Vrije Tribune
Een belangrijke nieuwe dichter
De redactie ontving volgende boekbespreking, die veel te lang uitviel voor de rubriek ‘Biblioteek’. Wij wensten ze echter niet in te korten, zodat ze naar ‘Vrije Tribune’ werd verplaatst.
JORIS DENOO, Een nerveuze alchemist, Yang Poëziereeks 1977. - Een niet decadente democraat, klusjesman en alchemist: Joris Denoo. Geen klokke(n)luider en geen klaagstaart maar een ietwat weemoedige realist op inhoudelijk vlak en wat het kunnen betreft ‘één die voois heeft’ [zei grootmoeder zaliger over zangers... ‘één die poot heeft’ zeggen schilders] debuteert in de Yang Poëzie Reeks (Gent 1977) met ‘Een nerveuze Alchemist’: Joris Denoo, geboren te Torhout, de drukte van het platteland ontvlucht (sic) voor Kortrijk, germanist, leraar. De grafische vormgeving van de uitgave (helder, prettig, sober) is van Julien Vangansbeke, een vriend. De 63 afzonderlijke stukjes (vanuit 14 titels) zijn in twee reeksen ondergebracht: ‘Een nerveuze Alchemist’ en ‘Ach wat, een klusjesman staat elke dag voor schut’. Respectievelijk verwijzen ze, me dunkt, naar de twee grondsoorten waaruit Denoos poëtische teelaarde bestaat, nl. het dichterschap en de werkelijkheid. We willen daar even op inpikken, te beginnen met de aan de realiteit ontsprongen vonken. Fundamenteel ziet het er o.i. after all zó uit: een jonge leraar, met z'n 2 PK-tje tussen liefst vier Westvlaamse onderwijsplekken pendelend om er leskarweitjes op te knappen, voelt zich daarbij alsnog zowat een klusjesman. Die komt dan ‘elke dag om halfvijf - glimmend/snel/geruisloos/gelukkig - telkens iets ouder/thuis bij vrouw en kat/ beiden zacht/zo zacht’. De secundaire dichterlijke weggetjes (de zijriviertjes) vormen de faitdivers, de actuele anekdootjes - als daar zijn de ontmoetingen (o.a. met een werkloze of een kapelaan op bezoek), de gebeurtenissen (o.a. een film als ‘amarcord’ of een nog net vermeden botsing), de objecten (o.a. het advocatenkwartier te Kortrijk, een lepel voor Bolognese, de narcis bij het avondmaal). Een (nog) te beperkte
ervaringswereld? Misschien, maar wat valt er alhier, zelfs in gefusioneerd Kortrijk, (nog) te beleven? Die große Welt der kleinen Dinge? En tot welke hoogte heeft b.v. een Gezelle die niet opgedreven! Hoe dan ook, ons bevalt de positief-relativerende jonge toon waarmee de democraat Denoo (in ons als- maar dieper in de decadentie verzeilend Westen) zich midden de meute der Neinsagers op durft te stellen... al staat hij daar voor het moment godzijdank niet meer alleen. Ter illustratie even een soort collage uit diverse stukjes:
Voor wie het brood op tafel brengt met eigen
handen is dit een gezegende dag
schaakmat maar toch nog springlevend
soldaat spelend met het woord
Een kleine koncentratie van warmte
een fotosynthetische sigaret
in de walmende avond opgesteld
in dit lichaam voel ik me goed
Wat zijn poëtologie betreft, heb ik - in een brief, en hij heeft het als ‘een eretitel’ beschouwd - Denoo een nerveuze alchemist genoemd. Ik wil dat hier even verduidelijken. Reeds Roger Bacon, de Engelse scholasticus uit de 13de eeuw, onderscheidde (in wat hij noemde ‘de experimentele wetenschap’) een operatieve en een speculatieve alchemie. Die termen lijken mij bepaald bruikbaar i.v.m. de poëtica van onze debutant. Het operatieve aspect wordt, achterin de bundel vrij precies omschreven - zodat er niet over over uitgeweid dient