Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33
(1984)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||
Werk van en over leden• Lut UreelDe Kleine Mens in de Grote Oorlog. Getuigenissen van twee generaties dorpsonderwijzers uit de frontstreek; Lannoo-Tielt/Weesp, 1984, 120 × 190 mm, 252 blz., paperback 398 fr. - Dit boek is echt een aangrijpend document, waarbij we via de dagboekfragmenten van de grootvader (aan moederszijde) van de auteur en de verhalen post facta van haar vader, ons zeer goed kunnen inleven in de gevoelswereld van de gewone mensen die de gruwel van de Eerste Wereldoorlog ter plekke hebben doorgemaakt. Het is tevens een authentiek relaas geworden van het dagdaagse leven in een plattelandsdorp uit de Westhoek in het begin van onze eeuw. De auteur hertaalde in dit boek de dagboeken van haar grootvader die bijna dag na dag de gebeurtenissen van 1 aug. 1914 tot 31 november 1918 neerpende, zoals die zich voordeden in Alveringem en omgeving, gelegen aan de rand van het toenmalige front. Die man, Emiel Selschotter, onderwijzer, noteerde in een zakelijke, maar wel prettige stijl en taal (lichtjes door Lut Ureel aan onze moderne taal aangepast) minutieus wat hij rondom zich zag gebeuren en wat hijzelf meemaakte. Zonder pathos weliswaar, maar toch vaak aangrijpend en doorstraald van de grote ellende waarmee men in die dagen willens nillens leven moest. Deze dagboeken worden in het boek in acht fragmenten afgedrukt en tussendoor komt haar vader aan het woord die in uitgesponnen en levendige verhalen zijn ervaringen van dezelfde tijd meedeelt. Het is knap gevonden deze beide getuigenissen afwisselend weer te geven. Daardoor immers winnen beide aan intensiteit en overtuigingskracht. Het is mijn vurige wens dat velen en vooral ook jeugdigen, dit boek zouden lezen, zodat steeds meer mensen doordrongen zouden raken van het onzinnige van de oorlog en aldus positief zouden meedenken en handelen (desnoods) om van de idee ‘nooit meer oorlog’ (noch grote, noch kleine) een feit te maken. R.D. | |||||||||||||||||||||||
• Achilles Cools,Weldadige regen, uitg. Kempische Boekhandel-Retie, 1983, 125 × 180 mm, 105 blz., geb. 275 fr. (bestellen bij de auteur: Houterveld 5, 2440 Geel, pr. 063-0011234-17). - Deze bundel werd geschreven voor mensen die nog kunnen geloven in de paradijselijke schoonheid en in de dito stilte die de Kempen doortrilt. Het is een poëtisch verhaal als het ware, waarin we de verbondenheid van de dichter met zijn land, niet een vinger dik, maar een zij spek dik ervaren. Het is een op trektocht gaan in Gods vrije natuur. Het is een speels gevangen worden in het web van de ‘dichter’, die tijdens zijn verkenningstocht door de vertederende Kempen, de schoonheid ervan in beeld en in dit boek heeft gebracht. Achilles Cools is sterker met de tekenstift dan als verteller. Hij brengt concessies in beeld waarbij men stilblijft, al kan hetzelfde niet worden gezegd van de ‘gedichten’ die deze vertederingen illustreren. Gelukkig voor ons en voor Achilles Cools, werd ‘Weldadige regen’ typografisch zeer fraai verzorgd, wat niet verwonderlijk is, vermits hij in de Kempense geest van dit werk, bij de Kempische Boekhandel te Retie werd uitgegeven. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||
• Line Lambert,1920 of de hapering der dagen (retroverhalen), Soethoudt & Co-Antwerpen, 1983, 200 × 130 mm, 92 blz., gen. fr. - Dit boek dat een aantal in fluweel geschreven retroverhalen bevat, is in één ruk uit te lezen. Het vertelt ons de teloorgang van een klein burgerlijk familiefortuin. Het brengt ons oog in oog met het leven in de kleinstad, waarbij men af en toe de indruk krijgt dat Anton Pieck er meermaals is langs gelopen. Het is een verhaal van vlak voor en van onder de Eerste Wereldoorlog, in een burgerlijk milieu. Het is een boek waarin men als het ware de sfeer van toen kan ruiken, in een relaas dat zonder hapering werd neergeschreven. Line Lambert, echtgenote van de betreurde J.L. de Belder, ere-lerares Geschiedenis M.O. en jarenlang administratief medewerkster van de Colibrant-uitgaven, heeft er goed aan gedaan als schrijfster van dit immense portret van het andere Lier, haar jeugdherinneringen of flarden daarvan, te boek te stellen. Het besluit met de woorden van haar moeder, die haar zeer vertrouwelijk de hand drukte en zei: ‘Doe alles goed, straks is het ook uw tijd, het ogenblik dat telt en waarna men, los van alles, bestendig aanwezig blijft bij hen, die men liefheeft...’ Globaal gezien is in dit werk van Line Lambert, zowel de geschreven zachtheid als de poëtische gedrevenheid van wijlen haar man aanwezig, ook al werd het uiteindelijk een stukje uit haar eigen jeugd en uit haar eigen Lier... K.D.D. | |||||||||||||||||||||||
• Cor Ria Leeman,Mich. Dagboek van een meisje, uitg. Lannoo-Tielt/Bussum, 1983, Lannoo's Juniorboeken, 210 × 125 mm, 116 blz., paperback 240 fr. - De auteur heeft, dank zij de spontane bereidheid van vijfentwintig meisjes die hem na een schoollezing, de intieme inhoud van hun nog jonge ziel openbaarden, een bij momenten ontroerend jeugdboek geschreven, dat zowel individueel als in schoolverband, een bron van discussie kan zijn. Cor Ria Leeman schreef zijn ‘Dagboek van een meisje’ in de ik-vorm, in een stijl die niet van ‘stelen’ is afgeleid. Hij laat Mich's dagboek op 19 mei beginnen, net op het ogenblik dat ze dertien jaar is. Hij laat het eindigen, meer dan 400 dagen later, op 9 juli, de dag van de eerste zoen, al voelde ze zich op dat ogenblik nooit zo onvolwassen als toen. Cor Ria Leeman heeft, via de bij momenten humoristische ontboezemingen die hem werden meegedeeld, een waarheidsgetrouw relaas van de puber gegeven, tijdens zijn opgaan naar volwassenheid. Het lijkt geschreven in het niemandsland dat ligt tussen droom en daad. Hij deed dat in het keurslijf van de meisjes, in hun relatie met andere meisjes, en met jongens, met de ‘kalverliefde’ als de rode draad in hun tocht naar meerderjarigheid. Een boek dat tekenend is voor het talent van de auteur, die hier anders is dan anders... K.D.D. | |||||||||||||||||||||||
• Piet Thomas,Hoorbaar Landschap, uitg. Theoria-Kortrijk, 1983, 71 blz., fr. - Piet Thomas gaat onverstoorbaar door met zijn Rilke-vertalingen. Hoorbaar Landschap bevat een gevarieerde keuze uit de ‘Sämtliche Werke’ met opnieuw enkele bekende en vertrouwde gedichten. Wij wezen er al eerder op hoe precieus deze vertalingen zijn. Zonder verraad te plegen aan de oorspronkelijke tekst, streeft Thomas naar een hertaling of liever een herschepping van Rilkes poëzie in onze taal. Dat vergt vaak een herschikking van zinsbouw, grammaticale wendingen en leestekens en het aftasten van het woord in zijn betekenisnuances. Het ligt voor de hand dat het dichterlijk aanvoelen en de inlevingskracht van de vertaler zelf hierbij een belangrijke rol vervullen. Thomas heeft bij herhaling bewezen dat hij over deze kwaliteiten beschikt. Als typisch voorbeeld van zijn wijze van vertalen moge de eerste strofe volgen van het ongetitelde gedicht: ‘Ich fürchte mich...’: Ich fürchte mich so vor der Menschen Wort.
Sie sprechen alles so deutlich aus:
Und dieses heißt Hund und jenes heißt Haus,
und hier ist Beginn und das Ende ist dort.
Wat me bij de mensen bang maakt is hun woord.
Ze spreken alles zo verstaanbaar uit:
kijk, dit is het begin, dat het besluit.
Hier heb je ‘hond’, daar heb je ‘huis’ gehoord.
Tegelijk verscheen ook een keuze uit het werk (‘Ausgewählte Gedichte 1950-1980) van de ons totdusver onbekende Oostduitse dichter Heinz Kahlau: Een dag als een wonder (Kortrijk, Theoria, 1983, 103 blz.). Deze poëzie biedt aantrekkelijke perspectieven. Zij beeldt de mens in onze moderne leefwereld uit in vaak verrassende paradoxen en groteske situaties, die bij ons wel eens aan het werk van Gust Gils doen denken. Anderzijds zijn heelwat verzen geladen met de kernachtigheid van een aforisme of gestold tot levenswijsheid, zonder daarom hun poëtische frisheid en bekoorlijkheid te verliezen. De aard van deze poëzie maakt het de vertaler minder moeilijk dan b.v. het werk van Rilke. P. Thomas heeft de vrije versvorm en de heldere verwoording niettemin omgebogen in een soepel Nederlands. Als kennismaking met deze poëzie dit ‘Daarom?’: ‘Wij allen / zoeken de mens, / die ons leven / zinvoller maakt. / Je denkt / die in mij / gevonden te hebben. / Moet ik nu / het zoeken opgeven - / daarom?’. Theoria zorgde andermaal voor een nette uitgave met de oorspronkelijke tekst naast de vertalingen. r.v.d.p. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||
• Jan Perquy,Scherven sterven oppermachtig, uitg. VKH-Torhout, 120 × 170 mm, fr. - In een viermaal toegevouwenfolder (dus handig zakformaat) lees ik titel, auteur en 15 keurig gedrukte gedichten. De titel doet wel wat theatraal aan, maar de eerste gedichten wekken al dadelijk lichte bewondering, want ik lees echt goede poëzie. Een vloeiend ritme, een sterk beeldende taal en een boodschap. Vitalistische poëzie, die het karakter draagt van een levensgenieter, soms wat wankel in zijn barokke brede evocaties, want hij drinkt met volle teugen. Voortdurend loopt doorheen deze homogene bundel het duel tussen begoocheling en ontgoocheling in een rijk uitgesmeerde zegging, soms deze van een lichte decadentie. Echter poëzie vol mogelijkheden, waaraan wellicht bij wat nuchterheid kan gesnoeid worden. Hier en daar werken te druk opeenvolgende rijmen en teveel adjectieven wat tegen het gedicht in. Beslist lezen wij echter een dichter met talent, vooral in de eerste afdeling. Enkele taalslordigheidjes, maar VKH weet wat het uitgeeft. Ik kan tenslotte het best de inhoud suggereren door het aanhalen van de zinnen die de 2 afdelingen inleiden: ‘De van kant en klaar geweven dagen zijn warmbloedig’ en ‘Tastbaar zijn mijn kamers zwartomrand’. Met wat zorg en zelfdiscipline en kritische inkijk klaart de goede wijn helemaal uit. Een flink debuut. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• Marc Boey,Wollestraat, uitg. De Nederlanden, vzw, Antwerpen, 19832, 48 blz., gen. 150 fr. - Betreft een bundel repressiegedichten, geschreven in de grauwe gevangenisruimte van de Gentse ‘Wollestraat’. Een diepmenselijk document dat na minder dan een jaar aan de tweede druk toe is, en nu ook voor jongeren toegankelijker gemaakt werd door toevoeging van een verklarende tekst. Indrukwekkende poëzie met ontegensprekelijke literaire waarde die de lezer er vooral toe verplicht na te denken. Wat, wie Marcel Boey als hoogstaand mens en onmiskenbaar idealist kende en meemaakte, niet eens zal verwonderen. Wie aan bezinning toe is graag aanbevolen. Hield ons meer in de ban van diepdoorvoelde emotie dan 20 televisieuitzendingen over ‘De Nieuwe Orde’. H.D. | |||||||||||||||||||||||
• Edith Oeyen,Leila Muggelijn, uitg. Kofschip-Kring vzw, Zellik, Apocalypsreeks nr. 3 illustr. in zw.-w., 210 × 130 mm, 32 blz., gen. 200 fr. - Dat Edith Oeyen zich zeer intens verbonden voelt met dat wat schoon bleef en ongerept, is niet enkel in haar vroegere dichtbundels ‘Glimlach van een Zonnebloem’ (1981) en ‘Neveldraden en Morgendauw’ (1983) voelbaar, maar evenzeer in het frisse sprookjesverhaal ‘Leila Muggelijn’, dat door Jean-Pierre Janssen van de nodige illustraties werd voorzien, ook al komen die bij momenten niet altijd sprekend over, wat wel eens te wijten zou kunnen zijn aan de typografische vormgeving en het experimenteren met teksten en illustraties in een groene kleur die het niet doet. Leila Muggelijn van Edith Oeyen lijkt al met al een nogal vlug ontstaan tussendoortje. Het is een speels oponthoud van iemand die tot veel meer bekwaam moet zijn, ook al wordt het verhaal door inleider André Polfliet een gebeurtenis genoemd die ieder van ons zou willen beleven of ervan getuige zijn in een droom. K.D.D. | |||||||||||||||||||||||
