| |
| |
| |
Bibliotheek
nieuw werk van en over leden
Vriendenboek Albert Dusar 1919-1975, Uitg. Lannoo, 1976; 128 blz., geïllustreerd, gebonden, 450 fr. giro 000.0010099.11 Lannoo, Tielt. - Een vriendencomité heeft zoals men weet op zich genomen dit vriendenboek te realiseren ter herdenking van onze zo betreurde CVKV-voorzitter voor Limburg. Het hoofddeel van de tekst is een merkwaardige synthese door Provinciegriffier Dr. jur. Albert Smeets over Albert Dusars betekenis gedurende de 25 jaar die hij gewijd heeft aan de culturele ontplooiing van Limburg. Volgen een reeks getuigenissen van familieleden en vrienden, ingezet door Gouverneur Dr L. Roppe. Het boek eindigt met een mooi onuitgegeven verhaal van Albert Dusar zelf. Maar over het hele boek verspreid vindt men, behalve een reeks documentaire foto's, ook de reproduktie van talrijke werken, die door vrienden-kunstenaars aan hem in vriendschap zijn gewijd: Felix de Boeck, Vincent van den Meersch, Robert Buyle, Urbain Mulkers (die ook de lay-out verzorgde), René De Coninck, Charles Eyck, Oscar Bronckaers, Jac Douven, Jos Geboers, Hugo Duchateau, Paul Noldus, Frans Minnaert, Joris Minne, Jos Jans, Maurice van Saene, Gaston Theunynck, Jan Vaerten, Steven Wilsens, Alice Frey, Jan Cobbaert, Herman Diels, Lambert Lemmens, Etienne Lecompte. Moge het boek voor zijn echtgenote en kinderen een troost zijn.
Felix de Boeck. Cataloog van het de Boeckmuseum, Gemeentehuis, Drogenbos, 1976; 86 blz. - Drogenbos, het dorp waar de grote meester altijd heeft gewoond, bezit een unieke collectie, die een ware synthese is van de Boecks oeuvre in al zijn stadia en die door hem zelf werd samengebracht en geschonken, een geschenk van onschatbare waarde. Daarvoor hebben de ‘Vrienden van F. de Boeck’ nu de catalogus uitgegeven: een kunstwerkje op zichzelf, typografisch fijn verzorgd door Lannoo en rijk geïllustreerd zowel zwart/wit als in vierkleurendruk. Het is ingeleid door burgemeester J. Calmeyn. Hoofdbrok is een autobiografische tekst, die in ons de Boecknummer is verschenen (nov. 1973) en die door Albert Dusar werd geredigeerd op basis van gesprekken samen met steller dezes. Verder is er een revelerend artikel van Dra. Lut Dusar over de Boeck en de eeuwigheidsgedachten en herinneringen van Marc Galle. De commentaar bij de werken is van Jan Kelver.
EMIEL VAN DER DONCK, Christelijk leven in de wereld van nu, Eigen beheer (Kempischesteenweg Hasselt), 1976; 158 blz. - Dit boek kan nuttig zijn voor al wie klaar wenst te zien op ideologisch en praktisch plan in deze rumoerige tijd. De wereld van nu met zijn totale ommekeer der waarden, de eeuwige actualiteit van het leven als Christen, de problematiek van de jeugd: dit zijn de hoofdpunten van het betoog, geschreven door een man met veel ondervinding en met een diepe bekommernis om de mens.
GODFRIED OOST, OMER TANGHE e.a., Eén van hart en geest, Hernieuwenuitgaven, Roeselare, 1976; 237 blz. - Per maand hebben de samenstellers gegevens, gedichten en diverse teksten gegroepeerd, die kunnen helpen om in missionaire geest te bidden en zich te bezinnen: er zitten werkelijk zeer mooie dingen tussen.
JAC LEDUC, Hasselt Gisteren en Vandaag. Recent grafisch werk, 1977; Eigen beheer (Oude Kuringerbaan 115, 12.000 fr., brk. 335.002728776). - Een zeer mooie collectie van 21 litho's, 52 × 37 cm, alle origineel, beperkte oplage van 72 exx. Met de inleider Karel van Bockrijck kunnen we stellen dat de steendrukker vooral aan het thans niet meer bestaande straatbeeld aandacht heeft geschonken, zodat we echt met historische documenten te maken hebben: ‘Een pleidooi ter vrijwaring van een bedreigd stadsschoon, zo gaaf als het nog altijd is’. Kenschetsend is dat de artiest meer belang hecht aan het gewone leefmilieu dan aan de post-kaart-monumenten. Een waardevol bezit!
ANDRE DEMEDTS, GODFRIED OOST e.a., Jozef Camerlynck. Zo was hij, Uitg. Bank van Roeselare, 1977. - Deze In memoriam-publicatie is een verdiende hulde aan een bankier, die een groot hart voor de mensen en een grote liefde voor Vlaanderen aan het zakenleven heeft weten te verbinden. Wat hij als bankier was beschrijft ere-minister Albert de Gryse in zijn inleiding. Deken Godfried Oost overloopt de caritatieve activiteiten van de overledene, waartussen het jeugdhuis ‘Onze Kinderen’ de voorrang had. André Demedts toont hem als mecenas voor alles wat de Vlaamse cultuur diende, in de eerste plaats het Tijdschrift ‘Vlaanderen’ en het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, die hem zoveel verschuldigd zijn: hij onderlijnt dat Camerlynck steeds optrad ‘voorbeeldig en trouw, en om niet op te vallen steeds in de schaduw’. Wij kunnen hem niet dankbaar genoeg zijn.
EUGEEN MATTELAER e.a., Ontmoeting. Poëziebundel, Eigen beheer (Binnenhof 16, Knokke-Heist), 1976; 78 blz., 150 fr. - Ons redactielid ere-burgemeester van Knokke-Heist Dr. Eugeen Mattelaer heeft het prijzenswaardig idee gehad een bundel samen te stellen waarin alle dichters en dichteressen, zowel jongeren als ouderen, uit zijn gemeente aan het woord konden komen. Het werd een bloemlezing, die er echt mag zijn. Verzen van: L. Coolman, M. Dekeyzer, J. Deroose, A. D'hont, A. Ghekiere, E. Mattelaer, A. Mattheuws, M. Meire, J. van Kerschaever, G. Vermeille, W. Vervarcke, R. Willems. Mensen met bekende namen hebben hier samen willen verschijnen met totaal onbekenden: een uitzonderlijke vorm van solidariteit, die men niet genoeg kan appreciëren. Het idealisme van E. Mattelaer alleen heeft dit mogelijk gemaakt.
