Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33
(1984)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |||||||||||
Werk van en over leden• Victor van Frachen en Laurette BosteelsAcht Vlaamse Liederen, in eigen beheer uitgegeven, V. van Frachen, ‘Huize Meizang’, Brusselbaan 244, 1790 Affligem (rek.nr. 000-0516049-09), 220 fr. - Het Vlaamse Lied is een schitterende parel rijker: Victor van Frachen componeerde liederen op gedichten van zijn vrouw Laurette Bosteels! Een niet alledaags gebeuren, voorwaar. Het blijft en zal altijd waarheid blijven dat de vocale muziek de muziek is die het snelst tot de bron terugvoert. - Als kunstenaars verwerven Laurette Bosteels en Victor van Frachen meer en meer erkenning in de Vlaamse kunstenaarswereld. Over hen verschenen uitgebreide artikels in verscheidene nationale en internationale naslagwerken, encyclopedieën en tijdschriften. - Laurette Bosteels is een dichteres met fijn gevoel voor ritme, een zuiverheid van voelen en een diepgang van gedachten die haar van meetaf deden opmerken. Haar gedichten zijn gekenmerkt door vormgaafheid en warm gevoel. Ze maken deel uit van de hoogtepunten van onze dichtkunst. Niet te verwonderen dat er heel wat op muziek gezet werden door haar echtgenoot, Marinus de Jong, Lode van Dessel, Jos Mertens, Hans Flower, Emmanuel Geeurickx, Yolande Uyttenhove, Jacq van Bommel en andere. - De liederen van Victor van Frachen munten uit door stijlzuiverheid, gedachtenrijkdom en oorspronkelijkheid, waarin het zuiver lyrisch element op het voorplan treedt en distinctie en verfijning eigen zijn. V. van Franchen, die zich graag van chromatiek bedient, brengt hier werken die eeuwigheidswaarden bevatten. Op meesterlijke wijze bewijst hij dat Vlaams een zéér zingbare rijke klankentaal is. Zijn kleurvolle begeleidingen zijn rijk gevuld, dit echter zonder de solist te overstemmen. - Moge die bundel prachtige liederen zijn weg vinden in de conservatoria, muziekacademies, scholen, de radio's en de concertzalen! H.S. | |||||||||||
• Staf VerreptMeesje, een kunstnierpatiëntje, Uitg. De Dageraad, Antwerpen, 1983, geïll. met tekeningen van Denise Van Doosselaer, 210 × 160 mm, 77 blz., gebonden 295 fr. - Dit werk is in wezen een diepmenselijk boek, dat vooral de jeugd, waarvoor het bestemd is, bij momenten erg zal beroeren. De auteur, die uit eigen ervaring weet wat kunstnierpatiënt-zijn betekent, verhaalt in een zeer vlotte verteltrant, de grote klap die Meesje, ofte Ria, te verwerken krijgt, maar die ze, nadat ze zienderogen verschraalde, te boven komt, dank zij de hulp die komt van een kant waarvan ze het niet eens had verwacht. Een menselijk verhaal van een erg ‘menselijk’ auteur. En ook dat is te onthouden... K.D.D. | |||||||||||
• Alain DelmotteSociaal Realisme, Yang Poëzie, Gent, 1983, reeks 111, 115 × 200 mm, 52 blz., gen. 200 frank (rek. 870-0430214-82 t.n.v. A. Delmotte, Kortrijk). - De dertig ontevreden gedichten, zoals die door de debutant Alain Delmotte, in z'n ‘Sociaal Realisme’ werden verwoord, brengen in wezen beelden van deze tijd, in een taal die ‘... niet de afgebakende ruimte tussen twee volzinnen’ is, waarmede wij enkel maar deze mentaal vechtende Kortrijkzaan willen parafrazeren. Het is een bundel verzen die van een sociaal geëngageerdzijn getuigt, al missen wij in de meeste gedichten de diepgang en de pointe, die nodig is, opdat de flarden gedachten en de woordjes waarmee hij af en toe zeer meesterlijk speelt, als échte ‘poëzie’ de lezer(es) kunnen beroeren... K.D.D. | |||||||||||
• Jan VeulemansOndanks de crisis, Davidsfonds-Leuven, 1983, Horizonreeks nr. 56, 128 × 205 mm, 80 blz., gen. ledenprijs 130 fr. - Jan Veulemans, die in z'n vorig werk, nooit tot compromissen bereid bleek te zijn, zet zich in ‘Ondanks de crisis’ tegen elk doemdenken af. Hij betoogt dat welvaart als opperste ideaal te verwerpen is, aangezien geluk er geen symptoom kan voor zijn. Hij heeft het over de kerken die leeglopen, over de culturele crisis die opmarsjeert, en over de vaandels die worden opgeborgen, ook al weet hij dat voor die crisis niemand verantwoordelijk wil zijn. Jan Veulemans weet in zijn schrift de sociale wetgeving te doorlichten. Hij heeft het over de partijen en over de partijkaart als instrument. Hij beseft dat de jongere generatie, met de realiteit van een dreigende werkloosheid voor ogen, nog jarenlang zal moeten leven. ‘Ondanks de crisis’ is een boek dat geschiedenis zal maken, enkel en alleen omdat het zonder verklarend woordenboek kan worden gelezen. Het is in feite de ‘geschreven’ vinger op de wonde, die ‘crisis’ heet... K.D.K. | |||||||||||
• Marcel AnckaertEen doorbroken onderbreking, Kofschipkring, Zellik, 1983, 130 × 210 mm, 32 blz., genaaid. - In piëteit en uit vriendschap heeft de Kofschipkring aan een van zijn medewerkers Marcel Anckaert (†) hulde gebracht door zijn nagelaten gedichten, samen met enkele huldeverzen van vriend en bekende te publiceren. In de laatste gedichten van de auteur komt steeds meer de onafwendbaarheid van de dood aan bod. Hij schrijft in een vlotte parlando stijl, met een goed ritme en eenvoudige beeldspraak zijn kwijnend hart uit, met voelbaar de trilling van een levenslustig man, die mensen wil ontmoeten maar ontgoocheld de tekenen beschrijft. ‘Boordevolle ogen / maar geen tranen / in gegroefde wangen. / Dit zijn de tekenen / van de gevelde man / die gek geworden is / van liefdesverdriet. G.F. | |||||||||||
• René Swartenbroeckx, e.a.Het verhaal van Ilse Somers, Uitgeverij Altiora, Averbode-Apeldoorn, 1983, met tekeningen van André Solie. - Onder de titel van het eerste verhaal worden er wel vijf gebundeld: vijf novellen voor de jeugd, vanaf 11 jaar. De vier andere heten: ‘De strijd van Gaetano’ (Brigitte Verbeke), een debuut, dat bekroond werd met de John Flanders-prijs; ‘Niet huilen, Bimbo’ (Karel Verleyen); ‘Saskia twijfelt’ (Katrien Seynave, eveneens een debuut) en ‘Naar Moem gaan’ (Gil Van der Heyden). Een kenmerk van de vijf novellen is dat ze vlot en boeiend geschreven zijn: beslist een aanwinst voor de jeugdbibliotheken. R.J. | |||||||||||
• Edith OyenNeveldraden en morgendauw, Uitgeverij Litera, Leopoldsburg, Phaedra-reeks nr. 28, 1983, illustr. van Günther Scholz, 130 × 210 mm, 44 blz., 200 fr. (rek. 784-5321310-13 t.n.v. E. Oeyen, 3960 Beverlo-Beringen). - In een fraai uitgegeven bundeltje heeft de dichteres in een eenvoudige taal, natuur en leven weten te verwerken. Lijden en dood lijken met haar levenservaring verweven. Een inleiding op deze verzen zetten de lezer voldoende op de weg. Wij citeren: haar poëtisch gewaad blijft sober, ongecomplexeerd en soms naïef schept zij meestal een idyllisch droombeeld. Voor wie van eenvoudige, gevoelsgeladen dingen houdt. G.F. | |||||||||||
• Fred GermonprezJozef Decoene en de Kortrijkse kunstwerkstede, Lannoo, Tielt, 1983, geïll. met zw.-w. foto's, 240 × 148 mm, 220 blz., paperback 650 fr. - Over dit boek van onze vriend Fred Germonprez getuigt J. Laverge, voorzitter van de Vriendenkring Jozef De Coene, dat het volledig is en de goede en kwade momenten van een mensenleven weergeeft. Het is geen roman, vervolgt J.L., maar een monografie, vlot en boeiend geschreven, en waardoor de loopbaan en het levenswerk van de Kortrijkse figuur Jozef Decoene op schrift werden vereeuwigd. - Een interessant werk geschreven in een uitnodigend-leesbare volkse stijl zoals we dat trouwens van de succesrijke auteur Fred Germonprez gewoon zijn. En die ermee een postume hulde wil brengen aan een groot industrieel, een volwaardig kunstenaar en een breeddenkend liberaal Vlaming. - De pentekeningen en schilderijen van Jozef Decoene blijven doorheen de tijd van zijn onmiskenbaar talent getuigen. Zijn mecenaat was voor menig kunstschilder en letterkundige een beslissende aanmoediging. - Het jongste boek van F.G. komt net op zijn tijd. Uitermate actueel voor wie zich bijvoorbeeld interesseerde voor de TV-reeks ‘De Nieuwe Orde’. H.D. | |||||||||||
• Erich WidderSchwantaler-Altar St. Wolfgang, Hofstetter-Dia, Ried/Innkr., 1983, - Ons buitenlands lid, de kunsthistoricus Dr. Erich Widder uit Linz, die reeds zoveel opzoekingen deed en publikaties bracht over de religieuze kunst in heden en verleden, is de auteur van deze schitterende brochure. De beeldhouwersfamilie Schwanthaler is verscheidene eeuwen werkzaam geweest; het is Thomas die in 1675 de opdracht kreeg voor dit retabel, dat verwant is met dit van Michael Pacher. Widder ontleedt het retabel met veel zorg en competentie; zijn prachtige kleurfoto's zijn grandioos, zowel voor het | |||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||
geheel als voor de onderdelen van het retabel, zoals de H. Familie, St.-Wolfgang, de Aartsengelen, Johannes de Doper, Benedictus en Scholastica. Men kan de brochure bestellen bij de auteur: Prof. Dr. E. Widder, Grüntalerstr. 39, A-4020 Linz/Donau. A.S. | |||||||||||
• Rooske BremsSporadisch, uitg. Kofschipkring-Zellik, 1983, illustr. van Anke, 130 × 210 mm, 75 blz., genaaid. - De dichteres verzamelt een aantal verzen, die wellicht geen andere pretentie hebben, dan het vastleggen van allerlei ervaringen in een taal die meer heeft van klankassociaties, dan van beeldspraak, wat parlando en geïnspireerd op de deuntjes van Gezelle, maar te ongelijk van waarde om echt te boeien. De flaptekst geeft toe: haar taal is soms simpel, soms speels, soms nuchter. De titel geldt ook voor de kwaliteit, tenzij je houdt van ‘spielerei’ met woorden. G.F. | |||||||||||
