de laksheid der Vlaamse politici... maar ook een zekere moeheid in de strijd, verzwakking van het radikalisme, een afglijden naar een voorbarige sfeer van triomf... dat alles werd weerspiegeld in de zangfeesten, het leefde bij de inrichters en bij de zingende massa, het stimuleerde of werkte remmend. Ook de eeuwige, ongeneeslijke ziekte van onze beweging, de onenigheid, de verdeeldheid om ideologische, taktische of artistieke redenen, besmette bijwijlen de zangbeweging... Zo werd ze de barometer van de Vlaamse en Heelnederlandse beweging sinds de jaren twintig en ging ze ook deel uitmaken van onze kultuurgeschiedenis.
Zoals in de politieke Vlaamse beweging en in de studentenbeweging, waren het ook hier enkele pioniers die, met veel volharding, werkkracht en geestdrift, de zangbeweging op gang brachten. Uit de hardnekkige inzet van die enkele, nationaalbewuste en begaafde idealisten, die in het begin van deze eeuw beseften welk een krachtig middel het lied wel kon worden voor de bewustmaking van de massa, groeide de sterke en veelomvattende organizatie van het Algemeen Nederlands Zangverbond, opgericht in 1948.
Voor een eigen Vlaamse, Nederlandse, nationale muziek, een eigen lied, naast de oude volksliederen, had reeds Peter Benoit gezorgd in de tweede helft der negentiende eeuw. Van hem bleven vooral ‘Het Lied der Vlamingen’ en de grootse ‘Van Rijswijckmars’ onze beweging in de twintigste eeuw begeleiden. Het duurde echter tot kort voor de Eerste Wereldoorlog eer komponisten, dirigenten en zangleiders met nationale liederen naar het volk gingen. Eén der eerste baanbrekers van het volkse lied was Emiel Hullebroeck die reeds voor 1914 overal in het Vlaamse land zijn ‘Liederavonden voor het volk’ inrichtte. Omstreeks 1925 werd hij gevolgd door een andere, jonge en dynamische komponist en dirigent. Jef van Hoof, de legendarische, energieke schepper van het jaarlijks gezongen ‘Groeninghe’. Hij nam de leiding op zich van het koor ‘Kunst en Vermaak’ in Borgerhout. In dit en in verscheidene andere koren kwam de eerste heropleving van een brede belangstelling voor onze rijke Nederlandse liederenschat tot uiting.
Met koncerten en zangavonden brachten die koren een vruchtbare voedingsbodem tot stand voor de latere zangfeesten. Een andere pionier en bezieler, die in feite het meest van allen zijn leven heeft gewijd aan de doorbraak van het goede Vlaamse lied - van het einde der twintiger jaren tot nu! - was Willem de Meyer, de Vlaamse bard van de twintigste eeuw. Nog voor 1930 begon hij met zijn Vlaamse volkszangavonden. Over die pionierstijd der Vlaams-nationale zangbeweging (ong. 1910 tot 1933) is ontzaglijk veel te schrijven; ik schets hier enkel summier de geschiedenis der nationale zangfeesten. Er zijn er juist veertig geweest, tussen 1933 en 1977.
Het waren de koorzangers, grotendeels eenvoudige volksmensen, die, onder leiding van mannen als Van Hoof en De Meyer, de basis legden van het eerste Vlaams-Nationaal Zangfeest. Zij trokken, gedreven door een onwrikbaar nationale overtuiging en een onvermoeibare liefde voor het lied, naar alle dorpen van het Zuidelijke Nederland tussen Noordzee en Maas. Ze zongen op kerkpleinen en markten, op de trappen van stads- en gemeentehuizen of in de schaduw van de statige herenhuizen der franskiljonse bourgeoisie. Zo groeide stilaan de behoefte aan een jaarlijkse apoteose, waarop allen gezamenlijk hun geestdrift en Vlaamse overtuiging zouden kunnen uitzingen. Het idee van één jaarlijks Vlaams, nationaal zangfeest kreeg vorm in 1933, vooral dank zij een ‘Aktiekomitee’, onder leiding van Karel Peeters, gesteund door een erekomitee, waarvan Dr. Borms de bezieler was. Hij slaagde erin verscheidene vooraanstaanden uit diverse politieke en kulturele kringen samen te brengen. - Toen op zondag, 9 juli 1933, alles klaar was voor een eerste hoogdag van het volkse lied, werd de ‘Belgische’ weermaker de enige spelbreker. In hun entoesiasme hadden de inrichters het zangfeest gepland op ‘de Helder’ (waar nu het Berchemstadium ligt) te Berchem. Een hardnekkige regenbui dreef de honderden zangers naar de Antwerpse Handelsbeurs. Daar kende de geestdrift geen grenzen. Jef van Hoof was de enige dirigent maar hij maakte er een zinderend, onvergetelijk zangfestijn van.
Na het tweede zangfeest - op 1 juli 1934, de honderdste verjaardag van Benoits geboorte -, dat weer geleid werd door Jef van Hoof, in het Antwerpse Sportpaleis, werd een overkoepelende organizatie opgericht in 1935: de vzw ‘De Vlaams-Nationale Zangfeesten’, in 1938 opgevolgd door het ‘Vlaams-Nationaal Zangverbond’. Een meningsverschil rond het programma van het vijfde zangfeest, in 1937, leidde tot de breuk met Jef van Hoof. Tot kort voor zijn dood, in 1959, bleef hij weigeren nog mee te werken. Toen hij weer bereid was als dirigent op te treden op het 22ste zangfeest, verraste de dood hem.
De Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting maakten het voor het VNZ moeilijk de zuivere, Vlaams-nationalistische en Grootnederlandse lijn door te trekken. De inrichters slaagden erin onafhankelijk te blijven tot in 1943. Van dan af werden de zangfeesten stopgezet omdat de Duitse inmenging te sterk zou geworden zijn. De ongenadige repressie, die erop gericht was de ganse Vlaamse beweging, in al haar uitgingen, de kop in te drukken, remde uiteraard ook de nationale zangbeweging af. De hetze beroofde ook het Zangverbond van veel toonaangevende figuren. Ondanks het pessimisme en de schrik, herrezen de zangfeesten langzaam maar zeker. Weer was het Willem de Meyer die vooropging en in 1947 - een moedige daad in die zwarte jaren! - opnieuw op weg trok om vooral de Vlaamse jongeren te werven voor het nationale lied. Een onschatbare verdienste want door zijn inzet kon men er weer aan denken, in 1948, een zangfeest in te richten. De traditie was gered en de zangfeesten groeiden in jaren vijftig en vooral zestig uit tot de grootse, volkse kultuurmanifestaties én belijdenis van Vlaamse, Nederlandse eigenheid en weerbaarheid, die ze tot nu toe gebleven zijn. Vanaf 1952 is het Antwerpse Sportpaleis steeds het ontmoetingscentrum gebleven. Het Vlaams Nationaal Zangverbond werd in 1948 omgedoopt tot Algemeen Nederlands Zangverbond. Na de eerste voorzitters van de ‘kwade jaren’, Herman Wagemans en Albert Pelckmans, nam Valeer Portier in 1953, definitief het roer in handen. Onder zijn bezielende leiding begon de zangbeweging een nieuwe periode van opbouw, die steeds in stijgende lijn bleef gaan.