• Jozef Bossu,Vlaanderen in oude kaarten. Drie eeuwen Cartografie, Lannoo, Tielt / Bussum, 1983, illustr. in zw.-w. en in vierkleurendruk, 300 × 380 mm, 168 blz., gebonden met stempeldruk en geplastificeerd stofomslag, 1980 fr. - Terwijl je door het Vlaamse land trekt, rijdt of wandelt, overvalt je vaak de vraag ‘Hoe zou deze streek er vroeger wel uitgezien hebben?’. Het onderhavig boek brengt je nu een onmiddellijk antwoord. In dit meesterlijk verzorgd boekwerk presenteert Jozef Bossu ons immers aan de hand van een groot aantal representatieve oude kaarten de geschiedenis van het graafschap Vlaanderen, sedert de eerste gedrukte documenten tot aan de Franse Revolutie, toen het graafschap als zelfstandige entiteit ophield te bestaan. Vooraf heeft hij het eerst over de vervaardiging van oude kaarten en uitgebreid over de ontwikkelingsgeschiedenis van de cartografie in Italië, Duitsland, de Nederlanden, Frankrijk en Engeland. Daarnaast bespreekt hij leven en werk van 40 cartografen, onder wie o.m. Gerard Mercator, Jodocus Hondius, Joseph de Ferraris, Willem en Joan Blaeu, Antonius Sanderus, maar ook vele minder bekend geworden figuren. De wereld van de cartografen die de auteur aldus voor ons ontsluit is ongemeen boeiend. Het boek is een monumentaal werk geworden en dit niet alleen ter wille van zijn afmetingen, maar vooral ter wille van de uitstekende kwaliteit waarmee de historische kaarten gereproduceerd werden in kleurendruk en zw.-w., vaak over de breedte van twee pagina's (er zijn ook vier uitslaande kaarten opgenomen), waardoor ze soms zeer dicht de oorspronkelijke grootte benaderen. Iedere kaart is daarbij voorzien van de nodige gegevens om ze - ook als niet specialist - te kunnen interpreteren. Verder treffen we in het boek talrijke oude stadsgezichten aan, zo o.m. van Gent, Brugge, Antwerpen, Aalst, Doornik, Kortrijk, St.-Winoksbergen, Wakken, Oudenaarde, Dendermonde, Duinkerke, Oostende, Rijsel, Menen, Ieper, enz. Alleen al de kwalitatieve illustratie van dit werk zal voor velen een voldoende reden zijn om tot de aanschaf van het boek te besluiten en de vaststelling dat het boek thans aan zijn tweede druk toe is, levert daarvan wellicht het bewijs. Vermelden we verder ook nog dat de legenden bij iedere kaart en illustratie behalve in het Nederlands ook in het Frans, het Duits en het Engels wordt afgedrukt en er achterin het boek in dezelfde talen een samenvatting van het tekstgedeelte wordt gepresenteerd. In dezelfde reeks en met identieke kwaliteiten verschenen intussen Het Hertogdom Brabant in kaart en prent van D.R. Duncker en H. Weiss (Leuven, Brussel, Antwerpen en 's Hertogenbosch) en Zeeland in oude kaarten van Fr. Gittenberger en H. Weiss. In beide delen maakt men voor het tekstgedeelte trouwens gebruik van de tekst van Jozef Bossu. R.D. | |||||||||||||||||||||||
• Maria Sesselle,Christine, uitg. Kofschip-Kring vzw, Hilversum, 1984, De Cantilenenreeks nr. 8, 160 × 240 mm, 55 blz., gen. fr. - De nieuwe bundel Christine van Maria Sesselle is opgedragen ‘aan alle psychiatrische patiënten’. Dit zet ons meteen op weg naar de thematiek die er het fundament van uitmaakt. Het beeld van haar zuster als uitgangspunt wordt verruimd tot de tragische situatie waarin haar lotgenoten verkeren. De dichteres heeft deze zo sterk ingeleefd, dat haar alleen nog het woord rest als bevrijding: Dat ik haar zuster ben / en niets me nog weerhouden kan / haar pijn te spreken. De herhaalde bezoeken aan haar nieuw tehuis, de ballingschap / van uitzichtloze eenzaamheid, zijn doorweven met herinneringen aan vroeger, aan de gezamenlijke kinder- en jeugdjaren op de ouderlijke hoeve. Op schrijnende wijze voelt de dichteres echter aan welke kloof er tussen hen beiden ontstaan is en hoe verschillend zij zowel heden als verleden beleven. De negentien gedichten uit deze bundel zijn evenveel getuigenissen van het tragische leed en verdriet, waarvan de ‘gezonde’ wereld zich nauwelijks bewust is. M. Sesselle heeft dit weten te vertalen in vaak aangrijpende gedichten, die treffen door de eenvoudige, maar pregnante beeldspraak en door de sobere vorm, die binnen de klassieke beheersing voldoende ruimte en vrijheid laat om het vers zijn eigen weg te laten gaan. Ik denk o.a. aan het mooie gedicht ‘Bezoek’ met de onvergetelijke slotverzen: Haar schouders, door langdurig leed gebogen, / zijn bij het heengaan droever dan haar ogen. Zowel door de thematiek - die bij ons zeldzaam is - als door de authenticiteit van de beleving, is dit een waardevolle bundel. M. Sesselle bakent verder haar plaats af onder de Vlaamse dichteressen van heden. r.v.d.p. | |||||||||||||||||||||||
• Maria Jacques,De ring van Minos, Davidsfonds-Leuven, 1984, 128 × 208 mm, 196 blz., ingen. ledenprijs 310 fr. - Een jonge lerares, Britta Martens, is wat tegen haar zin met vakantie op de Griekse eilanden. Door een toeval blijft ze logeren op Kreta, waar ze geheimzinnige avonturen beleeft, die verband houden met eeuwenoude rituele gebruiken. Zes jaar later trekt Britta terug naar Kreta uit nieuwsgierigheid naar Minos, de Kretenzische jongeling, van wie ze wil weten of hij dood of nog levend is en of hij haar al dan niet echt bemind heeft. Maria Jacques is er andermaal in geslaagd een uitermate boeiende roman te schrijven. Dank zij de vlotte taal en mede door de interessante achtergrond van het gebeuren ontstond een werkelijk subtiel en origineel verhaal. Door de zakelijk beschreven historische feiten en de directe schrijfstijl met duidelijke karaktertekeningen van de personages komt het verhaal erg geloofwaardig over en is het bovendien aangenaam om lezen. Auteur is erin geslaagd om een intelligente roman te creëren met detective-allures. Een boek om in één adem te lezen. D. V.d.B. | |||||||||||||||||||||||
• Cor Ria Leeman,Shabonee, Davidsfonds-Leuven, 1984, 130 × 200 mm, 210 blz., ingen. ledenprijs 275 fr. - Gedreven door bekeringsijver, vestigt een groep blanke protestanten zich in 1805 aan de oevers van de Mississippi in een Indianengebied. Shabonee, de zoon van het opperhoofd Sagoyewatha, moet een jaar lang bij de blanken verblijven, waar men hem tevergeefs tracht een nieuwe levenswijze op te dringen. Nadien is het, zoals afgesproken, de beurt aan Samuel, de zoon van de blanke leider Jonathan Cram, om eveneens een jaar in het gezelschap van de Indianen door te brengen. Hij verloochent evenmin zijn ware aard. Uiteindelijk drijft jaloersheid hem zover, dat hij Shabonee op een laffe wijze vermoordt. De Indianen zijn echter te grootmoedig om deze daad op een gelijkaardige wijze te wreken. Dat is de kern van het verhaal, waarvoor de auteur zich blijkbaar goed gedocumenteerd heeft. Hij heeft duidelijk partij gekozen voor ‘de gezonde, natuurgebonden levenswijze’ van de Indianen, waarvan we inderdaad nog iets kunnen leren. Toch roept zijn engagement vragen op. De leefwereld van de Indianen wordt als ideaal voor- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||
gesteld, die van de blanken - een paar uitzonderingen niet te na gesproken - als hypocriet, verziekt en alles behalve christelijk. Hoe nobel deze groep Indianen (bizonjagers uit het binnenland van Noord-Amerika) ook moge geweest zijn, zij waren toch ook mensen van vlees en bloed, niet gevrijwaard van passies. Door de volgehouden zwart-wit-tegenstelling dient dit overigens boeiende jeugdboek kritisch gelezen te worden. rvdp | |||||||||||||||||||||||
• Karel Moerman, Charles Vermeersch,Vier Architecten te Brugge. Philip Cardinael, Luc Laloo, Eugène Vanassche, Erik Van Biervliet, Lannoo-Tielt, 1983, zw.-w. en kleurenillustr. 280 × 250 mm, 136 blz., geb. 1600 fr. - Bij de eerste confrontatie met het boek stelde ik mij onmiddellijk de vraag op welke basis de keuze werd gemaakt. Alle vier de architecten zijn gedurende een bepaalde periode docent geweest aan de afdeling architectassistent H.R.I.T.O.N. te Brugge. Onder collega's is het idee ontstaan om een aantal van hun realisaties te bundelen in één uitgave. Karel Moerman, eveneens leraar geweest aan het H.R.I.T.O.N., situeert en beschrijft telkens vier ontwerpen per architect. Bij elk architect krijgt men een kort overzicht van zijn werk buiten Brugge waardoor men de besproken projecten kan situeren. De inleiding is geschreven door Prof. Charles Vermeersch. Zijn bijdrage is een vrij kritische overpeizing in verband met de architectonische en stedebouwkundige ontwikkeling in de Brugse binnenstad. Achtereenvolgens behandelt hij het probleem van gevelbehoud en de manier waarop men integratie interpreteert. Het beeld van de ‘Brugse mooiigheid’ en de grote gevolgen van het massatoerisme worden kritisch bekeken. Vermeersch stelt zich duidelijk de vraag of men het recht heeft ‘de geschiedenis tot stilstand te brengen in naam van de geschiedenis’ zoals dit in Brugge gebeurt. Verschillende projecten met elkaar vergelijken zal wel niet zoveel opleveren gezien de aard van de gekozen gebouwen vrij uiteenlopend is. Cardinael en Laloo's renovatieproject van een aantal 19de-eeuwse werkmanshuisjes aan de Vlamingdam getuigt van een streven om de woonkwaliteit te verbeteren, maar tevens is het een mooi voorbeeld hoe men een nieuwbouw realiseert met behoud van de bestaande straatgevel. De voorgevel wordt in Brugge te dikwijls gezien als een autonoom object en als decor. Vermeersch zegt in dit verband: ‘De kans om een fout te maken moet voorkomen worden, alsof het behoud van een voorgevel geen foutieve beslissing kan zijn’. E. Vanassches studentenwoningen aan de Gentpoort en E. van Biervliets eigen woning aan de St.-Annarei zijn de meest gepubliceerde voorbeelden van invularchitectuur die getuigen van een neo-romantische kleinschaligheidsgedachte uit de jaren '70 en dit in tegenstelling tot de neo-rationele grootschaligheid van de jaren '60. Van Biervliet kreeg voor zijn woning verschillende architectuurprijzen, waaronder de Maskensprijs in 1981. Het boek geeft dus niet enkel een beeld van vier Brugse architecten maar weerspiegelt tevens hoe men in Brugge in de jaren '70 dacht over architectuur en stadsvernieuwing. De opgenomen bouwwerken vormen geen oriënterende ogenblikken voor de architectuurontwikkeling maar illustreren in de eerste plaats een tijdsgeest waarin kleinschaligheid primair wordt gesteld. Het boek is prachtig verzorgd zoals men van de uitgeverij Lannoo gewoon is. Ook de grafische vormgeving van Ph. Cardinael maakt van dit werk een mooi kijkboek over architectuur dat tevens de problematiek weergeeft van het hedendaags bouwen in één van onze belangrijkste historische steden. M.D. | |||||||||||||||||||||||