• Godelieve MelisNachtblauw Zenith. Gedichten, in eigen beheer (A. Van Dyckstraat 58, 2018 Antwerpen), illustr. van Jan Mathé, 130 × 210 mm, 76 blz., genaaid. - Lichtvoetige poëzie in 9 rubriekjes ingedeeld. Het leest als poëtische bespiegeling, die nogal eens belerend aandoet. Ieder heeft natuurlijk het recht zijn creaties te publiceren. Maar we moeten echt waarschuwen voor goedkope rijmen en niet originele clichés, die je nergens beroeren. Het best zijn nog de kleine evocaties rond moeders dood. Verzorgde uitgave en goede illustratie. G.F. | |||||||||||
• Christina GuirlandeDe tocht door de ommuurde tuin, Davidsfonds-Leuven, 1983, geïll. met pentekeningen, 130 × 200 mm, 109 blz., genaaid 185 fr. (ledenprijs). - Christina Guirlande is niet aan haar proefstuk, wat ‘Jeugdboeken’ betreft. Zij werd reeds meermaals bekroond. Ook met deze ‘Tocht door de ommuurde tuin’ en wel met de herdenkingsprijs Aloïs Blommaert 1983, uitgeschreven, voor het beste jeugdboek, door de ‘Vereniging van Kunstenaars voor de Jeugd’. Fantasie, avontuur, romantiek en poëzie zijn de ingrediënten waarmee de gevierde auteur, die ook een geprezen dichteres is, haar jeugdverhalen weet te kruiden. Dat ook deze ‘tocht’ een zinvolle betekenis meekrijgt in een te waarderen plus punt, zodat wij de lectuur van dit boeiend verhaal aan alle ‘jeugdige’ lezers aanbevelen R.J. | |||||||||||
• Gwij MandelinckVan Lied en Steen, Brieven aan Willem Vermandere, Lannoo-Tielt, 1983, geïll. met zw.-wit- foto's van Jan Decreton, 170 × 240 mm, 225 blz., paperback 495 fr. - Van bij de aanzet ben ik op zoek naar de ziel van beide correspondenten, met de verwachting rond een authentische creatie over het rurale Veurne-Ambacht. Met de auteur, de kleinkunstenaar, de fotograaf, die door en door zijn streek kent en de reputatie van de uitgever heb je alle attributen voor een prachtige windroos. De lay-out komt prettig over. De fotograaf had wellicht meer het cosmische element van de beelden kunnen reveleren, door deze in de ruimte van dit platteland te laten ademen. Het corpus van deze elf brieven zijn eigenlijk mijn interesse. Ik ben vooraf was misleid. De brieven komen enkel uit de richting van de auteur. Er is geen repliek van de kant van Vermandere. Het lijken dan ook meer bespiegelingen met vaak rijk gestoffeerde pastiches. De auteur kan de kunstenaar alleen evoceren door hem te bespieden. Misschien komt dit juist goed uit, want W.V. komt steeds meer over als een ongecomplexeerde complexe natuur, die eigenlijk blijft dwarsliggen in de barokke beeldende taal van de auteur. Ik krijg wel veel informatie over huiselijkheid, podium, milieu en observatie rond de kunstenaar, maar zijn innerlijk wordt niet ontsloten. De boer van de westhoek krijgt eerder een bittere functie. Hij is meer dan pikdorser en op weg met hormonen... maar dit komt goed uit in de context van de kleinkunst. De auteur kan zich dan alleen beroepen op zijn schrijverstalent bij gebrek aan eigenlijke respons. En hierin schrijft hij soms op indringende wijze o.a. jeugdbladzijden uit en ervaringen die evenzeer van hemzelf kunnen zijn... Wat ik echter mis is de eigen gebalde taal van de Westhoek, die ook het best zijn ziel kan weergeven... maar dit kun je ook zien als streekliefde van mijnentwege. Gwij Mandelinck heeft een onuitputtelijk arsenaal aan beelden, - die soms staan te dringen - soms wat te geladen, op andere plaatsen virtuoos ingebouwd en ook aleens niet adequaat aangewend. Lampen vergelijken met eendeëieren is al een broos beeld, maar het ei nog laten uitkippen, voert mij weg uit de sfeer der mededeling die op gang was. Er zitten echter ook schitterende technieken in, die openbaren omtrent de taalcreatie van de auteur: b.v.... het mes nog zien onder de pel van de appel die wordt geschild, laat hem toe onmiddellijk over te gaan tot wat onderhuids bij zijn ‘lijdend voorwerp’ leeft. De eenrichtingsbrieven zijn dan ook nog al eens in vermoedelijke zin geschreven... en hier mag ik niet denken aan de analytische trefkracht van een Dostojevski. Ook de overvloed aan beeldspraak vermoeit soms wat bij het lezen. Zij kregen hier en daar te weinig ruimte om op te leven in de verbeelding. Maar daarnaast zijn er ook prachtige stijl passages zoals b.v. de aanhef van de 4de brief e.a. Van Vermandere vermoed ik dat zijn figuur goed samenvalt met die van ‘Steentje’. Spijtig dat de achterflap van het boek zichzelf wat opblaast. Een boek wordt wat het is, dank zij de lezer! En hopelijk zingt Vermandere ooit nog een liedje rond ‘Van lied en steen’. Maar nu is hij wijs. Hij zwijgt. G.F. | |||||||||||
• Het morgenrood het avondrood.Herinneringsalbum J.L. de Belder met nagelaten gedichten en dagboek. J.L. de Belder-Stichting, Deurle, 1983, 142 p., portr., facsim, ill., 1.250 fr., brk. 449-5600471-59). - Van duisternis tot duisternis / en gij daartussen in de nis / van goud en groen die 't leven is. / Dit terzet (p. 123) lijkt mij een hulde van Jef L. de Belder aan Line Lambert, die bijna een halve eeuw de begenadigde dichter en voortreffelijke levenspartner die Jef is geweest met een bewonderenswaardige inzet en een rijk talent heeft gesecundeerd - zoals zovele kunstenaarsvrouwen stille onvervangbare ‘schutsvrouwen’ zijn geweest - en die, na het verscheiden van haar toeverlaat, onverpoosd, hierin door haar zonen bijgestaan, de nagedachtenis van haar man levendig houdt. In dit album, resultaat van een ‘pietas familialis’, vlecht Jef de Belders gezin een lauwerkrans én voor de authentieke dichter, én voor de bekommerde, liefdevolle vader en echtgenoot, die de lezer hier via zijn dagboek (1946-1948) ontdekt, toen de idealist De Belder niet over zijn vrijheid kon beschikken. Benevens de aangrijpende dagboeknotities en potloodschetsen, ontstaan tijdens zijn gevangenschap, alsmede zeven nagelaten gedichten telt dit boek sublieme bladzijden van mevrouw Jef de Belder, die in een heldere, boeiende verhaaltrant schroomvol en oprecht het leven van haar man oproept. Hieruit blijkt niet alleen diens veelzijdige persoonlijkheid en bedrijvigheid, maar ook de duurzame liefde van het echtpaar alsmede de literaire begaafdheid van Line Lambert. De Belder vatte het dichterschap op als een priesterschap, als een loutering, als het ‘dagboek van zijn ziel’, naar het woord van Anton van Wilderode. Dit verklaart waarom Bij de uitverkorenen (1977) zulke doorvoelde vertalingen uit de wereldliteratuur bevat. Niet alleen was hij dichter, vertaler, verwoed reiziger, maar ook fijnzinnig kunstcriticus, vertrouwd met het werk van bevriende gelijkgezinden als Jos Hendrickx, Albert van Dyck en Jan de Smedt van Mechelen, die hij naar zijn eigen getuigenis slechts een kwarteeuw na diens dood in 1978 ‘(her)ontdekte’. Daarenboven was De Belder jarenlang de smaakvolle uitgever der Colibrant-uitgaven, de toegewijde redacteur van De Periscoop en de Winkler-Prins-Encyclopedieën. Zijn moeizame levensweg stond in het teken en ten dienste van het Schone. Hij was als het ware een groot en nobel Bourgondiër. Getuigenissen van onder meer Jan d'Haese, Gery Florizoone, Adriaan Magerman, Leonard Nolens, Rudolf van de Perre en Anton van Wilderode bieden een verrijkende aanvulling. Marleen de Cree, Nicole Doise, Ronald de Preter, Gaby Leijnse, Maria Vereecken, Erik Verstraete, Adriaan Magerman, Renaat Saey en Bruno Bartels schreven elk een gedicht in de geest van Jef L. de Belder. Deze bibliofiele uitgave, rijkelijk geïllustreerd en voorbeeldig verzorgd door Louis van den Eede, vormt een waardig eresaluut voor een der gaafste en muzikaalste dichters uit het Nederlandse taalgebied. R.d.S. | |||||||||||
Boeken over kunst• Omer VandeputteNederlands. Het verhaal van een taal, Stichting Ons Erfdeel-Rekkem, 1983, geïll. met foto's en kaartjes, 130 × 200 mm, 79 blz., 150 fr. - Nadat we reeds de gelegenheid hadden in een vorig nummer (nr. 184, blz. 296) de Franse, Duitse en Engelse uitgave van dit werk voor te stellen, doet het ons bijzonder veel genoegen nu ook de Nederlandse uitgave onder de ogen van onze lezers te brengen. De aandachtige lezer zal zich herinneren dat in dit boekje de ontwikkelingsgang van onze taal - van het Diets tot op vandaag (9 sept. 1980: Nederlandse Taalunie) - beschreven wordt en dat tussendoor heel wat belangrijke figuren en feiten uit onze taalgeschiedenis gepresenteerd worden. Het tweede deel van het boekje belicht ‘Enkele bijzondere aspecten van het Nederlands’ en daarin gaat het over de voorgeschiedenis van het Nederlands, de Nederlandse dialecten, de invloed van onze taal op andere talen, het onderwijs van het Nederlands aan niet-Nederlandstaligen en over enkele typische ‘trekken’ van het Nederlands (uitspraak, spelling, vormleer, zinsbouw en woordenschat). Daarna volgt nog een bibliografie waarin naast studieboeken ook tijdschriften en woordenboeken opgesomd worden. Dit boekje vult m.i. een reële leemte op, vooral dan voor onze jeugdi- | |||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||
gen die met dit werk een goed leesbare synthese over de geschiedenis van onze taal aangeboden krijgen. In die zin zou het niet misstaan dit boekje op de schoolboekenlijst van de hoogste klassen van ons middelbaar onderwijs te zien prijken. R.D. | |||||||||||