te worden: ‘alchemie dank zij een oude voorliefde voor encyclopedische woordkeuze en inventarisering, vermengd met nieuwe woordvormen en flarden van uit hun respectieve banden gerukte zegswijzen’. (Dit laatste gaat dan in de trant van ‘taal om de tuin geleid’, ‘het laatste argument van hogerhand aan lagerwal / om een dwarsligger om te buigen’, ‘een gezonde boom in een gezond bos’, ‘werkwilligen boren zich naar haard en stee’.) Tot de speculatieve alchemie reken ik de gedichten-over-het-dichten en de verwijzingen (min of meer expliciet) naar de inspirerende voorbeelden (hetzij stromingen, hetzij meesters). Die exemplarische elementen blijven een delicate en licht ontvlambare materie, wij weten het! Vooropstellen wil ik alvast, dat ik in de poëzie (en in de kunst überhaupt) voor mijn part allang niet meer geloof in de generatie spontanea, de zozeer gegeerde 10 op 10 voor originaliteit. En noch Gezelle, noch van Ostaijen, noch Hugo Claus maken daar een uitzondering op, integendeel. Het lijkt mij (maar dat zou een essay vergen) overal en altijd de eeuwige geschiedenis te wezen van ‘Abraham won Isaak, Isaak won Jakob, Jakob won Juda... and so on’. Het wonder is wel, dat uit dat bevruchtingsproces telkens weer een nieuw wezen ontstaat, dat gaandeweg op ‘eie pote’ geraakt en postvat. Denoo
(vanuit een bewonderenswaardige eruditie, uiteraard via interesse voor de zaak gegroeid) heeft stromingen en dichters bestudeerd (ze zeldzaam persoonlijk verwerkend... en is (nog) eerlijk en eenvoudig genoeg om er voor uit te komen. Langs die contacten om dan (o.a. met het neorealisme en de 50-ers, of - als wahlverwandte individuen - met de bedenksels van ‘ingenieur’ Sybren Pollet... auteur waarover 's dichters licentiaatsverhandeling ging en tot dusver zijn groot voorbeeld..., de meta-taal van Hamelinck, het woordmagnetisme van Hedwig Speliers, Paul Snoeks woordbetoveringen) is een duidelijk herkenbare eigen stem (met metataal, ant(i)woord en alchemie als stembanden) ontstaan. En daar gaat het ten slotte toch allemaal om! Daarmee weze evenwel niet gezegd dat alles botertje tot de boom zou zijn! Een drietal al te lichte improvisaties-op-die-en-die-z'n-thema moesten er wel uit, teveel madeliefjes van adjectiefjes verzuren de groenste weide, een woordspelletje mag niet herhaald worden (x, y en z ‘om de tuin leiden’ b.v.), het tweede deel is persoonlijk gaver en vormtechnisch sterker dan het eerste... Maar ook Denoo zelf weet dat best, en heeft de conclusie allang getrokken. Een ‘nerveuze’ alchemist - nerveus om (zoals een keramist) vanuit beproefde technieken wat eigen kleuren en mengsels te ontdekken, nerveus tevens om het resultaat van zijn pogen te tonen (men voelt zich tegenwoordig ook zo ontzettend oud op z'n 28ste!), en nerveus ook omdat hij nu eenmaal nerveus is - heeft zijn doel bereikt: een hoorbare eerste stap zetten. ‘Ik wil gelezen worden,’ zegt hij... en de 300 exemplaren van de eerste druk zijn (op het moment waarop ik dit schrijf en buiten beïnvloeding door om het even welke bespreking in de vakbladen) vrijwel allemaal in den volke verspreid. Mocht er een tweede druk komen, dan kan die alleen maar naar waarde en invloed van de literaire kritiek verwijzen. Een sympathieke speler krijgt
sowieso een applaus van zohaast hij het veld oprent. Pas achteraf maken ‘zij’ er reclame mee. Je vooral niet laten verkopen, Joris.
Roger Verkarre