het geheel van de Nederlandse kinderpoëzie. Jan van Coillie heeft een mooie en verantwoorde keuze samengebracht, die niet alleen onderwijsmensen maar ook de gewone poëzieliefhebber zal boeien. Een trefwoordenlijst achteraan verhoogt de bruikbaarheid ervan. (rvdp) N.v.d.r.: Zie tevens de recensie van de plaat ‘Pa, er zit een dichter in mijn boom, in de rubriek ‘Vlaamse discotheek’, van nr. 205. | |||||||||||||||
• Joost Strosse,Fred Germonprez. Leven en werk, Uitg. Lannoo Tielt, 145 blz., ruim geïllustreerd, 1.985 fr. - Weinig auteurs in den lande verdienen het zo zeer als Fred Germonprez dat er over hun persoon en hun werk een Huldeboek zou verschijnen. Het is typerend dat het precies de Kortrijkse Perskring is, die hiertoe het initiatief nam, wat de populariteit en de waardering bewijst die Fred Germonprez mocht verwerven vanwege zijn collega's in een beroep dat uitermate kritisch is. Joost Strosse, die het boek redigeerde, deed dit met veel liefde, competentie en methode; door vroegere publicaties en door zijn jarenlange verzamelen van documentatie over zijn vriend, was hij de aangewezen man om die taak op zich te nemen. Hij is het die in detail het leven van Fred Germonprez verhaalt en zijn boeken en andere publicistische activiteiten analyseert en situeert in het leven en de idealistische bewogenheid die Fred Germonprez in zo hoge mate kenmerkt. Terecht onderlijnt hij dat de sociale en christelijke bewogenheid van Fred Germonprez en zijn gehechtheid aan eigen bodem en eigen mensen aan de grondslag liggen van zijn literaire werk, dat juist hierdoor - in tegenstelling tot wat de ontwortelde bestrijders van de ‘streekroman’ beweren - een speciale dimensie krijgt, die men niet vindt in de seks-en-geweld-literatuur. Hij toont ook aan dat Fred Germonprez de meest in het buitenland vertaalde en verkochte auteur is van Vlaanderen, voornamelijk wat de landen van achter het ijzeren gordijn betreft; merk wel zonder enige steun van welke instantie ook en zeker niet van de ‘Stichting voor vertalingen’ (die haar gunsten alleen schenkt aan een kliekje profiteurs). In enkele getuigenissen worden speciale aspecten van Fred Germonprez' persoonlijkheid en oeuvre aangetoond door A. Berkhof, J. Deloof, B. Dewilde, M. Janssens, S. Top, J. Vandevijvere, H. Vergote en A. Keersmaekers; deze laatste onderlijnt de betekenis van de gevierde voor het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond en het tijdschrift ‘Vlaanderen’, waarvan hij reeds van bijna in de beginjaren een der trouwe redacteurs is geweest. Waarvoor we hem ten zeerste dankbaar zijn! A.S. | |||||||||||||||
Boeken over kunst• Vlaamse verhalen na 1965Uitgave A. Manteau-Antwerpen, 1984, samengesteld door Paul de Wispelaere, 135 × 215 mm, 480 blz., gen. fr. - Zoals het kan verwacht worden, bestaat deze verzameling uit zeer diverse verhalen, zowel qua inhoud, als qua stijl, maar dat is nu juist het boeiendste aan dergelijke bloemlezingen. En dat de aandachtige lezer bepaalde auteurs zal missen, is eveneens evident; ten andere de samensteller wijst in zijn ‘woord vooraf’ erop dat ‘kiezen ook verliezen’ is. Als criteria voor zijn keuze citeert hij o.m. dat alleen werk is opgenomen van auteurs die tenminste reeds één boek hebben gepubliceerd en dat het de bedoeling was een ‘panoramisch beeld’ te geven van ‘schrijvers van vier opeenvolgende literaire generaties, van Louis Paul Boon tot Luuk Gruwez’. Behalve reeds lang gevestigde namen komen dan ook auteurs voor die in de laatste jaren naam en faam verworven hebben en verrassend is ook de opname van werk van au- | |||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||