• Jan van RuusbroecHet geestelijk tabernakel of Gods waarachtige inwoning in de kerk en in de ziel. Ingeleid en in modern Nederlands hertaald door dr. Lod. Moereels, s.j., Lannoo-Tielt/Bussum, 1983, reeks ‘Ruusbroec hertaald’, dl. 10, zw.-wit illustr., XXXIII-273 blz., paperback, 595 fr. - In het Ruusbroec-nummer van Vlaanderen (nrs. 182-183) werd de aandacht gevestigd op de reeks ‘Ruusbroec hertaald’ door Dr. Lod. Moereels, S.J. (blz. 195). Met dit (tiende) deel is de reeks volledig en beschikken we over een zo goed als volledige Ruusbroec-uitgave in modern Nederlands, een werk dat eerbied afdwingt en tot dankbaarheid stemt. Daar het oorspronkelijke werk, Vanden gheesteliken Tabernakel uitzonderlijk omvangrijk is, werd in dit deel, afwijkend van de andere, de Middelnederlandse tekst niet opgenomen; in plaats daarvan komen verwijzingen in margine naar de uitgave door P. Stracke. Een tweede afwijking is een zekere bekorting (zoals in dl. 8, Van den XII beghinen); die werd ondervangen door samenvattingen en bindteksten. De beknopte inleiding is reeds een bewijs hoezeer Pater Moereels vertrouwd is met het werk van Ruusbroec. Het is een klare en duidelijke uiteenzetting over datering en bestemming, thema en grondtekst, het tabernakel, figuur (feit dat naar de toekomst verwijst) en waarheid (de uiteindelijke vervulling van de figuur), de viervoudige zin van de Schrift, ordening en inhoud, ontwerp en verwezenlijking van het werk. Beginnend en eindigend met een tekst van St.-Paulus, werkt Ruusbroec het oud-testamentische verhaal en de beschrijving van de bouw van de ark des verbonds (het tabernakel) uit, toegepast op het werkende of zedelijke leven (kap. 1-3), het innige (kap. (4-5) en het schouwende leven (kap. 6-7); het middenstuk werd het uitvoerigst behandeld. Dat Ruusbroec met de eigentijdse wetenschappen terdege vertrouwd was, daarvan vindt men op haast elke bladzijde de bewijzen. Niet minder echter komt het algemeen-menselijke aan bod en dat maakt dit werk tot een nog steeds lezens- en overwegens-waard boek. Terecht noemt Moereels dit ‘een ander meesterwerk’, naast de Brulocht (dl. 5). De lectuur van Ruusbroec vergt veel van de lezer, maar ze is verrijkend en opent onvermoede horizonten. Voor zijn hertaling verdient Dr. Moereels oprechte dank: ook voor onze tijd is Ruusbroec een uitzonderlijk rijk bezit. A.K. | |||||||||||
• HadewijchVan Liefde en Minne. De Strofische Gedichten, vertaald door M. Ortmans en ingeleid door dr. P. Mommaers, s.j., Lannoo-Tielt/Bussum, 1982, 230 × 155 mm, 750 fr. - In 1977 publiceerde J. Alaerts S.J. De Wetten van de Minne. Met de tekst van Hadewijchs 45 strofische gedichten volgens HS 385 II van het Ruusbroec-genootschap (in de reeks: Mystieke Teksten met Commentaar, dl. 1, uitgegeven door de Zrs. Benedictinessen, Bonheiden). Die teksten worden thans tegenover de vertaling uitgegeven, soms met verbeteringen. De inleiding van P. Mommaers S.J. biedt een verrassend inzicht in het wezen van Hadewijchs ‘minne’: ‘Volgens de Strofische Gedichten is zij (= Hadewijch) tot de bevinding gekomen dat er in de liefdebeleving een vorm van ervaren mogelijk is, die niet meer door het zelfgevoel beperkt wordt’ (blz. 12); daarmee is evenwel niet alle pijn van onvervuldheid en eenzaamheid opgeheven. Het grootste gedeelte van het volumineuze boek wordt ingenomen door Hadewijchs gedichten en door de vertaling daartegenover. Poëzie hertalen is niet minder moeilijk dan, even onmogelijk als vertalen. Maar het kan de originele tekst dichter bij de moderne lezer brengen en dat was hier de bedoeling: het is ‘een poging om de inhoud van deze machtige Middelnederlandse poëzie in actuele versvorm te verwoorden en de betekenis ervan, zij het naar eigen vorm en uitdrukkingswijze, eventueel met behulp van eigentijdse beelden, te vertolken’ (blz. 15). Al is de moderne tekst soms te weinig bewogen, te vlak, het is meer dan een verdienstelijk pogen. Hadewijch is in ritme, woordenschat en woordkeuze zo overweldigend en persoonlijk, dat elk gedicht, als vers a.h.w. ‘uniek’ is, ‘onvervangbaar’; bovendien heeft het Middelnederlands voor moderne oren vaak een zo bekoorlijke klank, dat die bezwaarlijk weer te geven is; en het gebruikte metrisch systeem verschilt grondig van dat van Hadewijch. Toch is de hertaling een dankbare hulp voor de lectuur van Hadewijchs gedichten zelf en voor de benadering van haar gedachtenwereld, zodat ze een aanwinst betekent; wat niet weinig is wanneer het om Hadewijch gaat. De uitgeverij Lannoo zorgde bovendien voor een fraaie en luchtige presentatie van de teksten. A.K. | |||||||||||
• Piero VenturaBeroemde Schilders, uitg. Lannoo-Tielt & Bussum, uit het Italiaans vertaald en bewerkt door Dr. Herman Vandormael, 230 × 290 mm, geïll., 160 blz., 450 fr. - Een erg instructief boek én door zijn textuele inhoud én door zijn rijke illustratie van reprodukties en gekleurde tekeningen. Een lust voor het oog en een vitaminen-kuur voor elk kunstminnend hart! Het oorspronkelijk Italiaans werk, waarop onderhavig boek teruggaat, draagt als titel ‘I grandi Pittori’, maar werd terecht in het Nederlands aangevuld met ‘Ontdek de wereld achter het schilderij’, want dit boek laat deze ontdekking ook werkelijk toe. - In de inleiding zoekt men o.m. een oplossing voor de vraag naar de oorsprong van de schilderkunst en de auteur belicht wat er van de Grieken, de Romeinen, de Oude Egyptenaren enz. bekend gebleven is. Daarna gaat hij van start met Giotto als belichamer van de ‘Nieuwe kunst’ en vervolgt met Italiaanse schilders als Masolino, Masaccio, Fra Angelico e.a. Na een verhelderend hoofdstukje over het ‘perspectief’ arriveren we in het Vlaanderen van de 15e eeuw, waar de kunstschilders hun kleuren met olie mengden, een techniek die lang als een geheim werd bewaard! Dan gaat de tocht naar Firenze, waar de Medici de scepter zwaaiden, maar tevens een echte ‘boom’ in de schilderkunst mogelijk maakten. Via Duitsland met Dürer, Altdorfer, Hans Holbein e.a. en via Venetië met Titiaan en El Greco komen we andermaal in de Nederlanden met o.m. Pieter Bruegel, Rubens, Rembrandt van Rijn, Van Dijck, om daarna te belanden in de ‘Glans van de 17e eeuw’. Uiteindelijk defileren voor onze geest en ogen de moderne kunstenaars die als ‘fauvisten en kubisten’ naam hebben gemaakt. - U merkt het aan dit (onvolledig) overzicht dat de auteur erin geslaagd is de quasi gehele bent van artiesten uit de schilderkunst voor te stellen. Dit doet hij op een uiterst onderhoudende manier. Zijn verhaal vertelt niet alleen over het leven van die kunstenaars, maar ook hun leefwereld en hun schilderijen gaan leven door de interessante ‘inside’-informatie die hij kwistig ronddeelt. Hierdoor juist verheft dit boek zich boven vele van de reeds verschenen geschiedenissen van de schilderkunst. Nergens laat de auteur zich verleiden tot geleerddoenerij, maar ook niet tot vulgariserende eenvoud. Hij blijft boeiend voor wie al wat gevorderd is in de kennis rond de schilderkunst én revelerend voor de ‘leken’. - Het boek wordt dan afgesloten met enkele pagina's ‘biografische nota's’ (waarom niet: notities?), waarin meer dan 200 kunstschilders met enkele rake typeringen worden voorgesteld. Volgt dan nog het register van 140 illustraties. - Zowel voor jong als oud (en dit is geen boutade) zal dit boek een kostbaar bezit worden. Wie om een (eindejaars-)geschenk verlegen zit, heeft met dit boek de oplossing gevonden. R.D. | |||||||||||
• Lannoo's toeristische gids voor de Franse KuststrekenDoor meerdere auteurs, Lannoo-Tielt/Bussum, 1983, kleuren en zw.-w. illustraties, 75 kaarten in kleur, 160 × 270 mm, 512 blz., geb. 980 fr. - Nadat in de reeks ‘Lannoo's autoboeken’ reeds eerder een werk verschenen is over Frankrijk, publiceert de uitgeverij die zich sinds jaren o.m. in toeristische uitgaven heeft gespecialiseerd, nu andermaal een werk over Frankrijk, ditmaal in de reeks ‘Lannoo's toeristische atlassen’. De volledige ondertitel van onderhavig werk luidt: ‘De kust, de eilanden en het achterland van Duinkerken tot Biarritz, van Perpignan tot Menton. 4.165 km’, wat in feite neerkomt op de beschrijving van in het totaal 75 toeristische kustplaatsen en hun omgeving, gelegen aan het Nauw van Kales, het Kanaal, de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Dit werk is een vertaling door Peter en Rie van Antwerpen en Ir. M. van den Steen-van der Beek van de oorspronkelijke Franse uitgave ‘Guide touristique du littoral français (Bordas-Paris, 1983). De auteurs zijn allen Fransen die tot verschillende (wetenschappelijke) disciplines behoren. - Het boek telt twee delen. Het eerste deel onder de titel ‘De Franse kuststreken kaart per kaart’ bevat de gedetailleerde voorstelling van de 75 kustplaatsen. De auteur Bernard Hennequin vertrekt telkens van een kaartfragment en geeft een portret van de kustplaats en de omgeving. Steevast krijgt u ook ‘Praktische wenken’ waarin o.m. nuttige telefoonnummers, verbindingen, recreatiemogelijkheden, logies en maaltijden, enz. opgesomd worden. Het komt me voor dat de auteur werkelijk aan alle mogelijke toeristische verlangens tegemoet komt. Tussendoor merkt u ook heel wat verleidelijke foto's over de behandelde plaatsen en steden. Met zo een gids wordt een bezoek aan de Franse kuststreken dubbel zo aantrekkelijk. - Het tweede deel zou evengoed als een afzonderlijk boek kunnen gepubliceerd worden (ca. 115 blz.) en presenteert onder de titel ‘Het leven aan de kust’ alle mogelijke wetenswaardigheden over ‘land, water en lucht aan de Franse stranden’. De auteurs hiervan zijn of wis- en natuurkundige, of geoloog of natuurhistoricus of meteoroloog, wat wel borg staat voor de wetenschappelijke juistheid van de tekst, maar misschien ook heel wat lezers zal afschrikken. Nochtans is het (voor een belangstellende) ongemeen boeiend wat men b.v. over flora en | |||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||
fauna van de streken kan lezen. Ook dit deel is ruim geïllustreerd. Het boek wordt dan afgesloten met een reeks nuttige adressen en een index op de plaatsnamen. - Al bij al een erg volledige gids die uitpuilt van informatie in woord en beeld. R.D. | |||||||||||