A.S.
JULIEN VAN REMOORTERE, De laatste uit het nest, D.A.P. Reinaert, 246 blz. - Het besluit van een trilogie die als een cirkel terugkeert naar het begin van deze ontwikkelingsromans. Romans zoals hier het geval weer is, vinden steeds lezers omdat ze een verhaal opbouwen uit een snel herkenbare wereld. De auteur is bekend als een vlot schrijver die weet te scheppen tot het psychologisch watermerk in het papier staat te lezen. Er is meer. Wie te snel leest, zal enkel de volkse, zelfs ruwe toon opmerken, wie alles leest, zal ‘de camouflage (zien) voor iets wat dieper in me zit’; omdat de auteur in alles wat hij schrijft een metafysische achtergrond verraadt, biedt hij meer dan gelijkaardige verhalen b.v. die van Piet Van Aken. Hij biedt de betrekkelijkheid, de contingentie der generaties. Het is niet toevallig dat ook adolescenten deze romans van mijn voorganger in de redactie graag lezen.
J.d.P.
FERNAND FLORIZOONE, Lezen in de appelboom, Orion 1976. - Poëzie van een herkenbaar landschap, van een voortdurende aandacht voor wat er leeft. Eerder rustig geconcentreerde aandacht voor het taalgebeuren in het vers, minder lyrisch, meer plastisch zoals bij dichters op die leeftijd (oVeurne 1925). Dat een vers over geluk voorop wordt gezet in de bundel en niet achterop zoals wel bij de besproken bundel van Handtpoorter is ook wel niet toevallig voor beide dichters.
FERNAND FLORIZOONE, Een reiger van klei, eigen beheer Sint-Kristoffelstraat 12 te 8320 Brugge. - Deze bundel gedichten bevat werk dat te Gent en te Halle met een tweede prijs bekroond werd. Opvallend is het heimwee, het verdriet, de onmacht die zich naar de natuur wendt en de muziek om geheeld te worden. Soms word ik direct aangesproken en is de verwijzing naar Griegs' Peer Gynt, overbodige vulling:
HERWIG VERLEYEN, Een tuiltje vlinders, Orion Brugge. - Omdat de stroom van belangstelling voor het haikoegedicht in onze letterkunde aanhoudt, verwijzen we nog graag naar deze bundel kortgedichten die vooral door de Vlaamse fauna en flora werden geïnspireerd zoals de dichter in zijn inleidend essay over het genre zelf vaststelt. De speelsheid en de opmerkingsgave van de dichter slaat nog het
| |
| |
best aan door een paar voorbeelden te geven:
Borstjes als lijsterjongen
Alleen de puntjes van hun
Bekjes verraden de plaats.
Komt, op mij wacht. Zeg haar, dat
FERNAND BONNEURE, Op goede Voet, Colibrant Deurle 1976. - Deze fijne bundel van onze vroegere redactiesecretaris verdient de aandacht van wie vormbeheersing en diep gevoel de tekenen noemt van waarachtig dichterschap. De tegenstelling tussen vrouwelijke tederheid en mannelijke scherpte die onhandig wordt, zich verbergt in agressiviteit, wordt hier op een meer dan behoorlijke manier uitgesproken.
GERDA BERCKMOES, Mijn tweede huis, Colibrant Deurle 1976. - Van haar lazen we reeds verzen in ‘Poëtisch bericht’. Poëzie die in schoonheid spreekt van eenzaamheid en verlangen naar de geliefde. In het parlando voelen we het zoeken naar een eigen stijl en een nieuw beleven. Soms is het vers scherp: Het huis, ik heb het niet bemind...
(j.d.p.)
FRANS CORNELIS, Avondrood, uitgave Dimensie 1976 Antwerpen. - De uitgaven van de groep Dimensie vertonen enige eenheid omdat ze cirkelen rond themata uit de stroming van het nieuw romantisch levensgevoel dat ook in deze bundel zijn verwoording zoekt. Wie met meer precisie de vergelijking wil maken met de romantiek zal toch nog verschillen met het sentimentalisme van toen vaststellen, de neorealisten hebben toch zuiverend gewerkt zodat het vooral tederheid en schoonheidsverlangen is dat in deze stroming wordt beleden. De poëzie van Cornelis toont het romantisch levensgevoel door de duidelijke contrasten die ze oproept en laat vervloeien: de witte nevel / aan de horizont / van het paradijs // de schoonheid van de nacht; wit en zwart zijn teken van verlangen en eenzaamheid.
(j.d.p.)
FERNAND HANDTPOORTER, Bericht uit de gekwetste tuin, Colibrant Deurle 1976. - Deze poëzie opent de ogen voor zowel het verval, de kwetsuur als voor de zonsopgang, de tuin. Of om de dichter te citeren: geluk wordt op een lage toon gezongen. Mij valt nog het meest op de vraag naar geborgenheid en veiligheid, bescherming. Zijn vers wisselt af tussen het eindrijmend kwatrijn en het vrije vers, wat geen toeval is voor wie het bericht van deze goede bundel: ‘de tederheid in onze strot bedwongen / het grote lied dat elders wordt gezongen’ heeft beluisterd in de stilte.
JAN BIEZEN, Ik herkende je in het Parsisvuur, Yang Gent 1976. - Deze dichter, een der stichters van de Antwerpse groep Dimensie, benadert de lezer het best vanuit het vitalisme; een dichter die de stem van het volk wil zijn en in de beschaving naar de archetypes, de tekens van onze verbondenheid zoekt. Alles blijkt toch ook weer de tocht naar de verloren geliefde, de pijn om wat de wereld in zijn ellende blijft:
Typisch voor Jan Biezen is ook dat hij veel belang hecht aan de opbouw van zijn bundel: hij draagt telkens acht verzen op aan een dichter: nl. aan Willem M. Roggeman, Jan Arends, Paul Snoek. Iets daarvan vinden we weer in zijn gedicht dat ‘Poëtisch Bericht’ brengt: nl. aan André Demedts.
(j.d.p.)