teurs die we meestal als dichters kennen. In het totaal defileren 34 auteurs en we citeren hierbij de namen, zodat de lezer zelf kan oordelen in hoeverre deze verzameling een serieus literair-verantwoord ‘panoramisch’ overzicht biedt, dat enkel rekening houdt met de literaire kwaliteit en elk ideologisch parti-pris uitsluit: P. van Aken, Alstein, F. Auwera, J.-M.H. Berckmans, L.P. Boon, W. van de Broeck, H. Claus, H. de Coninck, M. Cottenjé, L. Deflo, F. Depeuter, J. Geeraerts, G. Gils, L. Gruwez, R. Gysen, P. Koeck, H. Lampo, E. Marain, I. Michiels, M. van Paemel, L. Pleysier, H. Raes, D. Robberechts, W. Ruyslinck, C. Schouwenaars, P. Snoek, W. Spillebeen, L. Stassaert, J. T'Hooft, J. Vandeloo, E. van Vliet, E. Verpale, M. Wauters, L. Zvonik. Van al deze auteurs vinden we korte bio-bibliografische notities achterin het boek. R.D. | |||||||||||||||
• ResurgamDe Belgische Wederopbouw na 1914 uitgave Gemeentekrediet van België, Cult. Departement, Brussel, 1985, 210 × 297 mm, 250 ill., 252 blz., 450 fr. (tot 30/6, daarna) 700 fr. - In 1918 stond België en in het bijzonder Vlaanderen voor één der grootste bouwopdrachten uit haar geschiedenis. Tijdens de eerste wereldoorlog werden ongeveer 85.000 woningen en 1.300 openbare gebouwen vernield. De Belgische wederopbouw werd reeds vóór zij voltooid was door velen bestempeld als een oppervlakkige reconstructie van een uitgediend decor en als een gemiste kans om iets nieuws te realiseren. Aan dit vertekend beeld kan men pas nu de nodige correcties aanbrengen na een diepgaande studie van het Centrum voor Stedebouwkundige Geschiedschrijving o.l.v. Prof. M. Smets van de K.U. Leuven. Ter gelegenheid van de tentoonstelling in Brussel opteerde men voor de uitgave van een naslagwerk waarin acht opstellen zijn opgenomen die de wederopbouw telkens vanuit een andere gezichtspunt benaderen. In zijn inleiding stelt M. Smets dat het onderzoek vertrekt vanuit een fundamentele vraagstelling van vandaag t.o.v. het modernisme. Het onderzoek richt zich naar twee hoofdthema's: de volkshuisvesting en het monumentale stads- en dorpshart. Voor de voorstanders van het moderne project was de wederopbouw het ‘Uur van de Waarheid’. Prof. G. Bekaert behandelt het spanningsveld tussen modernisme en regionalisme/traditionalisme. Volgens hem moet men afstappen van de idee om vanuit een blind vooruitgangsgeloof elke vorm van behoudsgezindheid als regionalistisch af te doen. Verder zegt Bekaert: ‘De heimatstijl was de enige die beschikbaar bleek om, over het herstel van de historische continuïteit heen, een aantal fundamentele karakteristieken van het leefmilieu, stad of dorp, te redden.’ P. Uyttenhoves artikel ‘Internationale inspanningen voor een modern België’ vermeldt stedebouwkundige stromingen en visies die vanuit Engeland, Frankrijk en Nederland de Belgische wederopbouw hebben beïnvloed. Wat de concrete uitwerking hiervan is geweest, belicht M. Smeets in ‘De Belgische wederopbouw op de overgang tussen stadsbouwkunst en stedebouw’. H. Stynen analyseert de visies die men had over de wederopbouw binnen de Kon. Com. voor Monumenten en Landschappen en de Ver. van Belgische Steden en Gemeenten. Aan de hand van de voorbeelden Ieper, Dinant en Leuven komt Stynen tot het besluit dat men de gevoerde restauratiepolitiek grotendeels kan terugbrengen tot een ‘prestigeslag’ tussen beide instellingen. De reële draagwijdte van het stijlconcept in de discussie wordt door J. Celis benaderd in: ‘De wederopbouwarchitectuur tussen inhoud en vorm’. In ‘Architect tussen beeld en werkelijkheid’ geeft R. De Meyer een overzicht