• Henri Van DaeleDré Bogaert, Inl. v. Et. de Cuyper, Lannoo Tielt 1983; 119 blz., 275 × 230 mm, gebonden; tientallen kleur- en zw.w.-illustraties. - De auteur en de schilder zijn beide Zelenaars, die aan hun streek gehecht zijn en erdoor zijn getekend. Van Daele weet dat ook goed aan te voelen hoe het mogelijk was dat een mens van de natuur tien jaar lang, na zijn succesrijke studies te Antwerpen, mee deed met de Antwerpse Hessenhuizers en de Gentse Forums, definitief verf en penseel terzijde legde om tien jaar lang in de ban te zijn van objectkunst, assemblagekunst en lyrische composities. Om dan - o.m. omdat zijn gezondheid leed tengevolge van het losbranden - terug te keren tot ‘zijn’ landschap. Van Daele voelt dit alles aan en drukt het uit in een lange reeks prozagedichten, waarin hij het metafysische en het poëtische van Bogaerts oeuvre aandoenlijk gevoelig weergeeft. Hij is geen beroepscriticus, geen goochelaar met hermetische termen, maar een literator die zich gevoelsmatig kan identificeren met de schilder en de tekenaar, omdat hij dezelfde demonen en dezelfde vizioenen in zich draagt, die de bevriende begenadigde artiest op papier en doek weergeeft. Zonder de innerlijke rijkdom van de artiest zou de commentator zich hebben moeten vergenoegen met woordenspel. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Dr. Eugeen Van ItterbeekRomantiek in de hedendaagse poëzie - Le romantisme dans la poésie européenne - Romanticism in Contemporary European Poetry, Cah. nr. 43, Europese reeks 1983; Leuvense Schrijversaktie, Boskantstr. 30 Kessel-Lo, 359 blz., 600 fr. - Men kent de enorme inspanningen die de samensteller van dit boek zich heeft getroost om tot heden Vijf Europese Poëziefestivals te realiseren. De neerslag van het 5de dit van 1983, vindt men in dit boek, waarvan de titel als onderwerp van het colloquium werd gekozen door de vzw. Europ. Ver. t. bevordering v. de Poëzie. Inleider van Itterbeek toont in de inleiding de actualiteit van het onderwerp op internationaal plan. Dan volgen nog dertien essays, die we hier enkel kunnen opsommen: Preliminary Remarks on Romanticism (H. Servotte) -Fear, Romanticism, Poetry (Lars Gustafsson) - Le défi éternel du Romantisme (Eftim Kletnikov) - Romantiek en Immanentie (E.v. Ruysbeek) - Forms and Energies: A Poetic Preoccupation (Y. Beer) -De wereld van Christina? (C. Heyman) - Le romantisme et la poésie française contemporaine (G.-Emmanuel Clancier) - Le romantisme dans la poésie européenne contemporaine (M. Luisa Spaziani) - Romanticism in Contemporary Irish Poetry (E. Longley) - De vleugels, niet de hoeven. De Romantiek in de Ned. Poëzie na 1945 (P. Thomas) - L'Influence du romantisme européen sur l'évolution littéraire au G.-D. de Luxembourg (F. Hoffmann) - Zo'n soort gevoel (A. Korteweg) - Statement (Jon. Griffin). We beperken ons commentaar tot het uitspreken van onze voorkeur voor de studies van J. Beer, C. Heyman, Clancier en Thomas en; bovendien betreuren we de afwezigheid van de Duitse letteren. Het grootste deel van het lijvige boek bestaat uit een bloemlezing van gedichten (met vertalingen), die bijna 200 bladzijden beslaat en biezonder gevarieerd en boeiend is. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Vita Godeliph-Godelieve van Gistelvertaling van Stefan Gyselen, Lannoo-Tielt, 1982, geïllustr. met prenten van Jaak Degraeve, 195 × 255 mm, 84 blz., 295 fr. - Deze vertaling van de oud-Latijse tekst (1084) van de ‘Vita Godeliph’, door de monnik Drogo uit Sint-Winoksbergen, werd als een zeer verzorgde uitgave bezorgd in het licht van de viering van het a.s. negende eeuwfeest van de ‘verheffing’ of heiligverklaring van de H. Godelieve van Gistel. Stefaan Gyselen mag zich gelukkig prijzen met dit moeilijk maar uitermate geslaagd werkstuk dat in een voorbeeldig Nederlands het ontstellende relaas van Godelieves levenslot en ‘heiliging’ voor onze generatie, heeft vastgelegd. De vele noten die hij aan de vertaling heeft toegevoegd betekenen een welkome hulp voor de lezer die voor het eerst kennis maakt met dit levensverhaal. Dat de vertaler er bovendien in slaagde de nuances van het Latijn in onze taal te transposeren, zonder de leesbaarheid te verminderen, is een kwaliteit te meer. Een som van aanvoelen en geduld laat het geheel veronderstellen. Het ‘document’ is verlucht met dertien markante zwart-wit prenten van Jan Jaak Degraeve op even zo vele linoplaten uitgevoerd. Samen met de tekst vormen zij een stijlvolle éénheid: een waardevol bezit. Het verhelderend en duidend nawoord bij de platen door de eminente deskundige Gaby Gyselen, zouden wij niet graag missen. Het voorwoord door Dom Anselm Holste, abt van de Sint-Pietersabdij (Steenbrugge) situeert voor de moderne lezer dit merkwaardige geschrift uit de hagiografie van de 11e eeuw. R.J. | |||||||||||||||||||||||
• Maria Vlamijnck,Het geluk, je moet het vergeten, Kofschip-Kring v.z.w., Zellik/Hilversum, Getijdenreeks nr. 30, 1983, 130× 210mm, 60 blz., gen. 300 fr. - M.V. met een opgemerkt oeuvre aan historische en andere romans, heeft in deze bundel haar gedichten verzameld. Ieder mag zijn concept over poëzie hebben. Deze behoren eerder tot het genre van het poëtisch proza, met anekdotisch stramien. Je herkent de geladen schrijfster al dadelijk, die vele technieken beheerst: een rijke taal, barokke en vitalistische pastiches, die eerder aansturen op berijming dan op poëzie, maar steeds gedragen zijn door virtuoos ritme. Ik waan mij bij het lezen bijna voortdurend in de omgeving van entertainment en music-hall en de sfeer van de gedichten verraden een levenslustige vrouw, die graag een en ander de mantel uitveegt. Kleurige en opgedirkte verzen wel, doch te weinig indringende gevoeligheid. In ‘cafard’ zit wel een musicerende engel van Memlinc in haar barokke hart... maar zij leunt eerder aan bij Brueghel en Bosch in haar evocaties. Waar zij bij de ‘uitsmijter dood’, naar schuttingwoorden grijpt, knap ik helemaal af... G.F. | |||||||||||||||||||||||
• Prof. em. Jules Van AckereVlaamse kunstenaars in Italië, reeks Vlaamse Toeristische Bibliotheek, nr. 300, V.T.B. - Antwerpen, 1984, 40 fr. - De geschiedenis van de wederzijdse betrekkingen tussen Vlaanderen en Italië moet nog opgemaakt worden, niet alleen in verband met de beeldende kunsten, de muziek en de literatuur, maar zelfs met de taaluitwisseling. Als musicoloog en italianist was de auteur biezonder goed geplaatst om er enkele kentrekken van vast te leggen. Achtereenvolgens handelt hij over de Vlaamse musici en over de beeldende kunstenaars, die naar Italië uitweken of er een tijdlang werkten. Zij maakten | |||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||
zich verdienstelijk in Venetië en tot in Sicilië toe. Vlaamse kunstenaars waren verbonden aan de renaissance-hoven van Urbino en Mantua en ontelbare artiesten uit de Zuidelijke Nederlanden bezochten Rome, verbleven of werkten er. In de meeste kunsthistorische musea van Italië en in tal van kerken vindt men dan ook werken van kunstenaars uit Vlaanderen. Het doornemen van deze brochure omvat voor elke belangstellende beslist heel wat verrassingen. Wie als toerist naar Italië reist en er zijn geest wil verrijken, doet er goed aan ook deze brochure bij zijn voorbereidingslectuur te betrekken. Geïllustreerd. Verkrijgbaar in alle V.T.B.-boekhandels. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Erich Widder, e.a.Rudolph Kolbitsch. Grafik und Malerei, O.L.V.-Buchverlag, Linz 1983; 156 blz., 25 × 20.5 cm., gebonden; meer dan 100 meestal vierkleurige illustraties. - Dit schitterend kunstboek werd door de bekende kunstcriticus uit Linz E. Widder, m.m.v. enkele vrienden, aan de voornaamste Oostenrijkse religieuze kunstenaar gewijd. Reeds aan de kunstschool boeide hem de grafiek. Maar, zo betoogt Otto Wutzel, als hij verminkt uit de oorlog terugkeerde, hernam hij het tekenmateriaal om de oorlogsgruwelen, die zijn dromen bewoonden, van zich af te gooien. Eigenaardig is het sarkasme waarmede hij daaraan ook cycli over het cirkus en zijn tragi-komische personages voegde. Weldra komen ook religieuze motieven: de Apocalypsis, de Kruisweg... Zijn metalen drukplaten bewerkt hij nadien tot zelfstandige kunstwerken, die aan de kerkwanden worden gehecht. In een volgende faze ziet men hem de religieuze taferelen onmiddellijk op metaal griffen, zonder dat dit laatste voor grafieken gebruikt zal worden. Dit was het geval met zijn kruisweg die door kardinaal Wojtyla voor de metaalwerkerskerk van Nova Huta werd verkozen. Typisch is dat in die kruiswegen moderne wapens voorkomen, die verwijzen naar zijn gruwelijke oorlogscycli. Het was een totale ommekeer voor Kobbitsch toen hij van het teken-en etswerk overstapte naar de glazenierkunst, het schilderen met licht, zoals Widder het noemt. Daartoe bestudeerde hij grondig de glasramen van Reims (1959). Vele oude kerken stonden toen op uit hun puin en nieuwe werden gebouwd. Ook de religieuze begeestering van de oude meesters zoekt Kolbitsch in zijn glasramen te leggen, naast een absolute hedendaagsheid en persoonlijkheid. Widder maakte zelf talrijke prachtige kleurfoto's, die wij in zijn boek over volle bladzijden kunnen bewonderen. Kolbitsch werkte ook voor kloostergemeenschappen. Kolbitsch heeft het aanvoelingsvermogen om rekening te houden met het architecturaal geheel, zowel van een vooruitstrevend moderne kerk als van een gerestaureerd gebouw, zoals Widder met talrijke voorbeelden bewijst. Een boek waar ook Vlaamse kunstenaars veel inspiratie kunnen vinden. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Leo De RenDe surtout van Karel Alexander van Lotharingen in het Kunsthistorisches Museum te Wenen, in ‘Artium Minorum Folia Lovaniensia’, XXV, 1982; Seminarie Artes Minores o.l.v. Prof. F. Van Molle, Blijde Inkomststr. 21, Leuven. - ‘Een studie over een uitzonderlijk tafelmiddenstuk in verguld zilver, verrijkt met Oost-Aziatisch en Weens porselein, uit de Sammlung für Plastik und Kunstgewerbe in het Kunsthistorisches Museum te Wenen. Tot hier toe werd in de vakliteratuur aangenomen dat deze gouden surtout voor keizer Frans I vervaardigd werd. Na diepgaand onderzoek bleek dat hij in 1755 voor diens broer Karel van Lorreinen door de Brusselse hofzilversmid Pieter Jozef Fonson gemaakt werd. In 1770 gaf de landvoogd aan een andere hofzilversmid, Jacob Frans Van der Donck, de opdracht om hem met nieuwe stukken uit te breiden en te vergulden. Het is voor het eerst dat een dergelijke surtout, die in niets moet onderdoen voor creaties van Parijse, Augsburgse of Londense edelsmeden, als 18de-eeuws Brussels zilver geïdentificeerd werd.’ De auteur maakte zich reeds vroeger verdienstelijk met opzoekingen over Vlaamse Kunstenaars, die in het Duits taalgebied faam verwierven. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Mark Meekers,Bladspiegels - Flinterverzen, in eigen beheer: M. Rademakers, L. Dartelaan 20, 3030 Heverlee, 1983, 145 × 205 mm, 50 blz., gen. 200 fr. -De auteur geeft met zijn nieuwe bundel puntdichten ook een leesrichting mee, waarin hij aantoont, dat hij ruimer wilde dan de vaak nogal cerebrale haiku. Om zich nergens aan te binden, noemt hij zijn epigrammen dan ook ‘flinterverzen’. Het zal een goede noemer zijn voor de spitse drieregelige gedichten die hij aanbiedt. Ze zijn leuk om lezen en bevatten naar hun kernachtige zegging beslist een surplus aan warme beeldspraak, die vaak heel even een O! ontlokt bij het lezen. Soms zijn ze zo rijk aan inhoud, dat ze de kern of de aanzet zouden kunnen zijn voor een ruimer gedicht. Maar M. Meekers (staat voor Marcel Rademakers) zal zich wel in zijn sas voelen met deze creatie. Deze ligt hem erg goed. Daarbij zijn ze fraai uitgegeven en kregen ze voldoende ruimte om op te leven in het gemoed van de lezer. Ik pluk 4 voorbeelden: Voor de stokrozen / is denken niets anders dan / korte tijd mooi zijn. - Schaduw en schemering / en meer vermoeden dan / werkelijkheid. - De kleerhanger / krom van regenjassen en / nog meer verdriet. - - Rood op het tafel / kleed. het glas wijn / heeft zijn schaduw gemorst. Grafisch zeer verzorgd en voor de fans van dit genre: aanbevolen. