| |
| |
| |
Bibliotheek
nieuw werk van en over leden
MARIA JACQUES, De Visserkoning, Davidsfonds Leuven, 1978, 172 blz., 210 fr. geb. en DAP-Reinaert Zele, 1978.- Een boeiend verhaal, je leest het zo uit en dat is heel veel. Zorgvuldig geschreven in een fris Nederlands met evenwel af en toe enige sentimentele stemverheffing. Een roman die als magisch-realistisch te klassificeren is met duidelijke reminescenties aan Lampo (is Lomans, de cultuurhistoricus uit het verhaal, het personage dat met een knipoogje naar de verwantschap met de schrijver refereert?) en natuurlijk ook aan de psychologie van Jung. Thema van dit verhaal is dan dat van ‘de man en zijn schaduw’ dat spannend wordt uitgewerkt. Je wordt als lezer niet onderschat en de zelfzekere bescheidenheid van de erudiete schrijfster houdt het verhaal op een intelligent leesniveau. Het is ‘jong’ werk in die zin dat de schrijfmodellen nog herkenbaar zijn en dat de stijl nog een persoonlijke signatuur mist. Maar wel werk dat fundamentele problemen behandelt. S. tracht te antwoorden op de vraag hoe je iemand kunt liefhebben van wie je de nachtzijde ontdekt. In de laatste pagina's formuleert ze een lyrisch antwoord: de liefde transcendeert alles, ook het boze, en wist het boze uit. Wellicht is het juist dat de vraag nooit is: Hoe word ik verlost?, maar wel: Hoe verlos ik de andere? Deze laatste pagina's van De Visserkoning zijn zeer mooi, wijsheid en troost.
(K.v.D.)
JOSÉ J. AERTS, Verwondering en rekenschap. Opstellen over Nederlandse Letterkunde, Univ. Pers Leuven, 1978; 386 blz., linnen band. - Het huldeboek Prof. J.J. Aerts werd gebundeld en aangeboden n.a.v. zijn emeritaat door de afdelingen Alg. Literatuurwetenschap en Nederl. Literatuur van de K.U. Leuven o.l.v. de professoren M. Janssens en H. van Gorp, die in de inleiding de betekenis van Albert Westerlinck als hoogleraar en criticus schetsen. Het grootste deel van het boek is gewijd aan Gezelle, met teksten die reeds vroeger verschenen zijn, waarin Albert Westerlinck aantekeningen maakt op de bundel ‘Gedichten, Gezangen en Gebeden’ en vervolgens op de afzonderlijke gedichten ‘Dien avond en die Rooze’, 't Er viel ‘ne keer...’, ‘Terug’ en ‘Ego Flos’. Het Gezelledeel wordt besloten met een synthetische visie over ‘Gezelle, zoals hij was en is’ (een causerie gehouden in het Engels Klooster te Brugge in 1972). Daarop volgen twee opstellen over Vermeylen in verband enerzijds met de verhouding van kunst en wetenschap in zijn werk en anderzijds met de eenheid van vorm en inhoud in zijn literaire theorie. Een bijgewerkte tekst uit 1948 handelt over Karel van de Woestijnes jeugd, die vooral door een met trots gemengde angst werd gekenmerkt. Tenslotte is er een piëteitsvolle analyse van Jos de Haes' wereldbeeld, geschreven, n.a.v. dezes overlijden. Traditiegetrouw verzorgde Hilde van Assche, nu bijgestaan door Richard Baeyens, de rijke bibliografie van Albert Westerlinck met niet minder dan 847 nummers, gespreid over honderd bladzijden. De lange lijst intekenaars op het huldeboek bewijst de waardering, die Albert Westerlinck zich gedurende al deze jaren heeft weten te veroveren, komende uit de meest uiteenlopende gebieden van het Vlaamse geestesleven. Een waardering, die ook door zeer velen uit het Kunstenaarsverbond wordt gedeeld.
GEORGES DE KEERSMAEKER, Ons Ghenaket die Aventstar, Uitg. Vereniging voor Katholieke Oostvlaamse Schrijvers, Gent, 1978. - Aangezien zovele priesters uit het bisdom Gent de literatuur met brio beoefenen, mag het niemand verwonderen dat ook de Vicaris Generaal een dichter is, al is het zo dat hij gewacht heeft tot hij 72 werd om een beperkte keuze uit een bestendige en over vele jaren gespreide poëtische activiteit vrij te geven. Miel Kersten, de voorzitter van de V.K.O.S., schreef er een diepdoordachte inleiding voor, waarin hij de genesis verhaalt van deze poëzie en de betekenis ervan bloot legt. Het is een poëzie, die los staat van literaire modes en niets van doen heeft met literaire ambities. Zij is des te echter en des te ontroerender: het werk van een religieus humanist, die zijn gevoelens steeds in de verfijnde vorm van een gedicht wist te kristaliseren, en die, beseffend dat wie de bundel lezen zal er beter door zal worden, nu de avondster hem genaakt, besloten heeft zijn edelstenen uit te delen. Wij zijn er hem dankbaar voor.
A.S.
JOOS FLORQUIN, Ten huize van ...14, Davidsfonds Leuven 1978, Keurreeks nr. 141, 336 blz., 21 zwart-wit illustraties, 240 fr. gen. - Dat er reeds veertien delen van de reeks Ten huize van verschenen zijn en dat Joos Florquin reeds werkt aan deel 15 bewijzen onomstotelijk dat we het met een bestseller-reeks te maken hebben, die door critici steeds weer geprezen wordt, een paar uitzonderingen niet te na gesproken. Ook al ben je het niet altijd eens met de gestelde vragen en ben je nu en dan eens verwonderd dat de vraag die jou op de lippen brandt, niet gesteld wordt, toch moet je na de lezing steeds weer toegeven dat de interviews je geboeid hebben en je informatief heel wat hebben verrijkt. Zelfs al heb je toevallig de T.V.-uitzending van een of ander ‘bezoek ten huize van’ op het scherm gezien, dan nog is de lezing de moeite waard al was het maar om andermaal vast te stellen hoe vlug het gesproken woord in je geest vervaagt en dan ben je gelukkig dat je het via het boek weer tot leven kunt brengen. In onderhavig deel presenteert de auteur de gesprekken met Anton van Wilderode, Albert Helman, Gerard Knuvelder, Willem de Meyer, Ignace de Sutter, Jos van Eynde, Omer Van Audenhove, Karel van Isacker en Flor van Reeth... een zeer gevarieerde keus uit de talrijke personaliteiten die reeds in het programma zijn geïnterviewd. Voor elk wat wils dus. Achter in dit deel vindt u een lijst waarin de tweehonderd zeventien personen die door het Florquin-team bezocht werden, alfabetisch vermeld staan, samen met de datum van de uitzending en het boekdeel waarin het gesprek gepubliceerd werd. Verder is er nog een personenregister van alle in deel veertien vermelde personen en tenslotte kunt u nog kijken naar een portrettenreeks van de geïnterviewde personen. Door dit alles heeft dit boek ook als naslag- en studieboek heel veel waarde. Met interesse zien we de verschijning van deel vijftien tegemoet.