van een aantal prijsvragen voor verwoeste stadsbeelden als Antwerpen, Mechelen en Lier. De problemen i.v.m. de woningnood en het Koning Albertfonds worden door R. Gobyn goed weergegeven evenals de belangrijkheid van de figuur Verwilghen. Als slot gaat J. Maes in op de verschillende tuinwijk-experimenten tussen 1918 en 1925, de periode die aan de basis lag van een nieuw gecentraliseerd volkshuisvestingsbeleid. Onder eindredactie van H. Stynen krijgt men nog een uitgebreide bibliografie evenals een reeks van biografische notities van de verschillende hoofdfiguren van de wederopbouw. Alhoewel de studie van de wederopbouw nog niet volledig is afgerond mag men deze publikatie reeds beschouwen als een standaardnaslagwerk dat men aan iedereen kan aanraden om alzo een juister beeld te krijgen van de wederopbouw van België en de Westvlaamse frontstreek na 1918. M.D. | |||||||||||||||
• Nadine Duerinck,Het spoor van de vervalser, Uitg. 't Kofschip, Hilversum, 1984, 90 blz., gen. - De bedoeling van de auteur van dit essay (of monografie) is een overzicht te bieden van de ‘middelen ter opsporing van vervalsingen van kunstwerken en antiek’. Het hoeft ons niet te verwonderen dat deze zich tot het groot publiek richtende uitgave in Nederland wordt gepubliceerd; daar bevindt zich immers reeds jaren - als men de ingewijden moet geloven - het internationale centrum van de heling en de handel in gestolen en vervalste kunstwerken. Het spreekt vanzelf dat men in negentig bladzijden niet alles kan zeggen over een zo wijds onderwerp en dat deze uitgave niet op absolute originaliteit kan bogen. Wij hebben hier te doen met een op praktijk gerichte synthese van heel wat studies die over het onderwerp in diverse taalgebieden zijn verschenen. Een intelligente synthese trouwens, die het vermijdt de lezer lastig te vallen met nutteloze citaten en verwijzingen. Achtereenvolgens worden er behandeld: ‘Algemene methodes’, ‘Opsporing van vervalsingen in de schilderkunst en elders’, ‘Concrete toepassingen’, ‘Grenzen tussen echt en vals’. De competentie van de auteur wordt onderlijnd door de inleider Mr. R.M. de Puydt - zelf een kunstcriticus -, die eraan herinnert dat Mevr. Duerinck niet alleen lid is van de Brusselse balie maar bovendien tot doctor in de criminologie promoveerde met een proefschrift over kunst en criminaliteit. Wij worden allemaal geconfronteerd met werken, die bij ons vraagtekens doen rijzen i.v.m. hun echtheid; dit boek zal ons ten minste aan tonen of onze verdenkingen gegrond zijn en of er een grondig onderzoek door experten is aan te bevelen. A.S. | |||||||||||||||
• Christoph Wetzel,40 Eeuwen Schilderkunst. Een overzicht, Uitg. Lannoo/Davidsfonds, 1985, 606 blz., 536 illustr. waarvan ca. 400 in kleur, 14 × 21,7 cm., gebonden, 1.095 fr. - De Nederlandse vertaling van dit rijke kunstpanorama is van Dr. H. van Dormael, met uitzondering van het laatste hoofdstuk dat Wim van Mulders voor zijn rekening nam. Het gaat hier essentieel om een kijkboek; vandaar de uitzonderlijke weelde aan illustraties. Daaraan wordt veruit het grootste deel van de aanwezige ruimte in het boek besteed. De tekst is dus ook opgesteld in functie van de illustratie. We hebben hem over het algemeen zeer gewaardeerd, met uitzondering dan van de inleiding, waarin voor onze smaak wat te veel met hedendaags gebruikelijke veralgemeningen en vooroordelen wordt gezwaaid; we begrijpen echter zeer goed dat heel wat mensen dat soort dingen erg appreciëren. In het grootste deel van de tekst en de commentaren op de illustraties houdt de auteur zich meestal op de vlakte door aan te sluiten bij of