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• José de PoortereOp het vogelrek, uitg. Stichting Mercator Plantijn, Antwerpen, 1983, 170 × 230 mm, 64 blz., gen. 300 fr. - Van José de Poortere, erudiet, taalbewogen, stijlvaardig en boeiend met indringende beeldspraak, een hele rist aan prachtige moderne gedichten. Thematiek duidelijk in de titulatuur aangegeven. In 9 fragmenten vinden we een continu innerlijk beeld terug van de introverte dichter, als een gevecht met de engel, waaraan hij niet ontkomt, met de wisselende ervaring van de onbereikbaarheid van God en mens. Een eerlijke bundel: / neen, echte vrienden heb ik niet / want ik zeg wat ik denk / en dan nog met mate. (p. 53) Hij openbaart zich met adel en ridderlijkheid als in ‘de slanke halzen van Sèvreskristal’ rond de moeilijke opgave van zijn levensengagement. Hoe hij ook aan 18 jaar het blauwe bergmeer zag (23) hij blijft de boom met ingekorte takken (41) en zegt: Ik kan iets zeggen / al ben ik ook / soms bang van binnen (37). De mens in hem is niet verbrand of opgelost in roerloosheid: / Ik ben geen boom in zand, al ben ook ik / sneeuwwit van binnen (37) Het steeds weerkerend woord wit in vele combinaties vervult de rol van het onachterhaalbare en het onhaalbare. Bewogen tot taalvernieuwing bevloeit hij de lezer met een aparte woordenschat. ‘Op het vogelrek’ (schermring rond het licht op de vuurtoren) zit hij als een meeuw te mijmeren: / De zee is mijn moeder...... vertelt ze moedige verhalen / over drenkelingen / die onder haar sterren / in kleine schepen varen (19). In ‘groeiprocessen’ benadert hij zijn taalemotie. In ‘portretten’ tekent hij de geliefden en het gemis hierom. ‘Klein dodenboek’ en ‘briefgedichten’ zijn aansluiting op of bespiegeling rond concrete ervaringen. De ‘vijf gebeden’ komen mij voor als van hoog gehalte, als belijdenis en dialoog, die goed doen aan de dichter, omdat hij in de eigen omschrijving een God erkent die hem bemint in de mens. In ‘de dromen’ wordt hij helemaal zichzelf. Geen dagdromen maar de nachtelijke beelden van een worstelende met zichzelf. Gevoelens als stijgen, zwemmen in sluiers (45), zweven (47) scheppen even de illusie van de droom. De elegieën die er op volgen onderhouden de climax van de bundel. Zij onderhouden het stramien van de wezenlijke eenzaamheid (die morgen als ik sterf... ben ik pas echt bereikbaar) (56). De bundel sluit af met 4 gedichten onder de noemer ‘gesticht tot beeld en licht’ met verrukkelijke verzen: er zijn al kleine bloemen / die niet verkalken als ik droom (57) / of met benijdenswaardige beeldspraak: De wind beweegt zijn borst / een witte wolk ligt nog in slaap (58). Métier, boodschap en taal: een driesterrenbundel. Tolle, lege. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• Lieven Martens,Uit oude kasten, in eigen beheer: St.-Arnolduslaan 59, 8200 Brugge 2, 1983, illustr. van Hilde Martens, 210 × 150 mm, geniet 125 fr. - ‘Uit oude kasten’ roept herinneringen op uit het verleden en is als titel dan ook heel terecht. In gedichten van verschillend gehalte, verheugt het ons in het werk van de dichter steeds meer indringende, hoewel eenvoudige poëzie te vinden. Gaandeweg ontwikkelt hij zijn talent en wordt een vers af en toe eens opgenomen in literaire uitgaven. Het mag voor hem een bevestiging zijn, want wij zijn overtuigd, aan de hand van enkele zeer goede evocaties, dat hij beslist verder vreugde kan verschaffen aan de poëzielezer. Onder andere is het gedicht ‘'s Anderendaags’ een intiem en rijk tafereeltje (omtrent de dood van de vader), dat in de gave en concrete beeldspraak de diepere dingen van het leven weet te suggereren. Eveneens zonder pretentie, maar prettig verlucht door zijn dochter Hilde. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• Ignace de Sutter,De Lofzang van alle tijden. Een derde reeks hymnologische studies over het kerklied in de Oecumene, Uitg. Emmaus, Beveren en B. Gottmer, Nijmegen, 1983, 135 × 200 mm, 335 blz., ingenaaid. - Nadat de eminente hymnoloog-pedagoog Ignace de Sutter reeds eerder twee bundels over het kerklied liet verschijnen, nl. De Dienst van het Lied (1974) en Psalmen, Hymnen, Liederen (1978), wordt dit werk als derde deel aangeboden. Na een inleidende studie over de geschiedenis van het kerklied in het algemeen, waarin de auteur vertrekt van de Hymne (1ste eeuw) om via het reformatorische lied van Luther en Calvijn (16de eeuw) en de grootmeesters van de 17de eeuw te belanden bij de herleving van het kerklied in onze 20ste eeuw, waarbij de auteur (en velen met hem wellicht) er zich over verheugt dat er een hoopgevende samenwerking groeit tussen de ‘Reformatorische en Roomse werkmiddens’, volgt de bespreking van een zestigtal liederen en dit zowel naar hun textuele inhoud, als naar de muzikale vormgeving. De auteur heeft die liederen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||
gerangschikt onder drie rubrieken: liederen uit de historiek van het kerklied (o.m. 2 historische Kerstliederen, liederen van Geneefse traditie, 2 koralen uit de Barok, e.d.m.), Liederen voor de Gemeente en Liederen voor de school. De keuze van de liederen loopt grotendeels parallel met die van de twee dubbelplaten ‘Zingt-Jubilate’ die door het Leuvens Lemmenskoor o.l.v. Paul Schollaert werden uitgebracht. Achterin het boek vinden we ook nog een register op de titels van de besproken liederen met de verwijzing naar de Kerkliedboeken ‘Zingt Jubilate’ en ‘Liedboek voor de Kerken’, waarin ze werden opgenomen. In een laatste hoofdstuk verzamelt I. de Sutter drie losse studies waarin hij o.m. pleit voor een eigen Nederlandse Gregorianiek en het verder heeft over ‘Het Hymnische Element in de Gebedstijden’ en ‘De liturgische Volkszang naar zijn niveau en functionaliteit’. Vele van de hier gepresenteerde teksten werden reeds eerder gepubliceerd in tijdschriften en het lijkt me de grote verdienste van dit boek dat die hier werden gebundeld. Voor wie betrokken is bij de muzikale scholing en het kerklied in het bijzonder is dit boek een ‘must’. R.D. | |||||||||||||||||||||||
• Rieja Buckinx,Ik heb je in mijn ogen, in eigen beheer: Boomsestwg. 446, 2020 Antwerpen, 1983, 135 × 210 mm, 30 blz., gen. 200 fr. - Het is geen pril debuut geworden van R. Buckinx. De titel maakt de inhoud waar. In een gamma aan gevoelige gedichten rond de menselijke liefde, heeft zij vaak zuivere poëtische momenten in weinig woorden weten te vertolken. In een beeldende taal die zij uit de rijke schakeringen der natuur haalt, heeft de eros een bestendige plaats. Liefde krijgt er reeds de rijpe ervaring van al haar dimensies, tot diep gemis en haat toe. Dit onderlijnt haar doorleefde poëzie die bovendien heel fris en goed leesbaar overkomt. Aleens heeft een vers de allure van een sprookje en kinderlijke bezigheid, wat niet onverdienstelijk is en een boodschap van geloof in het leven niet opbergt. Persoonlijk geloof ik graag in: Dit zijn dagen als appelen / waar niemand in bijt / mijn naam / de grote fles / met de boodschap van / vergeefsheid. - De muren staan stijf van amorfe dromen/... Dergelijke directe aansprekende poëzie verraadt onmiskenbaar talent, dat wij verdere succesvolle uitbouw toewensen. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• Ignace de Sutter,Vijftig Passie- en Paasliederen, uitg. Lannoo-Tielt/Bussum, 1983, geïllustr., 110 × 176 mm, 162 blz., paperback 320 fr. - In dit handzame boekje verzamelt de auteur passie- en paasliederen, hoofdzakelijk uit het Nederlandse taalgebied, naast enkele Duitse, Engelse en Franse liederen. Hij groepeert ze in de volgorde van de plechtigheden uit de paasweek: Palmzondag, Witte Donderdag, Gethsemane, De Kruisweg, Golgotha en Stille Zaterdag. De liederen zelf die telkens afgedrukt worden met de volledige tekst en muziekzetting, zijn voorafgegaan door een inleidende studie, waarin de auteur de ontwikkeling van het passie- en paaslied historisch situeert en zijn keuze van de opgenomen liederen verantwoordt. Het is een boeiend relaas geworden met heel veel belangwekkende gegevens. De gepresenteerde liederen omvatten zowel gezangen uit de bloeiperiode van het Nederlandse volkslied (15e-16e eeuw), als heel recente liederen. Deze hedendaagse liederen zijn of van Nederlandse of van Vlaamse oorsprong en werden getoonzet door o.m. Nelly Poortier, Gerrit Niemeijer, Jef van Hoof, Paul Schollaert en de auteur zelf. Bijzonder aantrekkelijk is ook de keuze van de illustraties die gebloemleesd werden uit oude liedboeken uit de bibliotheek van het Ruusbroec-Genootschap. Als sluitstuk vinden we nog een literatuurlijst over het Passie- en Paaslied en de bronvermelding van de voorgestelde liederen. We wensen dat net zoals het andere boekje uit de reeks ‘Vijftig Kerstliederen van vroeger en nu’ eveneens van de hand van I. de Sutter, dit werk een ruime verspreiding mag kennen, onze liturgie ten bate. R.D. | |||||||||||||||||||||||
• Gilbert Coghe,Geweldig is mijn kind, in eigen beheer: Knokuilstr. 15, 8810 Rumbeke, 1983, 210 × 135 mm, 60 blz. -Noteer beslist: verfijnde poëzie in een fraai uitgegeven bundeltje. Dit derde werkje van Gilbert Coghe lost de titel helemaal in. Onder enkele rubrieken brengt hij alles samen wat hem dierbaar is: zijn lief, zijn kinderen, de dood, het dorp en de herinneringen. In een heel begrijpelijke stijl, waarin hij soms een wonder eenvoudig evenwicht bereikt tussen zegging en poëtische ontroering, is zijn talent dit van de helderheid. Wellicht doet de logische verhaaltrant van zijn zuiver idioom het. De beeldspraak zoekt hij niet echt op. Ligt die voor de hand, dan wordt die steeds adequaat aangewend. En dit is het onmiskenbaar vermogen van de dichter, dat hij beelden en gevoelen hun aandeel weet te geven in een syntaxis die kristalhelder en levensecht overkomt. Uit ‘zeg mij wie ik ben’ dit mooi gedicht: ik weet niet meer hoe oud ik ben / mijn naam ben ik vergeten / ik zit het brood te eten / met mijn kinderen die ik niet herken - dan los ik langzaam op / tot niets nog overblijft / tenzij dit groot verlangen / dat altijd bovendrijft: - met beide handen mijn grond te vangen / heel mijn bezit mijn harteklop. Een zuiver gevoelig dichter die wij niet uit het oog mogen verliezen. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• René Turkry,Arenlezen (aforismen), uitg. in eigen beheer: Fruithoflaan 86/3, 2600 Berchem, 35 blz., 175 fr. - Samen met J. Van Dyck, inleider van dit boekje, kunnen we zeggen dat René Turkry ‘een vlijtige pen voert’. Na een hele reeks dichtbundels en monografieën over grafischplastische kunstenaars waagt deze auteur van ‘Arenlezen’ zich aan het spelen met woorden en begrippen. In zijn ‘Woord vooraf’ bepaalt hij ‘aforisme’ als ‘een levenswijsheid die in zo beknopt mogelijke vorm wordt samengedrongen’. Vanzelfsprekend is niet elk schot in de roos. Bij wijze van kennismaking citeren wij hierna enkele typerende voorbeelden: Weet dan niemand waarom Mona Lisa glimlacht? - Gekoesterd verdriet is een giftige vrucht. - Vergaderen: het georganiseerd tijdverlies van onze tijd. - Slechts weinigen willen tennissen zonder tenniskleding. R.J. | |||||||||||||||||||||||
• Lie Art,Wie weet alles / en de poging & Jij met de grote letter I en II, respectievelijk uitgegeven door Kofschip-Kring v.z.w., Zellik/Hilversum en in eigen beheer: Bellestraat 38, 1790 Hekelgem, 1983, 135 × 210 mm, blz. resp. 33 & 30, genaaid. - Het tweevoudige debuut van Lie Art kan je niet direct lyrisch noemen, in de zin van tot poëzie gestolde ervaringen. Haar mogelijkheden schijnen (voorlopig) eerder te liggen op het vlak van de concrete waarneming en het speels verwoorden ervan met vaak ironische toets. De maatschappij-kritische ondertoon is daar niet vreemd aan. Af en toe leidt dat tot geslaagde vondsten, echter nog niet tot dingen die beklijven. Waarom ‘Jij met de grote letter’ zo nodig in twee afzonderlijke deeltjes werd opgesplitst, is niet erg duidelijk. Dit geheel is trouwens zwakker als de andere bundel. Ook voor Lie Art geldt de Rilkeaanse wijsheid van het geduld, het ‘reifen wie der Baum’. rvdp | |||||||||||||||||||||||
• Maria Vlamijnck,De gelieven van Salamanca, uitg. De Nederlanden, Antwerpen, 1983, 200 × 135 mm, 164 blz., paperback 295 fr. - In deze roman brengt de auteur het verhaal van een progressief priester, nl. kapelaan Cedric Leysterveer, die in contact komt met Greta Spaendonck na haar zelfmoordpoging. Achteraf blijkt die vrouw de minnares te zijn geweest van Ivan Vriesberg, wiens echtgenote Marjan zeer geschokt door de ontrouw van haar man een vakantie doorbrengt in Spanje. Ook de kapelaan is naar dit land getrokken om zich fysisch te herstellen. Tussen beiden komt het tot een kortstondige verhouding en die leidt tot verzoening tussen Marjan en haar man. Het grote bezwaar dat ik tegen deze roman heb is dat het gebeuren als onwaarachtig overkomt en het de auteur kennelijk aan inventievermogen ontbrak. Enige hoofdstukken behoren meer tot het feuilletongenre. Fr. G. | |||||||||||||||||||||||
