Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33
(1984)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het begin van het nieuwe jaarBij de start van de nieuwe jaargang - de jaargang daarenboven waarin we ons nummer 200 zullen publiceren - stel ik er prijs op even enkele gedachten in verband met onze werking en ons tijdschrift op een rijtje te zetten. ‘Vlaanderen’ is het orgaan van het kunstenaarsverbond dat zich nog steeds christelijk en Vlaams durft noemen. Maar sinds het eerste nummer (van ‘West-Vlaanderen’) van de persen liep bij drukkerij Lannoo - Tielt, is er veel veranderd. Een flinke evolutie bij ‘Vlaanderen’, het tijdschrift - en de veranderde lay-out waarin dit en de volgende nummers u aangeboden worden, is daarvan maar een kleine veruitwendiging - maar vooral het Vlaanderen - de gemeenschap van Vlamingen - is aardig veranderd. Een nieuw mens is in de laatste decennia tot stand gekomen onder invloed van diverse factoren, waarvan ik er enkele opnoem:
Ook aspecten inzake leefmilieu, bewapening, democratisering van alle geledingen, evenals de actuele crisis brengen beslist de beleving van de waarden in een nieuwe context. Ik geloof dat ook ons tijdschrift daarbij een eigen plaats bekleedt. Doorheen thema's en reflecties via bijdragen als ‘Kunst en Geest’ wordt een eigen christelijke kijk op mens en samenleving geformuleerd. Een eigen kijk mag echter niet begrepen worden als een behoudende benadering van het fenomeen kunst en cultuur. Creatief verder evolueren en met het tijdschrift de spreekbuis blijven van aangesloten leden-kunstenaars, moet onze betrachting zijn. Toch moeten we ook durven kijken hoe met behoud van onze identiteit, wij een ruimere abonnentengroep kunnen aanspreken. Het is immers een hele opgave in deze tijd van inleveren en bezuinigen om met een kunsttijdschrift zich, ook principieel, te handhaven. Immers, de verleiding zou kunnen bestaan om de redactionele vrijheid prijs te geven in functie van commercie en publiciteit. In het verleden was dit nooit het geval en ik ben bijzonder verheugd ook vandaag te mogen stellen dat de oprichting van een Beschermcomité daaraan fundamenteel niets gewijzigd heeft. In dit verband wil ik Drukkerij-Uitgeverij Lannoo en de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen dank zeggen voor wat mogelijk was in het verleden.
Tevens mijn dank aan alle beschermleden, personen en instanties die het verder realiseren van ons tijdschrift mogelijk maken. In onze redactie- en beheerraad werd in 1983 meermaals van gedachten gewisseld omtrent inhoud en realisatie van het tijdschrift. Een ‘reddingsoperatie’ werd opgezet en werd voor 1983 een succes. Wij hopen samen met U allen ook de toekomst te kunnen beveiligen. De toekomst - en dan bedoel ik ruimer dan ons tijdschrift - dient zich niet vrij van zorgen aan. Ook ons land ontsnapt immers niet aan de stijgende trend van versobering en besparing. Het schept dan ook geen verwondering wanneer vragen worden gesteld of de budgetten die uitgetrokken worden voor kunst en cultuur, wel noodzakelijk en verantwoord zijn. Als een samenleving niet meer kan investeren in de kunst - en een beetje sparen en bezuinigen is echt wel gezond - verglijden we naar een maatschappij die het zien en voelen heeft verleerd, die een ziel heeft verloren, hoe technologisch perfect ze ogenschijnlijk ook moge functioneren. Onze samenleving vraagt om een menselijk tegengewicht. Zo is de dialoog met de kunst een noodzakelijk element. Het C.V.K.V. en het tijdschrift ‘Vlaanderen’ hebben in dit opzicht een blijvende opdracht. Ik zou dan ook een innige nieuwjaarswens durven uitspreken: namelijk dat wij ook in 1984 mogen rekenen op de onbaatzuchtige inzet van bestuur en redactie. Dat ons tijdschrift niet enkel de gewone lezersgroep van leden en abonnees zou bereiken, maar dat er wellicht naar de jongeren toe, en ik denk hier aan het Katholiek onderwijs, ook voor ‘Vlaanderen’ een plaatsje voorbehouden zou worden in de schoolbibliotheek. Tenslotte wens ik aan al onze leden een voorspoedig 1984 met bovenop een blakende gezondheid en heel veel creatieve werkkracht. Werner Vens Voorzitter C.V.K.V.