• Francis StrauwenRenaat Braem, architect, uitg. Archief voor Moderne Architectuur, Defacqzstraat 14, 1050 Brussel, 1983, zw.-wit en kleurenillustr., 190 × 210 mm, 238 blz., gen. 900 fr. - Architect Renaat Braem (o 1910) wordt meestal vereenzelvigd met de titel van zijn pamflet ‘België, het lelijkste land ter wereld’ (1968). Over hem verscheen eindelijk een uitgebreide monografie in het najaar van 1983. Braem heeft in de Belgische architectuurdiscussie zeer lang een centrale positie gehad, niet enkel op basis van zijn realisaties maar ook wegens de stellingname en ideologische reflexie waarmee hij zijn ontwerpen heeft begeleid. Voor Braem is architectuur geen autonome bouwkundige en artistieke realiteit maar staat ze steeds in relatie tot de structuur van de samenleving. Zijn oeuvre getuigt van een streven naar een totale architectuur en het inrichten van het menselijk leefmilieu, en dit als hefboom in het proces van maatschappelijke veranderingen. Dit streven cristalliseerde hij onder andere in zijn Lijnstadontwerp (1934), een thema dat hij ook na W.O. II heeft hernomen. In vijf hoofdstukken analyseert Francis Strauven op een zeer grondige en kritische wijze Braems werken en denken vanaf zijn jeugd en zijn opleiding aan de Antwerpse Academie, tot aan zijn werken en geschriften op het einde van de jaren '70. Het geheel geeft een goed beeld van de verschillende fasen in zijn oeuvre waarin steeds een spanning is aan te voelen tussen een organische generositeit en een geometrische orde. Het boek bevat een volledig inventaris van alle projecten en uitgevoerde werken evenals een overzicht van al zijn geschriften en lezingen. Met zijn 160 zw.-w. en 43 kleurafbeeldingen is dit een prachtig en onmisbaar naslagwerk geworden. Het is tevens een aanvullend werk om een completer inzicht te krijgen in de Belgische architectuur-ontwikkeling van deze eeuw. Van dit boek zal ook een Frans/Engelse versie verschijnen waardoor het werk van Braem, één van de belangrijkste Vlaamse architecten, door een internationaal lezerspubliek kan ontdekt worden. M.D. | |||||||||||
• Davidsfonds Kartoenboek 17Davidsfonds-Leuven, 1983, zw.-wit en kleurenillustr., 195 × 195 mm, 132 blz., geb. 295 fr. (ledenprijs). - Het Kartoenboek ‘De mens wil lachen’, dat n.a.v. de 22ste Wereldkartoenale te Knokke-Heist, i.s.m. het Davidsfonds werd uitgegeven, brengt ons in 117 kartoens de spitse neerslag van de meer dan 3.000 kartoens die door 600 kartoenisten uit 42 landen werden ingezonden. Vooral het grafisch accent is voelbaar in de ‘lachbeelden’ die door deelnemers uit de Oostbloklanden werden toegezonden, en waarin we als het ware een gefilterde humor ontdekken. Verhelderend is vooral het weer aan bod komen van de meer algemene humor, wat als groot voordeel heeft, dat hij over de grenzen heen, kan worden begrepen, zodat de benaming ‘Wereldkartoenale’, die Knokke-Heist zich heeft toegeëigend, hier geenszins overdreven lijkt. Ook de politieke karikatuur en kartoen komt aan bod. De prijs die dit jaar voor 't eerst werd ingesteld, werd door Edwin Nagels (Nagel) gewonnen. Mede met de bijdragen van Barst, Bek, Peji, Smarf, Jan de Winter, Royer, Paul Verschaeren, Dirk Huyghe, Dréten, Christiane Joole, Ernest Metz, Johan de Moor, Gal, Osekoer, Gejo en Bob Pater, krijgen we een panoramisch beeld van de politiek ter plekke. Eigenaardig bij dit hoofdstuk is het ontbreken van de door de jury bekroonde beste politieke kartoen van Edwin Nagels. Misschien een vergetelheid, of was er censuur van de politici die door de winnaar in hun hemd werden gezet? K.D.D. | |||||||||||
• Natascha BaerKunst na '45. Nieuw handboek voor de kunstgeschiedenis, Uitg. Cantecleer de Bilt, 1982; 150 blz., 715 fr. - Er werd reeds vrij veel over de ‘kunst na '45’ geschreven, meestal met het inzicht een zo volledig mogelijk beeld van het kunstgebeuren te schetsen. Dit was niet de bedoeling van de schrijfster, die als docente in het kunstonderwijs liever een zeker inzicht en begrip dan een allesomvattende kennis wil mededelen; zelfs bleven er enkele strekkingen uit de actualiteit onbesproken, zoals videokunst, kunstambachten, conceptuele kunst en land Art. De tekst is trouwens vrij beperkt, gezien de grote ruimte die aan reprodukties wordt geschonken en het inlassen van de architectuur, zij het op een bescheiden manier. Ook wordt er in het boek veel gepraat (zonder voldoende objectiviteit) over dingen die meer tot de sociologie behoren dan tot de kunst. Zowel in de tekst als in de illustratie wordt voorrang gegeven aan het kunstgebeuren in Holland. De illustratie (17 kleur- en 45 zw.-wit reprodukties) betreffen vooral werken uit Hollandse musea of van Hollanders; dat is enkel verdedigbaar voorzover men uitsluitend een Hollands publiek beoogt. Maar voor Vlamingen is het echt irriterend te constateren met welke verbetenheid de auteur, zowel in de keus der illustraties als in de tekst zelfs, alle namen van Vlaamse kunstenaars heeft geweerd. Deze typische houding, die men altijd maar opnieuw moet aanklagen, schaadt in hoge mate de ambities van de Nederlandse uitgevers om de Vlaamse markt volledig te beheersen. De anti-vlaamse kleingeestigheid overtreft bij sommige Nederlanders hun beruchte zin voor commercie, wat gewoon verbluffend is... En dan maar lullen over taalunie e.d.! Vlaming, let op je zaak! A.S. | |||||||||||
• August ZiggelaarFrançois de Aguilòn S.J. (1567-1617). Scientist and Architect, Uitg. ‘Bibliotheca Instituti Historici S.J.’, Roma, 1983; 151 blz., 19 illustr., 24.000 lires. - Dit wetenschappelijk werk van de jezuïet Dr. Ziggelaar werpt een nieuw licht op de betekenis van een nog te weinig gekende figuur: de te Brussel als zoon van Petro de Aguilòn (secretaris van Philips II) en Anna Pels geboren geleerde jezuïet. Hij is mede-ontwerper van o.m. de befaamde St.-Carolus van Antwerpen. Hoofdarchitect was de Bruggeling Broeder Huyssens, maar de Antwerpse jezuïetenrector Aguilonius heeft de Italiaanse barok, tot dewelke de kerk behoort, in ons land gepromoveerd en de plannen, spijts het verzet van hogere ordeoversten, doorgedreven; slechts door tussenkomst van Isabella zou de bouw tot een goed eind gebracht worden. De auteur onderzoekt of er een 17de-eeuwse Jezuïetenstijl bestaat. Hij stelt vast dat de hogere leiding der Compagnie er eerder negatief tegenover stond wegens de weelde en de hoge kosten die deze gebouwen kenmerken. Anderzijds benadrukt hij de rol van Aguilonius, Rubens en Sebastiano Serlio (uitgever van het architectuurhandboek van Vitruvius). De kerkbouwverordeningen van Carolus Borromeus en de inbreng van de leiding der Compagnie, aan wie alle plannen dienden te worden voorgelegd, zijn eveneens belangrijk. Maar of dit volstaat om van een echte jezuïetenstijl te kunnen spreken is niet met zekerheid vast te stellen; reeds vroeger had Wensel Cobergher, o.m. in Scherpenheuvel, Italiaanse barok gebracht. Het boek bespreekt, naast de bouwkundige, ook de wetenschappelijke activiteit van Aguilonius te Brussel, Parijs, Antwerpen en Salamanca. Hij is de stichter van de Vlaamse school van mathematici en physici, waartoe o.m. F. Verbiest behoort. Zeer bekend is zijn tractaat over optiek ‘Opticorum libri sex’ dat gedrukt werd door Peter Moretus, wiens zoon jezuïet was. Ziggelaar toont o.m. dat het werk in zekere opzichten nog heden waardevol is. Van Ziggelaars boek trof ons vooral de ernstige bronnenstudie waarop zij is gegrondvest. A.S. | |||||||||||
• Gino PivaSchildersvademecum, Uitg. Cantecleer de Bilt 1982; 208 blz., 565 fr. - Het betreft hier een vertaling van het Manuale practico di tecnica pittorica (uitg. U. Hoepli, 1980) door J. Schneider. Het boek is bedoeld om de ongeëvenaarde technische onwetendheid bij de jonge kunstenaars die volgens de auteur aan de kunstscholen te wijten is, te verhelpen. Ten einde snelle consultatie mogelijk te maken heeft de auteur er een woordenboek van gemaakt: een ‘alfabetische vraagbaak voor de kunstenaar betreffende grondstoffen, materialen, gereedschappen, technieken’. Het boek is ook bedoeld om autodidakten en zelfs amateur-kunstenaars een helpende hand te reiken. De auteur kan spreken uit eigen ervaring; zodat hij niet uitsluitend op reeds bestaande theoretische werken diende te steunen. Ook liet hij zijn tekst door enkele universeel erkende autoriteiten nazien. Het resultaat is alleszins zeer bevredigend. De vertaalster heeft zich ingespannen om de zegging eenvoudig te houden. Dat het boek in Italië een zesde druk kende en er thans algemeen als basis-boek gebruikt wordt in de academies en de restauratie-instituten benadrukt de waarde van het ‘receptenboek’ van de ervaren academieleraar van Turijn, die Gino Piva is. Een zeker aantal tekeningen verduidelijken de tekst waar nodig. Er worden geen kunstwerken gereproduceerd, waarin toepassingen te vinden zijn van de besproken technieken, maar onontbeerlijk is dat niet; het zou ook de prijs van het boek sterk hebben verhoogd. Het boek verschijnt op het juiste ogenblik, nu er een groeiende belangstelling voor de technische aspecten van het kunstbedrijf t'allenkante merkbaar is. A.S. | |||||||||||
Vlaamse discotheek• Raphaëlla Smits, David RussellGuitarduets, Uitgave Poketino, 1730 Zellik, 475 fr. - Met de plaat Guitarduets brengen Raphaëlla Smits en David Russell gitaarduo's van Fernando Sor en Armin Kaufmann. - De vertolkers studeerden respectievelijk aan het conservatorium van Antwerpen en Brussel, en de Royal Academy of Music in Londen. Ze bouwden reeds een internationale solocarrière op en maakten afzonderlijk verscheidene langspeelplaten. Deze plaat is de eerste die zij als duo realiseerden. | |||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||