gewag te maken van de opinies die algemeen aanvaard worden door de beste specialisten; wat een wijs standpunt is vermits niemand erop kan bogen zelf een specialist te zijn voor het hele bijna onoverzichtelijke gebied van de beeldende kunsten over alle tijden heen. In een overzichtelijk boek als dit zou het etaleren van al te persoonlijke visies o.i. totaal misplaatst zijn. De schilderkunst krijgt natuurlijk het leeuwenaandeel in de illustraties, overeenkomstig de titel van het boek. Toch heeft de auteur - o.i. volkomen terecht - voor zover nodig of wenselijk, in een aantal hoofdstukken enkele illustraties ingelast i.v.m. architectuur of beeldhouwkunst, die een betere situering van de schilderkunst bieden in het algemeen tijdsbeeld en de totale kunstscène van een tijdvak. Zowel de keus der kunstenaars als die van voor elk van hen representatieve werken gebeurde op een volkomen verantwoorde wijze. Het hindert niet dat iemand die een brede kennis heeft van de hele kunstgeschiedenis, meestal schilderijen terugvindt die hem bekend zijn, integendeel. De kwaliteit van de reproducties is niet altijd volmaakt, maar ook dat is onvermijdelijk omdat men vaak staat voor onoverkomelijke technische moeilijkheden en de toestand waarin de werken zich thans bevinden spijtig genoeg te wensen over laat. Alles samen een boek waarin we veel leerstof vinden, die ons gelukkig maakt en verblijdt in de gruwelijke tijden die we doormaken. Een boek waarnaar je dikwijls zult teruggrijpen om je geheugen weer op te frissen en klaarheid te scheppen in het schier onoverzichtelijke domein van de beeldende kunsten door de eeuwen heen. Ook de prijs is alles behalve overdreven; dat maakt het boek voor de grote massa toegankelijk, wat de volksontwikkeling ten goede komt. A.S. | |||||||||||||||
• Jacques de Visscher,Melodie en gemoed. Essay. Uitg. Helios (Kapelsestraat 222, 2080 Kapellen), 1985, 111 blz., gen. 350 fr. - De auteur, een bekend Vlaams kunstfilosoof, gaat uit van Prousts werk ‘A la recherche du temps perdu’ om het probleem te stellen van de expressiviteit of zeggingskracht van de muziek. Hoe kan ik die ervaring precies beschrijven? De herkenning van b.v. de vreugde van de muziek impliceert als fenomenaal objectief gegeven immers niet dat de luisteraar zelf zo zou moeten zijn, het fenomenaal subjectief gegeven. Beide: expressie en evocatie hebben met elkaar te maken. Muziek kan immers voor mezelf mijn eigen wereld openbaren. De musicoloog heeft wel een andere benadering. Voor Proust, of mutatis mutandis, J. De Visscher zorgt de inprenting, het esthetisch opgaan in de muziek, voor een inzicht dat de wereld waardevoller maakt en leidt naar een esthetisch-ethische inzet. We zijn hier niet ver van de psychagogia van Pythagoras. Hiermee is niet gezegd dat de muziek over een bepaalbaar onderwerp handelt of dat er muzikale aanwijzingen zijn voor een dgl. expliciete betekenis. De vraag naar de beleving nl. ‘datgene in de muziek waarvan we kunnen leven’ is voor de auteur primair. Het gaat hem om | |||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||
de verwerking, de volledige waarneming of apperceptie. Vanuit de apperceptie is er enige overeenstemming te verwachten over de expressie, de uitgedrukte inhoud, van de muziek die in structuur en als symbooldrager veel minder, zelfs helemaal geen afleesbare informatie heeft. Dit is een typisch modern standpunt, Kantiaans. De imitatiegedachte waarin de Oudheid, de middeleeuwse mens en ook de renaissance nog geloofden, werd in de steek gelaten. Typisch voor dit essay lijkt me echter het pleidooi voor de band tussen woord en muziek. Dit verband was reeds belangrijk voor de renaissance, omwille van de ethische inzet. Over het begrip ‘ontkerstening’ in verband met zijn invloed op de kunst, ben ik niet zo zeker als de auteur. Belangrijk is zijn stellingname die het esthetische niet als hoogste en enige ervaring beschrijft, maar wil uitkijken naar integratie in cultuur en ethiek. J.D.P. | |||||||||||||||