JAN BIEZEN, Omtrent de vrouwen in haar die ik liefhad, De Beuk Amsterdam 1976. - Deze dichter is bijzonder actief en produktief. Niet minder dan 56 gedichten telkens ingeleid door een Engelse versregel met op het eind ‘the right honourable Lord Byron’. De neoromantiek of het neo-vitalisme verlaat hier nooit de heheersing van het kwatrijn. Ook hier weer treft de lezer de ruimte van het wereldgebeuren, het algemeen menselijke waaruit de tekens van voorbije tederheid en verval worden afgelezen en dooreengeschud. Dit sincretisme van cultuurgegevens verraadt m.i. juist het gebrek aan geborgenheid.
(j.d.p.)
IGNAAS VEYS, Aperitief (Yang Poëzie Reeks, Gent) is de titel van een dunne, doch degelijke dichtbundel van de Dilbeekse dichter Ignaas Veys, die de INI-prijs voor poëzie (1975) en de poëzieprijs van Vlaams Brussel (1976) mocht ontvangen. Hij debuteerde in 1967 met de niet onaardige bundel ‘Tussen zon en schaduw’. Hierop volgden er nog een zestal, benevens de roman ‘Ontaard journaal’ (1973). Poëzie van zijn hand werd vertaald in het Engels, Frans, Duits en Roemeens. Hij was redacteur van de literaire tijdschriften ‘Morgen’ en ‘Zenith’ en gedurende enkele jaren ook bestuurslid van het P.E.N.-centrum Vlaanderen. Ignaas Veys is een bescheiden jongeman met talent, die zijn impressies op een geëigende wijze weet uit te drukken in sfeervolle, door een gemis ietwat zacht overdroefde romantische cyclische verzen. Wat we hier in deze bundel mee beleven is ‘de langzame droeve groei van het verhaal’: liefde, verraad, verdriet. Het accent ligt vooral op de innerlijke realiteit, op de zo gevoelige wereld van de kwetsbare gekwelde geest, want: ‘de vreemde vragen genezen niet’, waartegen hij zich tracht te weer te stellen: ‘Ik weet het - er is geen verdriet. Het hoeft ook niet’.
We mogen de dichter loven om de innerlijke eenheid in de opbouw van de bundel. Wij geloven in zijn poëtische waarheid. In hun geheel gelezen komen, uiteraard, deze cyclische gedichten met hun woordgestaltevelden, en meteen de poëtische capaciteiten van de auteur, meer tot hun recht dan in onderhavig afzonderlijk gepubliceerd vers. ‘September’:
Sterfelijk en zonder liefhebben.
Het lijkt alsof de treinen
trager rijden in de nacht
nu ik zachtmoedig luister
naar de geluiden die kruipen
in een droefheid van een vreemde reis.
| |
boeken over kunst
Dr. ERICH WIDDER, Kirchenkunst im Osten, Oberösterreichischer Landesverlag, Linz, 1970; 128 blz. tekst, 228 blz. zwart-wit illustraties, 8 vierkleurentafels, 27 × 22 cm., linnen band. - Deze prachtige uitgave van onze Oostenrijkse vriend is reeds enkele jaren verschenen maar meer dan ooit actueel. Op eigen initiatief is de auteur het ‘andere Europa’ gaan doorreizen: meer dan 50.000 km legde hij af in Polen, Tsjechoslovakije, Hongarije, Joegoslavië, Roemenië, Bulgarije en tenslotte Sowjet-Rusland om ter plaatse foto's te nemen en opzoekingen te doen in de fascinerende wereld van de Oosterse religieuze kunst, die in haar verscheidenheid reeds van in vroege tijden toch een vrij grote eenheid vertoont. Daarnaast heeft hij ook een zeer uitvoerige literatuur doorgewerkt. Dit boek brengt een synthese zowel voor de architectuur als voor de schilderkunst, de onvolprezen ikonen die hier in hun natuurlijk milieu gesitueerd worden. Ook de diepere verbondenheid met het latijnse Westen komt duidelijk tot uiting. Verstandige toeristen, die meer en meer deze landen gaan bezoeken, zullen ongetwijfeld aan dit boek grote vreugde beleven. Zij zullen er ook de overtuiging uit halen dat er in deze landen iets onuitroeibaars is wat niet door politieke regimes kan verwoest worden, omdat het zo diep geworteld is in de bevolking zelf. Dr. Widder, die de auteur is van ‘Kirchenkunst der Gegenwart in Europa’ (1968) en van ‘Alte Kirchen für neue Liturgie’ (1968), was de aangewezen persoon om de parallellen te trekken tussen Oost- en West-Europa. Behalve het zeer ruime fotomateriaal vindt men in het boek ook kaarten en grondplannen, die de besproken werken duidelijk situeren.
ROGER AVERMAETE, Rubens en zijn tijd, Uitgave De Arcade, Brussel 1977; 4.900 fr. - Het eerste dat opvalt aan dit schitterend nieuw Rubensboek, dat zijn de rubeniaanse allures ervan, die gemakkelijk in cijfers kunnen weergegeven worden: 31 cm. hoog, 27,50 cm. breed, 7 cm. dik, 4 kgr. gewicht, 460 blz. zwaar speciaal gemaakt 160 gr. papier, 90 opgeplakte 4 kleurendruk illustraties groot formaat + 3 op dubbele bladzijde, 167 afbeeldingen in een of twee kleuren + 16 offsett kleurbladzijden; dat alles in een rode goudbedrukte vollinnenband en koker. Daardoor reeds is het een waardige hulde geworden voor de grote Antwerpse meester
| |
| |
bij de 400ste verjaring van zijn geboorte.
Deze prestigieuze uitgave is in de eerste plaats een pronk- en een kijkboek, dat door het illustratiemateriaal imponeert. Hierbij werd vooral naar een grote variatie gezocht, die trouwens samenhangt met de grote diversiteit van Rubens oeuvre zelf. De keuze der gereproduceerde schilderijen blijft niet beperkt tot werken in Belgisch bezit maar beantwoordt aan de universele spreiding ervan, die trouwens zelf een bewijs is van hun universele betekenis, tot spijt van kortzichtige chauvinisten die het hele werk van Vlaanderens grote kunstenaars in Vlaanderen zelf zouden willen bewaard zien. Principieel heeft de samensteller een aantal onder de meest bekende werken geweerd (blijkbaar veelal religieuze) en vooral aandacht gehad voor details en voor kleinere minder bekende werken, met een voorkeur voor de portretten, de naakten, de landschappen. Werken van tijdgenoten en navolgers, zelfs uit latere eeuwen komen in het boek eveneens voor. Terecht werd veel belang gehecht aan het grafisch oeuvre van Rubens en aan documenten zoals brieven, stadszichten, medailles e.a. die tot een beter begrip van de kunstenaar kunnen bijdragen. De illustratie en de typografische afwerking zijn ongetwijfeld het waardevolste van dit prachtig uniek boek.