- Van Fernando Sor, een achttiende-eeuwse componist, die voor gitaar veel lichte, melodieuze muziek schreef, speelt het duo Smits-Russell twee ‘Divertissementen’ en twee ‘Fantasieën’. Zij brengen een persoonlijke en virtuose vertolking, waardoor deze muziek, die bij een minder goede uitvoering iets banaal zou kunnen overkomen, toch zijn hoge muzikale waarde behoudt. - Tenslotte spelen Raphaëlla Smits en David Russell nog een ‘Suite’ van de hedendaagse componist Armin Kaufmann. - Wat hen ertoe bewoog om een modern werk tussen zuiver klassieke, vroeg-romantische stukken te plaatsen is mij niet helemaal duidelijk. Toch valt ook in deze ‘Suite’ de virtuositeit, de muzikaliteit en homogeniteit van de twee gitaren op. - De wereldvermaarde gitarist Narciso Yepes commentarieert op de platenhoes (waarop een illustratie van René Smits): ‘Jullie spelen perfect en met veel gevoel, de twee gitaren klinken als één instrument...’ een kritiek waar ik het helemaal mee eens ben. - Kortom, deze plaat is een must voor iedereen die van klassieke gitaarmuziek houdt! J.D. | |||||||||||
• Johan HuysJoseph Haydn. Zes Klavecimbelsonates, LP uitgegeven door Eufoda nr. 1074, Davidsfonds - Leuven, 1983, ledenprijs 335 fr. - Johan Huys voorstellen als klavecimbel-of orgelspeler hoeft niet meer. Liefhebbers van dit genre weten dat hij een meester is en borg staat voor een onberispelijke interpretatie en uitvoering. Dit mag ook nu weer gezegd worden. Zijn vertolking van de zes klavecimbelsonates van Joseph Haydn stellen zijn kwaliteiten als instrumentalist duidelijk in het licht. Je voelt doorheen zijn spel met wat voor een liefde en raffinement hij zijn instrument bespeelt. Voor deze uitvoering gebruikte hij een klavecimbel dat in 1972 gebouwd werd door R. Clayson en A. Garrett naar een voorbeeld van J. & A. Kirckman (Londen, 2e helft van de 18e eeuw). De vertolkte sonates van Haydn getuigen van de euforie van zijn tijd, de periode van de Verlichting, waarin men een vaste hoop koesterde op betere tijden. Deze sonates (Hoboken XVI, 2, 4, 8, 9, 10 en XVII, D1) werden alle gecomponeerd vóór 1766 en behoren aldus tot de vroege werken van Haydn (1732-1809). Ze hebben een tamelijk eenvoudige structuur meegekregen en zijn zeer melodieus. Gewoonlijk worden ze op piano vertolkt en het is dan ook een verrassing erbij ze dit keer op klavecimbel te horen. R.D. | |||||||||||
• Flor PeetersHymn Preludes for the Liturgical Year, Opus 100, dubbele LP uitgegeven door Eufoda nr. 1078/79, Davidsfonds-Leuven, 1983, ledenprijs 510 fr. - Plaat 1 van deze dubbele LP-uitgave bevat 16 koralen van Flor Peeters die geput werden uit een reeks van zes uitzendingen gewijd aan het Opus 100 van Flor Peeters, die de BRT-3 programmeerde in de loop van 1977-'78. Deze orgelkoralen worden door zes vermaarde orgelisten, Karel D'Hooghe, Chris Dubois, Kristiaan van Ingelgem, Louis Toebosch, Albert de Klerk en Bryan Hesford, vertolkt op resp. de orgels van Veurne (St.-Walburgakerk), Roeselare (O.-L.-Vrouwekerk), Lier (St.-Gummarus), Breda (Grote Kerk), Haarlem (Bavokerk) en Mechelen (St.-Romboutskathedraal). Iedere koraalmelodie wordt vooraf gezongen door een van de drie koren die aan de reeks uitzendingen meewerkten: Cappella Concinite (o.l.v. Karel Aerts), het Kamerkoor Collegium Cantorum (o.l.v. Leo van Nevel) en de Schola Cantorum van St.-Kwinten (o.l.v. Jean Vandergeeten). Het is een prachtig idee geweest aldus én de (toch onbereikbare) BRT-reeks én een deel van het orgelwerk van Flor Peeters binnen hand- en oorbereik te stellen. - Wie of wat Flor Peeters is, hoeft hier wellicht niet meer herhaald te worden, maar naast zijn compositiewerk was/is hij ook nog actief als pedagoog aan binnen- en buitenlandse conservatoria en als orgelvirtuoos waarbij hij vaak zijn vaste ‘standplaats’ (de St.-Romboutskathedraal in Mechelen) verliet om in het buitenland (reeds meer dan 1500) recitals te verzorgen. - Op de tweede plaat horen we de ‘maestro’ zelf aan het werk, waarbij hij eigen werk vertolkt in St.-Rombouts-Mechelen. Wat u te horen krijgt is met een woord ‘subliem’ te noemen en zal voor de liefhebbers van orgelmuziek drie kwartier ‘genieten’ betekenen. R.D.
De recensies werden geschreven door:
| |||||||||||
Periodieken• AmarantDriem. tds., Red. D. Rau, Eedverbondkaai 267, 9000 Gent. - 83, nr. 4: ‘Kunstbeeld: een vraagteken’. Een referaat van Prof. K. Boullart over de filosofie van het kunstbeleid; hij gaat uit van de hedendaagse afwezigheid van enig consensus over wat kunst is en weke cultuur dient te worden bevorderd, zodat men de administratie laat begaan omdat men geen oplossing heeft voor de fundamentele problemen: de procedure verdrinkt de problemen; Boullart besluit dat men authenticiteit en dingen met eeuwigheidswaarde moet betrachten. Men kan zich de vraag stellen of de problemen zijn opgelost met de democratisering ervan na te streven. Daar tegenover stelt Rudy Fuchs dat kunst moet ergeren en dus voor democratisering niet vatbaar is, daar waar Vandenbunder meent dat democratisering van kunst wel mogelijk is, maar men daartoe de mensen het alfabet moet leren om het te kunnen ontcijferen. Maar wat dan als elk kunstenaar de pretentie heeft een eigen alfabet te gebruiken? Vandenbunder beweert dat de kunst moet streven naar een nieuwe maatschappij. Wat dan met de kunstenaars die zich daar helemaal niet om bekommeren? - Het nummer bespreekt verder de Raveeltentoonstelling (Pv. S.K.), een aantal recente publicaties en het programma ‘Kunst en Kunst maken’ van B.R.T. - Open school. Tenslotte een activiteitenverslag van de v.z.w. Amarant. | |||||||||||
• ParallelTweem. kreatief tds., 50 fr. per nummer; red. Luc Fierens, Boterstraat 43, 2930 Hombeek (Mechelen). - Jrg. I, nr. 5: Vrij internationale inhoud. Rubrieken: Cult. nieuws, Tijdschriften, Gedichten, Bespreking van Dichtbundels, De Piepshow (satirisch op vrij laag peil). | |||||||||||
• Het PrieeltjeHalfjaarl. Poëzieperiodiek; red. Henri Thys, Demerstr. 33 - bus 7 Diest; abon. 400 fr.; brk. 230-0290666-74 H. Thys, Diest. - Jrg. '83 nr. 5: Dit ‘landjuweel voor Heemloze Poëzie’ brengt uitsluitend ingezonden gedichten op volle blz. (quarto) met enkele illustraties (Daniëlle Hasenbroekx en Wim van Petegem). Enkel dichters: Rol. Cassiman, Adelson Castelain, Marieken Haegeman, Jef Houbrechts, Henri Thys, Frans Claus, Maria Hamblok, Edith Oeyen, Amedé Suenaert, Willem van Herckenrode, Alfons Van Mieghem, Patrick Verelst, Rik Wouters. Men vindt er voor elk wat wils, zeer mooi gepresenteerd en zonder overbodig commentaar. Goed zo. | |||||||||||
• Kerkepad '83 Kerkepadgids 1983Uitg. NCRV-Hilversum, Dienst Godsdienstige Programma's; 110 blz., f 8,50, giro 125.3000 NCRV. -Deze onvolprezen reeks wekelijkse uitzendingen van de protestantse omroepvereniging is door vele kunstenaars in Vlaanderen gekend en gewaardeerd. Het is een unicum, dat enkel maar op zeer beperkte schaal tot nog toe door de BBC-TV is nagevolgd. In 1983 is opnieuw een reeks routes uitgestippeld op de kaart van Nederland: achtenveertig waren er met o.m. Arnhem, Haarlem, Sittard en Vlissingen, maar traditiegetrouw ook volledig landelijke gebieden, waar nog zovele mooie kerkjes bewaard zijn, dikwijls daterend uit de katholieke tijden en nadien protestant geworden. Maar het is ontroerend vast te stellen hoe men opnieuw de kleuren- en de figurenrijkdom ophaalt uit de documenten en de verflagen, waardoor zij bij de reformatie bedekt werden. Bij de uitzending gaat het er heel gemoedelijk aan toe; er wordt veel getoond en verteld, op een eenvoudige manier: de beste manier om de harten te openen voor de schoonheid. Waarop wacht men in de BRT om ook zo iets te beginnen? Is het geen ijdele hoop, vermits men ook reeds Openbaar Kunstbezit van het scherm weg wou? Het zou een aanmoediging kunnen zijn voor degenen die ons kunst- en kerkegoed behartigen; het zou ongetwijfeld ook een aantal autoriteiten van alle slag kunnen aanzetten om uit eerlijke schaamte een aantal al te schaamteloze verwaarlozingen uit de wereld te helpen. Economisten die zoeken naar arbeidsintensief werk voor de crisistijd, zullen er in onze kerken meer dan genoeg vinden, want op het gebied van monumentenzorg hebben we nog veel te leren van onze noorderburen; zij hebben zeker niet meer mooie dingen dan wij, maar zij weten ze beter tot hun recht te brengen en de faam ervan over de hele wereld te verspreiden. Ze hebben het zover gebracht dat men Rubens, Van Dyck en Bruegel in Spanje en in Italië door gidsen hoort uitroepen tot ‘olandese’ en ‘holandès’. We hebben er trouwens zelf schuld aan omdat we, ten gerieve van de vermeende belangen onzer literatuur, het woord ‘Vlaams’ hebben gebrandmerkt en door ‘Nederlands’ vervangen. A.S. | |||||||||||
• AppelDriej: lit. tds., Red. G. Wulms Houtstraat 37 St.-Truiden, Abon. 400 fr. br. 452.5020881.78 Appel. - Nr. 2/83: O.m. Essayist. teksten v. Pierre Mertens (P. Gadenne), J. Boven (moderne literatuur), G. Wulms (alg. beschouwingen en lit. verwachtingen); - Geselecteerde verhalen v. de Appelprijs v. proza (Fr. Berckmans, S. Lauwereins, B. Mulder. - Interview v. Hanneke van Buuren (poëzie) - Gedichten v. o.m. Maria de Jonghe en Mark Meekers - Boekbesprekingen door Deen Engels, Jef Verboven, Jan Flamend, G. Wulms, G. Bex. Tijdschriftenrubriek (J. Boven, G. Bex, G. Wulms. Gevarieerde en waarde- | |||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||
volle publicatie. Een wens: waarom niet wat meer gedichten van Vlaamse dichters? | |||||||||||