Vlaamse discotheekOnder de Sint-Romboutstoren, uitg. Stichting Amateursmuziek Vlaanderen (Kreupelstr. 126, 1820 Eppegem), 1984, 360 fr. (300 fr. bij de koren). - Met het op de markt brengen van deze plaat onderneemt de Stichting Amateurmuziek Vlaanderen een te waarderen poging om werken van Vlaamse componisten een ruime weerklank te geven. Vier Mechelse koren staan borg voor een paar mooie bladzijden Vlaamse muziek. Het Angelakoor o.l.v. M. Jacobs interpreteert met frisse sier twee Marialiederen respectievelijk van St. Neefs en P. Cabus, in een zeer verzorgde dictie. De pianobegeleiding komt echter wat tè sterk over. De ‘Koninklijke Kunstkring Edgar Tinel’ brengt met ‘O bronzen Klokke’ een eresaluut aan zijn grote dirigent Staf Nees, in een typisch romantische uitvoering. Een pareltje van muzikale zwier is het ‘Viergebroederslied van Mechelen’ in een bewerking van de huidige koordirigent P. Van den Broek: fijne articulatie en mooie koorklank. De twee uittreksels uit ‘Het Bronzen Hart’ van Feremans missen de grootse koordynamiek. Het koor ‘O.L. Vrouw van de Ham’ verzorgt een paar eenvoudige liedjes van Feremans, Vijvermans en Nees in een voortreffelijke articulatie. In een te zoeterig-romantische interpretatie dient het Sint-Libertuskoor zich aan met twee composities van Van Nuffel en vervolgt met twee bekende liedjes. Globale beoordeling: goed, met deze restrictie: het vleugje tè holromantische pathos schaadt zelfs romantische werken. G.D.C. | |||||||||||||||
Periodieken
R.D. | |||||||||||||||
• GraphiaBulletin; Red. Luc v.d. Briele, Bleekstr. 6, b. 92, Mechelen; Abonnee-lid: 650 fr., bankrek. 403.3003611.79 Graphia Antw. - Nr. 83. Het tds is met de gelijknamige vereniging in 1958 gesticht. Het nummer bevat een uitvoerige behandeling van graficus Luc de Jaegher, die 70 wordt dit jaar, met een bijdrage van Ant. Rousseau en bespreking van zijn exlibris- en boekgrafiek; talrijke illustraties o.m. 5 originele houtgravures (ingekleefd). - Verzamelaar J. Fortuyn Droogleever over numismatische exlibris (illustr.). - Antoon Vermeylen over grafiek van Jacqueline Verbist-Maanen. - Bryan North over Brits graf. Leo Wyatt (†). - Heraldieke grafiek van baron de Selby (A. Collart). Mooi nummer, met ook een ingekleefde zeefdruk van Jacq. Verbist-Maanen. ‘Graphia’ organiseerde op 28/3 een exlibris-ruildag in St.-Niklaas. | |||||||||||||||
• Openbaar Kunstbezit in VlaanderenDriem. Period. v. inwijding in de B.K.; Red. J. Theuwissen; Secr. ‘Caermersklooster’, Trommelstr. 1, 9000 Gent; Abon. 600 fr. (met band 790 fr.), Br. 220.0722400.77, Op. Kunstbezit Deurne. - Nr 1/85. ‘Dieren als model. Het dier in de Vlaamse schilder- en beeldhouwkunst’, (40 blz., zeer ruim geïllustr. in kleur en zw.-w.). De auteur P. Verbraeken is kunsthistoricus en verbonden aan de Educ. Dienst der Antw. musea. Zijn onderwerp heeft ongetwijfeld een zeer ruime interesse bij een groot deel van de bevolking, meer wellicht dan bij de kunstkenners. De Vlaamse kunstenaars, met hun sterk realistische belangstelling, hebben in tijden ‘toen het mocht’ aan het dier een grote rol geschonken in hun oeuvre. Verbraeken wil terecht in de vele werken van Vlaamse kunstenaars nagaan hoe de mensen in de verschillende periodes tegenover het dier ingesteld waren (exotisme, satire, fantaisie, didactiek, religieuze e.a. symboliek, liefde voor de natuur). Zijn keus behandelde werken is ongetwijfeld representatief en reikt van de miniaturen tot heden. Het werd een biezonder boeiende aflevering. | |||||||||||||||