De auteur heeft terecht de Nederlandse versie van het boek aan iemand anders toevertrouwd. Spijtig dat de goeie man die deze taak op zich nam een vertaling bracht, die voortdurend door zinsbouw, gedachtengang en taaleigen aan het Frans doet denken. Bepaald hinderlijk is het ook als b.v. Savonarola, Vincenzo Gonzaga en de hertog van Lerma met hun verfranste namen worden vernoemd, of als ‘majorité’, ‘meerderheid’ wordt i.p.v. ‘meerderjarigheid’, ‘vicaire’ ‘Vicaris’ wordt i.p.v. kapelaan.
Roger Avermaete beoefent noch de rubensstudie noch de kunstgeschiedenis noch de geschiedenis in het algemeen als Wetenschappen (met hoofdletter). Hij is integendeel een meesterlijk causeur, een gepassioneerde voor de ‘petite histoire’, de anekdote, die uiteraard voor fiorituren vatbaar is. Daarom is hij o.i. de aangewezen man om een dergelijk boek te schrijven. Het vrouwelijk deel van het lezerspubliek is immers minder geinteresseerd in stijlstudie en analyse van schilderwerken dan in b.v. de tragische liefdesverhouding van Rubens' vader met de vrouw van Willem de Zwijger, of de amoureuze esbattementen van Buckingham, of de relatie Rubens-Hélène Fourment. En het mannelijke lezerspubliek ziet in Rubens liever een burgerman, die zich door carrièrezucht, intrige, ambitie, relaties, kruiperijen en streken allerhande opwerkt tot een groot personage in de maatschappij dan een hard werkende, strenge, eerlijke, diep godsdienstige, aan gezin en land getrouwe man, drager van de idealen der contrareformatie. Vooral de gearriveerden in onze gewetenloze, materialistische samenleving zullen zichzelf best in het eerste type herkennen.
De waarheid is ongetwijfeld dat Rubens én het ene én het andere was, omdat tenslotte elke mens een vat vol tegenstrijdigheden is; en dat zal wel speciaal het geval zijn geweest voor de zoon van de sluwe Sinjoor Jan Rubens en van de hoogstaande vrouw die Maaike Pypelincx uit Kuringen was. De Rubensdocumenten zijn trouwens zo talrijk dat men verplicht is een keuze te doen bij het maken van een biografie. Dat de keuze van Avermaete subjectief is geweest hoeft geen betoog en het was bovendien zijn goed recht ook, want Rubens is zo groot dat iedereen zijn eigen Rubens kan construeren.
BARBARA LEUNER, Psychoanalyse und Kunst. Die Instanzen des Inneren, Dumont Kunst-taschenbücher, Köln, 1976, 160 blz., 9,80 DM. - Sedert Freud aan de hand van het ‘geval’ da Vinci aan psychoanalyse van de kunst(enaar) begon te doen, zijn velen hem gaan navolgen, zonder dat echter een uitgewerkte theorie werd gebouwd. B. Leuner is psychiater en kunstenares (o1920) en steeds een trouwe freudiane. Nu heeft zij in een handig en helder boekje een onderzoeksysteem - of althans de grondbeginselen ervan - uitgewerkt. Zij wil aantonen dat psychoanalyse en kunstinterpretatie aan elkaar kunnen verbonden worden, uitgaande van de idee dat men het kunstwerk op dezelfde wijze dient te interpreteren als de droom. Wat dan betekent dat het persoonlijkheidsmodel van Freud moet centraal staan, met de drie instanties van het innerlijke: het Es, het Ich en het Über-Ich. Aan de hand van een zeventigtal gereproduceerde werken, hoofdzakelijk uit de moderne kunst, wordt gedemonstreerd hoe alles perfect klopt in Freuds visie... of althans moet kloppen.
GABRIELE STERNER, Jugendstil. Kunstformen zwischen Individualismus und Massengesellschaft, Dumont Kunst-taschenbücher, Köln, 1975, 190 blz. - G. Sterner (o1946). Ze promoveerde over de Franse Art nouveau en is verbonden aan het Münchense Jugendstilmuseum; ze bekent reeds kleur in de titel: zij lijdt niet (meer) aan psychoanalitis, maar aan sociologitis, een kwaal die veel van haar generatiegenoten treft. Wat niet belet dat de profeet van de Jugendstil, onze Henry van de Velde, inderdaad de ‘Kunst voor de gemeenschap’-idee van Morris overnam, maar zijn enthousiasme voor de gotiek - waarvoor van de Velde allergisch was - verving door een Japans geïnspireerde enthousiasme voor de grillige arabesken van de natuur, wat dan leidde tot de beruchte, decenniën lang verafschuwde en nu weer mateloos door de nostalgie-beweging verafgode, ‘vermicelli-stijl’. Hoe het verder verliep in heel Europa (en de USA) leest men in dit werkje. Rijkelijk geïllustreerd: 93 afbeeldingen, waarvan 20 in kleur.
HANS OHFF, Anti-Kunst, Droste Verlag, Düsseldorf, 1973; 192 blz., 24 DM. - Heinz Ohff (o1922) is kunstcriticus bij de Berlijnse ‘Tagesspiegel’ en heeft reeds veel gepubliceerd over anti-kunst. Dit eveneens rijkelijk maar uitsluitend zwart/wit geïllustreerd boek brengt (nu al!) een naar volledigheid strevende cataloog van alles wat sedert het futurisme tot heden een anti-kunst-tendenzen te bespeuren valt. En dat is niet weinig, vooral als men zoals Ohff nogal annexionistisch is aangelegd en zelfs het hyperrealisme wil inschakelen. Volgens Ohff - en men kan hem niet helemaal ongelijk geven - is de grondslag van de moderne kunst precies de skepsis over de kunst zelf of althans over wat eeuwen lang voor kunst doorging. Op de vraag of deze skepsis niet voortvloeit uit een gevoel van onmacht vanwege de moderne kunstenaar gaat de auteur niet in. Hij ziet de Anti-kunst niet als niet-kunst, maar als een nieuwe mogelijkheid voor de menselijke creativiteit. Dat het onbehagen over de kunst waaruit de anti-kunst ontstond, gevolgd moest worden door een nog groter onbehagen over de anti-kunst waaruit de actuele estetiserende nostalgiestrekkingen voortkwamen: dat heeft Ohff in 1973 blijkbaar zelfs niet kunnen (of willen) vermoeden. Documentair waardevol overzicht.