• Johan Plaisir,De regen voorbij, in eigen beheer: P.D. Vanhautestraat 5, Handzame, 1983, geïll. door Philip Tanghe, 130× 200, losbladig. - Een debuut waar het arsenaal aan woorden nogal overladen is, de beeldspraak niet steeds adequaat aangewend en de adjectieven het bewijs leveren dat de jonge dichter nog zijn inhoud moet oppeppen. Bijgevoegde naamwoorden, zijn zelden een dienstbaar element in het gedicht. Zo kom je in de bundel bij elk gedicht moeilijk tot enige inleving en zijn de soberste creaties dan ook de beste. Maar er is duidelijk onderstroom genoeg aanwezig om betere poëzie te maken. De voorzichtige uitgave op losse blaadjes, was hier een goed idee. De dichter noemt zich dan ook bescheiden bij de aanvang: dichter onder voorbehoud. Maar we geven hem mits meer kritische inzet graag krediet. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• Jozef Robijns e.a.,Op harpen en snaren. Volksmuziek, volksdansen, volksinstrumenten in Vlaanderen, uitg. De Nederlanden vzw, Antwerpen, 1983, onder de redactie van Prof. Dr. J. Robijns, H. Heughebaert en H. Dewit en het wetenschappelijk advies van Dr. Lucy Gelber en Prof. Dr. Stefan Top, ingeleid door Dr. L. Simons, zw.-w. en kleurenillustraties, 230 × 305 mm, 206 blz., geb. 980 fr. - Nu de volksmuziek en dans ten alle kante aan een herwaardering toe is - na een periode van stilte en vergetelheid als gevolg van het teloorgaan van de gemeenschapsontmoeting in straat, wijk en dorp - komt onderhavig boek precies op zijn tijd en het zal dan ook een grote belangstelling genieten bij het brede publiek. M.i. volledig te terecht. Deze geschiedenis van het volkslied, volksdansen en volksinstrumenten is immers geen dorre encyclopedie van namen en feiten geworden, maar een heus kijk- en leesboek. Niet minder dan 16 auteurs belichten de vele facetten van dit onderwerp. Jozef Robijns bespreekt het ‘eigene’ van het volkslied en wijst tevens op de bonte verscheidenheid waaronder het volkslied zich manifesteert. Albert Boone beschrijft ‘het avontuur van een lied’ en neemt als voorbeeld het lied van de getallen. Het anekdotische lied wordt door Julien De | |||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||
Vuyst toegelicht, terwijl Stefan Top het lied van de marktzanger voorstelt. Musicologe Lucy Gelber wijdt verder een bijdrage aan het kinderlied en Jacques Van Deun situeert de geuzenliederen in onze geschiedenis. Volksliedboeken in Vlaanderen worden besproken door Gilbert Huybens en als illustratie vinden we in deze bijdrage de reproduktie van meerdere titelpagina's. Stefan Top heeft het dan verder over de volksalmanakken en volksliederen, waarbij heel wat teksten van liederen werden opgenomen. Onder de titel ‘Nu ghesoden, nu ghebraden’ vertelt Eugeen Decamps over eten en drinken in het volkslied. Henri Vannoppen bestudeert echter de kledij in het volkslied. Daarna onderzoekt Hugo Heughebaert de spreekwoorden, zegswijzen en volksuitdrukkingen die verband houden met muziek, lied en dans en in overzichtelijke lijsten geeft hij duidelijke verklaringen mee, zodat zijn bijdrage door elke taalminnaar ten zeerste zal gewaardeerd worden. Pieter Andriessen van zijn kant richt de schijnwerper op de ‘gokelaers, menestrelen en speellieden’ van de 10de tot de 18de eeuw en heeft het o.m. over de rondtrekkende goochelaars, acrobaten, koorddansers, berentemmers en balladezangers. In het daaropvolgende hoofdstuk onderhoudt Wim Bosmans ons over de ‘amateur-muzikanten en speelmannen onder het gewone volk’, waarna Herman Dewit de traditionele volksinstrumenten voorstelt. Ongemeen boeiend vond ik de bijdrage van Renaat Van Craenenbroeck over de ‘zwaard-, eier- en molendansen’, mooi geïllustreerd met reprodukties van oude gravures en tekeningen. Frans Geens belicht daarna de traditionele volksdansen en tot slot komt nogmaals Hugo Heughebaert aan het woord in een artikel waarin hij het volkslied in het werk van onze Vlaamse componisten opspeurt. Van hoge documentaire waarde zijn daarbij de tabellen waarin heel overzichtelijk wordt aangeduid welke componisten zich hebben laten inspireren door welke volksliederen. Daarbij wordt ook telkens vermeld in wat voor werk van de componist de bewerking van een volkslied is terug te vinden. Als we daarbij nog vermelden dat de verschillende bijdragen een richtinggevende bibliografie meekregen en dat achterin het boek een naam- en zaakregister is opgenomen, zult u begrijpen dat dit boek zich zowel tot elke geïnteresseerde lezer als tot de specialist richt. Bijzonder voortreffelijk is verder de illustratie die o.m. bestaat uit reprodukties van schilderijen en tekeningen (soms in kleuren), maar ook uit partituren, foto's en tekeningen van actuele kunstenaars (Frank-Ivo van Damme, L. Fabri en E. Delabie). R.D. | |||||||||||||||||||||||
• Ina StaberghGedragen door de wind, in eigen beheer (Papenbroekstr. 217, 3290 Diest), 1984, geïllustr. met foto's van Patrick Cornelis, 135 × 205 mm, 39 blz., genaaid. - In de periode van mei 1983 tot mei 1984 schreef de dichteres Ina Stabergh (pseudoniem voor Berthy Stas uit Diest) een reeks gedichten, haikoes en prozateksten die gebundeld werden in ‘Gedragen door de wind’. Deze bundel getuigt van een grote taalvaardigheid en oprecht gevoel van bewondering voor de natuur en verwondering over de schoonheid die in de eenvoud verborgen zit. In dit chronologisch jaaroverzicht brengt Ina Stabergh ons een fijngevoelig neerschrijven van de geboorte naar de dood, met o.a. een prozatekst ‘Onweer’ die een ruimere verspreiding verdient dan de gelatenheid van een dichtbundel. W.O. | |||||||||||||||||||||||
• Frans ClausRoosje, hier staat de titel, in eigen beheer (Wilgenlaan 11, 8760 Lendelede), 1984, geïllustr. met pentekeningen van Rose-Mary Claus, 210 × 130 mm, 64 blz., genaaid 160 fr. - Frans Claus vertrekt, zoals zovelen, van de onmiddellijke waarneming en interpretatie van toestanden om te komen tot een zeer persoonlijke uitingsvorm die ergens ligt op de grens tussen poëzie en proza, met dien verstande dat de vorm die van een gedicht blijft. Waarschijnlijk zullen de illustraties in werkelijkheid een groter effect hebben dan hier het geval is. Mits wat meer aandacht voor de traditionele gedichtvoorwaarden, zou deze debuutbundel zeer veel beloven voor de nabije toekomst, omdat Frans Claus kernachtige taal schrijft en de lezer iets mee te delen heeft. W.O. | |||||||||||||||||||||||
• Karel SergenZonder verhaal, Leuvense Cahiers nr. 45, Leuvense schrijversaktie-Kessel-Lo, 1984, illustr. van E. 't Sant, M. Hennebert, H. Maeriën, 140 × 210 mm, 63 blz., genaaid 210 fr. - Deze debuutbundel zal niet onopgemerkt voorbijgaan in de zo gesloten wereld van de dichters, omdat naast typografische verzorging ook een opmerkelijk muzikaal taalgevoel de gedichten schraagt. Klassieke thema's zo eigen aan jonge dichters zoals eenzaamheid, angst en zoeken naar liefde worden op vaak gebalde wijze gebracht en komen begrijpelijk (of mag dat niet meer?) en spontaan over. W.O. | |||||||||||||||||||||||
• Fred GermonprezKortrijkse Figuren, 3de reeks, Komitee voor initiatief van het Kortrijkse, Stadhuis, 8500 Kortrijk, 1984, geïllustr. met zw.-w. foto's, 135 × 215 mm, 172 blz., genaaid. - Met dit uitzonderlijk gedocumenteerd boekdeel besluiten het Komitee voor initiatief van het Kortrijkse en auteur Fred Germonprez een jarenlang speurwerk in bladen, publikaties en archieven dat uiteindelijk heeft geleid tot het belichten van het leven van niet minder dan 119 Kortrijkse figuren die hun stempel drukten op het sociaal, religieus, economisch, cultureel en politiek leven van de stad Kortrijk. Met de bedoeling aldus de auteur i.v.m. de Kortrijkse geschiedenis een leemte aan te vullen. Vermelden we enkele namen: de musicus Jan Vandewiele (1795-1866), architect P.N. Croquison (1806-1887), Gezellebewonderaar en dichter O. Provost (1872-1959), conservatorium-directeur Karel De Sutter (1878-1938), tekenaar-kunstschilder Arthur Deleu (1884-1966), koorleider en musicus Jozef Berteels (1889-1947), historicus Jan De Cuyper (1896-1981) en de voorman der Vlaamse heemvorsers Antoon Viane (1900-1979)... Om ons te beperken tot diegenen die zich meer nadrukkelijk op het culturele plan verdienstelijk maakten. Wat niets afdoet aan de verdienste van de meer dan 20 andere behandelde Kortrijkse Figuren. H.D. | |||||||||||||||||||||||
• Christian-Adolphe WautersEen stem in de schaduw, Davidsfonds-Leuven, Kinder- en jeugdreeks nr. 178, 200 × 130 mm, 109 blz., 175 fr. (ledenprijs). - De auteur (Oostende 1953) is leraar muzikale opvoeding, toondichter en muziekcriticus en wordt dus dagelijks geconfronteerd met taaluitingen. In ‘Een stem in de schaduw’ brengt hij ons dagboeknotities van een stotteraar, waarin de tegenslagen uit het jonge leven van Bart een belangrijk deel van het boek innemen. Dank zij zijn ongebreidelde fantasie en een ietwat agressieve houding weet de jongen het nodige zelfvertrouwen te winnen om zich te wapenen voor de nog grotere moeilijkheden die hem later te wachten staan. De auteur, die ook gedichten en boeken over muziek schrijft, heeft hier een realistisch en gevoelvol verhaal gebracht waarin vele jongeren zich zullen herkennen. W.O. | |||||||||||||||||||||||
• Jo Briels, Gerda van Cleemput, Rik Jespers, Christina Guirlande, René SwartenbroekxVijf verhalen uit vier windstreken, uitg. MIM, De Berlaimontstraat 92, 2100 Deurne, geïllustr., 170 × 250 mm, 215 blz., gebond. 525 fr. - Dit boek brengt ons werkelijk genietbare jeugdlectuur geschreven door vijf befaamde Vlaamse jeugdauteurs, die hun publiek kennen en weten te boeien. Dit prachtiggeïllustreerde boek werd daarbij nog stevig uitgegeven; zodat het gerust enkele jaartjes zal meekunnen en dat loont de moeite omdat de vijf verhalen de jeugdige lezers ertoe zullen aanzetten om nog andere werken van deze auteurs te lezen. Uiteraard stijgt het ene verhaal qua spanning boven het andere uit of laat het een mogelijkheid aan de fantasie van de lezer om zelf een happy end te vinden; zeker is het feit dat mijn dochtertje dit boek in één adem uitgelezen heeft, wat bewijst dat het niveau (jongens en meisjes van 10 tot 15 jaar) bereikt is. Proficiat aan de auteurs en de uitgever en we kijken reeds belangstellend uit naar een even goed vervolg. W.O. | |||||||||||||||||||||||
• E.J. De SmedtSignalen van een blije morgen, zo wat gedachten voor goede en kwade dagen, Lannoo - Tielt, 1984, 118 × 214 mm, 200 blz., paperback 350 fr. - Reeds een tiental jaren schrijft mgr. E.J. De Smedt in de diocesane bladzijden van het weekblad Kerk en Leven een artikel ‘Zo wat gedachten’. In deze stukjes geeft de bisschop beschouwingen, verhaaltjes uit het dagelijkse leven, een levensbeschrijving, of nodigt hij de lezer uit om samen met hem eens stil te staan bij een aantal vragen. In dit boek zijn die stukjes gebundeld rond een vijftal themata. In het eerste deel ‘de weg naar het geluk’ komen de ontmoediging, de eenzaamheid, ontgoocheling, twijfel, hoop, het dromen van een betere wereld aan bod. In het deel ‘met mensen op weg’ observeert hij een aantal mensen in hun beroep of vrije tijd en vindt er stof voor frisse en aansporende gedachten. Deel drie ‘het gezin onderweg’ brengt de vele vreugden en verdrietjes van het gezin ter sprake, telkens weerklinkt er een woord van hoop en bemoediging. In het vierde deel staat de bisschop stil bij een paar aspecten van de Kerk. Tegenover angst en vrees plaatst hij de moed en de kracht van het gebed als te volgen wegen. In een laatste deel ‘mensen die voorgaan’ beschrijft hij voortrekkers van vroeger, zoals St.-Elooi of St.-Amand, en voortrekkers van nu, mensen die vanuit hun geloof geen vrede nemen met het doemdenken van de moderne mens, maar tekens van hoop zijn in hun omgeving. Het gemeenschappelijke aan al de verzamelde tekstjes is dat zij ingaan tegen de moedeloosheid en het pessimisme van velen. De korte artikeltjes zijn injecties die het soms zware hart een impuls geven, geen pijnstillers die de pijn willen negeren, maar eerder hartverruimende teksten die de ogen van de lezer laten opengaan voor ‘de tekenen van een nieuwe dageraad’. J.L.