R.d.
| |
catalogussen
⚫ | Ikonen in Belgisch particulier bezit, Centrum voor Kunst en Cultuur, St.-Pietersabdij Gent, 10/6-15/8, 1978; 365 blz., ruime illustratie in kleur en zwart-wit. - Deze cataloog is van buitengewone documentaire waarde, dank zij de merkwaardige commentaar, die de samensteller der tentoonstelling Prof. RUG/KUL Edmond Voordeckers maakte. Hij heeft de niet minder dan 808 in de tentoonstelling opgenomen ikonen op kundige wijze geordend naar hun onderwerp, wat slechts door een nauwkeurige analyse van alle aanwezige elementen in het kunstwerk mogelijk is. Deze analyse zelf veronderstelt een grondige kennis van de techniek der ikonenschilders, maar ook van de orthodokse theologie en ikonologie, van de zeer rijke liturgieën, van de uitgebreide legendenschat en hagiografie, tenslotte van de Slavische en Byzantijnse talen en de epigraphie. Op een domein waar zoveel aan amateuristische interpretatie wordt gedaan biedt integendeel Prof. Voordeckers een betrouwbare wetenschappelijk gefundeerde commentaar van elk der geexposeerde ikonen. Men moet ook zijn medewerkers geluk wensen uit het Gentse Centrum van St.-Baafs onder de leiding van mevr. R. Dubois-van de Capelle, evenals het Gentse stadsbestuur, waarvan de merkwaardige realisaties op het gebied van grote tentoonstellingen door Schepen van Cultuur R. Vandewege in het voorwoord worden gememoreerd. Het is verbluffend dat meer dan 800 ikonen uit Belgisch privé-bezit konden verzameld worden, waartussen de Russische het talrijkst zijn. Natuurlijk is hier niet alles aanwezig wat zich in België bevindt en het Belgisch bezit is maar een kleine fractie van de tienduizenden ikonen, die in de laatste jaren in het Westen werden te gelde gemaakt, voornamelijk om de communistische oostlanden van Westerse valuta te voorzien. Men kan niet zonder hartzeer denken aan de schandelijke plundering van het nationale religieus en artistiek erfgoed waaraan zich de communistische regimes
op die manier hebben schuldig gemaakt. |
⚫ | Tendensen in de Kunst in Limburg. L.U.C. Diepenbeek 31-3 tot 23-4, De Warande Turnhout 25-5 tot 18-6, Dommelhof Neerpelt 2-10 tot 22-10. - Mooie catalogus, verzorgd - evenals de tentoonstelling zelf - door de Provinciale Culturele Dienst in een lay-out van Urbain Mulkers. Zoals Rector Verhaegen van het medeorganiserend en jubilerend Limburgs Universitair Centrum in zijn voorwoord vaststelt, toont de tentoonstelling dat Limburg ook op artistiek gebied een ware stroomversnelling hoeft doorgemaakt. Gedeputeerde Mr. E. Smets bespreekt het beleid van het Provinciebestuur op artistiek gebied. Ludo Raskin, van de Provinciale Cultuurdienst, maakt een merkwaardig overzicht van de evolutie der Limburgse kunst vanaf de 19e eeuw, waarin hij de geselecteerde kunstenaars in diverse tendensen groepeert, met benadrukking van degenen die de in dit land heersende tijdsgebonden modes aankleven en weglating van de meer traditionalistische en de naïeve strekkingen. Elk der dertig kunstenaars krijgt één blz. tekst en één blz. illustratie. Het geheel vormt een indrukwekkend album, dat
|
| |
| |
| Limburg tot ere strekt. |
⚫ | Het geïllustreerde boek in het Westen van de vroege Middeleeuwen tot heden, Koninklijke Bibliotheek Brussel, 5-9 tot 22-10-1977; 248 blz. tekst en 132 blz. platen. - Deze zeer mooie cataloog verscheen voor de tentoonstelling gehouden te Brussel n.a.v. het wereldcongres van bibliothecarissen (I.F.L.A.). Men beperkte zich tot stukken behorende tot het eigen bezit van de Koninklijke Bibliotheek. Het enige keuzecriterium van de expositie was de artistieke waarde, zodat meteen de uitzonderlijke betekenis van de Kon. Bibliotheek voor de kennis der geschiedenis van de plastische kunsten eens te meer aan het licht kwam. Daar ligt ook de waarde van de cataloog, waarbij nochtans dient aangemerkt te worden dat een zwartwit reproduktie in offset (vooral voor de periode, die de boekdrukkunst voorafgaat) weinig bevrediging schenkt. Anderzijds moet ook het voortdurend verwijzen naar andere kunstvormen als een belangrijk pluspunt beschouwd worden.