| |
periodische uitgaven
⚫ | Dimensie 1e jrg. nr. 2, januari 1977 p.a. Jan Biezen, Haringrodestraat 81 - 2000 Antwerpen, 300 fr. (vier nrs.) op 062-4371320-71 Gemeentekrediet. Dit nummer bevat o.m. bijdragen over ‘Wat is romantiek?’ van Willem Persoon, Werner Pauwels, Charles-Etienne Geerts, Wieny Curvers. Gedichten van Leopold M. Van den Brande, Dries Jansen, Gery Florizoone, Joe Oostvogels, Wim Hazeu, Jan Wesselo, Jozef Vandromme, Ton Veugen, Guido Buys, Angela Walravens, Luk Vereecken, Lou Heynens, Nadine Elen, Gie Luyten, Mya Maas, Luc Benats, Mark Bruynseel, Ignaas Veys, Wouter Kotte, Jotie 't Hooft, Roel Houwink, Christine Spierings, Jeanne Verdonckt. Proza van Herwig Waterschoot en Willy Lauwens. Een artikel over Bert Pelemans poëzie schrijft Gust Wittebols, over haikoepoëzie doet dat Karel Hellemans. |
⚫ | Poëziekrant 1977 nr. 1, tweemaandelijks, waarin opgenomen Hagelslag, 175 fr. giro 441.7009051.76, Nazarethstraat 41 te 9720 de Pinte. Dit nummer biedt: een interview met Walter Haesaert, besprekingen en verzen omtrent Jozef Deleu, Arie van den Berg, Jan Biezen, Manuel Kneepkens, Bert Kooijman, Nicole Doise, Geert Van Beek, Brian Patten. Verder gedichten van Remco Ekkers, Armand Van Assche, Daniël Billiet, Han Grüschke, Gerda De Vrieze, Wim Nimmegeers, Anna Bruin, Rik Schrauwen, Frank de Crits, Gery Floorizoone, Luuk Gruwez, André Phillippaerts, Henk Huisman, Gi Mateusen. In de tijdschriftenspiegel vinden we: Gedicht, DWB, Nieuwe Stemmen, Vandaag, Radar, Trap, Slib, Vlaanderen. |
⚫ | Tijdingen, Mededelingsblad van het Justus de Harduwijngenootschap voor Oudegem en Mespelare, 1976, sept. nr. 28, driemaandelijks, redaktie: Past. Just. de Harduwijnstr. 32, 9320 Ouwegem. |
⚫ | Jaarverslag 1974. Provinciale Dienst voor Cultuur, Uitgave Provincie West-Vlaanderen, 1976 (232 blz., geïllustreerd); bestellen: Administratief Centrum van W.-Vl., Leopold III-laan 41, 8200 St.-Andries/Brugge). - Zoals Gouverneur van Outryve d'Ydewalle in zijn inleiding schrijft is dit het 20e cultureel jaarverslag van de Provincie. Het jaar 1974 is een moeilijk jaar geweest, vooral omdat de Dienst
|
| |
| |
| van de Zilverstraat naar het nieuw Administratief Centrum verhuisde met inbegrip van zijn reeds rijke bibliotheek en archief. Toch heeft deze extra-inspanning geen schade gedaan aan de culturele activiteiten, die minstens even uitgebreid en waardevol waren als in 1973, zoals uit het verslag blijkt. Met vreugde stelt men het belang vast, dat geschonken wordt aan kunst en letteren. De aangroei van het Prov. Museum voor Moderne Kunst is biezonder indrukwekkend. Vergeten we ook niet dat 1974 het jaar is geweest van de 3e Triënnale van Brugge, waarvan de Prov. Cultuurdienst medeorganisator is. |
⚫ | Open Deur, Tds. Min. van Nederlandse Cultuur (red. Koloniënstraat 29-31, 1000 Brussel). - 1976, 7: O.a. Alg. Conferentie der Letteren; Cultureel Centrum Strombeek-Bever. - 8: O.a.: Cultureel Centrum Hasselt; Beschermde monumenten. - 9: O.a. De Opera van Vlaanderen, geschiedenis en toekomst (J. Fleerackers), Voorstel van Opera-decreet en van Statuten; Cult. Centrum Zolder). - 10: O.a. Ontwerp Nederlandse Taalunie; Resultaten van het Nederlands taalbeleid te Brussel; Cult. Centrum Ter Dilt, Bornem. Het verslag over de subsidiëring van de letteren is nog niet verschenen; we hopen dat het niet vergeten wordt. |
⚫ | Jaarboek 1975, Kon. Academie voor Wetenschappen, Letterkunde en Schone Kunsten, 1976; 450 blz. - Behalve de gewone kronieken vermelde we het In Memoriam Kunsthistoricus Dr Fr. J. Sanchez y Canton (H. Pauwels), en Oud-testamenticus Sir Godfrey Driver (J. Coppens). Informatie over de prijsvragen der academie hebben we vroeger reeds medegedeeld. Als prijswinnars vermelden we o.m. P.R. Goris (grafzerk Jos Hendrickx), Fr. Gyselynck (Strijkkwartet) en Frieda van Tyghem (‘Het stadhuis te Gent’, kunsthist. diss.). Onder de publicaties der academie vinden we voor '75 werk van o.m. onze leden G. Verbeke, F. De Smidt, E. Dhanens, J. Duverger, J. Robyns en H. Pauwels. |
⚫ | Biekorf. Westvlaams Archief (red. A. Dewitte en A. Viaene, Annunciatenstr. 83, Brugge; 300 fr., pc. 000.0617780.84 Biekorf, Brugge). - 1975-76, 5-6: O.a. De Triakel in verzen van St.-Janshospitaal (L.J. Vandewiele), Bedevaart naar Compostella (A. Viaene). - 7-8: O.a. Liedeke op beleg van Nieuwpoort 1489 (Lori van Biervliet), Vlazele aan het IJzerfront (M. Cafmeyer), Flandrenses aan universiteiten Parijs, Leuven en Leiden, 16o E. (A. Dewitte), Brugse goud- en zilversmeden, 1251-1587 (A. Dewitte). |