• In 1982 besloten enkele kunstenaars, die begaan waren met de artistieke kwaliteit van het kunstwerk in Vlaanderen zoals de kunstpedagogen René Smits en Karel Michiels, een reeks uit te geven m.m.v. de Stichting Mercator-Plantijn (Antw.), onder de naam ‘Biblioteek van onze Vlaamse Kunstenaars’. Zo ontstonden reeds | |||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||
talrijke kunstmonografieën op groot formaat (29,5 × 22 cm.), telkens met een beperkte en zakelijke tekst, een foto, biografische gegevens en een groot aantal illustraties, veelal op paginagrootte. De kunstenaars zijn zelf verantwoordeljk én voor de tekst en voor de keuze der gerepoduceerde werken. Wij overlopen de exemplaren, die ons ter recensie werden bezorgd, in alfabetische orde.
| |||||||||||||||||||||||
• Stijn StreuvelsHet leven en de dood in de ast, uitgave Manteau-Antwerpen, 1984, 135 × 200 mm, 80 blz., paperback 245 fr. - Het is een gelukkig initiatief te noemen dat geregeld de ‘meesterwerken’ uit onze literatuur in herdruk worden gegeven. En dat is zeker zo in onderhavig geval waarbij de jeugdigen uit onze tijd een nieuwe kans krijgen om kennis te maken met ‘een van de klassieke hoogtepunten uit de Vlaamse literatur’, zoals de uitgeverij terecht opmerkt. Maar ook voor onze eigen generatiegenoten is het een goede gelegenheid om via deze handzame uitgave, zich nogmaals te laten meeslepen door dit zo meesterlijk verteld verhaal van de arbeiders in de chicoreidrogerij, waarin drama en droom zo nauw met elkaar verweven zijn. Achter in dit boek is een uitgebreide lijst met woordverklaring opgenomen, zodat de typische Westvlaamse woorden geen struikelblok hoeven te zijn. R.D. | |||||||||||||||||||||||
• Gaston Van CampMarilyn, uitgave Manteau - Antwerpen, reeks Manteau-Jeugd, 1984, omslag en illustr. van Michel Gruyters, 140 × 220 mm, gebonden 345 fr. - Zodra we de kaft bekijken, weten wij dat met deze titel de filmster Marilyn Monroe bedoeld wordt. Dat deze vrouw van zich heeft doen spreken, kan (en moet ook) niet verdonkermaand worden. Dat onze jeugd (voor wie dat boek bedoeld is) haar niet kent is heel begrijpelijk en daarom begint de auteur zijn ‘story’ met haar voor te stellen. Het komt me voor dat onze jeugdigen gretig dit boek zullen lezen en dit zowel voor wat betreft de inhoud, als voor de manier waarop Van Camp zijn ‘on-sprookje’ (in dagboekvorm) aanbiedt. Voor die jeugdige lezers vind ik het dan een gelukkig feit dat de figuur van M. Monroe van heel wat van haar ‘mythes’ wordt ontdaan en dat het ‘glamour’-wereldje waarin zij leven moest, genadeloos op de korrel wordt genomen. R.D. | |||||||||||||||||||||||
Boeken over kunst• Luuk Christiaens e.a.Kunst en Kunst maken, uitg. Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen / Open School BRT, Antwerpen-Brussel 1984. - Behalve een groepje kunstenaars en kunstkenners heeft ook nog een legertje BRT-mensen aan het creëren van deze TV-reeks en het begeleidende boek meegewerkt. Dit laatste is een uitgave van groot formaat (168 blz., 296 × 207 mm), met meer dan honderd zwartwit en kleur-illustraties. Het kreeg zijn plaats naast de andere zeer gewaardeerde publikaties van de Interprovinciale Cultuurraad; ook de samenwerking met de BRT is een traditie geworden. In dit project ligt het accent op de technische aspecten van de kunst. Het situeert zich aldus in de lijn van de vernieuwde belangstelling voor het métier, zoals het ‘Vlaanderen’-nummer 192, dat evenwel een meer combattief standpunt inneemt ten opzichte van de verwaarlozing van de techniek door vertegenwoordigers van het modernisme; sommige beruchte techniek-onmachtigen worden integendeel door de auteurs van ‘Kunst en Kunst maken’ als voorbeelden vooropgesteld. Zij beperkten zich inderdaad bij hun illustraties tot kunstenaars die enigermate in het internationaal circuit van de hedendaagse kunst een plaatsje kregen, wat nog geen waarborg van artistieke waarde en technisch kunnen inhoudt. Het boek brengt korte hoofdstukken over tekenmateriaal, drukken, verf e.d., textiel, keramiek, metalen, glas, hout, stenen. De illustratie van de negen vrij korte hoofdstukken bestaat bijna uitsluitend uit werken van Vlaamse kunstenaars, wat we toejuichen. De presentatie der onderscheiden traditionele technieken is terecht beknopt gehouden omdat het precies om meer bekende technieken gaat. Het laatste hoofdstuk is het langste en handelt over het zogenaamde ‘ander’ materiaal van de hedendaagse kunstenaar, gaande van recuperatiemateriaal tot gebaar en taal, over landschap, foto, video, computer, enz. De auteurs doen blijkbaar hun best om de ‘onorthodoxe’ technieken aanvaardbaar te maken bij de lezer. Er zijn een aantal eenzijdigheden vast te stellen in dit exposé: omzeggens uitsluitend werken uit het Gents Museum v. Hed. Kunst worden ter illustratie aangebracht en wat te grote ruimte wordt toegemeten aan buitenlandse kunstenaars. Onbegrijpelijk is ook dat aan de etalagepoppenmaker Verduyn een vollebladzijde-foto gegund wordt. Objectiviteit en onvooringenomenheid is blijkbaar niet de hoofdhoe- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||
danigheid van de auteurs. Alles samengenomen heeft het positieve toch veruit de bovenhand op het negatieve in deze publikatie. We staan hier voor een lovenswaardig initiatief. Maar de kunstenaar zal hier niet heel veel nieuws in vinden, als hij althans zijn stiel kent. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Jan van Coillie & Clara HaesaertDe Meermin. Bloemlezing, uitgave Poëziecentrum, 9000 Gent, 1983, reeks: Dichter bij de jeugd, 160 × 230 mm, 48 blz., gen. 150 fr. - De auteurs hebben een selectie gemaakt uit de inzendingen voor de prijskamp van het Poëziecentrum 1982 - Dichter bij de jeugd. Gedichten voor kinderen tot max. 12-13 jaar, die een behoorlijk aantal goede dichters hebben geïnspireerd. In de bloemlezing vind je èn de virtuositeit van gedichten over kinderen èn de charme van leuke aftelrijmpjes of ritmisch prettige klankspelletjes. Opvallend hoe bij gevestigde auteurs het meer om het gedicht ging dan om het kind, maar met een goed resultaat. Zonder afbreuk te doen aan de gegadigden, is de laureaat van deze prijskamp onbetwist Hugo Brems. Een democratische uitgave rond een leuk initiatief. G.F. | |||||||||||||||||||||||
• Dag allemaal,samengesteld door Louis Neefs (†), uitg. M.I.M., De Berlaimontstraat, 92, 2100 Deurne, 1983, geïll. met zw.-w. en kleurentekeningen en één echte foto, 185 × 250 mm, 44 blz., ingeb. 395 fr. - Dit boekje - samengesteld door de smartelijk verongelukte Vlaamse zanger Louis Neefs en ingeleid door Bob Davidse en de uitgever - zal heel veel jonge lezertjes erg boeien. Het is een collage van (lees- en voorlees-) verhaaltjes, liedjes, tekeningen en één toneelstukje voor kinderen van diverse (gerenommeerde) auteurs, zoals Bob Davidse, David Davidse, Freddy, Armand Preud'homme, Paul Quintens, Marc Sleen, René Struelens, Els Pas, Gommaar Timmermans, Phil Van Cauwenbergh, Al Van Dam en Walter Vermin. Als integrerend deel bij het boekje steekt een singeltje waarop Louis Neefs de liedjes ‘'k Zag twee beren’, ‘De Poppenstoet’ en ‘Carolientje’ zingt. De teksten van deze liedjes staan in het boek afgedrukt, zodat het meer dan waarschijnlijk is dat de kinderen duchtig zullen meezingen, waardoor het werkje meteen iets ‘anders’ wordt dan het doorsnee ‘verhalenboekje’. Op de achterkaft vind je nog de foto's van Louis en zus Conny, die tevens de ontstaansgeschiedenis van het boekje schetst. Een heerlijk geschenk voor jonge kinderen! R.D. | |||||||||||||||||||||||
• Filip Santy & Antoon Osaer,Met vlag en wimpel. De banistiek van de Christelijke Arbeidersbeweging in Vlaanderen. Uitgave van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, 1984, 2 dln., 210 × 290 mm, zw.-w. en kleurenillustr., deel 1: 152 blz., 450 fr., deel 2: 192 blz., 500 fr. of samen 750 fr. te bestellen bij Culturele Dienst (Bisdomplein 3, 9000 Gent) of KADOC (Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven). - In het kader van de herdenkingsfestiviteiten 150 jaar België nam het Oostvlaams Provinciebestuur in 1980 de beslissing een ‘Museum van de Vlaamse Sociale Strijd’ uit te bouwen. Er kwam een samenwerking tot stand met een drietal wetenschappelijke instellingen, met name het Katholiek Documentatieen Onderzoekscentrum (KADOC / Leuven), het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (A.M.S.A.B.) in Gent en het Daensmuseum en archief in Aalst. Na een tentoonstelling en publikatie over ‘De Daensistische beweging’ in 1981 is nu het studiewerk van het KADOC van de pers gekomen. Het onderzoeksthema was het gebruik van vaandels en vlaggen binnen de christelijke arbeidersbeweging. In dit tweedelig boekwerk wordt een nieuw begrip omschreven: ‘de sociale banistiek’. De vlag wordt benaderd als symbolische band van verbondenheid tussen mensen met eenzelfde streven: de strijd voor de lotsverbetering van de arbeidersmassa. Het boek begint met een synthetisch overzicht van het ontstaan en de evolutie van de christelijke arbeidersbeweging waarna men de ontwikkeling van vaandels en vlaggen plaatst in een historisch kader. In een derde hoofdstuk analyseert men dieper de fasen tussen de beslissing een vaandel aan te schaffen en het uiteindelijk gebruik. In dit deel bespreekt men ook uitvoerig de verschillende kunstborduurateliers in Vlaanderen. Als laatste belangrijk deel geeft men een historisch overzicht, alsook nieuwe inzichten in de iconografische evolutie tussen 1850 en 1980. Als slot van dit eerste deel somt men enkele oorzaken op waarom vlaggen in de sociale bewegingbijna volledig zijn verdwenen en de problematiek van het conserveren van deze relieken uit het verleden. Het geheel bevat een overzicht van de banistische terminologie en een bibliografie. Jammer dat we geen korte iconografische vergelijking aantreffen tussen de vlaggen van de katholieke en die van de socialistische beweging; dit had verhelderend kunnen werken bij de lezer. Het tweede deel is een geografisch ingedeeld repertoriumdeel. Van de 1700 gelocaliseerde vlaggen werden er uiteindelijk 332 opgenomen op basis van kunsthistorische en banistische overwegingen, evenals hun impact op de sociale emancipatiebeweging. Deze publikatie is pionierswerk in Vlaanderen; vergelijken met een andere uitgave is hier dus niet mogelijk. Het boek is de voorbode van een grote tentoonstelling die in najaar van 1984 zal plaatsvinden in de Gentse Sint-Pietersabdij. Dit tweedelig werk zal tevens als catalogus dienen voor de expositie en is nu reeds verkrijgbaar. Op deze manier kan men een bezoek aan de expositie optimaal voorbereiden, een kans die in Vlaanderen bijna nooit voorkomt. ‘Met Vlag en Wimpel’ is een mooi uitgegeven, wetenschappelijk studiewerk dat tevens vlot te lezen is. Na deze publikatie en expositie voorziet het Provinciebestuur i.s.m. A.M.S.A.B. begin 1985 een gelijkaardig geheel waarin men de aandacht zal vestigen op de affiches binnen de socialistische arbeidersbeweging in Vlaanderen. M.D. | |||||||||||||||||||||||
• Marcel Janssens,De maat van drie. Essays over literatuur, Davidsfonds, Leuven, Keurreeks 1984, 130 × 215 mm, 233 blz., gebond. ledenprijs 425 fr. - ‘Zich door teksten laten aanspreken, met teksten spreken, een publiek toespreken’: zo verantwoordt de Leuvense hoogleraar de titel van deze nieuwe bundel essays over literatuur, die in hun eerste vorm bij een of andere gelegenheid werden uitgesproken. De onderwerpen zijn zeer verscheiden van aard. M. Janssens heeft het zowel over de ‘identiteit en imago van het lezen’, ‘Vlaanderen en de avant-garde’, de huidige stand van de literatuurstudie, als de Noord-Zuid-integratie, de kansen op een Nobelprijs voor het Nederlandse taalgebied en ‘het beeld van de arts in de literatuur’. Ieder opstel is stevig gedocumenteerd en gefundeerd: een duidelijke formulering van de doelstelling, een systematische en grondige uitwerking ervan en een bevattelijke synthese. Diezelfde kwaliteiten zijn eveneens terug te vinden in zijn benadering van afzonderlijke werken: ‘In 't wonderjaer’ (H. Conscience), ‘Pallieter’ (F. Timmermans), ‘De Kapellekensbaan’ (L.P. Boon) en het gedicht ‘Code’ (G. Achterberg). Merkwaardig zijn de essays over Willem Elsschot als dichter, Bernard Kemp als essayist en ‘Het werk van Maria Rosseels in de context van het religieuze leven in Vlaanderen’. Wat deze opstellen ook boeiend maakt is dat de auteur, waar het kan, de strikt objectief-wetenschappelijke aanpak verlaat en zijn eigen persoonlijkheid in zijn teksten poneert. M. Janssens weet bovendien zijn enorme eruditie en belezenheid te paren aan een helder en zuiver taalgebruik, dat zijn essays in weerwil van de ‘academische’ en/of diepgaande inhoud openstelt voor een ruime lezerspubliek. Aan alle belangstellenden voor de ontwikkeling van onze literatuur en aan leerkrachten in het bijzonder van harte aanbevolen. rvdp | |||||||||||||||||||||||