* * *
Hierbij aansluitend bieden we u graag volgende tekst ter overweging aan. Hij is van de hand van Dom Idesbald Verkest, die met zijn Cultureel Centrum, verbonden aan de Abdij van Affligem, reeds zoveel diensten aan de kunstenaars van Vlaanderen bewees. Het spreekt vanzelf dat ons eerste woordje van het nieuwe jaar zeker en vast een heilswens is. Wij wensen aan al onze Vrienden: Ereleden, Leden en Abonnenten een Zalig en Gelukkig Nieuwjaar 1984! Moge dit nieuwe jaar in alles een gezegend jaar worden voor U persoonlijk en Uw naastbestaanden, en... ondanks de crisistijd, moge het U ook goed gaan in de meer materiële aangelegenheden. Inderdaad, 1984 begint niet zo rooskleurig. De werkloosheid neemt nog steeds grotere proporties aan, zodat de inkomens van heel veel mensen aanzienlijk gedaald zijn. Het gaat niet om een gewone crisis van overproduktie en mindere vraag. Het gaat om een structurele crisis, die wij zowat kunnen vergelijken met hetgeen is voorgevallen in de XIXe eeuw, toen de handarbeid plots werd vervangen door machinearbeid. Niemand was toen in staat het hoofd te bieden aan de onoverzienbare gevolgen van dit feit: grotere produktie, minder arbeid, meer vrije tijd, grotere ontspanningsmogelijkheden... Iets dergelijks beleven wij ook in onze tijd: de tot op heden geldende produktiemogelijkheden zijn plots enorm gestegen; alom staat men enerzijds voor overproduktie, en anderzijds voor afdankingen, want de menselijke arbeid wordt steeds meer en meer door machines overgenomen. Weer opnieuw is niemand in staat al die wijzigingen te overzien, en beleeft men een onevenwichtigheid in de inkomens van de mensen. Door deze algemene crisis en stagnatie van vele bedrijfssectoren worden ook de sociale verworvenheden op de helling gezet... Er heerst alom onzekerheid. Toch heeft deze toestand ook wel een zonnezijde: zij nodigt ons uit om waarden te cultiveren die in betere tijden nauwelijks aan bod komen. Boven het wild consumeren en gelduitgeven kan men wellicht meer aandacht besteden aan eenvoudige dingen: de natuur in onze onmiddellijke omgeving, de vriendschap en het gezelschapsleven in eigen gemeente, gezonde sportbeoefening die niet noodzakelijk hoeft te gebeuren in verre ski-oorden. Wellicht kan ook de godsdienstbeoefening nieuwe kansen krijgen: het inzicht van onze kwetsbaarheid en de beperking van aardse goederen kan onze blik méér open maken voor hogere en geestelijke dingen, voor de andere en zeer reële wereld van God. En deze aandacht voor de boven-wereldse dingen is zeker geen bedreiging voor ons geluk, wel integendeel... Wij wensen dan ook al onze Vrienden voor het komende jaar ook dat: dat zij in 1984 op een nieuwe wijze ontdekken de vreugde van het christen-zijn, het verlost-zijn, het zich bemind weten door God, die alleen in staat is onze diepste verlangens te bevredigen! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Auteursrechten voor beeldende kunst (2)§ 5. Het adaptatierechtHet adaptatierecht is enerzijds, het exclusief recht van de auteur om al dan niet de vergunning te verlenen zijn werk te laten adapteren, en anderzijds, het recht van de auteur en de adaptor om samen het gederiveerde werk uit te baten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Criteria der auteursrechterlijke adaptieIn auteurswerk dient men drie elementen te onderscheiden: de idee, de compositie, de expressie. De idee: de éne grondgedachte plus de diverse ideeën zonder meer welke men in een werk kan terugvinden. De compositie: de wijze waarop de auteur zijn grondgedachte ontwikkelt en/of de diverse ideeën van zijn werk ordent. De expressie: de manier waarop de auteur de aldus geordende ideeën uitdrukt. Niet de idee als zodanig, doch alleen de compositie en de expressie, voor zover ze althans origineel zijn, worden in een