⚫ | Adem, Tweemaand. tds. v. muziekcultuur (red. Herestraat 51, Leuven; abonn. 250 fr., pr. 000.0528959.18 Het Madrigaal Leuven). - 1976, 5: O.a. Gregoriaans (Mgr. De Smedt), Gery Gelderenberg en het Kerklied (N. vanden Abbeele), Generatiefeest Kerstmis (P. Schollaert), Cantica uit Lucas-Evangelie (I. de Sutter), Marinus de Jong (Jan Coeck), Inhoudsopgave 1976. Hoofdthema van het nummer is ‘Generatieverschil’. |
⚫ | Nieuwe Stemmen, Tweemaand. literair tds. (red. F. vander Poorten, Merestr. 141, Aalst; abonn. 100 fr., pr. 1451.50 Kath. Jongerengemeenschap Brussel). - Aug.-sept. '76: O.a. gedichten van R. Verbeeck, Jotie 't Hooft, G. Florizoone, R. Schrauwen, Fr. Deschoemaker, I. Veys; Frans de Peuter brengt een fragment uit ‘Corpus Alienum’; poëziespiegel van A. de Longie. - Dec.-jan. 77: Kort essay van Albert de Longie over A. Demedts is de hoofdbrok van dit nummer. Verder een studie van Joris Denoo over Sybren Polet als dichter, gedichten van N. Doise en Bea de Longie, besprekingen van Wiel Kusters. |
⚫ | 't Kofschip, Tweemaand. tds. van 't Kofschip-Kring (Samenstelling G. Luyten; 300 fr. brk. 001.0473024.31). - 1976, nr. 5: O.a. gedichten van G. Florizoone, J. Kinnaer, R. Faesen, An van Gool, J. Biezen, Bart, W. Copmans, H.V. Ginds, Ach. Janssens, W.V. Craen, Th. Franssen, F. Boeken, J.v. Elst. Boekbesprekingen van I. Veys en R. Vanbrabant. Presentatie van Arthur Meersman (Ksch.) en Alice van Meirvenne (Ksch. en dichter) door Gie Luyten. |
⚫ | Creare, Tweemaand. tds. (red. W. Copmans; 200 fr. brk. 000.0181294.01 Creare, Geel). - 1976, nr. 6: O.a. Gedichten van J. Kruit, H. Grüschke, Chr. Guirlande, G. Luyten, L. Verdonck, Fr. Verboven; ‘De dokter vertelt’ verv., Al. Verwaest; studies van Raf Belmans (P. Benoit) en W. Copmans. Het Kerstgebeuren in klank, woord en beeld (door Raf Belmans). |
⚫ | Schuim, Tweemaand. tds. v. Lit. en Kunst (red. G. Luyten, Heldenlaan 3, Paal; abonn. 350 fr. br. 235.0036090.18 Schuim, Hasselt). - 1977, nr. 1: Vernieuwde redactie en presentatie. Gedichten van o.m. J. Biezen, R.J. van de Maele, Pieter Aerts, D. Hilven, T. v. Turnhout, Bert Willems, F. Herzen, M. Trippas, L. Benats, G. Luyten, M. Journee, G. Drieskens, A.M. Surinx. Prozateksten van Luc Benats, Lambert Swerts, J. Biezen. Een opmerkenswaardige declaratie van René Swartenbroekx over de ondermijning en politisering van de jeugdliteratuur. Besprekingen van Dries Janssen. Een blad waarvoor hard gewerkt wordt, bruisend van vitaliteit. |
⚫ | Campiniana, 1976, nr. 3. Dit nummer bevat twee lezingen: Beeldende kunsten en Honderd Jaar Muziekleven in de Kempen door Remi de Cnodder en Raf Belmans, gehouden voor de Vereniging van Kempische Schrijvers. Het ligt in onze bedoeling in 1978 een nummer over jonge Kempische kunstenaars te brengen. |
⚫ | Oostland, Org. Vereniging Limburgse Schrijvers, (Red. Tr. Hoewaer, Toekomststraat Hasselt; abonn. 300 fr.). - Dec. 1976: O.m. Homelie Kan. Vander Donck bij 40-jarig bestaan der V.L.S., overzicht van 40 jaar activiteit (M. Bussels), verslag van laatste 3 jaar (Tr. Hoewaer), Hulde aan Goeverneur Roppe (M. Bussels); In Memoriam S. Ramaekers, Jan Custers en Albert Dusar (E. Heidbuchel). |
⚫ | Appel, Letterkundig tds. (Red. Roger Vanbrabant en Guido Wulms; abonn. 300 fr., pr. 453.6155251.12 Appel, St.-Truiden). - 1976 nr. 4: O.a. Presentatie Robin Hannelore (J. van de Weghe, R. Vanbrabant); teksten van G. Wulms, J. Ghysen, Piet Avi, A. Spreutel, Mia Maas; berichten. Bekroonde gedichten van Poëzieprijs van St.-Truiden. |
⚫ | Filter, Driemaandelijks tds. voor en door jongeren (Red. Anne Crivits, Stationsstraat 3, Jabbeke; abonn. 200 fr., br. 293.003907.95). - 1976 nr. oct.-dec.: O.a. Gedichten van Fil Hantko, Omer van Hecke, Ton Westerink, Rik Schrauwen, Joost Nysen; proza van Jan Backx en Patrick de Bruyn. Uitslagen Filter-prijskamp. |
⚫ | Mededelingen Vereniging Vl.-nat. auteurs en publicisten (Snellaertkring tnv W. Cobbaut, Bosstraat 2, Baardegem) - O.a. Lambert Swerts 70 jaar, Jet Jorssen over amnestie, Confer. Ned. Letteren, Jet Jorssens trilogie; berichten. |
| |
catalogussen
⚫ | Constant Lambrecht, Monografie, De Grote Ster, Kerkstraat 14, Damme. - Een zeer mooie brochure met een lyrische tekst van J. de Moen en prachtige reprodukties (sommige in kleur) van het nog te weinig bekende werk van deze begaafde Westvlaamse kunstenaar. |
⚫ | Louis Ghysbrechts, Cataloog tentoonstelling Cultureel Centrum Hasselt: een plaket dat, vooral dank zij de zeer goede reprodukties en foto's van de kunstenaar aan het werk, toelaat enigszins door te dringen in de geheime wereld waarin zijn kunst zich beweegt. |
⚫ | Meesterwerken uit privé-verzamelingen met als thema ‘Dieren met of zonder mensen’, Cataloog Tent. BP Building Antwerpen oct.-nov. '76. - Wederom een kleine cataloog maar met uitstekend zw.-w. en kleurillustraties. De tentoonstelling was een selectie gaande vanFrans Snijders († 1757) tot deze tijd. |