Achtereenvolgens komen aan de beurt: het geïllustreerd boek in het Westen - De Romaanse periode - de twee eerste gotische eeuwen - van internationale gotiek naar mystiek naturalisme - de renaissance - de barok - de rococo - neoclassicisme en romantiek - de 20ste eeuw. Auteurs van teksten zijn: Pierre Dumon, Jos. Mélard, Fr. Vanwijngaerden, L. Maka, J.-M. Horemans en A. Raman. De tekst van deze laatste (20e e.) brengt tal van minder gekende gegevens samen. Opmerkenswaard en uitzonderlijk is de vaststelling dat directie en personeel van de Bibliotheek zich nergens lieten verleiden tot het in evidentie stellen van de eigen prestaties. |
⚫ | Réirospective des peintres du Rouge-Cloître du 17e au 19e siècle, Priorijhoeve Watermaal, zomer 1978. - Het Rode Klooster der Augustijnen in het Zoniënbos was een belangrijk Vlaams cultureel centrum in vroegere eeuwen. Daarvan geen spoor in de inleiding van Lucien Outers, aan wie de verdienste toekomt een mooie tentoonstelling te hebben laten doorgaan met werken van soms belangrijke figuren, die deze idyllische streek hebben uitgebeeld. |
⚫ | Jos Verdegem, 1897-1957, Gal. Nova, Mechelen okt. 1977. - Jan D'Haese presenteert in deze cataloog een kunstenaar, wien in de naoorlog veel onrecht werd aangedaan. Tot eerherstel laat D'Haese een aantal gezagvolle kunstkenners aan het woord, die wél aan Verdegems werk grote waarde hechten, zoals R.H. Marijnissen (met een uitvoerige studie), Georges Chabot, Walther Vanbeselaere, Pierre Kluyskens e.a. Goed geïllustreerd. |
⚫ | De Schenking Alfons Vermeir, Gemeentehuis Moorkensplein Borgerhout, 1978; 92 blz. - Op 17 april overhandigde de bekende kunstenaar aan de gemeente Borgerhout een reeks van 20 olieverfschilderijen en 4 aquarellen. Deze gebeurtenis werd terecht vergezeld met de publikatie van een cataloog, die een ware kunstmonografie is geworden. Hij wordt ingeleid door burgemeester drs D. Stappaerts en schepen A. Verbeelen; de tekst is van René Turkry, die goed met het werk vertrouwd is, waarover hij reeds vroeger herhaaldelijk heeft gepubliceerd. Twintig kleur- en vier zwart-wit reprodukties verluchten het geheel; elk ervan is gecommentarieerd. Ook deze cataloog is een blijk van wederzijdse waardering vanwege de kunstenaar en de gemeente, waar hij in 1929 zijn eerste tentoonstelling hield en ook die, welke hij als zijn laatste heeft aangekondigd, nl. in sept. 77. De schenking heeft in het Borgerhoutse raadshuis een ideaal kader gevonden. |
⚫ | Provinciale Prijs Beeldhouwkunst 1978, Provinciaal Museum C. Permeke, Jabbeke, 2/7-1/8, 1978; 80 blz., geïllustreerd. - Zoals van de tentoonstelling in de hovingen van het museum heeft conservator drs Willy van den Bussche ook van de cataloog een origineel geheel gemaakt. Beide bieden trouwens, zoals hij in zijn inleiding verklaarde een beeld van een Westvlaamse beeldhouwkundige activiteit, die gekenmerkt is door een bewonderenswaardige vitaliteit enerzijds en anderzijds door de spanningen en onzekerheden, welke men ook op de internationale kunstscène vaststelt. De jury heeft die werken bekroond, welke het dichtst aansloten bij de internationale situatie, aldus bewust andere consideraties en kwaliteiten naar het tweede plan verschuivend; een gedragswijze, die trouwens vrij algemeen is en voor critici het minst risico's inhoudt. Het feit dat niet minder dan 55 voor openluchtvertoning geschikte werken konden geselecteerd worden spreekt voor zich zelf voor wat betreft het eigentijds karakter van het grootste deel der Westvlaamse sculptuur. |
⚫ | Vijftig jaar kunstprijzen van de Provincie West-Vlaanderen, Provinciale Dienst voor Cultuur, Brugge 1977. - Deze brochure is op zich zelf een onweerlegbaar pleidooi voor de provincie als drijvende kracht voor het kunstleven in een historisch gefundeerde en los van twijfelachtige kasteelakkoorden ontstane regionale eenheid. Dit wordt niet met zoveel woorden gezegd in de brochure, maar het dringt zich op als een evidentie. Wat verder nog opvalt is dat in deze lange reeks kunstprijzen, die vijftig jaar terug ingezet werden, er zovele kunstenaars voorkomen, die bij het begin van hun carrière de niet geringe ruggesteun van een provinciale onderscheiding ontvingen en dikwijls daardoor voor het eerst uit de anonimiteit werden gehaald. Wij vragen ons af wat de kunst te winnen heeft aan het beschamende geklungel der staatshervormende politici, die de provincies opofferen aan machtsdromen van sommigen. |
⚫ | Jacob Jordaens. Tekeningen en grafiek, Museum Plantin-Moretus Antwerpen, 17/6 - 17/9 1978; 160 blz. tekst + 110 blz. reprodukties. - Het Museum Plantin-Moretus biedt wel de belangrijkste bijdrage tot de herdenking van de 300ste verjaardag van Jordaens' overlijden. Zoals de Antwerpse cultuurschepen het in het ‘Ten geleide’ verduidelijkt is dit vooral te danken aan Prof. R.-A. d'Hulst, dé grote specialist voor Jordaens, meer bepaald voor zijn tekenkundig oeuvre waaraan hij reeds vele publicaties wijdde o.m. zijn standaardwerk ‘Jordaens Drawings’ (1974). Daar komt nu deze catalogus bij: een eersterangs wetenschappelijke monografie, vrucht van vele jaren vorsingsarbeid. Conservator Prof. Voet, die Prof. d'Hulst met zijn museumpersoneel heeft bijgestaan, benadrukt dat vooral werken worden getoond, die in de vorige Jordaenstentoonstelling te Antwerpen in 1966 niet voorkwamen. De uitvoerigste inleidende tekst van de cataloog is een merkwaardige synthese over Jordaens als tekenaar door Prof. d'Hulst, een tekst waarvan de drievoudige vertaling los aan de catalogus werd toegevoegd. Hij beschrijft Jordaens vooral als hoofd van een machtig produktieapparaat. Dat is ook in zijn tekeningen merkbaar en verklaart bovendien waarom men dikwijls niet uitmaken kan wat van hem is en wat van zijn ‘cnapen’ of zelfs van zijn ‘leercnapen’. Toch weet de auteur duidelijk verschillende periodes bij Jordaens te onderscheiden, met de laatste periode als zwakste. Dat hij toen de calvinistische godsdienst van zijn schoonvader en echtgenote aankleefde speelde hierbij geen rol, evenmin als het hem belette nog vele opdrachten voor katholieke kerken te ontvangen: iets wat niet overeenstemt met de simplistische ideeën over de toenmalige religieuze situatie in de Z.-Nederlanden. Vanzelfsprekend bevat de cataloog een uitvoerige wetenschappelijke nota over elk der 109 werken die vertoond