• 't KofschipTweem. tds. v. lit. en beeld. k., Red. R.M. de Puydt Ninoofsestw. 153 Dilbeek, Abon. 500 fr. br. 310.0496461.04 't Kofschip-Kring Dilbeek - 1983, nr. 4: O.m. Photopaintings v.A. Vnadegehinste (Jan Deloof). Verhalen van John Gheeraert en H.J. Casier, die ook over Gery Florizoone schrijft evenals Paul Vanderschaeghe, Gaby Leynse (uitvoerig), Luc Daems en Jan Veulemans; de dichter verdient deze uitgebreide aandacht voor zijn werk; geïllustreerd met gedichten van Florizoone en illustraties van John Meyfroodt en Hans Vanderweghe. André Polfliet bespreekt een aantal boeken en Rik Wouters enkele tijdschriften. Enkele typische gedichten van Maria Sesselle. Een goed nummer. | |||||||||||
• GraphiaRed. L. vanden Briele Bleekstraat 6b. 9 L, Mechelen. - 11088 Over het verzamelen van exlibris: dit is een extranummer van het tds. Het theoretisch deel is zeer kort (6 blz.) en handelt over de wereld van de exlibris-fanaten en hun hobby. Het tweede en concrete deel presenteert enkele tientallen hoofdzakelijk Vlaamse verzamelaars, met hun foto en de reproduktie van enkele exlibris uit hun collectie; verscheidene ervan zijn zelf grafici en makers van exlibris; andere laten exlibris maken en gebruiken een deel der oplage als ruilmiddel om hun verzameling uit te breiden. De brochure zal vele lezers interesseren, in de eerste plaats de grafici (40 blz., 250 fr. port inbegrepen). | |||||||||||
• Belgisch Kreatief AmbachtRed. Dienst Kreatief Ambacht, Congresstraat 35, 1000 Brussel; ab. 250 fr. prk. 000-0383764-32. - Jrg. 83/2: O.m. zeer belangwekkende gesprekken met zes leidende figuren uit het hed. kunstambacht: F. Bonneure en W. Leloup (Prov. Com. W.-Vl.), Lieven Daenens (Prov. Dienst O.-Vl.), Egide Rabau (Prov. Com. Brab.) Ludo Raskin (Prov. Dienst Limburg), Jan Walgrave (Prov. Com. Antw. en Sterckshof), 24 blz. met overzichten der activiteiten en instellingen zoals musea en tentoonstellingszalen; goed geïllustreerd. Deze interviews tonen eens te meer de buitengewone betekenis van de provincies voor de kunstenaars, onvervangbaar en noodzakelijk. 84, nr. 5. Over Meubelkunst met artikels over: ‘Nuovo design’ (Monique Bucquoye), ‘Gesprek met W. de Vynck van Febelhout’ (Johan Valcke), ‘Meubels met een glimlach’ (Marc van de Steene) en ‘Meubelmonumentjes’ (Luuk Christiaens): rijk aan inhoud en illustratie. Bovendien o.m. ‘Hoe verzeker ik mijn tentoonstelling’ (H. Vandermeulen). | |||||||||||
• ANZTweemaandelijks tijdschrift, Red. Rob. Eykens, Vrijheidstraat 30-32/14, Antwerpen. - Nr. 4-5 (juliokt.) met o.m. Inleiding van P. van Looy; De Nieuwe Koorbeweging op de eeuwwisseling (Lisbeth Wolfs), Karel Candael (Chris Duyck; met een lijst van zijn koorwerken), Koorblad 45 (‘Remedie om goede kinderen te hebben’ van Peter Cabus op tekst van A. de Roovere) en 46 (‘De hond’ van Lode Dieltiens op tekst van G. Durnez). Medewerking gevraagd voor het ‘Vlaams Koorboek’ dat door het ANZ voorbereid wordt, om het zo volledig mogelijk te maken; het eerste deel zal a-capella-liederen brengen van meer dan 100 componisten (insturen op redactie-adres van ANZ). | |||||||||||
• Tijdschrift voor Poëzie(Revue de poésie - poetry review). Driemaandelijks tijdschrift van Europese Vereniging ter Bevordering van de poëzie; Red. Eug. van Itterbeek, Blijde Inkomststraat 9, Leuven; abonnement 500 fr. br. 736-4031508.58. - Jrg. 2, nr. 1-2: O.m.: ‘Mysterie en Materie’ (over religieuse poëzie en haar herkenbaarheid, door Anton van Wilderode). -Huib Oosterhuis over ‘Taal en religie’ met eigen gedichten. - Mario Luzi: bij wijze van besluit van het colloquium ‘Mysterie en Materie’, gehouden in 1982, met gedichten van Vittorio Sereni. - Tussenkomsten van Charles Carrère (Sénégal) en Milan Mladenovic de Luzice (serb.-kroat.): het eerste ‘à la recherche du jardin perdu’, het tweede over ‘Silence devant le mystère de l'être’. Een zeer belangwekkend nummer, dat de quintessens brengt van het colloquium 1982 der Europ. Beweging voor Poëzie van Eug. van Itterbeek. Bestellen! (150 fr. voor los nummer). | |||||||||||
• StrevenRed. Sanderusstr. 5, 2018 Antwerpen; Abonnement 930 fr., prk. nr. 000-0088467-03 Streven Antwerpen. -Nr. 83/okt.: Wij vragen de aandacht van onze lezers voor dit nummer wegens een merkwaardig document dat erin wordt overgedrukt over de tekenkunst van Jos Hendrickx. ‘In deze postuum gepubliceerde tekst peilt de auteur (Bernard Spaapen s.j., overleden in 1977 en leerling van J. Hendrickx) naar wat hem bij zijn leermeester het meest heeft geboeid: zijn “geestelijke visie” op de materiële werkelijkheid, zijn “mystieke beleving” ervan en de “grafische intensiteit” van zijn tekentechniek.’ | |||||||||||
• InterprovinciaalTs. over het prov. cultuurgebeuren v.d. Interprov. Cultuurr. v. Vlaanderen; Red. J. Theuwissen, J.v. Rijswijcklaan 28, 2018 Antwerpen. - Nr. 82-3 (juli-sept.). O.m. een protest tegen het kortwieken van de provinciale mogelijkheden door de regering (o.m. daling van de subsidiëring van het Fonds der Provincie v. 9,2 miljard naar 7,5). De cult. samenwerking van de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Zeeland (Et. Dhont). Samenwerking van de Limburgse grensgebieden (J. Wouters, hoofd v.h. Euregiobureau Maas-Rijn). Inventarisatie der gemeentehuizen v. Oost-Vlaanderen. Restauratie van de Antwerpse kathedraal door het prov. bestuur. Boeiend en goed geïllustreerd nummer. | |||||||||||
• AdemTweemaand. tds. v. muziekcultuur; Red. M. van Reeth, Herestraat 53, Leuven; Abonnement 495 fr., prk. 000-0528959-18 Madrigaal Leuven. -Sept.-okt. '83 ‘Improviseren’ met o.m. Eenvoudig improviseren op orgel (J. Bruurs), Geschiedenis van de orgelmis in Duitsland (Carl van Eyndhoven), Kathedraalkoor v.J.v. Nuffel (Jan Aerts), Luther en de hervorming van de kerkmuziek (Paul Schollaert), Componerend uitvoeren (Karel Goeyvaerts), Opleiding tot improvisatie (D. Manneke en H. Janssens), Improvisatie door klaviervirtuoos (K. de Wolf), Een zeer nuttig overzicht van de muziekbehandeling in tijdschriften in 1982, IV (Michel van Reeth). Rijke kronieken over platen, boeken, concerten, Lemmensinstituut enz. Een nummer waar ieder musicus en muziekminnaar gelukkig mee zal zijn. Vooraan vindt men in elk nummer beknopt waarover het gaat in elk artikel. Illustraties ontbreken niet. | |||||||||||
• OrgelkunstDriemaand. tds. Vl. Ver. v. Bev. v. Orgelkunst; Red. K. D'Hooghe, Beiaardlaan 1, Grimbergen; Abon. 380 fr., br. 436-6204991-57 ‘Orgelkunst’ Grimbergen. - 6e Jrg., '83, nr. 3: Een waardevol gespecialiseerd blad, waaraan de bekwame organist en organoloog Kamiel D'Hooghe, directeur van het Brussels Conservatorium, zijn beste zorgen wijdt. Dit nummer bevat een studie over de hedendaagse orgelmuziek (Klaas Hoek) en een bespreking van het gerestaureerde Vermeerschorgel in St.-Antonius-Brasschaat (P. Roose) en van het werk van de te Leipzig in 1933 overleden orgelcomponist Sigfrid Karl-Elert (P. Cré). Het nummer besluit met een reeks nuttige kronieken: Bouwstenen (dokumenten en bibliogr. gegevens), Recensies (partituren), Mededelingen (nat. en internat. events), een Agenda van orgelkoncerten en een inhoudstafel van orgeltijdschriften. Onontbeerlijk voor wie met het orgel en de orgelmuziek begaan is. | |||||||||||
• Vlaamse Toeristische BibliotheekRed. Jan Gerits, VTB, St.-Jacobsmarkt, Antwerpen; Abon. 400 fr. in de VTB-burelen. - Nr. 294/83: ‘Kortemark. Hartje van West-Vlaanderen’. Paul Vanderschaeghe, de bekende dichter, bespreekt hier in grote trekken de verschillende aspecten van de gemeenten die thans tot Groot-Kortemark behoren zoals zijn geboortedorp Handzame, Werken, Edewalle en Kortemark zelf. De brochure is geïllustreerd met zeer fijne pentekeningen van de hand van André Vanpoucke. - Nr. 295/83: ‘De St.-Pauluskerk van Opwijk’. Paul Geeurickx verhaalt de voorgeschiedenis dezer kunstrijke kerk vanaf de kerstening van de streek in de 7e-8e eeuw met de vermoedelijke oprichting van een eerste heiligdom. Daarop volgde een 15e-eeuwse nieuwe kerk, die in 1773 verbouwd werd. Zij werd in 1957 geklasseerd en de restauratie werd in 1982 beëindigd, met inbegrip van een aantal beelden (A. Fayd'herbe en de Decker) en schilderijen (K. de Craeyer). Er zijn ook merkwaardige grafmonumenten en kerkmeubilair in 19e-eeuwse heiligenbeelden. Ook glasramen, kelken en andere kunstschatten. Alle stukken werden geïnventariseerd op voorbeeldige wijze door het K. Inst. v.h. Kunstpatrimonium, zodat zij ook van de naoorlogse beeldenstorm gevrijwaard werden. | |||||||||||
• KultuurlevenRed. J. Leman, Ravenstraat 112, Leuven; Abonnement 700 fr., prk. 000-0147207-28. - 1983/8: ‘Dossier: Kultuurbeleid in Vlaanderen’, bedoelt een kritische doorlichting te brengen, zoals editorialist Kris van Leuven verklaart, die betoogt dat verbeelding en creativiteit afgeremd worden. ‘De normatieve grenzen van het kultuurbeleid’ wordt behandeld door Johan Fleerackers, die in de veertien vette jaren een voorname rol speelde en hier in feite de onmogelijkheid van echte normen in het kultuurbeleid van een neutrale staat verdedigt. Filip Reyntjens bespreekt ‘Tien jaar kultuurpaktwet’: hij vraagt zich af of ze nodig was en goed functioneert; het positieve is vooral dat men nu op basis van ideologie rechten kan laten gelden; negatief is dat alles op ‘politieke grondslagen’ is gebaseerd, zodat alles verpolitiekt wordt: de echte ideologische tendenzen worden genegeerd. Joris Dedeurwaerder betoogt dat de ‘internationale kulturele samenwerking’ vooral het probleem stelt van een buitenlands kultuurbeleid op Vlaamse basis; de auteur beoordeelt ook bvb. de culturele akkoor- | |||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||