⚫ | Honderd jaar museum Plantin Moretus, Tentoonstelling stedelijk Prentenkabinet Antwerpen, mei sept. '76. - Een tentoonstelling van fotografische en andere documenten over de culturele activiteit, die in de laatste 100 j. van het Museum uitging; geïllustreerd. |
⚫ | Zero-Raum. Leihgabe Koch, Kunstmuseum Düsseldorf. - Permanent zijn de werken aanwezig die een mecenas verzamelde over de bekende Zero-groep (ruim opgevat) en aan het Düsseldorfse museum ten geschenke gaf; reproduktie van elk der 27 werken, met een ruime commentaar zowel over de beweging als over de individuën, die erbij horen. |
⚫ | Aspect 3, 27 Hedendaagse Belgische schilders, Tentoonstelling samengesteld door het Gemeentekrediet, Brussel-Charleroi-St.-Niklaas-Knokke 1976. - Handige en goedgemaakte catalogus met beknopte presentatie van de artiesten o.m. Rob. Clicque, Danyel (Debruyne), Antoon De Clerck, Willy De Sauter, Louis Ghysebrechts, Urb. Herregodts, Jacques 't Kindt, Agnes Maes, André Naessens, Roger Raveel, Staf Renier, Richard Simoens, Yvan Theys, N.v. Lierde, Dan van Severen, Jef Verheyen; (dit zijn de deelnemende vlamingen). Van elk werd er een portret en één of twee reprodukties van werken opgenomen (één voor elk in 4 kleuren). |
⚫ | Industriële vormgeving, Tent. Provinciaal Begijnhof Hasselt, jan.-mrt. '77. - Een originele cataloog, rijkelijk geïllustreerd. Inleiding: gedep. Mr. E. Smets, Piet Stockmans en Ludo Raskin. De prov. comm. van kunstambachten gaf de cataloog uit samen met de prov. cultuurdienst. |
⚫ | Prima Mostra Internazionale di Arte Sacra per la Casa, Angelicum Milano. - Ingeleid o.m. door een tekst van Nicola Sebastio, de organi- |
| |
| |
| sator van deze tentoonstelling van gewijde kunst voor de woning; titel ‘Sperando contro ogni Speranza’ aansluitend bij de actie van SIAC, waarvan de auteur voorzitter is voor Italië. Vooral Italiaanse werken, maar ook een goede vertegenwoordiging uit Frankrijk, Duitsland, Spanje, Zwitserland. Een groot aantal werken zijn gereproduceerd, meer bepaald alle buitenlandse. Een merkwaardig initiatief. |
| |
vlaamse discoteek
ZIE JE, IK HOU VAN JE. Langspeelplaat vol liefdespoëzie, gezegd door Tine Ruysschaert (Eufoda nr. 1031 Stereo/mono). - Haar bijzondere verdienste als voordrachtkunstenares is, dat zij deze meestal contemplatieve gedichten voordraagt zonder dat zij ze eigenlijk ‘voordraagt’; daarom staat op het kaft vermeld: ‘gezegd’. Maar hoe juist gezegd, hoe doorvoeld, hoe zacht en diep bewogen; met een nooit nalatende wisseling van het louter noemen en het levend voelen van wat de dichter schreef. Zo is de luisterende ruimte waarin de zeggende stem van Tine Ruysschaert klinkt (ik ging haast schrijven ‘ruist’) als dat blanke blad van de dichter en haar stem is de woord- en klankgestalte van zijn denken en voelen. Nergens is de voordraagster een ‘declamatrice’, steeds is zij een functioneel sober medium, dat de re-creatie in haar gebeuren laat. Dit is voordragen in zijn tegelijk meest bescheiden en meest intens-belevende staat. Zij doet het woord leven op het ritme van het bloed van de dichter, waarmee zij haar eigen ritme verenigt. Hoe groot haar vermogen tot nuanceren is, maakt zij ons enkele keren zeer duidelijk, b.v. wanneer zij van een contemplatief gedicht van W.M. Roggeman overschakelt naar het speelse ‘meisje van mijn hart’ van G. Bursens. Een bijzonder compliment verdient Tine Ruysschaert voor de bloemlezing zelf van deze plaat waarop zovele namen prijken uit Noord en Zuid: van Guido Gezelle tot Hans Lodeizen. Wat een dichterlijke eruditie heeft deze jonge, spontane talentrijke vrouw! De langspeelplaat ‘Zie je, ik hou van je’, titel die ook het prille aanvangvers van Herman Gorter is, die over de twee zijden zoveel schakeringen van liefdespoëzie spreidt, tot aan het heerlijk rustige laatste gedicht ‘De geliefde’ van J.L. De Belder is een fijne en toch kleurige waaier: het is een gaaf en rijk poëtisch bezit. Het Davidsfonds dat het
persen van deze plaat heeft gepatroneerd en haar ook verspreiden zal, verdient een extra felicitatie voor de stijl waarmee ze werd voorgesteld in een fraai grafisch ontwerp van Ray Gilles. Zij werd opgenomen in de studio Steurbaut in de produktiereeks Eufoda. Voor enkele juist gedoseerde geluidsachtergronden heeft Dirk Verschraegen gezorgd, onberispelijk uitgevoerd door hemzelf en Rudy Steyaert. De persvoorstelling werd door de Davidsfonds-beheerraad op 9 november 1.1. prima verzorgd in de fraaie nieuwe receptiezaal van de N.V. Kredietbank te Antwerpen, in aanwezigheid van verscheidene Davidsfondsbeheerders en werkers en zeer sympathiek ingeleid door haar voorzitter Prof. Carlo Heyman.
