Herman van Vinckenroye
Grand Prix Humanitaire de France 1983 - Peinture Contemporaine (Parijs, Musée Guimet, 22 oktober 1983)
Telkens als je voor een doek van Herman Van Vinckenroye staat, word je getroffen door een zekere mystiek en een zachte animatie van een kunstenaar die zijn gedachtenwereld niet wil opdringen, maar de toeschouwer voorzichtig uitnodigt totaandacht en interesse. Herman gebruikt zelden schreeuwerige of indringende kleuren, maar zachte onopvallende tinten, één enkele maal doorbroken door een krachtiger
toets... Zijn kleurenpalet is iets aparts en buitengewoons...
In een oneindig heelal, een ongrijpbare hemel dwaalt een afwezige vrouw: niet het erotische of sensuele type, ook niet de Beatrice van Dante. De vrouw in Hermans werken is er een wier ogen niet begeren, maar door een gesuggereerde oneindigheid de diepte oproepen van de stille verstomming, van onwennige machteloosheid.
Ze is voor mij het beeld van een jonge vrouw die geroepen is om bemind te worden, maar de levenskracht niet meer bezit om nog een lokroep te laten klinken in de reeds verdorde lente...
Het komt mij voor dat achter dit mystiek-poëtisch werk de diepere denkwereld van de classicus schuilt, wiens woorden een onbeluisterde ‘vox clamans in derserto’ is. De classicus die het doek en de verf hanteert om zijn boodschap in ingetogenheid, in intieme communicatie met de toeschouwer, ter overweging mee te geven...
Is het geen troosteloze vrouw, die zelfs de toeschouwer niet meeraankijkt, omdat ook hij voor een stukje medeverantwoordelijk is voor het mensdom, dat veeleer zoekt hoe zijn ras vernietigd kan worden, in strijd met het fundamentele en ingeboren streven van de mens naar het instandhouden van de soort.
Heel het oeuvre van Herman Van Vinckenroye is de weergave van een diep nadenken en een stilleaanklacht - een niet meer begrijpen van de mens en zijn streven...
Zoals de vrouw, ongewild spilfiguur op de doeken, doolt de kunstenaar in een wereld die voor hem vreemd is...
In zijn recente, profetische doeken blijft de vrouw het geweten en de kern van het leven, opgegaan in het niet, om terug te vallen in de duisternis van de oertijden, vóór de schepping van het licht en de mens. (St.-Jorisstraat 79, 3820 Alken)
Fragmenten uit de vernissagerede van Staatssecretaris Firmin Aerts op 17febr. 1984 bij de tentoonstelling van Herman Van Vinckenroye in Galerij Alkarte te Alken).