den en andere beleidsinstrumenten, in het biezonder i.v.m. Nederland. Frank Delmartino onderzocht de rol van de overheid in het vormingswerk. Het theaterleven in Vlaanderen werd bestudeerd door Wim van Gansbeke; erg kritisch voor de grote theaters (het minst voor het NTG, dat de KNS en de KVS in waarde overtreft; de grote spreidingstheaters vinden ook geen genade; het sterkst opvallende kenmerk van het Vlaams theater blijkt de enorme som die het ons jaarlijks kost (het artikel wordt in volgend nummer voortgezet). Johan Op de Beeck en Jan Servaes onderlijnen dat een echt mediabeleid noodzakelijk is; ook hier is de politiek nu de ergste kwaal; morgen wordt het misschien de commercie; zij bieden een aantal suggesties tot verbetering van deze toestand. Dit belangrijk nummer kan afzonderlijk besteld worden (100 fr.). In volgend nummer zal, behalve het vervolg van het dossier van het theater, ook een studie over de culturele centra verschijnen. | |||||||||||
• Kunstenaars voor de jeugdDriem. tds.; Red. M.-J. Dehaene Vanhallestraat 33 Deurne; Abonnement 500 fr., Brk. 001.0279272.85 K.v.d.J. Brasschaat. - Nr. 89/juni '83: Volledig gewijd aan de herdenking van Alois Blommaert (1912-1958) met bijdragen van Mevr. wed. Blommaert, Dirk Vansina, H. de Kimpe, E. van Hemeldonck, Fr. Gysen, J. Geenen, M.J. Dehaene, Albe, St. Matthyssen evenals van hemzelf. Een mooi nummer. | |||||||||||
Catalogen• Basiscatalogus Klassieke Muziek Werken voor Openbare BibliothekenSamengesteld door John Devos, H. Ronsijn en E. Verleyzen en uitgegeven door het Min. van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel, 19823, met een woord vooraf van Karel Poma, Gemeenschapsminister voor Cultuur, 218 × 148 mm, 768 + XVI blz., 280 fr. (incl. verzendingskosten - Dienst Openb. Bibliotheekwerk, Brussel, prk. 000-2006259-08). - Deze catalogus biedt een oplossing voor een probleem waarmee iedere muziekliefhebber meer dan eens geconfronteerd wordt: je hoort een muziekstuk dat je echt bekoort en je zou het op plaat binnen handbereik willen hebben. Maar bestaat er een plaatuitgave van? Met dit boekwerk (want dat is deze ‘catalogus’ geworden!) heb je onmiddellijk het antwoord. Je vindt er per componist (alfabetisch gerangschikt) een uitgebreide selectie van plaatopnamen van zijn werken en wat meer is je treft er meteen alle gegevens aan i.v.m. de uitvoering, zoals de uitvoerende solist(en), koor, orkest, dirigent, platenmerk, bestelnummer, het aantal platen en de eventuele bijkomende werken op de plaat opgenomen. Er staat zelfs vermeld of het gaat over het integrale werk of slechts om een fragment van de compositie. Een voorbeeld zal dit het best illustreren: Abraham, Paul (1892-1960) - Die Blume von Hawaii (operette) (1931) - (Fragm.) Chor der Wiener Staatsoper / Orchester der Wiener Staatsoper / Gruber. BEL (= Bellaphon) BI 1853 - (+ Kalman: Die Csardasfürstin, fragm.; Lehar: Luxemburg-Walzer). Hoewel deze catalogus samengesteld werd ten behoeve van de Openb. Bibliotheken (AVM-afdelingen) om ze ‘een basisselectie van klassieke componisten en werken, een verantwoorde keuze van opnamen op plaat’ ter hand te stellen, kan dit boek voor elke liefhebber van het genre een meer dan nuttig instrument zijn om de eigen discotheek met kennis van zaken aan te vullen. En de kostprijs van deze catalogus zal zeker geen beletsel voor de aanschaf zijn! Laten we hopen dat er geregeld bijvoegsels van deze ‘basiscatalogus’ mogen verschijnen. | |||||||||||
• Portretten uit het Museum Boymans-van BeuningenIs de titel van de Agenda 1984 van het museum. Deze 36ste weekagenda van de Museumstichting is geen catalogus in de gewone betekenis van het woord maar biedt een belangwekkende thematische keus uit de collecties. Voor elke week wordt in het agenda een werk geproduceerd in chronologische orde, gaande van Jan van Eyck (nr. 1, Hertog Jan IV van Brabant, stichter der K.U.L.; ca. 1425) tot Robert Combas (nr. 56, Catherine ma choune, 1982). Een merkwaardige reeks, die in zekere mate een evolutiebeeld van het portret in de Europese kunstgeschiedenis biedt. Elk werk wordt wetenschappelijk gecommentarieerd. Dit maakt van het agenda een waardevol bezit. Men kan op het eind van het jaar de losse kalenderpagina's wegnemen zonder moeite (om enkel de kunsthistorische documentatie zelfstandig te behouden). | |||||||||||
• Dirk De Vos, Groeningemuseum. De volledige verzamelingUitg. Die Keure - Brugge / Bank van Roeselare en West-Vlaanderen, 1983, 28 × 21, 126 blz., tientallen heerlijke illustraties, vele op volle bladzijde. - Hiermede bezorgde Dirk De Vos (Lic. Kunstgeschiedenis), die tot de wetenschappelijke staf van het Museum behoort, aan deze verbazende collectie voor het eerst de catalogus die zij verdient. Aanleiding was de volledige renovatie van het Museum zowel technologisch als wat de schikking betreft en de presentatie. Alle werken zijn in kleur gereproduceerd; dat alleen maakt reeds van de catalogus een ware schat; men kan niet genoeg het werk van fotograaf Hugo Maertens waardeen, die zich van deze uiterst delicate taak schitterend heeft gekweten. De lof van de collectie zelf dient hier niet meer gemaakt te worden; iedereen weet dat we met een unicum in Europa te doen hebben. De auteur van de cataloog zet hem terecht in met een bespreking van ontstaan en ontwikkeling van verzameling en museum, een geschiedenis waarin vooral Frankrijk met zijn cultuurimperialisme een niet altijd lovenswaardige rol speelt. Gelukkig heeft men afgezien van een alfabetische behandeling der schilders. De werken worden per eeuw of periode beschreven, overeenkomstig trouwens met de orde waarin zij zich thans bevinden in de 15 zalen van het museum. De auteur heeft zich terecht zoveel mogelijk onthouden van het gebruik van al te cryptische terminologieën en wetenschappelijke uiteenzettingen. Dat hij dit deed zonder de wetenschappelijke betrouwbaarheid te schaden is een van zijn voornaamste verdiensten. Wie consultatiewerken of detailbehandelende studies zoekt zal die hier niet vermeld vinden; wij kunnen het niet genoeg betreuren dat al te dikwijls een duister gordijn van eruditie voor de kunstwerken gehangen wordt, daar waar de eruditie in de eerste plaats moet aangewend worden om klaar en begrijpelijk de toeschouwer een juiste kijk te bieden en hem te helpen zien wat er te zien is. Daarin is Dirk De Vos wonderwel in geslaagd. | |||||||||||
• 150 Jaar Belgische KunstVerzameling Kon. Musea v. Schone Kunsten v. België 26.9.80 - 4.1.81, Brussel. - Deze tentoonstelling is langer open gebleven dan de catalogus opgeeft. De hoofdconservator Roberts-Jones schetst in zijn algemene inleiding de geschiedenis der laatste 150 j., met uiteraard naar Brusselse gewoonte een wat sterke beklemtoning van de frankofone aanbreng, een overdrijving van de Franse invloed en een verzwijging van de religieuze kunst, met uitzondering van Georges Minne en Jacob Smits; toch schijnt er in de laatste tijd op al deze gebieden wat minder stelselmatigheid te zijn dan vroeger het geval was. De cataloog, die 176 blz. telt (24 × 18 cm.) brengt een reproduktie van elk der 328 stukken uit de tentoonstelling in zwart-wit en meestal op vrij klein formaat. Zij zijn vergezeld van een degelijke notitie, waarvoor tien wetenschappelijke medewerkers zorgden; zij voegen er telkens een beperkte bibliografie aan toe voor elk kunstenaar. Per kunstenaar zijn één tot vijf werken aanwezig in de cataloog; en werden een honderdtal kunstenaars alfabetisch opgenomen. De hele laatste periode ontbreekt in de catalogus; immers de beschikbare lokalen boden te weinig ruimte ervoor, zodat er een tweede tentoonstelling met cataloog moest gerealiseerd worden (1982-83). Kleurreprodukties zijn er wel in de afzonderlijke inleidingen die aan de onderscheiden perioden worden gewijd door André A. Moerman (1830-1848), M.-Jeanne Chartrain-Hebbelinck (1848-1883), Francine-Claire Legrand (1884-1914), Phil Mertens (1914-1925), Gisèle Ollinger-Zinque (1925-1945), Pierre Baudson (1945-1958), Phil Mertens (sinds 1958). Elk dezer auteurs benadrukt in de behandelde periode een vrij persoonlijke visie, wat soms bevooroordeeldheid voor gevolg heeft. Toch kan men de artikels als geheel een interessante echt boeiende synthese heten. Wij wensen niet in details te treden of de auteur, die meestal erkende specialisten zijn voor de periode die ze beschrijven, aan een wat kleinzielige vergelijking te onderwerpen. | |||||||||||
• Ars Sacra AustriaeTentoonst. van de Oesterreichische Gesellschaft für Christliche Kunst n.a.v. de Katholikentag 1983; Wenen Raadhuis, 9 sept. tot 16 okt. 1983. - Deze tentoonstelling viel gedeeltelijk samen met het bezoek van Joannes Paulus aan Oostenrijk. Onze Oostenrijkse zustervereniging heeft ervan willen gebruik maken om onder de leiding van Alfred Sammer en Frau Arch. Helene Koller-Buchwieser een grootse expositie van religieuze kunst uit het eigen land te realiseren. Voor deze tentoonstelling werd een cataloog gedrukt van 232 blz., met een paar honderd illustraties, voor de helft in kleur. Van elk der deelnemers worden inderdaad één tot drie werken gereproduceerd met een uitvoerig curriculum. Vijf disciplines komen aan bod: architectuur, grafiek, beeldhouwkunst, medaillekunst en kunstambacht; ook enkele internationaal bekende kunstenaarsnamen zoals Wotruba en Kokoschka. Het geheel biedt een alles behalve traditionalistische aanblik: men ziet dat er veel nagedacht en geëxperimenteerd is geworden om een nieuwe beeldtaal te vinden voor de oude mysteriën. Dat blijkt trouwens ook uit het zevental studies, waarmede de cataloog inzet, met als titel o.m. ‘Spraak van de kunst en spraak van het geloof’ (Egon Kapellari), ‘Religieuze en specifiek christelijke tendenzen in de Oostenrijkse kunst sedert 1945’ (Günter Rombold), ‘Plädoyer für eine Kirche des ästhetischen Widerstandes’ (Dieter Ronte over de confrontatie van religie en avant-garde), ‘Im Dienste der Kir- | |||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||