auteurswerk beschermd. De adaptatie wordt bereikt, ofwel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door de vermenging van reeds bestaande originele elementen uit een primitief werk, met nieuw gecreëerde originele in een gederiveerd werk (transpositie) b.v. een wandtapijt maken naar een schilderij, ofwel door samenvoeging van een compleet primitief werk met een nieuwe en homogene originele creatie (superpositie) b.v. een tekenverhaal gemaakt op basis van een reeds bestaand verhaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De rechten van de ‘primitieve’ auteurDe rechten van de auteur van het basiswerk zijn plus minus dezelfde dan deze die hij heeft over zijn ‘primitief’ werk. De voorwaarden om zijn werk te adapteren kan hij naar eigen goeddunken bepalen. De exploitatierechten oefent hij samen uit met de adaptor. Hij kan de afspraken hieromtrent best meteen in de adaptatievoorwaarden vastleggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De rechten van de adaptorDe adaptor is mede-auteur gezien het werk slechts als een adaptatie kan worden bestempeld voor zover er naast de oude elementen van het primitieve werk ook belangrijke nieuwe elementen aanwezig zijn. Naast de eerste auteur kan de adaptor ook morele en exploitatierechten op het werk doen gelden. De adaptor moet zijn rechten uitoefenen samen met die van de auteur van het primitieve werk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De rechtsverhouding auteuradaptorIs in beginsel dezelfde als deze voor twee collaborateurs aan éénzelfde auteurswerk. De auteurswet vermeldt in art. 5 en 6: Art. 5 - Wanneer een werk door twee of meer personen samen wordt gemaakt, genieten al hun rechtverkrijgenden het auteursrecht tot vijftig jaar na de dood van de langstlevende.
Art. 6 - Wanneer het auteursrecht onverdeeld is, wordt de uitoefening ervan bij overeenkomst geregeld. Behoudens overeenkomst mag geen van de mede-eigenaars het afzonderlijk beoefenen, behoudens rechterlijke beslissing in geval van onenigheid. Iedere mede-eigenaar blijft echter vrij in zijn naam en zonder tussenkomst van de andere, wegens inbreuk op het auteursrecht, een rechtsvordering in te stellen en voor zijn deel schadevergoeding te eisen. De rechter kan de machtiging tot openbaarmaking van het werk afhankelijk stellen van zodanige maatregelen als hij nuttig acht. Hij kan op verzoek van de medeeigenaar die zich tegen de openbaarmaking verzet, beslissen dat deze niet zal delen in de kosten en baten van de openbaarmaking of dat zijn naam niet op het werk zal voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Praktische aanwendingDe ‘primitieve’ auteur kan zijn adaptatierecht verkopen, ofwel kan het een voorwerp uitmaken van een exploitatiecontract. Bij een verkoop kan de auteur de verkoop van de adaptatierechten beperken tot een bepaalde discipline v.b. de verkoop van de adaptatierechten van een schilderij voor kalenders. De auteur kan zijn rechten nog altijd vrijwaren voor de uitgave in een boek. De verkoop kan exclusief zijn of niet. De auteur is echter geenszins verplicht zijn adaptatierecht te verkopen, hij kan immers ook een exploitatie-overeenkomst afsluiten. Als de ‘primitieve’ auteur zijn adaptatierecht zonder enige restrictie verkoopt dan ziet hij ook meteen af enig aandeel te hebben in de commerciële exploitatie van het gederiveerde werk. Hij behoudt natuurlijk de morele rechten zodat de adaptor niet ‘gelijk wat’ met zijn werk kan aanvangen. Iedere verkoop moet beperkend geïnterpreteerd worden: de verkoop van het adaptatierecht van een afbeelding van een stripfiguur op snoepdozen, veronderstelt helemaal niet het recht die ook op T-shirts af te drukken. Indien de primitieve auteur zijn adaptatierecht niet verkoopt, dan behoudt hij zekere exploitatierechten in het gederiveerde