worden in de tentoonstelling en alle gereproduceerd worden. Een cataloog die de samensteller en het museum tot ere strekt. |
⚫ | Jordaens in Belgisch bezit, Kon. Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 24.6 tot 24.9.78; 122 blz. - Na de zware inspanning van het Rubensjaar kon geen dergelijke realisatie vanwege het Antwerpse KMSK verwacht worden voor Jordaens, maar toch kwam er, bij de betrekkelijk bescheiden gehouden Jordaens-tentoonstelling, een heel presentabele catalogus tot stand; Marc Vandenven, bijgestaan door Prof. Dr. d'Hulst, Eva Minne en Roger Marijnissen, is er de verantwoordelijke voor geweest, terwijl mevr. Gepts de inleiding schreef, waarin zij het opzet verdedigt. De auteur brengt voor elk der 43 geëxposeerde werken een vrij uitvoerige nota uiteraard met wetenschappelijke apparatuur; men kan hem zeker geen overdreven beknoptheid verwijten, evenmin als onvakkundigheid; wel spant hij zich in om geen enthousiasme voor zijn onderwerpen te betonen, maar dat is kenmerkend voor heel ons museumbestel, dat vooral in dienst staat van de kunstwetenschap. De werken, die men heeft kunnen samenbrengen, geven een idee van de verschillende facetten in Jordaens schilderkunst. |
⚫ | Tekeningen en schilderijen van Jakob Smits, Kon. Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 8-7 tot 3-9-1948; 40 blz. - De vijftigste verjaring van Smits' overlijden mocht voor het KMSK Antwerpse, waar de Smits-kenner en -bewonderaar W. Vanbeselaere zovele jaren conservator was, niet ongemerkt voorbijgaan, zo noteert mevrouw Gepts in haar inleiding. De basistekst van de cataloog is van Dorine Cardijn-Oomen, die bijgestaan werd door Dr. Lydia Schoonbaert; beiden hebben over deze periode en deze kunstenaar reeds vroeger verdienstelijk werk gepresenteerd. De reprodukties van tentoongestelde werken werden als illustraties van die goed geredigeerde en gevoelig geschreven tekst aangebracht. |
⚫ | Het Museum van Schone Kunsten van Latem en Leiestreek te Deinze heeft reeds een belangwekkende reeks catalogen op zijn actief. We vernoemen: ‘Jan-Frans en Jozef Cantré’, ‘Maurits Vanassche’, ‘Wilhelmina Barbé-van Gucht’ en ‘Jan Vanholder’. |
| |
periodische uitgaven
⚫ | Jaarverslag 1976 van de Provinciale Dienst voor Cultuur, Brugge, 1978; 300 blz., geïllustr. - Dit is het 22ste van de reeks Jaarverslagen, zoals Gouverneur Ridder d'Ydewalle in zijn inleiding verklaart. Hij spreekt er ook van ‘specifiek provinciale taken op cultureel gebied, waarvan niet direct te zeggen is wie ze anderszins op zich zou nemen’. De gouverneur raakt hier o.i. impliciet een beangstigend vraagstuk aan: eenmaal de provincie afgeschaft wie zal dan nog voor de cultuur in West-Vlaanderen, en meer speciaal voor zijn kunstenaars en letterkundigen, doen wat in de laatste decenniën door het provinciebestuur met brio gedaan werd? Van een door Antwerpen bestuurde gewest zal voor Westvlaamse kunstenaars niets méér te verwachten zijn dan thans van
|
| |
| |
| het Brussels ministerie van Nederlandse Cultuur. Het is immers toch onvermijdelijk dat men minder belang en waarde toeschrijft aan iemand of iets, naarmate het verder van ons verwijderd is: hoeveel Westvlaamse, Limburgse en zelfs Oostvlaamse kunstenaars hebben dat niet reeds aan den lijve ondervonden? Het is deze onvermijdelijke ‘bijziendheid’ van een verwijderd centrale gezag, dat tot hiertoe door de provinciebesturen verholpen werd, zoals door dit Jaarverslag eens te meer wordt bewezen.
Over een aantal jaren gezien is zulks nog evidenter. Gelukkig dat de prov. cultuurdienst - samen met zijn jaarverslag 1976 - ook een gestincileerd ‘Overzicht van Culturele activiteiten 1955-1977’ heeft opgemaakt. Het is een intern document dat samengesteld werd op vraag van de ondervoorzitters der provinciale cultuurcommissies. Als aanvangsjaar werd 1955 gekozen, omdat het in dat jaar is dat op initiatief van Gedeputeerde Jozef Storme de Prov. Dienst voor Cultuur werd opgericht en er dus een Jaarverslag verscheen. Reeds lang voordien had het provinciaal bestuur culturele taken verricht o.m. op het gebied van het biblioteekwezen, de muziek en het toneel. Ook hier releveren we uit de inleiding van Directeur Gaby Gyselen een paar belangrijke zinsneden: ‘De afstand tussen de bevolking en de provinciale overheid blijkt net voldoende groot om concrete noden, die op vele plaatsen tegelijk tot uiting komen, te verenigen op één gemeenschappelijke noemer en overkoepelend maatregelen te treffen om ze op te lossen. Anderzijds is de afstand nog net niet té groot om tegenover die noden onkundig te blijven: ook de omvang ervan ligt nog binnen het bereik.’
Is het onredelijk te verwachten dat de verantwoordelijken voor onze staatshervorming met dergelijke consideraties zullen willen rekening houden en aan de provincies een stukje culturele autonomie zullen laten?