che’ (Rupert Feuchmüller over de kunstenaar als een diaken naast de priester, als een geëmancipeerde geloofsverkondiger), ‘Beeldhouwwerk in de sakrale ruimte na 1945’ (Wilfried Skreiner), ‘Zie de tekenen van deze tijd’ (mgr. Olaf Colerus-Geldern). Aanbevolen voor al wie met de problematiek van de sacrale kunst begaan is. | |||||||||||
• ‘Gekke spiegels’ en ‘antisculpturen’ van Michel MartensEbes-galerij Knokke-Heist; 27 juni-30 aug. '81. - Door allerlei omstandigheden komt deze expositie vrij laat aan de beurt in deze rubriek. De cataloog in vier talen is berekend op het Knokse zomerpubliek, dat alles reeds gezien en gehoord heeft en dus niet zo gemakkelijk is te strikken. Martens heeft vele jaren brandvensters gemaakt voor vele gebouwen in vele landen: meer dan 70.000 m2 zijn het er geweest. Niet te verwonderen dat hij eens met wat anders is begonnen, zonder de materie die hij zo vaak en met zoveel succes aanwendde ontrouw te worden: het glas. Dat wat anders dat zijn dan de spiegels geworden, die, in alle denkbare combinaties gesneden en opgesteld, een oneindig gevarieerd spel voor het oog scheppen: ‘spiegel, uitdagende materie, speelt met licht, boeit de geest, verrukt het oog’. Die woorden staan spiegelverkeerd vooraan gedisposeerd tegenover het weerkaatsend voorblad van de cataloog. Zijn spiegels zijn al de wereld rond geweest en overal wekten ze aandacht, belangstelling, begeerte om er mee te spelen, om er zichzelf in te verliezen. De cataloog is degelijk geïllustreerd. | |||||||||||
• Gustaaf C. De Bruyne (Mechelen 1914 - 1981 Poederlee)Retrospectieve tentoonstelling 3 juli-15 aug. 1983, J. Smitsmuseum Mol. - De Vrienden van het J. Smitsmuseum wensen we geluk met hun initiatief aan deze nog te weinig bekende eerlijke kunstenaar een mooie reprospectieve te wijden, want hij verdient het meer dan zovelen die zonder enige persoonlijkheid met de cosmopolitische dansen meehuppelen. Dat heeft. G.Chr. de Bruyne nooit gedaan. Aan de eigenlijke cataloog, die maar bestaat uit de lijst der tentoonstelling werken (73), is een ruim geïllustreerd essay van Dr. André Viane verbonden: Ontmoeting met G.Chr. de Bruyne (84 blz.). De auteur overloopt eerst vlug de verschillende etappes van zijn kunstenaarsloopbaan (4 blz.), gevolgd door gesprekken met G.Ch. de Bruyne over zijn kunst (7 blz.), om dan het grootste deel van het essay te concentreren zoals het past op de werken en hun betekenis (51 blz.). Hij eindigt met een situering van de kunst in het algemeen in de Europese evolutie. Typisch voor de Bruyne is dat hij zijn leven lang is trouw gebleven aan de twee meesters, die zijn opleiding hebben beheerst: Gustaaf van de Woestijne en Jules de Bruycker. Het is geen schande, integendeel, vermits het twee groten betreft en het geen gewoon nadoen was, maar een echte zielsgebondenheid zodat het ontleende echt het zijne was geworden. A.S. | |||||||||||
Vrije tribune• De ware kunstenaar en zijn ambachtToevallig kreeg ondergetekende twee publikaties ter lezing die met plastische kunst te maken hebben. Het nummer 192 van Vlaanderen pleegt een pleidooi voor het métier in de plastische kunst. Métier is zo'n zielig woord dat alles en nog wat kan betekenen. Ons taalgebiedje heeft keuze genoeg om dit, volgens Vlaanderen onvertaalbaar en zelfs onvervangbaar woord, wat duidelijker te maken en overbodig: vakmanschap, ambacht, techniek, enz. Maar kom, geen woordentwist met een onmisbaar tijdschrift dat taai en vruchtbaar zijn tweeëndertigste jaargang beleeft. Toch even een citaat (blz. 28), waarop de samensteller reacties verwacht; en waarin hij mijn vereerde meester professor Joseph Beuys in het ootje schijnt te nemen. ‘Een verzekeraar betaalde anderhalf miljoen frank schadevergoeding aan een verzamelaar die twee kunststukken van een museum terugkreeg - met ernstige beschadigingen. De kunststukken van Beuys waren uitgeleend aan het Hackmuseum in Ludwigshafen voor een tentoonstelling. Daarbij waren de twee kunstwerken in contact gekomen met warme stralen van een vroeg lentezonnetje en zie: 1. Het kunstwerk “Margarine in inmaakpot” ging helemaal in de vernieling omdat het pakje margarine in de inmaakpot smolt. 2. Het Kunstwerk “Vilt-tv” leed ernstige schade toen een onderdeel ervan, door Beuys omschreven als “bloedworst, scheef aangesneden met een samoeraizwaard” warm werd, waardoor de bloedworst ging uitlopen. Behalve de verzekeraar betaalde ook de stad Ludwigshafen nog een supplementaire vergoeding van ca. 16.000 frank voor restauratie van de bloedworst.’ Gezien de ‘samensteller’ van Vlaanderen zo op onze reacties uit is, kan hij ze krijgen. Professor Joseph Beuys is niet alleen een alom geëerd metafysisch plastisch meester, maar hij bezit ‘métier’ (bezat schrijft de samensteller, maar dat is niet voldoende). Beuys bezit, en niet zo zuinig voor een kunstenaar: men moet métier hebben om anderhalf miljoen voor een pakje margarine aan schadevergoeding te kunnen innen. De restauratie van een bloedworst is eerder zuinig betaald. Ik kan u verzekeren dat geen enkel instituut een uitgelopen bloedworst voor die prijs de oude kan maken. Tenzij ze slim genoeg zijn om zich naar een slager te begeven, die een identieke worst kan draaien. En ze dan nog perfect scheef kan aansnijden met een samoeraizwaard. Hoeveel kost een ticket voor een diepgevroren worst van Ludwigshafen naar Tokio? En vergeet dan niet de begeleidende Museumdirecteur en de Minister van Cultuur en hun gevolg. 16.000 frank? Kom nou. Sommige lezers zullen zich inbeelden dat ik evenals Vlaanderen Beuys (Professor Joseph) op de korrel wil nemen. Zij vergissen zich deerlijk. Beuys is niet gek. Hij is zelfs een groot kunstenaar. De gekken zijn de verzekeraars en de museumdirekties, die het verschil niet zien tussen de metafysische idee die Beuys tot de smeltbaarheid-vanmargarine-in-de-lentezon inspireerde en de materiële waarde van een potje vet. Overigens zijn ze niet alleen in Ludwigshafen gek. Ook Wuppertal heeft in 1976 reeds de vernieling van een Beuys-ceuvre met 58.000 DM moeten bekopen. Een kinderbad, waarin de meester waarschijnlijk door een liefhebbende moeder indertijd nog was rein gehouden, werd door de meester liefdevol vereeuwigd met watten, vaseline en kleefpleisters, dit alles met romantische kleuren opgevrolijkt. Wat gebeurde er voor dramatisch? Niet de lentezon, maar een afvaardiging van het SPD-Ortsverein Alkenrath die vergaderde in dezelfde ruimte waar het Kinderbad stond opgesteld, beschadigde het kunstwerk. Afgevaardigden hebben soms wel een bakje nodig om champagne tussen ijsblokjes te laten chambreren. De SPD-dames maakten het kinderbad vrij van watten, vaseline en kleefpleisters met overvloed van zand en zeep. Een vorm van huisvlijt die wel 58.000 DM waard was. Restauratie was uitgesloten. Er zijn kunstwerken die bij vernieling niet meer te redden zijn. Beuys heeft de vergankelijkheid van de kunst niet lijdzaam ondergaan. Een van zijn onvergankelijke meesterwerken, die dus ook niet kunnen verzekerd worden is zichzelf tentoonstellen. Deze vorm van museumbevolking wordt helaas tegenwoordig nogal eens nagevolgd. De kunstenaar zet zichzelf te kijk en na een tijdje houdt hij het voor gezien. Hij gaat heen zonder merkbare schade geleden te hebben. In mei 1974 bracht Professor Joseph een week door in een New-Yorkse Galerij, samen met een coyote. Zelf was hij in een dikke vilt-laag (mét reuzel en margarine, zijn geliefkoosd materiaal) gewikkeld. Het thema van dit plastisch gebeuren was de teleurgang van het Amerikaans continent. De coyote is namelijk een goddelijk symbool van de vrijheid voor de Indianen. Maar welke prairiewolf wordt geen doodgewone hond na een week met een kunstenaar in een kooi te hebben doorgebracht? Er is een soort creativiteit die het métier in vraag stelt.Ga naar voetnoot1 A. De Rocker | |||||||||||
• Theaterkrabbel 22Wat kunnen theatermakers, in hun zucht naar progressieve originaliteit toch soms ‘kinderachtig’ doen. Ik noteerde onlangs nog een paar staaltjes die m.i. kunnen tellen: de grote toneel- en filmregisseur Ingmar Bergmann (Zweden) regisseerde in Salzburg Molières Don Juan. Om de onafwendbare verschijnselen van het verouderen aan te duiden zette genoemde gereputeerde regisseur de onweerstaanbare verleider, voor zijn publiek, letterlijk ‘op de pot’! En die andere toneelregisseur van formaat, de Oostenrijker Ernst Haeusserman, gaf in zijn Jederman-visie, vóór de Salzburgerdom, de geest van het kwaad een priester-soutane aan. Goedkoop, niet? Zou men niet precies van deze groten tekenen van ‘echte’ verbeeldingskracht mogen verwachten! En respect voor het oeuvre en de geest. Wellicht zien wij binnenkort de Karmelietessen van Bernanos de French can-can dansen instee van biddend en zingend het schavot te bestijgen. R.J.
OPROEP VAN ONZE ADMINISTRATIE
Daar ons enkel een kopie van de voorzijde van uw overschrijvingsbulletin wordt doorgestuurd, vragen we u dringend alle toelichtingen bij uw betaling (vb. naam en adres van de persoon voor wie u een abonnement betaalt) op een afzonderlijk kaartje of briefje aan onze administratie door te sturen op het adres van de heer A. Van Daele, Lindenlaan 18, 8880 Tielt. Met dank voor uw welwillende medewerking. |