• Judy MartinAirbrushing. De complete handleiding voor materialen en technieken, Uitg. Cantecleer, de Bilt, 1983; 160 blz., 270 × 190 mm., gebonden, ca. 200 kleur- en zwart-wit illustraties, geb. 795 fr. - Dit schitterend boek is volledig gewijd aan een techniek, waaraan het pasbesproken ‘Kunst en Kunst maken’ maar vier regels besteedt. Het betreft het gebruik van de verfspuit in grafiek en in andere disciplines. De ‘airbrush’ is een schijnbaar eenvoudige techniek; in werkelijkheid eist ze een vrij ingewikkelde apparatuur en een lange oefenperiode, vóór men ermee bevredigende resultaten bereikt. Het is niet zo gemakkelijk d.m.v. verf en ‘aerograaf’ als het ware stralen licht te projecteren op papier of doek en het materiaal zo te gebruiken dat er echte kunst gecreëerd wordt. Het boek is een vertaling van de Complete Guide to Airbrushing, verschenen bij Quill Publishing Ltd Londen in 1983 (inl. v. Michael English). De ‘airbrushtechniek’ wordt hier vooral in haar zuiver technische aspecten bestudeerd. Er wordt van die kunstvorm vooral gebruik gemaakt in het gebied van de grafiek, die blijkbaar een nogal streng afgebakend terrein beheerst; maar toch had de airbrush ook invloed op het ruimere terrein van de beeldende kunsten. Het is dus nodig eerst en vooral een uitvoerige uiteenzetting te houden over het zuiver technische aspect: de media, de materialen, de basisbeginselen voor het beoefenen van de airbrush (p. 30 tot 87). Daarna heeft de auteur het over het ‘grafisch beeld’ dat de airbrush in de grafische industrie realiseert, dank zij de hand van de ontwerper en de realisator; in de publiciteit bv. krijgt de methode steeds meer belang. De ‘technische illustratie’ sluit hierbij aan (p. 130-139). Tenslotte gaat het ook over de ‘manipulatie van het beeld’ door de airbrush. Dit gebeurt door de retouchering (bv. een foto, een grafiek, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||
een doek in kleur en / of vorm wijzigen); er kunnen ook beelden gecombineerd worden, zoals zowel in de fotomontages gebeurt als in de dadaïstische assemblages en op posters, platenhoezen, textielpatronen, maquettebouw, enz. De bruikbaarheid van het boek wordt in grote mate verhoogd door een verklarende woordenlijst (de terminologie is hoofdzakelijk Engels) en door een personen- en zakenregister. Ook de drukker en de layoutman verdienen alle lof. De vele illustraties zijn gewoon schitterend. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Dromen van Vrede,samenstelling Jeugdboekengids, Lannoo, Tielt/Bussum, 1983, tweekleurendruk illustr. 160 × 245 mm, 96 blz., paperback 198 fr. - Ter gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan schreef het kritisch-bibliografisch tijdschrift Jeugdboekengids een wedstrijd uit voor kinderen beneden de vijftien jaar. Zij mochten hun vredesdromen uiten in verhalen, gedichten, ideeën of tekeningen. Uit meer dan duizend inzendingen stelde de redactie een keuze samen en bood ze in een verzorgde jubileumuitgave in boekvorm aan. Het resultaat is zoals je dat van kinderen kan verwachten: spontaan, fris en soms verrassend oorspronkelijk. Het treft ook hoe zeer ze met de problemen van deze wereld begaan zijn, vaak meer dan volwassenen vermoeden. Marita de Sterck schreef een inleiding voor deze uitgave, die tevens besloten werd met ‘suggesties voor wie met het boek wil werken’. Hierin wordt verwezen naar (jeugd)boeken die het vredesthema en de problematiek behandelen en er is zelfs een adressenlijst voor verdere informatie. Dat alles in de hoop dat de ‘vredesdromen’ van onze kinderen geen ijdele illusies zullen blijven. rvdp | |||||||||||||||||||||||
• Hubert van Herreweghen & Willy Spillebeen,Gedichten 83, Davidsfonds-Leuven, 1984, 135 × 200 mm, 56 blz., ingen. ledenprijs 135 fr. -Deze jaarlijkse bloemlezing verschilt qua opvatting en uitwerking niet van de vorige: ze bevat een keuze gedichten uit een veertiental tijdschriften uit Noord en Zuid, met een gelijkwaardige verdeling tussen Nederland en Vlaanderen, wat de opgenomen gedichten betreft. De ‘grote’ tijdschriften (vooral Dietsche Warande en Belfort) blijven toonaangevend, maar het is ook verheugend dat er werk te vinden is uit bv. Vers, Poëziekrant en Vlaanderen (een gedicht van Aleidis Dierick). De meeste gedichten zijn geschreven door gevestigde dichters. Er blijken op dit ogenblik weinig nieuwe namen op te duiken, die èchte verwachtingen wekken voor de toekomst, al blijft elke keuze uiteraard voor aanvullingen of wijzigingen vatbaar. rvdp | |||||||||||||||||||||||
• Ruth BaesslerPentekenen, in reeks ‘Tekenen als hobby’, Uitg. Cantecleer, de Bilt en Westland Schoten, 1983; 80 blz., 28 × 21 cm., geïllustreerd, 390 fr. - Het betreft hier de vertaling van een uitgave O. Maier Verlag Ravensburg (1983). Men vindt er alles wat men nodig heeft om zich voor het pentekenen een ernstige vakkennis te verschaffen: Materialen, basistechniek, beweging, mini-formaten, tekenen naar voorbeelden. Deze laatsten zijn zeer talrijk en goed gekozen, met klemtoon op het wassen en inkleuren en dit op amateursbasis. Maar er worden ook tien bladzijden gewijd aan voorbeelden van grote kunstenaars. Terecht is het grootste deel van het boek ingenomen door de illustraties, die in de belerende bladzijden tekeningen van de auteur zelf zijn. A.S. | |||||||||||||||||||||||
• Andante Cantabile.Groot Europees liedboek, Lannoo-Tielt/Bussum, 1983, bewerkt door Lode Van Dessel, verlucht door Pol Mara, ingeleid en toegelicht door Johan Fleerackers, samengesteld door J. Fleerackers, Paul Janssen, Godfried Lannoo en Ward Roofthooft, 310 × 235 mm, gebond. 1980 fr. - Dat de samenstellers van het boek ‘Ik zag Cecilia komen. Groot Gezinsliedboek’ aan een behoefte hebben beantwoord, bewijst de vlotheid waarmee dat boek verkocht wordt en zonder twijfel zal ook onderhavig werk zijn ‘naam maken’ op de boekenmarkt en dit m.i. volkomen terecht. Want naast de interessante inhoud, waarover straks meer, is dit boek qua vormgeving en verschijningsvorm een parel in de reeks van bibliofiele uitgaven die we van Uitgeverij-Drukkerij Lannoo gewoon zijn. Dit magistraal gebonden boek dat onder een transparante folie wordt aangeboden, is royaal naar formaat en illustratie, want behalve op de kaft vinden we als inleiding op de acht thema's waaronder de liederen werden gerangschikt, iedere keer een kleurentekening (op boekformaat) van Pol Mara, uitgevoerd in mixte techniek oliekrijt / aquarel. Het matte en stevige crèmekleurige papier waarop werd gedrukt is een ander facet waardoor het een plezier wordt om dit werk ‘als boek’ ter hand te nemen. De uitgeverij prijst m.i. dan ook dit werk terecht aan onder de ‘opvallende boeken van haar fonds’. Maar wat nu de inhoud betreft. De samenstellers hebben hun keuze laten vallen op volksliederen uit de Nederlandse, Duitse, Franse, Bretoense, Italiaanse, Spaanse, Zweedse, Catalaanse, Castilliaanse, Baskische, Portugese, Zweedse, Deense, Noorse, Griekse en Engelse liederenschat en ze hebben die liederen gegroepeerd rond acht thema's: liederen bij bezinning en gebed; liederen voor de lente en bij geboorte van nieuw leven; liederen van droom en verbeelding; liederen voor de zomer, geliefden en gehuwden; liederen voor het najaar, bij feest en ontspanning; liederen over de arbeid, reis en avontuur; over eigen volk, heem en vaderland en tenslotte liederen voor 's winters, over afscheid en dood. In het totaal 150 liederen! Vanzelfsprekend vinden we daaronder zowel evergreens als minder bekende liederen. Bij deze liederen schreef componist-organist Lode Van Dessel een tweestemmige bewerking en een klavierbegeleiding, die als een zelfstandig muziekstuk kan gespeeld worden, daar de melodische lijn van het lied erin terug te vinden is. Daardoor kan dit werk ook als repertoriumboek aan koorleiders en pianisten goede diensten bewijzen. Johan Fleerackers schreef voor dit werk niet alleen een verhelderende inleiding en verantwoording, maar zorgde tevens voor de historische notities bij de liederen. En daar de titels van de thema's en de notities (achterin) behalve in het Nederlands ook in het Duits, het Engels, het Spaans, het Frans en het Italiaans werden afgedrukt, heeft dit liedboek ook echt Europese allures meegekregen. R.D.
De recensies werden geschreven door:
P.S. In het vorig nummer ontbreekt onder de namen van de recensenten: H.S. = Hilde Steppe. | |||||||||||||||||||||||
Periodieken• YangRed. Joris Denoo, Oude Ieperseweg 85, Heule: Abon. 575 fr. br. 464.5156411.41. - Nr. sept. 83: Het grootste deel van dit nummer is gewijd aan Gwij Mandelinck (Yangprijs): Juryrapport (J.v. Gansbeke); Panelgesprek over hedend. Poëzie waarvan Mandelinck authenticiteit als voornaamste eis stelt; G. Mandelinck, dichter van de nieuwe synthese (Rud. v. de Perre); acht gedichten van G. Mandelinck; interview met G.M. (degelijk gesprek met Marc De Smet); ‘De droefheid is in handbereik’ (J. de Coster). Verder ‘Artemis’ (verhaal van F. Handtpoorter), gedichten en besprekingen. - Nr. febr. 84: ‘Yinnummer’ gewijd aan schrijvende vrouwen; teksten van o.m. Gr. Seghers, G. Demedts, Chr. D'haen, Julia Tulkens, Ir. van Goeree, Al. Dierick, M. van Hee, L. de Block, L. Scheer, Chr. Yperman, Jo Gisekin, El. Marain, Emma Vorlat, M. De Cree - Roux, Mercedes. | |||||||||||||||||||||||
• 't KofschipTds. v. lit. en beeld. k.; Red. R.M. de Puydt, Ninoofsestw. 153, 1080 Brussel; Abon. 500 fr. br. 310.0496461.04 J. Samoy 1080 Brussel - nr. 1/84: O.m. gedichten van P.G. Buckinx, Chr. Germonpré, P. Lootens, J. Veulemans, F. Pollet, A. de Vos, W. Verschaetse, A. Smeets, P. de Greef, G. Coghe, Rik Jacobs, A. Vlaskop, P. Aerts, e.a. - Korte verhalen van R.M. de Puydt e.a. - Bespreking van kunstenaars Jan de Smedt, Em. Hoorne, Paule Lonneville, e.a. Boeiende recensies door Gery Florizoone, Jooris van Hulle, R.M. de Puydt (interview) en Rik Wouters. Een nummer dat volkomen past bij het voornaamste doel van het tijdschrift: een podium bieden voor letterkundigen en een vitrine voor beeldende kunstenaars. | |||||||||||||||||||||||
• KreaTweem. tds. v. Open Kring-Krea Ingelmunster; Red. E. Verfaille, K. Astridl. 19, Izegem. - mrt/Apr. 84: brengt vooral culturele, literaire en artistieke informatie, veelal waardevol. Ook gedichten van leden en verslagen van groepsactiviteiten. | |||||||||||||||||||||||
• ArtefactumTweem. ts. v. hedend. kunst in Europa; Red. Flor Bex, Amerikalei 125 Antwerpen; Abon. 2.000 fr., br. KB419.8033101.74. -nr. 1, dec. 83: dit nieuw kunstblad verschijnt op groot formaat (28,5 × 21, 136 blz.), in vier talen, royaal geïllustreerd, gedeeltelijk in vierkleurendruk. De vroegere directeur van het Antwerps ICC wist een nieuw Europees forum te bouwen, gecentreerd op het actueelste gebeuren in de beeldende kunst, met een redactie met internationale inslag; het blad verwijst naar het vroegere ‘Quadrum’, dat (grotendeels met Belgisch Staatsgeld) afgestemd was op het actuele en zo een spoor naliet. Wij hopen dat ‘Artefactum’ niet, zoals ‘Quadrum’, een instrument zal worden van de internationale maffia der kunstmarchands. Het eerste nummer zet in met een studie over de diepere betekenis van Chirico's werk, die van zichzelf in 1919 verklaarde ‘Pictor classicus sum’ (Stephen Mc Kenna); het artikel sluit met het befaamde ‘morgengebed van de schilder’, door de Chirico zelf gedicht. Een merkwaardige studie volgt, die door Wim van Mulders werd geschreven | |||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||
over Harald Szeemann, organisator van vele grote moderne tentoonstellingen, laatst deze van Ensor; aan de geloofwaardigheid van de onvergelijkelijke woordengoochelaar, die Szeemann is, wordt door van Mulders niet getwijfeld, maar dat hij hem hierin poogt na te bootsen is onloochenbaar. Jean-Pierre van Tieghem neemt van Szeemann een interview af over Ensor, wiens hedendaagsheid de samensteller wenste te beklemtonen. Antje van Graevenitz heeft het over Szeemanns tentoonstelling ‘Der Hang zur Gesamtkunstwerk’, waarin hij in de actuele kunst parallellen zoekt voor de Wagneriaanse droom van een totaalkunst. Daarop volgen artikels over: het (bestiale) ‘Orgien Mysterium Theater’ van Hermann Nitsch (Leo van Damme), de Russische cubo-futuristische opera ‘De overwinning over de zon’ van 1913 (B. Marcelis), Jan Fabre en het nieuw eclectisme (Erno Vroonen), de verzamelwoede op het gebied van de hedendaagse kunst (Rob Schoonen) en een gesprek met Sanejouand (Jacques Bertoin). Tenslotte rubrieken: ‘Tentoonstellingen’ van actuele kunst (per land) ‘medium’ over kunstfestivals en kunstevenementen, ‘Boeken’ over hedendaagse kunst, ‘Agenda’ met nieuws over kunstgalerijen en musea (per land). Een tijdschrift dat zichzelf moeilijk bereikbare streefdoelen oplegde en waarvan men de verdere ontwikkeling met belangstelling zal volgen. | |||||||||||||||||||||||
• Openbaar Kunstbezit in VlaanderenRed. J. Theuwissen, J.v. Rijswijcklaan 28, 2018 Antwerpen. - nr. 1/84: ‘Schilders van de zee’: dit nummer dient als catalogus voor de door conservator Hostyn samengestelde gelijknamige tentoonstelling in het museum v. Sch. K. te Oostende. Het betreft de marineschilderkunst in België. De prachtig geïllustreerde publikatie bestudeert vooreerst het fenomeen marineschilderkunst. Vervolgens wordt de marineschilderkunst van 1750 tot 1914 behandeld. Tussen 1750 en 1800 zijn J.-B. Tency en Frans-B. Solvijns specialisten, terwijl Jan Garemijn e.a. occasioneel marines schilderen. Omstreeks 1800 is Dominique de Bast een hoofdfiguur; tot 1860 domineert de romantiek met Ch.J. en Eug. Verbroeckhoven, P.-J. Claeys, F. Musin, E. Linnig. Het realisme vervangt het meer en meer vanaf 1850, met Louis Artan, J. Jacobs, H. Schaefels, J. Ensor, H. Permeke e.a. Ook de scheepsportretten spelen een grote rol. Een werkelijk uitstekend nummer, waar de auteur conservator Norbert Hostyn, een specialist in het genre, alle lof voor verdient. | |||||||||||||||||||||||
• Belgisch Kreatief AmbachtTweem. tds.; Red. Johan Valcke, ESIOM Congresstr. 33, 1000 Brussel; Abon.: 250 fr. op bankrekening 000-0383764-32. BKA. - nr. 4/83: ‘Gesprek met keramieker Tuur Vermeiren’ (J. Valcke), ‘Wie is Tsjok Dessauvage’ (J. Valcke), ‘Een pottenbakker in Vlaanderen’ (Leuvense keramieker Luk Versluys), ‘Pierre Caille, pionier van de Belg. sculpturale keramiek’ (J. Valcke). De behandelde figuren uit de keramiekwereld worden voorgesteld, als specimens van de keramiekkunst bij ons. Een goed nummer.