• De ViolierPeriodiek v. Hoofdrederijkerskamer De Violieren; Red. N. Degives, Canadal. 5, Hoevenen; Lidgeld 300 fr. Br. 035.0066453.49 Violieren Antw. - 85/1: De inleiding is van Hoofdman-Factor Clem Du Four. Ghislain Fantar belicht de figuur van de legendarische poppenspeler Constant van Campen. N. Degives interviewt Hoofdman Du Four, die van in de wieg met het toneel verbonden was, stichter werd van de groep ‘Jeugd’, die fusioneerde met ‘De Violieren’, waarvan hij de leiding overnam en waarvoor hij ook toneelstukken begon te schrijven, hoofdzakelijk eenakters, die veel succes kenden. Ook het Brederojaar († 1585) komt ter sprake, waarvoor de Antwerpse rederijkers uitgenodigd werden in Amsterdam. | |||||||||||||||
• ContactTweem. tds prov. Antwerpen; Red. W. Jouret; Abon. 600 fr. Pr. 000.0082768.27, Provinciebestuur Antwerpen. Van artistiek oogpunt uit gaat onze aandacht in het laatste zeer rijkelijk geïllustreerde nummer naar de voorstelling van de tentoonstelling ‘Uit de sacristie’ in het Sterckshof, waar de prachtigste stukken op het gebied van textiel- en juweelkunst vertoond worden, die na een grondig onderzoek over heel de provincie voor tentoonstelling werden waardig bevonden (30/3 tot 18/8). Daarnaast vinden we ook een zeer uitvoerig artikel over ‘Tien jaar Educatieve Dienst in de Prov. Musea van Antwerpen’, van de hand van Anne-Mie Adriaensens. Het gaat om het Sterckshof, het Diamantmuseum en het Textielmuseum Vrieselhof. Ook de industriële archeologie komt aan de beurt in ‘Monumenten van bedrijf en techniek in de Prov. Antwerpen’, een geïllustreerde studie van Prof. Roland | |||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||
Baetens (UFSIA). Hij is leider van het team historici, architecten, ingenieurs e.a., dat de groei van de industriële samenleving tot 1914 in de prov. Antwerpen bestudeerde en erover het standaardwerk publiceerde ‘Industriële revoluties in de Prov. Antw.’ (Editie in eigen beheer van Prof. Baetens, 2.800 fr). Opnieuw een waardevol nummer. | |||||||||||||||
• OrgelpositiefDriem. tds. v. Vl. Orgelvereniging; Red. A. Schoof, Pothoekstr. 138/14, 2008 Antw. - Nr 1 van dit nieuwe bulletin beoogt vooral een exposé der doeleinden van de vereniging: orgelagenda, bevordering der orgelcultuur, steun vooral aan de jongere organist op elk gebied, musicologische hulp. De vereniging houdt reünie op 10/4 in St.-Niklaas (Lidgeld: 150 fr. Br. 408.7046691.94, Vl. Orgelvereniging, 2008 Antw.) | |||||||||||||||
• 't KofschipLiterair tds. (secr. Vinkenlaan 11, 1730 Zellik). Zal zoals de voorgaande jaren opnieuw ‘Podium’ publiceren, een extra-poëzienummer voornamelijk bestemd voor dichters en dichteressen die nog geen bundel hebben uitgegeven. Iedereen mag meerdere gedichten opsturen en het thema is vrij. De redactie van ‘Podium’ is gevestigd bij Ugo Verbeke, Eugeen Laermansstraat 10, 2020 Antwerpen, waar ook alle gedichten en vragen om inlichtingen dienen toe te komen. | |||||||||||||||
• AppelDriem. lit. tds.; Red. Guido Wulms, Houtstr. 7, 3800 St.-Truiden; Abonn. 400 fr. Bankrek. 452.5020881.78 Appel, St.-Truiden. - Maart 85: o.m. Juryverslag en twee bekroonde teksten van de Prijs-wedstr. v. korte verhalen '84. Gedichten van o.m. H. van Eygen en Rom. J. van de Maele (geen enkele Limburger). Uitvoerige recensierubrieken o.m. van prozateksten van Ina Stabergh, Gie Laenen, Gil Vander Heyden, van poëziebundels van D. van Rijssel, H. van Herreweghen, Bea de Longie, Dries Janssen, Ton Luiting. De presentatie van het tds. is verbeterd; een nummer waarin veel mensen aan het woord kwamen of aandacht kregen, wat lofwaardig is. | |||||||||||||||