(Bestellen: Prov. Culturele Dienst, Kon. Leopold III-laan 41, 8200 St.-Andries, tel. (050) 31.29.01) |
⚫ | Museumleven, Red. W.P. Dezutter, Stedelijk Museum voor Volkskunde, Balstraat 27, Brugge. - Jrg. 77, nr. 4: O.a. Guy Delmarcel over Jachttaferelen op wandtapijten, A. Janssens de Bisthoven over exposeren van kant, L. Daenens over de textielverzameling van het Gentse Sierkunstmuseum, A.G. Pauwels over damast, Jan Hoet over het Centre Pompidou. Aanwinsten: Middelheim, Ethnogr. Mus. en Plantin-Moretus/Sted. Prentenkabinet (Antwerpen), Groeningemus. en Mus. Volksk. (Brugge), Mus. voor Kunst en Gesch. en Mus. voor SK (Brussel), Mus. voor Hed. K. (Gent), Mus. voor Oudh. (Kortrijk). Een zoals steeds uiterst verzorgde publikatie. |
⚫ | Open Deur, Red. Ministerie Nederlandse Cultuur, Koloniënstr. 29-31, 1000 Brussel. - Jrg. 78, nr. 9/10: O.a. Conf. der Ned. Letteren (W. Verhegghe, die vergeet (?) te betreuren dat zij voorgezeten werd door drie militante vrijzinnigen en één coulante christen: een verhouding die dan ook terug te vinden is bv. bij de keuze van Vlaamse boeken voor verfilming of TV.), Ned.-Belg. Filmcolloquium (J. Anthonissen), Inventarisatie van Vl. orgelpatrimonium (A. Fauconnier). - Jrg. 78, nr. 1: Geen artikels over kunst of letteren. - Nr. 2: O.a. Promotie van kunst bij de jeugd door Bestuur v. Jeugdvorming (subsidie gaat grotendeels naar zaken, die met ‘jeugdvorming’ weinig te maken hebben); het dossier betreft opnieuw uitsluitend monumenten- en landschapszorg. - Nr. 3: O.m. Perspectieven van het bibliotheekdecreet (J. Albrechts) en tekst van het decreet. Er wordt geen aandacht geschonken aan de zware opwerpingen die van verscheidene zijden tegen dit decreet gericht werden; evenmin wordt er gewag gemaakt van de redenen waarom er in de laatste maanden een nieuwe versie van dit decreet werd opgedrongen, die veel minder gunstig is voor de bestaande vrije bibliotheken dan de vroegere. Men mag zeggen dat Schmook en Jonckheere hun plan van afbraak der christelijke bibliotheken grotendeels zullen verwezenlijkt zien! |
⚫ | Adem. Tweemaand. tds. voor Muziekcultuur, Red. M.v. Reeth; abonn. 350 fr. pr. 000.0528959.18 Madrigaal, Leuven. - Jrg. 78, nr. 1 is voor een deel gewijd aan het concert: voorbereiding (A. Sprimont), programma (Jan Schrooten, Ign. de Sutter, P. Schollaert, Fr. Geysels, R. Depicker) en instrumenten (J.P. Felix). Rijke boekbespreking. - Nr. 2: handelt over de problematiek van het begeleiden: het verbreed instrumentarium (Jan Pasveer en Wilfr. Joosen); de verstandhouding liturg/musicus (Jos Bruurs); het massa-dirigeren (Lode Dieltiens); de eenzame orgelist (Alexis Werbrouck); hoe leer je begeleiden? (Jos Lerinckx), bewerken-verwerken (Vic Nees). Gewone rubrieken van P. Schollaert, I. de Sutter en M.v. Reeth e.a. Volgend Nr. 3 gaat eveneens over de begeleiding, met teksten over het continuospel op orgelpositief (T. Kopman), de Nova Organi Harmonia (J.v. Looy), de kerkliedbegeleiding en de problemen der registratie (Heino Schubert), begeleidingsrecepten (J. Lerinckx), klavierbegeleiding (P. Schollaert) en filmbegeleidingsmuziek (H. de la Motte-Haber). Verder artikels van P. Schollaert, I. de Sutter, J. Bruurs en M. van Reeth. |
⚫ | Ons Erfdeel, Red. J. Deleu, Murissonstr. 160, Rekkem; abonn. 590 fr., pr. 000.0907100.53 Ons Erfdeel Rekkem. - Jrg. 78, nr. 1 met artikels over: Ned. lit. in Duitse vertaling (D. de Vin), Experimentele poëzie (A. Walrecht), Litt. dissidentie in Z.-Afrika (J. de Loof), Tekeningen van Gal (L. Bekkers), Centrum voor theateronderzoek (C. Tindemans) e.a. - Nr. 2: met o.m. teksten over Hans Andreus (J. v.d. Vegt), D. Robberechts (L. Geerts), M. Gijsen (H. Bekkering), G. Helderenberg (R. van de Perre), H. van Herreweghen (H. Brems), Gilliams (E.v. Itterbeek), G. Gils (H. Bousset), P. v.d. Abeele (G. Durnez), M.A.J. Hoste (R. Arteel) en H. Roelstraete (H. Willaert). M. de Visser bespreekt gewestelijke woordenboekenprojecten. - Nr. 3: Teksten o.m. over Sadi de Gorter (J. de Loof), Trefossa (G.W. Rutgers), A. Herzberg (W. Visser), Mari Andriessen (M. van Beek), Gwij Mandelinck (H. Brems; met bloemlezing), Will. van Hecke (F. Bonneure), M. Wildiers (G. Maertens), Al. Dierik (W. Spillebeen), W. Ruyslinck (A. Demedts), Albe (R. v.d. Perre), Groosman/van Hekken (H. Bousset), R. van Hoydonckx (L. Clerinx), Onverantwoord muziekbeleid in Vlaanderen (H. Heughebaert). |
⚫ | De Tijdspiegel, Cultureel Blad van Limburg, Red. Ludo Raskin, Opperstr. 60, 3221 Kozen; abonn. 200 fr., pr. 000.0112019.81 Tijdspiegel. Hasselt. - Jrg. 77 nr. 4: Inhoudstafel 1946-1977. - Jrg. 78 nr. 1: ‘De Kath. Vl. Studentenbeweging in Limburg tijdens de XIXo eeuw’, een studie uit 1931 van Dr hist. J.B. Paquay, ingeleid door Simon Vandevelde; herdruk n.a.v. de 100ste verj. van de geboorte van deze belangrijke Limburgse priester-figuur. - Nr. 2: ‘De opkomst van het socialisme in Limburg, 1890-1914’, een met sympathie geschreven studie van de historicus Willy Massin over het ontstaan van een anti-christelijke arbeidersbeweging voornamelijk uit en m.m.v. de liberale burgerij en Wallonië. |