werk. Het adaptatiecontract zal o.a. een regeling bevatten omtrent de in beginsel onverdeelde, exploitatierechten tussen de primitieve auteur en de adaptor. De overeenkomst tussen de primitieve auteur en de adaptor kan zich ook beperken tot het verlenen van een envoudige vergunning om het werk te adapteren. Een verkoop van de adaptatierechten mag uit dergelijke vergunning nooit afgeleid worden, zulks moet duidelijk blijken uit de termen der overeenkomst zelf. De juridische toestand die door dergelijke slordige overeenkomst in het leven wordt geroepen, is een onverdeeldheid van rechten tussen primitief auteur en adaptor op het gerealiseerd, gederiveerd werk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 6. Het volgrechtHet volgrecht is een auteursrecht, waarbij de auteurs van plastisch werk, het onvervreemdbaar recht hebben op een percentage in de verkoopprijs van het kunstwerk (auteurswerk) telkens dit openbaar wordt verkocht. Het volgrecht dooft uit, zoals de andere exploitatierechten, 50 jaar na de dood van de auteur. De auteur mag het volgrecht bij testament toewijzen aan een van zijn erfgenamen. Een belangrijke beperking is wel dat het volgrecht alleen verschuldigd is voor plastisch werk en bij openbare verkopen (Belgische wetgeving). Het volgrecht is van toepassing op:
Het volgrecht is alleen van toepassing op de publieke verkoping in België van werken van Belgische en daarmee gelijkgestelde artiesten. Het volgrecht bedraagt 2% op de nettoverkoopprijs indien het werk verkocht wordt tussen 1000 en 10.000 fr., 3% indien tussen 10.000 en 20.000 fr., 4% indien tussen 20.000 en 50.000 fr. en 6% boven de 50.000 fr. In de doctrine wordt meestal verdedigd dat het volgrecht moet berekend worden op de totale nettoverkoopprijs. De houders van verkoopszalen en veilingmeesters die hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van het volgrecht houden voor dat het volgrecht in schijven dient berekend te worden. Een uitspraak van de rechtbank te Brugge steunt dit standpunt zonder deze discussie nochtans definitief te beslechten. De discussie is nochtans niet zonder enig belang op de verkoop van een werk van 60.000 fr., wordt in het globale systeem 6% op 60.000 = 3.600 fr. betaald en in het systeem in schijven 2% op 9000 (1000 tot 10.000) = 180 fr. 3% op 10.000 (10.000 tot 20.000) = 300 fr. 4% op 30.000 (20.000 tot 50.000) = 1200 fr. 6% op het saldo boven de 50.000 = 600 fr. Totaal = 2280 fr. De bedragen die verschuldigd zijn door het volgrecht moeten overgemaakt worden aan een ministerieel ambtenaar die ze inschrijft in een speciaal register. De bevoegde ambtenaar betaalt het volgrecht aan de betrokken kunstenaars in zoverre die kunstenaars of hun rechthebbenden bekend zijn. Indien u weet dat een van uw werken geveild wordt dan kan u steeds het volgrecht opvragen door u bekend te maken als auteur van het werk op het ministerie van Nederlandse Cultuur, dienst van het volgrecht, Koloniënstraat 31 te 1000 Brussel met vermelding van verkochte werk en de openbare veiling waarop het verkocht geweest is. Als het volgrecht aan de betrokken dienst niet werd betaald dan zal de dienst de verantwoordelijke van de bewuste openbare verkoop aanschrijven. U kan zich natuurlijk ook door een kunstenaarsvereniging zoals SABAM of de Vereniging van Beroepskunstenaars van België laten vertegenwoordigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk iii enkele beperkingen van het auteursrecht§ 1. Het citaatDe auteurswet verleent aan eenieder de mogelijkheid zonder toestemming van de auteur:
