Museum ‘Religieuze kunst’ te Oostende
Het museum van de St.-Sebastiaanstraat 41 te Oostende heeft nu zijn eerste lustrum achter de rug. Het waren vijf jaren van evoluerende inrichting en voortdurende groei.
Een tiental tentoonstellingen van religieuze kunst waren in het Oostendse Kursaal vooraf gegaan. Hoogtepunten waren de tentoonstellingen Alfred Ost en Felix De Boeck alsook de internationale en interreligieuze ‘Confrontatie’; nooit tevoren had men in Oostende zoveel grote namen bijeen gezien: Picasso, Paul Klee, Henry Moore, Zadkine, Chagall, Rouault, Dali, Ensor, Delvaux, Servaes, enz. Alles was begonnen buiten het Kursaal met een tentoonstelling Van Ensor tot nu in de Thermengaanderij. Het werd een hulde aan de Vier groten van Oostende: Ensor, Permeke, Spilliaert en Jan Declerck, alsook aan Albert Servaes, wiens ‘verboden’ Kruisweg voor het eerst naar de Kust kwam. Speciaal werden jonge talenten uit de kuststreek in de kijker geplaatst. Kanunnik Dr. Albert Smeets, die het artistiek adviserend comité voorzat, schreef een viertalige inleiding over Religieuze Kunst. Zijn ideeën zijn de basis gebleven voor de activiteiten van de ondertussen opgerichte v.z.w. De Vrienden van de Moderne Religieuze Kunst met zetel te Oostende.
Toen deze ‘Vrienden’ in 1973 de tentoonstelling ‘Religieuze thematiek’ ingericht hadden in het Gemeentehuis van De Panne, dan kon ‘De Standaard’ schrijven: ‘met zulk een verzameling kan Jan Ghekiere zijn museum van religieuze kunst beginnen.’ Het jaar daarna vlak voor het zomerseizoen van 1974 ging het museum open. Het was de resultante van een driespan van krachten: de Dekenij, het Stadsbestuur van Oostende en de ‘Vrienden van de Moderne Religieuze Kunst’. In februari van 1974 kwamen hun vertegenwoordigers samen op het stadhuis: Z.E. Heer Deken Jos Loncke, Schepen Jan Felix, namens het Stadsbestuur, Maurits Olders en Jan Ghekiere voor ‘De Vrienden’. De taken werden vastgesteld: de Dekenij stelde het gebouw ter beschikking, het Stadsbestuur zou substantiële hulp bieden voor de inrichting en de v.z.w. zou zorgen voor de collectie kunstwerken. Vanaf het begin hebben de Pauselijke Nuntius Mgr. Cardinale en de Bisschop van Brugge, Mgr. de Smedt hun volledige steun toegezegd. Vanaf het begin ook hadden ‘de Vrienden’ een drievoudig doel voor ogen: het handhaven van de kunst als tijdeloze waarde, het stimuleren van de religieuze kunst en ‘het oprichten en uitbreiden te Oostende van een centrum van tentoonstellingen van moderne religieuze kunst. Voor zover het centrum een permanente verzameling herbergt, kan het ook museum geheten worden’ (cfr. statuten Titel I, art. 3).
Tekening van Geert Devolder.
De bovenzaal, waar de gewelven duidelijk zeggen dat zij eens tot een kapel behoorden, bergt de permanente collectie. In de benedenzaal hebben de tijdelijke tentoonstellingen plaats.
Bij de opening van het Museum (juli 1974) verscheen een catalogus met inleidingen en talrijke reprodukties. Het ontstaan en de betekenis van het museum werden geschetst en de vraag waarom te Oostende werd beantwoord. In een speciaal artikel werd hulde gebracht aan de bewerkers van de vernieuwing der religieuze kunst in Vlaanderen. Er werd dan ook en met succes naar gestreefd deze pioniers vertegenwoordigd te zien in het museum: Jacob Smits, Gustave van de Woestijne, Albert Servaes, Alfred Ost en Victor Delhez. De twee laatste hebben een imposante groep werken in het museum. Ook de bij uitstek religieuze en in Vlaanderen nog levende kunstenaars Felix De Boeck en Romain de Saegher zijn flink vertegenwoordigd.
In de bovenzaal grijpen geregeld Hommagetentoonstellingen plaats met een beperkt aantal, maar representatieve werken. Op deze wijze kon al eens eerherstel gebracht worden aan mensen, die door de ‘kunstwereld’ bewust of onbewust in de vergetelhoek gelaten werden. Dit brengt ook steeds nieuw leven in het museum, dat geen begraafplaats van kunstwerken mag worden. Door educatieve rondleidingen worden de bezoekers geholpen om de mysterieuze wereld der religieuze kunst te benaderen. Gedurende de septembermaand worden tientallen geleide rondgangen georganiseerd voor de scholen om op deze wijze de jeugd voor het museum-leven te interesseren.
Oostende, kandidaatstad voor moderne kunst en internationaal knooppunt
Als stad van Ensor, Permeke en Spilliaert wijst Oostende in de richting van moderne kunst en als centraal punt van onze Vlaamse kust is het ook ideaal voor internationale ontmoetingen.
De benedenzaal met haar tijdelijke tentoonstellingen heeft dan ook een veelzijdige betekenis en brengt voor een nieuw publiek telkens nieuwe animatie. Het Oostends religieus museum had de gelegenheid Vlaamse kunstenaars te internationaliseren en internationale waarden naar Vlaanderen te brengen. Onze Vlaamse meesters als A. Ost, Jos Hendrickx, Romain de Saegher kregen telkens een viertalige catalogus, die vertrok naar de musea van West-Europa en zij hadden het bezoek van toeristen uit alle werelddelen en uit meer dan 30 landen: hun kunst werd geinternationaliseerd. Religieuze internationale waarden werden naar Vlaanderen gebracht: we denken aan het oeuvre van Michel Ciry (Fr.), Peter Koenig (Eng.), de 12 x England met Brangwyn, Spencer Sutherland, Jones, Pruden, Wilson e.a. Heel onlangs werd voor het eerst een kunstenaar uit het Oostblok gebracht in de persoon van Ludvik Kolek uit Brno (C.S.S.R.). Zijn oeuvre liet een overweldigende indruk na. Om in deze richting verder te gaan werden reeds contacten gelegd met Nederland en Duitsland.
Een bijzondere aandacht werd ook besteed aan de kunstenaars van eigen streek, die verschillende malen uitgenodigd werden te exposeren in groep of individueel. Aangezien ‘De Vrienden van de Moderne Religieuze Kunst’ als tweede doel hebben opkomende talenten te stimuleren tot religieuze kunst, werd vanzelfsprekend ook een beroep gedaan op jongeren om deel te nemen aan deze tentoonstellingen. De 7 x Veurne, 7 x Antwerpen, 7 x Limburg-tentoonstellingen brachten niet alleen kunstenaars uit onze verschillende gewesten, maar vooral veel jonge talenten kwamen aan hun trekken. Was het niet typisch dat voor de 3 x Theunynck naast de oude Vader Gaston ook de twee zonen met religieus werk deelnamen? Uit het Oostends experiment kan een kort besluit getrokken worden: in Vlaanderen heeft de religieuze kunst zeker nog een toekomst.
S.E.W.