⚫ | Biekorf, Red. A. Dewitte en A. Viaene (Annuntiatenstr. 82, Brugge); abonn. 350 fr. pr. 000.0617780.84 Biekorf. Brugge. - Jrg. 1977 nr. 9-12: O.a. J. Geldhof over het gild van St.-Cornelis in St.-Janshospitaal te Brugge (1586-1741), Lori van Biervliet over de Brugse componist Jules Busschop (Parijs 1810-Brugge 1896), A. Viaene over Jeruzalemvaarders in 1498 en over de naam Marnix, W. Minne over Westvlaamse soldatenbrieven onder Napoleon, G. Franchoo over de Rederijkerskamer van het H.-Kruis te St.-Michiels in 1802, A. Viaene over een Iepers lied over een galeirevolte te Sluis in 1539. Inhoudstafel van de 370 blz. bevattende jrg. 77. - Jrg. 1978 nr. 1/2: O.a. G. Gyselen over Rilke te Veurne in 1906 en zijn reportage ‘Furnes’ in het Berliner Tageblatt, A. Dewitte over een Brugs Maria-Magdalenarefrein uit 1480, L. van Biervliet over Goethe en de Vl. Primitieven (vooral Memling), J. Huyghebaert over Gezelle's gedicht op de Brugse Apostateklok, A. Dewitte over Brugge in het leven van Thomas Morus. - Nr. 3-4: O.a. N. Huyghebaert over het Groeningeabdij-paneel in St.-Michiels te Kortrijk (geïll.), A. Dewitte over de Brugse humanist Mulerius te Groningen (17o e.), L. van Biervliet over baron de Keverberg en Memling (‘Ursula’, 1818), Magda Cafmeyer over Zwevezele vóór 1914. |
⚫ | KFV-Mededelingen. Orgaan Komitee voor Frans-Vlaanderen, Red. Luc Verbeke, Vanderhaeghenstr. 46, Waregem; steun storten op Br. 000.0538041.79. - Het is reeds het zesde jaar dat Luc Verbeke op de meest onbaatzuchtige manier voor de publikatie van dit tds. instaat, dat telkenmale een verzorgde brochure van ca. 40 blz. presenteert over de strijd voor onze Vlaamse cultuur in Zuid-Vlaanderen. Soms treft men er uitvoerige artikels of toespraken over een of andere figuur of probleem. Zo huldigde André Demedts in Jrg. 5/3 de scheidende voorzitter Leo van Acker en sprak min. de Backer haar waardering uit voor de Frans-Vl. Kultuurdagen van Waregem. - In nr. 4 handelt P.C. Paardekooper over ABN en Westvlaams, terwijl K. Berquin het mystiek werk van K.L. Grimminck ontleedt. - In Jrg. 6/1 schetst P. Ruysschaert de mogelijkheden tot samenwerking van West- en Fransvlaamse gemeenten. |
⚫ | Poëziekrant, Red. W. Tibergien, Nazarethstraat 41, De Pinte; abonn. 125 fr. pr. 441. 7009051.76. - In 1978/2 o.a.: Interview met Rein Bloem (R. Ekkers), Presentatie van ‘Suite voor een schilder’ (24 gedichten van diverse poëten naar schilderijen van André Loriers), Poëtische kroniek van Marc Reynebeau, Gedichten (W. Tibergien, P. Vlieghe, D. Hilven, M. Sesselle, E. Verpale, J. Denoo, R. Devriendt e.a.), Poweetjes (berichten uit de poëziewereld door W. Tibergien). - Nr. 3: Met o.a. een interview van Frans Depeuter door Ria Xelen, Poweetjes van W. Tibergien, Kroniek van Marc Reynebeau. Presentatie van R. Jooris door D. Billiet en van Cesar Vallejo door A. van Assche, Gedichten (o.a. van F. Depeuter, R. Jooris, M. Sesselle). Degelijk tijdschrift. |
⚫ | Schuim, Tweemaandel. tds. voor Lit. en Kunst, Red. Kr. Belis-Huyghe, Dianalaan 58, Berchem. - 1978/: Gedichten en haikoe's van o.m. E.v. Ruysbeek, P. Leroy, P.G. Buckinx, P. Aerts, W. Balyon, J. Bovyn, L. Ureel, E. Hendrix, N. Dewinne, Gie Luyten, F. Cornelis, J.v. Tooren, B. Mesotten, J. Fontier, H. Verleyen, E. Swerts, B. Willems, K. Hellemans, R.J. v.d. Maele, K. Hellemans en B. Willems. Maria Vlamynck verhaalt over Melancholie, Neer van Tina heeft het over Pieter Aerts, Dries Janssen praat uitvoerig over een paar schutwoorden bij Shakespeare, Lambert Swerts en
|
| |
| |
| Bert Willems memoreren een paar Duitse auteurs en Frans van Immerseel, waarna tenslotte Neer van Tina poëziebundels smaakvol recenseert. - Nr. 2: Gedichten van o.m. M. Leroy, P. Aerts, B. Leyssen, N. van Tina, J. Stroobants, D. Hilven, V. Dekens, B. Willems, E. Hendrix, D. Hollander, N. Dewinne en G. Michiels. Jan Brans filosofeert lezenswaard over esthetica, Dries Janssen kaart na over Shakespeare, N.v. Tina gedenkt Henry Fagne en recenseert poëzie, J. Kinnaer en J. Colson schreven aforismen, Maria Vlamynck doet opnieuw aan psychologie, Dries Janssen disseceert knap tijdschriften en geëngageerd proza. Het tds. behoudt zijn hoog peil. |
⚫ | Yang, Red. Carlos de Vriese, Meulestedestraat 293, Gent; abonn. 400 fr. Br. 062. 4960380.50. - Nr. 80-81, jan. 78 is een dubbelnummer n.a.v. de 65 jaar van Johan Daisne, bestaand uit gelegenheidsteksten en -gedichten, studies, recensies e.d. Uw recensent, die na vijfendertig jaar nog altijd de fascinatie niet kwijt raakt van ‘De trap van steen en wolken’, heeft de indruk dat dit nummer wat haastig werd aangedikt tot een boek van 240 blz. Biezonder belangrijk zijn o.i.: ‘Bonsecours’ (het eerste hoofdstuk van Daisnes ongepubliceerde vaderroman, een op ideologisch en menselijk plan zeer revelerende tekst voor de auteur, met uitvoerige verklarende nota van F.P. Huygens), de ‘Hulde aan J. Daisne’ door André Demedts geschreven met zeer grote vriendschap en begrip, de lieve ‘Herinneringen van een oorlogsmeter’ door Julia Tulkens, het mooie korte gedicht van J.L. de Belder, P.G. Buckinx en Daisne zelf. |
⚫ | Appel, Driemaandel. lit. tds., Red. G. Wulms, Houtstraat 15, St.-Truiden; abonn. 200 fr. Br. 453.6155251.12. - 1978 nr. 1: Behalve een beperkt aantal gedichten (o.a. van N. De Winne, L. Hardy, E. Hendrix, L. Castelein, G. van Hoof en G. Wulms) biedt dit nummer vooral betogen: H. Brems praat (nogal hooghartig) over de Vlaamse poëzie, Jef Boven spreekt over de op inzicht gefundeerde gedichten van Marc Journée in ‘Samurai’, Hermes maakt een intelligente synthese van de geestelijke situatie in het Westen, Marcel Rombaut analyseert het fenomeen ‘taal’; verder is er nog een gedocumenteerde analyse van de SF-opvattingen in Vlaanderen door William Vananderoye, aansluitend bij de SF-prijskamp van ‘Appel’, en een mooi pleidooi van René Swartenbroekx voor het recht van de jeugdschrijver zichzelf te zijn. - Nr. 2 is een speciaal nummer over het kind, met een belangrijke medewerking van Nederlandse zijde; medewerkende Vlamingen zijn V. Dekens, W. Verschaetse, L. Grosemans, A. Janssens, H. Prijs en Erik, evenals de medesamensteller Leopold Nicolaï. De grafiek treedt in dit nummer sterk op de voorgrond.
