Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189][nummer 159] Op het klokmuziek t'Amsterdam Nec mortale sonans In der daad en in der waarheid: Gijsbrechts stad wordt rontom heen, Op muziek van torenklokken, Met een stenen muur omtrokken, Wordt geklonken recht aaneen, Als Verbeek met voet en vingren Klanken weet dooreen te slingren. Hij verdooft met klokgeluid d'Allerêelste kerkkoralen, Speelt met klokken als cymbalen. 's Hemels koren kijken uit. Op de hele en halleve uren, En de vierendelen meê, Steekt de Koningin der zee 't hoofd nu trotser uit haar muren, Gordt haar vruchtbren schepetuin Met een gordel van arduin. Ik verhief mijn toon in 't zingen Aan den Aemstel en het Y, Op den geest van Hemony, d'Eeuwige eer van Lotheringen, Die 't gehoor verlekkren kon Op zijn klokspijs en zijn noten, Ons zo kunstrijk toegegoten; 't Lust ons op de klokketon, Om doorluchte torentransen, Enen klokkendans te dansen. Cybele behaalt geen prijs Door geschal van keteltrommen, Nu de torentransen brommen, Met een liefelijker wijs Dan haar dolle Koybanten. Geen of één alleen vermag Om te voeren, nacht en dag, Enen rei van muzikanten. Voert dien klokheld op 't altaar, Eens gezien in duizend jaar. Joost Van den Vondel - Amsterdam, 1661 Vorige Volgende