• NeerlandiaTweem. tds. v. Alg. Ned. Verbond; Red. Gallaitstr. 80, 1030 Brussel; Abon. 525 fr. Br. 414.0136211.59 A.N.V. - Febr. '85. Een boeiend nummer. O.m. een Analyse van ‘1830: Scheuring in de Nederlanden’ v. Dr. Arn. Smits OSB/Steenbrugge, die de fouten van Nederland in dezen onderlijnt (W. Vandaele) - ‘De wortels van het (Vl.-Nederl) Mis-verstaan’, zoals aangetoond door Kees Middelhof in zijn ‘Gesch. v. Ned. en Vl.’, waar hij o.m. de in Holland uitgeweken Vlamingen uit de 16e E. de schuld geeft voor het misprijzen voor Vlaanderen in Holland (!?) (W. Coninx). | |||||||||||||||
• Jeugd en CultuurTweem. tds. v. studerenden; Red. Bern. de Cock, Kortrijksepoortstr. 254, Gent; Abon. 250 fr. Pr. 000.0143775.21. - Nr. 6/XXVII jrg. Zeer hoogstaande publikatie met diepzinnige artikels over ‘De postindustr. samenleving / Goed en kwaad’ (B. de Cock). - ‘Inleid. op een inleid.’ voor een discussie i.v.m. wijsbegeerte (C. Verhoeven). - ‘De menselijke drievoudigheid’ bij denkers van Anaxagoras tot heden (een verbluffende documentatie door G. Buschman). - ‘De lezer gefascineerd door het kwaad’ (Rita Ghesquiere). | |||||||||||||||
• Caths' ArtsBulletin Trimestriel de la Communauté des Beaux-Arts St.-Germain-L'Auxerrois, 2 Place du Louvre, Paris 1; Red. Père W. Balm; Abonn. buitenl. 50 FF. - XIX/Nr 67 (3e Trim. 85): Deze offset-publikatie heeft, spijts een gewild bescheiden presentatie, toch een zekere allure, die de zorg en de toewijding aantonen van de Nederlandse kloosterlingen, die de parochie van het Louvre-kwartier verzorgen en tevens in het artistiek milieu van Parijs en Frankrijk een door het christendom bewogen kunstopvatting verdedigen o.l.v. P.W. Balm. Zij zijn ook aan de basis van het herleven der Franse beweging ‘Art Chrétien’ uit de Interbellum-periode en van de Franse vleugel der ‘Soc. Int. Art. Chr.’ Wij kunnen ze slechts feliciteren om het evangelische vuur dat zij wakker houden in een verheidende maatschappij. Dit nummer staat vooral in het teken van de Apocalyps in de kunst; dat Frits van der Meer hier inspiratiebron was ligt voor de hand. Het verheugt ons dat uit de ‘Westvlaamse Apocalyps’, een pagina werd gereproduceerd (de oudste ‘Apocalyps’ der Nederlanden). | |||||||||||||||
• HandenAlg. Cult. tds. v. letterk. vrouwengroep; Red. Bertien Buyl en Gabrielle Demedts; Abon. 600 fr., postrek. 000-0113143-41. - Nr. 1/85: O.m. Gedichten van Bea de Longie, M. Sesselle, Chr. Guirlande, I. Stabergh e.a. Behalve enkel essayistische teksten ook beschouwingen van Greta Seghers van autobiografische aard i.v.m. haar dagboek, die leiden tot een uitvoerige bespreking van het zeer revelerende dagboek van Tolstois echtgenote Sonja, wier soms vrij hysterische aard bekend is. Gabrielle Demedts presenteert de nieuwe bundel van M. Sesselle. | |||||||||||||||
• BriesDriem. lit. tds.; Red. Guido Devos, Kreupelstr. 126, 1840 Eppegem; Abon. 280 fr., bankrek. 001-1171575-85. - I, nr. 3 (Lente '85). Dit blad, waarin we als redactieleden U. Bouchard, D. Declerck e.a. aantreffen is een gepolycopiëerde editie op vrij groot formaat (52 blz.). Men vindt er poëzie (vb. v.G. van Hoof, U. Bouchard, P. Bernaux, J. Gheeraert, R. Dufait), een vrij groot aantal recensies vooral door U. Bochard, verhalen proza (o.m. v.I. Stabergh), publiciteit voor Jan Vanriet, tekeningen en cartoens.