• Kever, Driem. Kartoenblad van Kartoenistenverb. Kever; Red. Bob Vincke, Eikhof 20, 3540 Heusden-Zolder; Abon. 600 fr. bankrek. 035-0309585-02 Kever. - Nr. 1/'84: De Vereniging telt e.a. 90 aangesloten kartoenisten en heeft een zetel in elke Vl. provincie. Het nummer bevat vooral een substantieel goed gedokumenteerd jaaroverzicht over het kartoen in Vlaanderen, door Karel de Decker. Verder o.m. zeer belangrijke mededelingen voor kartonisten en kartoen-fans. | |||||||||||||||||||||||
• DocumentaDriemaandelijks teatertijdschrift (Gent), tweede jaargang, nummer 1. Drie akademische bijdragen op behoorlijk niveau: ze reiken denkstof aan voor practici en bewuste kijkers. Johan Hendrickx belicht de farce als toneelvorm, zowel historisch als wezenlijk. Puik gedaan, maar in de titel staat ‘grens der waanzin’. Waanzin is een m-woord. De auteur heeft het ook over het ‘Frans’ farcire. Farcire is latijn, farcir frans. An-Marie Lambrechts woelt in de as van twee erg verschillende opvoeringen van Tsjechows ‘Oom Wanja’: die onder Decorte door Het Trojaanse Paard (uiterste tekstbevraging, gegroeid (?) tot ‘Scènes, Sprookjes’), en die onder J.P. De Decker door het NTG, waar dubbele bodem ontbreekt. Moderne theaterkritiek weet zelden iets zinnigs te vertellen over de vertolkers: hier wordt Nolle Versyp even uit de nevel van het absoluut conceptuele gehaald. Geert van der Speeten analyseert de omkeerbaarheid van zg. universele waarden aan de hand van Vondels ‘Adam in Ballingschap’ door het Amsterdamse Publiekstheater. Zondeval wordt hier triomf: vrijdenken en vrije wil worden gesublimeerd. In een publicitaire NTG-tekst heeft men het over Italiaanse Schwung. Wordt daar ‘animo’ mee bedoeld? En kan van de auteurs niet kort worden vermeld wie en wat ze zijn? avd | |||||||||||||||||||||||
Catalogen• Actuele kunst in West-Vlaanderen‘In en met de ruimte’, Jeugdontmoetingscentrum Brugge, Sept. Dec. 83; 29 × 21 cm., 56 blz., geïllustr. - In het kader van de actie van het Brugs Jeugdontmoetingscentrum organiseerde een der animatoren, de jonge kunstenaar Daniël Dewaele, op een zolder een reeks tentoonstellingen en/of andere artistieke prestaties van Jo Coucke, Robert Devriendt, Jean-Luc Deprez, Pierre Goetinck, Piet Moerman, André Willox, Philippe Bouttens, Rik Vermeersch, Daniel Dewaele, Frans Vercoutere, Jan Karel Verbeke, Jan Karel Demarest, José Vandenbroucke, Mirella Boerjan, Jacquelin Vanlandschoot, A.R.T.E. (P. Bekaert, N.V. Elslander, T. Engels), Dirk van Severen, Rik Sadet, Stefaan Roelstraete en Edwin Carels. Een interessante selectie, die een rijke waaier van contradictorische opvattingen illustreert: dat is een der voornaamste aspecten van dit initiatief, dat navolging verdient in andere centra. Ook de cataloog is zeer goed opgevat met informatie over de deelnemers, veel illustraties op groot formaat en fotografisch verzorgd en tenslotte telkens een kunstcritisch commentaar. | |||||||||||||||||||||||
Vrije tribune• Theaterkrabbel 23Grasduinend in mijn citaten-map treffen mij enkele beschouwingen van voortrekkers, die nog altijd actueel zijn: ‘Een drietal flinke groepen, die elk een paar provincies zouden bedienen, en die zich laten we zeggen om de vijf jaar zouden aflossen. Die groepen zouden ruim gesteund worden door steden, provincies en regering, zodat ze voor hun bestaan niet meer zouden zijn aangewezen op grote recettes, en de toegangsprijzen bijgevolg zeer laag zouden kunnen worden gesteld. Het ideaal zou wel zijn, dat de voorstellingen geheel kosteloos zouden zijn, zoals de diensten in de kerk, zoals de lessen in de volksschool, daar toch een goedgeleide toneelgroep ten minste een even machtige factor van het volksbestaan is als school en kerk.’ Dr. J.O. De Gruyter
Wij wensen dat de jongeren onder ons, aan het theater, aan de dramatische kunst de plaats inruimen, die het toekomt en dat het blijft wat het altijd geweest is en moet blijven: een offer, een uitwisseling van vriendschap en liefde tussen de mensen Louis Jouvet Toneel is geen vervelend stilleven (zoals bij het expressionistisch theater), geen illusie (zoals bij het naturalistisch toneel), geen literatuur, geen filosofie, geen psychiatrie, maar ook geen symbolisme. We gaan geen schijn door schijn vervangen. Toneel is waarheid, vervat in een nieuwe realiteit! Lode Geysen
...Dit alles, heel deze herschepping van de regisseur die dag na dag dit drama tot in alle onderdelen had beleefd, kan men niet samenvatten in een artikel, maar moet men zien en meeleven in de vertoning. Eerst dan zal men de waarde van een regisseur kunnen bepalen en besluiten: hij reikt aan de auteur werkelijk de hand. Lode Cantens
Wij zijn de schafters in het café, aan de kant van de weg, een bonte zwerm trekvogels op zoek naar de zomer. Het vrije natuurleven, ver van generale repetities en premières, ver van dat achterdochtig publiek, ‘dat er verstand van heeft’, ver van de snobs en kunstklieken, ver van de theatermuskieten, afgunstige verslaggevertjes, recensenten en alles wat zich als parasieten vastzuigt aan de theaterwereld. Oef! Vertrekken! Vertrekken! Prachtig woord! Waarop nog langer gewacht, komt! Firmin Gémier
Ik geloof in de religieuze oeroorsprong van het theater.
Ik geloof in zijn loutere menselijke zending, gisteren, vandaag en morgen.
Ik geloof in zijn artistieke eigenheid, los van de literatuur.
Ik geloof in de kern van zijn ritueel: de handeling.
Ik geloof niet in de komediant!
Ik geloof wel in de creatieve toneelkunstenaar.
Ik geloof in de goede broederlijke geest die het spelcollectief bezielen moet.
Ik geloof in de gemeenschap die theater ontvangen en meespelen moet.
Ik geloof in de paradijselijke oorsprong van het spel!
Ik geloof, met excuus voor de profanatie, dat in het theater het woord vlees worden moet.
Ik geloof in zijn durend voortbestaan met de mens. Amen.
R.J.
| |||||||||||||||||||||||
Vlaamse discotheek• Greogriaans Abdijkoor GrimberbergenPassie en Pasen, LP uitgegeven door Eufoda nr. 1086, Davidsfonds-Leuven, 1984, ledenprijs 395 fr. - In een tijd van Babylonische ‘zang’-verwarring in onze Vlaamse bisdommen, spijts de uitgave van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||
Zingt Jubilate en experimenten ten alle kant op liturgisch gebied, zullen wellicht velen met mij zich verheugen over onderhavige plaat, waarop Gregoriaanse gezangen uit de passie- en paastijd - zij het dan op een typisch eigen Norbertijnse wijze - hemels worden gezongen door bovenvermeld koor o.l.v. Gereon van Boesschoten. Hoewel het Tweede Vaticaans Pastoraal Concilie een lans - achteraf gebleken een te zwakke lans - gebroken heeft voor de instandhouding van het gregoriaans in de liturgie, vond deze oproep blijkbaar te weinig gehoor in onze contreien en werden heel wat - vaak aloude - gregoriaans zingende koren ofwel opgedoekt, ofwel al of niet vriendelijk verzocht over te schakelen op een Nederlandstalig repertorium met de bedoeling de kerkgemeenschap meer ‘begrijpend’ te laten (mee)zingen, alsof het gregoriaans wereldvreemd was geworden. Het resultaat kan ieder gelovige - enkele uitzonderingen niet te nagesproken - ieder weekend weer ‘bewonderen’. Eén ding staat vast: iedere kerk houdt er zijn eigen repertoire op na, zodat wie geregeld in verschillende kerken (van éénzelfde stad of plaats) de weekend-mis bijwoont, vaak geconfronteerd wordt met telkens weer andere liturgische (volkse, zoals men dan zegt) gezangen en zich verwondert over het grote(?) aantal gelovigen dat die ‘volkse’ wijzen meezingt, alle inspanningen van sommige verantwoordelijken ten spijt. En zo dreigt meteen verloren te gaan wat men ooit genoemd heeft: ‘Gregoriaans: een onovertroffen hoogtepunt van de eenstemmige muziek en een onvervangbaar levenwekkend beginsel binnen de Westerse Christelijke liturgie’. Wie aan dit verloren gaan twijfelt, moet maar eens aan jongeren vragen wat ‘gregoriaans’ eigenlijk is en zich achteraf gelukkig prijzen als ze al weten wat het woord betekent! Daardoor worden we meestal genoodzaakt Gregoriaanse gezangen d.m.v. dergelijke platen in eigen huiskamer te beluisteren, in plaats van in de kerkelijke gemeenschap, waarin ze thuishoren. Daarom vind ik persoonlijk het verschijnen van deze plaat een waardevolle culturele gebeurtenis, die daarbij alle lof verdient voor wat de uitvoering zelf betreft. Zoals het past bij het zingen van Gregoriaans, zingt het gehele koor als één stem, gebonden van melodie en met een zuivere intonatie. Misschien komt onze bespreking - gezien de inhoud van de plaat - over als ‘vijgen na Pasen’, maar het weze dan een tip voor volgend jaar. Maar wie echt van Gregoriaans houdt, zal met deze plaat - ook buiten de paastijd - een heerlijke ontdekking doen. R.D. |
|