Rik Jacobs
| |
Vrije Tribune
⚫ | Intocht van Christus te Brussel
De vrienden van James Ensor v.z.w. - steunpilaren van de Ensorcultus, maar waar eindigt de cultus en begint de commercie - spannen zich thans in om te beletten dat de ‘Intocht van Christus te Brussel’ voor bijna 110 miljoen fr. Amerikaans bezit zou worden; dit ten gevolge van de grote Ensor-exposities eind 1976 te Chicago en nu tot april in Guggenheim te New York mede-georganiseerd door ons Cultuurministerie (dienst Delmotte). Naakte eigenaars van het doek zijn de erven van bankier L. Franck die het aan zijn kleinkinderen gaf (een niet ongewone en begrijpelijke operatie in de wereld van de verzamelaars). De bankier verblijft reeds vanaf het naderen van W.O. 2 in Zwitserland. Hij kocht het reusachtige werk voor 2,7 miljoen fr. in 1953, maar deponeerde het in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten; het Amerikaanse bod van 1976 bedraagt 2,8 miljoen dollar. Niet weinigen zien in de hele zaak een chantage op ons nationaal gevoel en verhopen dat onze Cultuurminister er niet zal aan toegeven en Ensor niet zal willen beletten zijn taak als ambassadeur van Vlaanderen in de Ver. Staten te vervullen. Het aldus gespaarde geld zou dan voor de levende kunstenaars kunnen ingezet worden en voor de restauratie van kunstmonumenten hier te lande.
Nadat we dit schreven raakte bekend dat het FDF - aldanniet geïnspireerd door de Ensorvrienden - de ‘Intocht’ op staatskosten opeist voor Brussel. De uit de USA teruggekeerde voorzitter der ‘vrienden’ trok naar Zwitserland en vernam van bankier Franck dat deze ervoor zorgen zal dat zijn erven niet de volle som (45 maal de aankoopprijs) zouden eisen, hoeveel weet hij niet. Hij verheugt er zich over dat de pers ‘heeft bijgedragen tot het wakker schudden van het geweten van het publiek’... Wat betekent dat de vrienden wel hopen dat mevrouw de Backer over de brug zal komen met de vele tientallen miljoenen ten voordele van de erven t.t.z. ter deponering in een bank in Liechtenstein, wat zonder meer belastingsfraude aanmoedigen betekent. Intussen weet niemand of het Amerikaanse bod een reële optie is, of een financieel maneuver. Franck komt nog eens praten met de minister. De hoop van de ‘vrienden’ is des te groter doordat er nu drie steden zijn die in competitie komen om het werk te bewaren: Brussel (FDF), Antwerpen (waarvoor Franck opteert) en Oostende (Ensorhuis, waarvoor de ‘vrienden’ opteren). De geschiedenis van het Ensorhuis is een lang verhaal, met onverkwikkelijke episoden; het is hier niet de plaats daarop in te gaan.
(A.S.) |
| |
⚫ | Na ruggespraak met de voorzitter en met instemming van de jongste redactieraad wijst de redactiesecretaris erop dat negatieve bemerkingen over het AMVC te Antwerpen in ‘Vlaanderen’ enkel het standpunt van de steller weergaven, zeker niet het standpunt van het CVKV en evenmin dat van de redactiesecretaris. De steller had trouwens ook niet die bedoeling. Zo gauw de gelegenheid zich voordoet, zal ‘Vlaanderen’ een bijdrage wijden aan de werking en de doelstelling van het Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven en aan het Letterkundig Documentair Centrum (Den Haag) zoals we dat reeds deden voor De Stichting voor Vertalingen (Amsterdam).
José de Poortere, redactiesecretaris |
| |
⚫ | Congres van Male (vertaling)
Ik ontving het tijdschrift ‘Vlaanderen’ dat over het Congres van Brugge handelt. Het is een mooi nummer zowel wat inhoud als wat de grafische inkleding betreft. Ik apprecieer erg de omslag van Setola en zijn twee beeldhouwwerken over St.-Franciscus. Ik heb ook aandacht gehad voor de historische documentatie van de kunstenaarsvereniging CVKV.
Niet lang geleden heb ik op de samenkomst van de Unione Cattolica di Artisti Italiani gesproken over het congres van Brugge en ik zal er eveneens over spreken op 28 juni op de nationale raad van de UCAI...
Hartelijke groeten aan Ued. en de verantwoordelijken van het CVKV.
Nicola Sebastio, Voorzitter UCAI, Milaan. |
⚫ | Felix De Boeck
In uw tijdschrift ‘Vlaanderen’ nr. 155 las ik op blz. 373 met grote verwondering in uw artikel over uw eredeken Felix de Boeck dat Nederlandse Cultuur de werken van de meester heeft aangekocht en aan Drogenbos geschonken. Daar dit een grote onjuistheid is en volgens mijn aanvoelen beledigend voor onze meester wil ik u graag de juiste toedracht van deze zaak ter kennis brengen en hopen in een volgend nummer een rechtzetting te kunnen lezen.
De zestig schilderijen en de elf tekeningen van de meester werden door hemzelf aan het rijk geschonken door bemiddeling van o.a. Marc Galle en het Ministerie van Nederlandse Cultuur. Deze werken, die een overzicht vormen van heel het oeuvre van de meester, werden in het nieuwe gemeentehuis van Drogenbos ondergebracht in een permanente tentoonstelling.
Dokter André Lerminiaux, Drogenbos.
Nota van de Redactie: Wij danken Dr Lerminiaux voor zijn gepaste terechtwijzing en excuseren ons voor de verkeerde informatie. Wij vinden het echter spijtig dat noch in zijn terechtwijzing noch in de cataloog van de Felix de Boeckcollectie van Drogenbos de naam mocht vernoemd worden van de Minister van Cultuur, die toch de beslissende rol in deze zaak heeft gespeeld; evenmin trouwens als ons tijdschrift er vernoemd wordt, waaraan een zeer belangrijk autobiografisch artikel van de Meester werd ontleend. Dat artikel is zo belangrijk dat we niet begrijpen waarom het niet op de ereplaats in de cataloog voorkomt, i.p.v. Galles tekst. Overigens gefeleciteerd: een zeer mooie cataloog, Felix de Boeck waardig.
(A.S.) |
| |
Zoekertje
West-Vlaanderen.
Jg. 1, 1952: nr. 1 - 5 - 6 / Jg. 2, 1953: nr. 5 / Jg. 3, 1954: nr. 1 - 5 / Jg. 4, 1955: nr. 1.
Guido Vangheluwe, Witte Molenstraat 25, 8200 Brugge 2.
|
|