‘Appel’ geeft ook in een speciale reeks werk uit van niet-gevestigde auteurs. |
⚫ | Creare, Tweemaand. tds., Red. W. Copmans, Fabriekstraat 5 Geel; abonn. 300 fr. Pr. 000. 0181294.01 Creare Geel. - Jrg. 78 nr. 1: Verhalen van G. van Brussel, A. Verwaest en Hervé J. Casier; gedichten van Eldegee, G.v. Brussel, J. Avers, R. de Puydt, G. Wulms en L. Verdonck; tekeningen van Frans Verboven. - Nr. 2: Verhalen van J. Avers en Nathalie; gedichten van G. Luyten, A. Leunis, M. de Smet en J. van Dromme. Frans Verboven memoreert Jules Cuyvers (met reprodukties) en W. Copmans bespreekt poëzie. Beter dan vorige nummers. |
⚫ | 't Kofschip, Tweemaand. tds., Red. Fr. Cornelis, Zeeptstr. 80 Keerbergen; abonn. 300 fr. Br. 068.0651800.84 't Kofschip. - 1978 nr. 3: Gedichten van R.M. de Puydt, G. Luyten, J. van Elst, R. de Cnodder, G. de Vrieze, M. Sesselle, M. de Backer, M. de Smet, Dries Hollander, R. Coomans, J. Verdonckt, F. Hantko, Patsy Claes, P. Aerts, F. Cornelis e.a. Korte studies over P.C. Buckinx en B. Marleens (F. Cornelis), Maria Sesselle (H. Verhaegen), J. vd Weghe (R. Van Brabant), tijdschriften (A. Polfliet), F. Minnaert (R. De Puydt), Cartoonale 77 (K. De Decker). De presentatie van het blad kreeg een geslaagde hernieuwing.
Nr. 4: Gedichten van G. Achterland, E. Hendrix, F. Cornelis, J. Denoo, W. Balyon, R.M. de Puydt, H. Casier, A. van Meirvenne, G. Luyten, J. Vandromme, de Neve e.a. Recensies, Berichten en studes van R.M. de Puydt, G. Luyten, F. Cornelis, W. Copmans, A. Polfliet. R. Vanbrabent, G. Achterland. Een verhaal van V. Droogmans. |
⚫ | Art d'Eglise, Red. F. Debuyst, Monastère St. André, Ottignies; Abonn. 350 fr. Pr. 000-0554380-25. - Jrg. XLVI nr. 182: Presentatie van een viertal Angelsaksische religieuze complexen ongeveer gebouwd in de lijn van de postconciliaire richting die F. Debuyst promoveert: de meditatieplaats van Santa Monica, Californië (Bernard Maquet), de kerken van St. John te Western Springs, Illinois (Edw. Dart), St. Elphege te Wallington, Surrey, en van St. Margaret te East Twickenham, Middlesex (Williams en Winkley). Drie bekroonde ontwerpen voor parochiaal centrum uit het St.-Lukas Instituut te Doornik. Een merwaardig nummer, hoewel de basistendens erg voor discussie vatbaar is. - Nr. 183 is grotendeels aan Oostenrijkse religieuze architectuur en sculptuur gewijd: het parochiaal complex van Puchenau bij Linz (Rol. Rainer), het goudsmeedwerk van Waltrud en Arthur Viehböck en de eigenaardige meditatieve sculptuur van Fritz Hartlauer. Hierbij aansluitend handelt Phil Mertens over de metaalkunst van Marie-Paule Haar. De bibliografische rubriek kreeg een aantrekkelijke vernieuwing. |
⚫ | Bouwkundig Erfgoed in Vlaanderen, Jozef II-straat, 1040 Brussel. - In het aprilnummer verschijnen o.m. de beschermingsbesluiten van 1977 met foto van enkele beschermde monumenten. In het meinummer vindt men o.m. een artikel van Ir. arch. L. van Herck (KUL) over gevelreiniging en documentatie met reprodukties over de restauratie van Rubens' Kruisoprichting. In het juninummer heeft Mevr. Minister R. De Backer-Van Ocken het over de Krachtlijnen van het beleid inzake monument, stads- en dorpsgezicht en vindt u o.m. een artikel over Industriële archeologie. |
⚫ | Lettre de Ligugé, Abbaye de Ligugé. - Nr. 186, het nov.-nummer van dit abbatiaal tds. is gewijd aan de luister van Gods huis en bevat o.m. een overzicht van de restauratie van abbatiale barokkerken in Beieren door de Vlaamse abt van Scheyern Dom Bern. Lambert, die zelf te Scheyern zeer verdienstelijk werk verrichtte, een bezoek overwaard. |
⚫ | Argus, Red. R. Van Brabant, Hasselsesteenweg 73 St.-Truiden; abonn. 600 fr. Br. 333. 0485916.34 Argus. - 1978 nr. 1: Mooi uitgegeven nieuw Limburgs tweemaandel. tds. opgericht m.m.v. G. Luyten, M. Trippas, J. vd Weghe e.a. Het eerste nummer bevat o.m.: Gedichten van P.G. Buckinx, J. Tulkens, Jotie T'Hooft, C. Callaert, R. Hannelore, F. Cornelis; Verhalen van Fred de Swert en Frans Depeuter; Essayistische teksten van H. Brems, E. van Itterbeek en J. vd Weghe. - Nr. 2: Gedichten van o.m. A. Demedts, M. Journée, W. Spillebeen, R. Hannelore, L. Verbeeck en J. van den Weghe; verhalend proza van J. Murez e.a. Beschouwend proza van J. van den Weghe, E.v. Itterbeek, R. Van Brabant, J. van den Weghe, J. Biezen, M. Trippas e.a. - Nr. 3: O.m.: Gedichten van E. van Ruysbeek, M. Trippas, R. Van Brabant, Chr. Guirlande, J. Daisne en L. Verbeeck; Verhalen van W. Lauwens en R. Pieters; Beschouwend proza van J. van den Weghe, A. Phlippaerts, E. van Itterbeek, J. Tulkens, J.J. Wesselo en Roger Van Brabant. Enquête over de functie van de literatuur nu; de lange en te gedetailleerde lijst vragen met beperkte antwoordmogelijkheid lijkt ons wat schools en paternalistisch. |
