[nummer 190]
Inleiding
In juli 1955 gaf ons tijdschrift (toen nog onder de naam ‘West-Vlaanderen’), als een der eerste Vlaamse tijdschriften, een Frans-Vlaanderennummer uit. Dit besteedde vooral aandacht aan de plastische kunsten en de muziek. Het nieuwe Frans-Vlaanderennummer doet dit minder maar brengt een meer algemeen overzicht, waarin in het biezonder de taal en de literatuur in verleden en heden een belangrijke plaats toegewezen krijgen, maar ook andere aspecten als de architectuur, het landschap, de culturele uitstraling van de vroegere abdijen en het regionalisme komen flink aan bod. De ons toegezegde bijdrage over de actuele plastische kunsten mochten we jammer genoeg niet ontvangen. Ons eerste Frans-Vlaanderennummer beperkte zich tot het gebied dat in Frankrijk als ‘La Flandre’ bekend is nl. de Westhoek (met z'n 320.000 inwoners waarvan nu nog een derde Vlaams kent of spreekt) en het grotendeels verfranste Rijsels-Vlaanderen, bezuiden de Leie. In enkele bijdragen van het huidige nummer moest het terrein van studie tot dit gebied beperkt blijven maar andere auteurs konden het blikveld verruimen en als onderzoekingsgebied nemen: de hele regio van de ‘Pays-Bas français’ (de departementen Nord en Pas de Calais, met 4 miljoen inwoners) of nog ruimer, het gebied dat we door publikaties van Frans-Vlamingen (als de E.H.J.M. Gantois) leerden kennen als ‘De zuidelijkste Nederlanden’ of ‘Ons Nederland boven de Zomme’: het gebied dat eens tot het Graafschap Vlaanderen heeft behoord en historisch, geografisch, toponymisch, architecturaal, artistiek, cultureel en voor een stuk ook nog psychologisch met de overige Nederlanden verbonden blijft. De visie op Frans-Vlaanderen die in dit nummer gehuldigd wordt is dan ook niet de minimalistische, die enkel bepaald wordt vanuit het taalkundige standpunt. Toch beschouwen we de taal als uitdrukkingsmiddel van eigen denken en voelen als het belangrijkste en het
meest bindende element van een volk, we mogen zeggen als ‘de ziel’ ervan. Om die reden werd dan ook zoveel aandacht aan de Nederlandse taal en letterkunde in dit Frans-Vlaanderennummer besteed. Vorm en inhoud van de bijdragen van de medewerkers bleven ongewijzigd. Voor de plaatsnamen werd wel gezocht naar een gelijkvormige aanduiding. De problematiek werd soms vanuit een verschillend standpunt benaderd en een paar maal merken we zelfs een tegenstrijdigheid maar we meenden er goed aan te doen om eerbied op te brengen voor de opvattingen van elke auteur.
Luc Verbeke