Voor literair werk wordt deze mogelijkheid beperkt tot korte uittreksels, voor plastisch werk mag het gehele werk getoond worden voor zover de berichtgeving het vereist. Bij de vertoning van plastisch werk moet de geest van het werk gerespecteerd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. Publieke monumentenSommige plastische auteurswerken, beeldhouwwerken, basreliëfs... vinden hun bestemming langs de openbare weg. Eenieder kan de straten, de pleinen en de parken van onze steden niet alleen bekijken, maar ook fotograferen, noteren, schilderen... kortom reproduceren. In welke mate mag het vervaardigen van zichtkaarten, het fotograferen, tekenen of schilderen van stadsgezichten of landschappen? Alhoewel de wetgeving hierover zelf stilzwijgend is heeft het hof van cassatie in 1952 volgend standpunt ingenomen. De reproduktie van een plastisch auteurswerk op een plaats toegankelijk voor het publiek, mag ongehinderd geschieden voor zover deze afbeelding het bedoeld werk weergeeft als een integrerend deel van de gehele omgeving. Op het ogenblik dat de reproduktie het plastisch werk op zichzelf als onderwerp heeft is het onderworpen aan de wet op de auteursrechten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 3. Het portretArt. 20 van de auteurswet bepaalt: ‘De maker of de eigenaar van een portret heeft niet het recht om het te verveelvuldigen of in het openbaar tentoon te stellen zonder de toestemming van de geportretteerde of gedurende twintig jaar na diens overlijden, zonder toestemming van zijn rechtverkrijgenden.’ Met die toestemming heeft de eigenaar het recht het portret te verveeldvoudigen, maar op de kopie mag geen auteursnaam staan. Artikel 20 houdt belangrijke beperkingen in van het auteursrecht. De auteur mag het portret noch naar eigen goeddunken reproduceren, noch naar eigen goeddunken tentoonstellen. De eigenaar van het portret mag mits toestemming van het model, maar zonder toestemming van de auteur het vrij laten reproduceren indien de reprodukties niet getekend worden. De achtergrond van de wet is dat eenieder vrij over zijn eigen verbeelding moet kunnen beschikken. De wetgever heeft willen verhinderen, dat uit de eenvoudige toestemming die het model heeft gegeven om zijn portret af te beelden, de auteur, op grond van het auteursrecht, vrij over de afbeelding kan beschikken. Logischer werd wat de mogelijkheid betreft die de eigenaar bezit, mits toestemming van het model vrij over de reproduktie te beschikken ligt de sentimentele overweging van de wetgever in 1886 ten grond, dat een familievader in de mogelijkheid moet worden gesteld aan elk van zijn nazaten een kopie van zijn portret over te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De draagwijdte van art. 20De rechten aan het model verleend door art. 20 kunnen een rechtverhouding in het leven roepen tussen het model, de auteur en de eventuele eigenaar. Een derde kan nooit de afwezigheid van toestemming van het model inroepen om de auteur of de eigenaar de reproduktie of de publieke expositie te verbieden. Deze actie behoort alleen het model of, na de dood van het model, tot de rechtsverkrijgers. De auteur daarentegen behoudt ten volle zijn auteursrecht om de reproduktie, welke geschiedt buiten de toestemming van het model, te verhinderen. Hij zal dus in de eerste plaats kunnen verbieden dat de eigenaar het portret zou reproduceren zonder de vergunning aan het model. Omgekeerd echter zal de eigenaar de auteur niet kunnen verhinderen om, met de toestemming van het model, het portret te reproduceren. De auteur en de eigenaar kunnen elk op eigen initiatief alle derden die niet eigenaar zijn van het portret opvolgen, wanneer ze de afbeelding reproduceren zonder of zelfs met de toelating van het model. Het model heeft een recht van verbod op de reproduktie en de publieke expositie van het portret. Buiten de auteur om kan het model tevens de eigenaar een reproduktievergunning verlenen. Deze vergunning is echter beperkt tot het familiaal kader van de eigenaar en kan dus nooit buiten de auteur om