• Documenta, Tijdschrift voor Theater, jg. 3, nr. 1, 1985; uitgave van het Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst, (Rozier 44, 9000 Gent); jaarabonn. 250 fr. / f 18, los nr. 75 BF, br. 290-0012255-54. - Artikels handelen over ‘De Gentse toneelschool’ (Mieke De Jaegher), de opvoering van ‘Uit den vreemde’ van Ernst Jandl door Theater Malpertuis (Geert Van der Speeten), over legaliteit en artistieke relevantie van recente theatervernieuwingen (Dirk De Corte) en bedenkingen over het theaterdecreet, deel II (Wim de Mont). In de schets van de geschiedenis blijkt dat de Gentse (Vlaamse) toneelopvatting in de eindjaren van de 19de eeuw nog altijd het stersysteem huldigde. De Nederlander Arie vanden Heuvel zou als leermeester van Oscar De Gruyter hier verandering in brengen. De algemene beroepsvervolmaking is ook gevolg van de Nederlandse inbreng in de Gentse toneelschool vanaf het begin van de 20e eeuw. De politieke moeilijkheden na de Eerste Wereldoorlog en de ermee gepaard gaande afdankingen (o.a. Arie vanden Heuvel), de bemoeiing van het stadsbestuur zijn ook feiten die, zij het wat gladgestreken, ter sprake komen. Het artikel over Ernst Jandl met zijn stuk over vervreemding toont het verband aan tussen taalexperiment als meta-taal in conflict met realistische toneelhandelingen. Ook het verband tussen handeling als beeld en Jandls opvatting over concrete poëzie. Theater Malpertuis legt in de regie minder klemtoon op het experimenteel taalgebruik, meer op de symboolwerking van het vierkant in het decor, de behendigheidsspelletjes van de acteurs om de leegte uit te drukken, de wit-zwart tegenstellingen in de kostumering. Zo scherp wordt het niet gezegd, maar ik begrijp dat theater Malpertuis het stuk als zodanig afgezwakt heeft omwille van het publiek. Het derde artikel bezint zich over de rol van de theatercriticus. Hij klaagt over het gebrekkig communicatieproces van theater met de toeschouwers. Zelf vrees ik dat technische vernieuwing en professionele aanpak blijven stuiten op het feit dat er weinig goede moderne teksten worden geschreven. Het theater zoekt dan naar modernisering van oude teksten en bloedt dood. J.D.P. | |||||||||||||||
Vrije tribune• Beschouwingen i.v.m. feminismeIk wens te reageren op de boekbespreking van J.P. Goetghebuer (Je danserai pour toi, Vlaanderen, nr. 204, p. 46). De auteur gaat er van uit dat sommige vrouwen minder ‘vrouw’ zijn dan anderen. Dit is op een bepaalde wijze ook zo. Het hangt af van het niveau van bewustzijn dat een vrouw op een bepaald ogenblik in haar leven heeft weten te bereiken. Het is nu juist aan dit bewustmaken van de vrouw dat het feminisme werkt. Ja, méér zelfs: dit bewustwordingsproces is het feminisme. Hoe verder een vrouw gevorderd is op de lange weg van de zelfverwerkelijking, hoe méér ze aan dit feminisme te danken heeft. Geen enkele vrouw zal dat loochenen. Het feminisme is: blijven verder groeien tot je hoogste ontplooiing, mensen bevrijden van hun angsten die leiden naar een (voor anderen en voor henzelf) destructief leven. Het feminisme is voor de vrouw de blijde boodschap! Het lijkt me dat Mireille Nègre in haar leven veel behoefte aan dit feminisme heeft gehad. Méér zelfs, als haar Godsbeeld inderdaad zo éénzijdig-mannelijk, beveiligend, gebiedend in haar leeft (of is dit een projectie van de bespreker?) dan heeft ze aan het feminisme nog behoefte, want dan heeft ze de diepste innerlijke bevrijding nog niet gesmaakt. J.P. Goetghebuer plaatst de ene vrouw tegenover de andere (de feministe). Het is een oude taktiek. Zo kan men de vrouw terzelfdertijd én loven én minachten; de oude Eva/Maria mythe. Het feminisme doorziet dat. De vrouwen hebben één en ander leren begrijpen. Hun sisterhood omvat alle vrouwen. Eva en Maria zijn geen echte vrouwen, het zijn slechts verklarende, catalogiserende en polariserende projecties van auteurs. Met beleefde groeten, Aleidis Dierick.
De recensies werden geschreven door:
|
|