⚫ | Deus ex machina, Red. H. Bruynseraede, Groenelaan 53 Schilde; abonn. 400 fr. Br. 320.0700578.17. - Jrg. I/nr. 4 okt./nov. 77: Ook dit is een nieuw tds., driemaandelijks verschijnend in losse offset-bladen met lit. en plastische inbreng; ruim geïllustreerd. Dit nummer bevat: een poëziebundel van Wim Nimmergeers (1972-1974), mooie figuren van Harold van de Perre, een goede studie van Wim Nimmegeers over de Vlaamse poëzie in de laatste zes jaar en werken van Marc Bruylants en J.M. Legrand, die ook nog een polemiek voert over A. Wiertz. Tenslotte de onvermijdelijke Hollandse aanwezigheid, met H. vd Horst. - Nr. 5: Handelt uitvoerig over de Engels-Keltische vindplaatsen Avalon en Glastonbury en hun mythen (J.E. Palmer); poëzie van M. Bruylants (met reprodukties), Ph. Cailliau, L. Frateur, M. Bruynseraede; grafieken van J.M. Legrand; een studie van D. de Preter over Georg Trakl. Het blad is antimechanistisch, sluit aan bij de nieuw-romantiek en beoogt ook een sympathieke symbiose van de literatuur met andere kunsten. |
(A.S.)
| |
vlaamse discoteek
STABAT MATER (G.B. Pergolesi) uitgevoerd door het koor Concinite, de solisten Jill Gomez en Ria Bollen, het Kamerorkest Marjeta Delcourte-Korosec onder de algemene leiding van dirigent Karel Aerts; Europese Fonoclub Davidsfonds - Leuven (Eufoda nr. 1036), 335 fr. - Op de hoge kwaliteit van het koor Concinite en zijn dirigent Karel Aerts moet niet meer gewezen worden! We denken enkel maar terug aan de vroegere LP's die dit uitstekend koor samengezongen heeft (als daar zijn Gregoriaanse tijdkrans, Eufoda nr. 1034 en 50 Gouden kinderstemmen zingen, Eufoda nr. 1023), aan de vele optredens in Radio- en T.V.-missen, aan hun deelname aan het Festival van Vlaanderen en aan hun concerten ten allen kante in Vlaanderen. De bespreking van onderhavige plaat kan zich derhalve beperken tot de voorstelling van het werk dat Karel Aerts ditmaal voor zijn koor gekozen heeft. Het Stabat Mater van Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736) is een bijzonder gevoelig werk dat prachtige passages van expressieve muziek bevat. Het is volgens sommigen zijn laatste werk, maar zeker het meest bekende. Herhaaldelijk werd het ook door andere componisten bewerkt. De sequentia ‘Stabat Mater’ werd ten andere door heel wat componisten getoonzet (o.m. door Scarlatti, Rosini, Dvorak, Poulenc, Penderecki) en de compositie van Pergolesi neemt onder die werken een bijzondere plaats in. Het is een mooi voorbeeld van gewijde kamermuziek die op deze plaat gebracht wordt door sopraan, alt koor en kamerorkest. De gracieuze stemmen van de soli Jill Gomez en Ria Bollen, soms in samenzang
| |
| |
met het koor, verlenen aan het werk die diepe warmte die muziek tot een geluksbron maakt. De plaat wordt gepresenteerd in een kunstvolle hoes (ontwerp: Henri Lievens) die behalve alle technische gegevens een verantwoording van dirigent Karel Aerts bevat, alsook de Latijnse tekst en de Nederlandse tegenhanger (van Justus de Harduijn) van de sequentia Stabat Mater.
R.d.
L.P. DANCING MUSIC. - Dansmuziek voor iedereen met Armand Beliën aan het Hammondorgel Grandu, in combinatie met Synthesizer; leslie en keyboards, en de studio-combo o.l.v. Tony Vess. Armand Beliën (Laakdal, België), componist en dirigent van het koor ‘De Meerlaar’, schreef meerdere langspeelplaten vol zonnige muziek: volksliederen, boeiende vokale werken voor solostemmen, koor en orkest, o.m. ‘In de hartelijke Pint’, ‘Hello’, ‘Musi-Carrousel’, ‘Kinderwereld I en II’, en mooie bladzijden religieuze muziek. A. Beliën bewandelt met evenveel succes het pad van de lichte muze, getuige hiervan zijn nieuwe langspeler Dancing Music. Hier speelt de componist met de studio-combo een selectie uit zijn meest bekende dansritmen. Door de grote verscheidenheid is het een opname voor iedereen. L.P. te bekomen bij ‘De Meerlaar’, Geeisebaan 16, 3998 Vorst-Kempen.
L.M.
|
|