aanleiding tot het reproduceren van het portret met commerciële bedoelingen. Het model kan de verkoop van het portret niet beletten. Het model kan ook het portret niet vernietigen indien het gemaakt geweest is met zijn toestemming. In het kader van het recht op privacy kan de voorgestelde persoon nochtans de vernietiging bevelen van een afbeelding die gemaakt geweest is zonder zijn toestemming. De rechter zal in de meeste gevallen moeten oordelen of de privacy geschonden is of indien het een afbeelding betreft die tot het publieke leven behoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Wat is een portret in het kader van art. 20?Het portret, dat tot om het even welke plastische discipline mag behoren moet vooreerst een auteurswerk zijn, d.w.z. een originele creatie. Het woordenboek Van Dale definieert een portret als de ‘beeltenis, afbeelding van een persoon, waarbij de gelaatstrekken als hoofdzaak beschouwd worden’. De gelaatstrekken en de herkenbaarheid zullen de determinerende elementen uitmaken van het portret. Een naaktfoto waarbij het gelaat afgewend is kan bezwarend als portret beschouwd worden. Een zeer persoonlijke nonfiguratieve verwerking van de beeltenis van het model door een kunstenaar is evenmin een portret gezien de herkenbaarheid lang niet algemeen is. Het portret is de afbeelding van de persoon om zichzelf en niet de beeltenis in het kader van een historische gebeurtenis, de actualiteit of een publieke manifestatie. De foto van een wielrenner in volle inspanning tijdens een rit in de ronde van Frankrijk is geen portret, maar een actualiteit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Toestemming van het modelDe toestemming van het model hoeft niet noodzakelijk schriftelijk te zijn. Uit het feit dat een beroepsmodel poseert voor een beeldhouwer, schilder, fotograaf kan afgeleid worden, dat het zich tevens akkoord verklaarde met de reproduktie en de publieke expositie van het portret. Als een model zich laat schilderen kan men niet afleiden dat zij er ook akkoord mee verklaren, dat haar portret zou worden gebruikt om schoonheidsprodukten te verkopen. Het is de kunstenaar nochtans altijd aangeraden een geschreven toestemming aan het model te vragen. Voor fotografen kan de toestemming bij voorbeeld op de rugzijde van een afdruk. Als de kunstenaar nalaat een uitdrukkelijke toestemming te vragen aan het model, dan kan het model altijd zijn stilzwijgen verbreken en een eind stellen aan de tolerantie. Een toestemming kan algemeen zijn of zich beperken tot een welbepaalde reproduktie en/of publieke expositie van het portret. Bv. als frontpagina van één bepaald tijdschrift. H. Vandermeulen, Bedrijfsconsulent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieRecht P., ‘Le Droit d'Auteur une nouvelle forme de propriété’, Paris-Gembloux 1969. - Van Isacker F., ‘De morele rechten van de auteur’, Brussel 1961. - Van Isacker F., ‘De exploitatierechten van de auteur’, Brussel 1963. - Corbet J., ‘Vijf jaar auteursrecht 1970-1974’, Rechtskundig Weekblad 1976-1977 pp. 1017-2036. - Corbet J., ‘Vijf jaar auteursrecht 1965-1969’, Rechtkundig Weekblad 1970-1971, pp. 1209-1228. - Corbet J., ‘Note Sous Antwerpen’: Rechtskundig weekblad 1976-1977, pp. 2551-2554. - Pelberger J., ‘Le droit d'auteur (1970-1975)’, Journal des Tribunaux 1976, pp. 289-295. - Van Isacker F., ‘De auteursrechten’, Tijdschrift voor privaatrecht 1979, pp. 687-692. - Van Bunnen L., ‘Note Sous, Brugge 18 februari 1980’: Journal des Tribunaux 1980, p. 495. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kunstenaars-belangen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij rusten in vrede bij de heer
Kunstenaarsverbond en het tds. ‘Vlaanderen’ bieden aan de naastbestaanden van onze overleden collega's hun christelijke deelneming aan. |
|