Tenhemelopneming van Onze-Lieve-Vrouw
Paneel. 4,90 m × 3,25 m. In 1625-1626 geschilderd door Pieter Pauwel Rubens. Dit heerlijk altaarstuk werd door P.P. Rubens geschilderd voor het hoogaltaar, op verzoek en bestelling van Joannes Del Rio, deken van het Kapittel (contract van 12 november 1619).
In 1625 werd het uit het atelier naar de kathedraal gebracht waar het pas zeven maanden later op het altaar geplaatst werd.
Ondertussen was J. Del Rio overleden (5 januari 1624). Zijn erfgenamen betaalden een bedrag van 1500 gulden en een bijkomende vergoeding van 45 gulden voor het ultramarijn dat aan het kleed van Onze-Lieve-Vrouw en van een apostel besteed werd.
Reeds op 16 februari 1618 had Rubens aan Kapittel en Kerkmeesters twee schetsen voorgelegd, ontwerpen voor het nieuwe hoogaltaar waarop zijn schilderij zou geplaatst worden.
In 1794 werd het paneel naar Parijs gevoerd. In 1815 was het terug in Antwerpen waar het ter beschikking van de Lieve-Vrouwekerk werd gesteld. In 1824 werd het in het door architect Jan Blom nieuwgebouwde portiekaltaar geplaatst.
Door zwevende engelen en fladderende engeltjes als door een erewacht omgeven, vaart Maria naar de lichtende hemel daarboven, naar de gelukzalige heerlijkheid van haar Kroning. Een Koninginnekroon wordt haar reeds door een engel aangeboden. Sint-Jan Evangelist en enkele leerlingen kijken verrukt omhoog naar die wondere tenhemelopneming. Andere apostelen en leerlingen over de ledige tombe gebogen, zien de witte lijkdoek en staren verbaasd naar de leliën en bloemen die de Gulden Legende erin gelegd heeft.
Schitterende hulde aan de verheerlijkte Moeder des Heren en aan de vereerde Patrones van deze Kathedraal! Merkwaardige compositie, gedegen structuur vol uitbundig leven en zwierige beweging. Met geheven en biddende handen verbindt Sint-Jan de groep van de apostelen en leerlingen bij het graf met die van de hemelopvarende Lieve-Vrouw en de engelen. En wat een palet! Licht en kleur triomferen mee. Rijk en bont en helder, dan weer teder en wazig: een symfonie van getemperd koloriet met daarover de weerschijn van goud en zilver.
Verrukkelijke illustratie door een grootmeester der schilderkunst bij het liturgisch gebed en het vrome geloof van de Kerk: ‘Zo bidden wij U met de Maagd Maria, die bij U verheerlijkt is, de Moeder van Jezus, onze Heer en onze God’.
‘Ten slotte werd de Onbevlekte Maagd, die voor elke smet van de erfzonde behoed was gebleven, bij het einde van haar aardse leven met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen en tot aller Koningin door de Heer verheven, om aldus vollediger gelijkvormig te worden aan haar Zoon, de Heer der heersers (Apoc. XIX, 16) en de Overwinnaar van zonde en dood’.
Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie. Dogmatische Constitutie over de Kerk ‘Lumen Gentium’, VII, 59.
De autaren kraken van de vaart der Moedermaagd
nu d'hemelwolk opbergt en gulden glorie vlaagt,
waarin het Engelenhof met frisch gebloemt zal spelen
en krans op kransen vlecht als hangende prieelen,
die ruischen naar beneden en zwieren om de vaart
der zaalge Moedermaagd die opstijgt van dees aard...
K. Van den Oever, Lof van Antwerpen, p. 86.
Contract van Rubens met kapitteldeken Joh. Del Dio (1619) en door de schilder eigenhandig geschreven kwitantie betreffende de ‘Hemelvaart van Onze-Lieve-Vrouw’.
Sinds 1956 in het archief van het Rubenshuis, Antwerpen (D 23, Hs. 12).
Ick dese ondertekent hebbende bekenne midts dezen veraccoordeert te syne met den E. heer Johannes Del Rio deken vande Cathedrale kercke van onse Lieven Vrouwen binnen Antwerpen, dat ick sal schilderen loffelyk ende tot mynen alderbesten mogelyck synde, een paneel daerop de historie van onse Lieve Vrouwen hemelvaert, oft Coronatie, tot contentement van d'heeren vanden capittele, dwelck paneel sal hooch wesen omtrent sesthien voeten ende breet advenant onbegrepen der maten, alles naer den eyssche vanden nyeuwen aultaer die gestelt sal worden in den hooghen choor vande voorseyde kercke, waer voore den voorseyden Eerw. heere deken my belooft heeft te betalen, hebbende tselve tot contentement gestelt, met allen de binnen lysten, verciert naer behoiren, ende soveel myn werck aengaet, de somme van vyfthien hondert guldens eens. In teecken der waerheyt soo hebben wy dese tsamen onderteeckent den 12. novembris anno 1619. In Antwerpen
J. Del Rio
Hierop ontfangen de somme van duesent gulden op rekeninghe den 30 september 1626 Pietro Pauolo Rubens
Noch ontfangen wt handen van Sr Guilliam Carn de somme van vyfhondert gulden waermede ick onderschreven kenne gheheelyck betaelt ende voldaen te wesen van het teghenwoordigh contrackt ende tot kennis ende bevestinghe der waerheyt hebben ick dese quittancie met myn eyghen handt gheschreven ende onderteeckent.
Tot Antwerpen den 10 Martii 1627
Pietro Pauolo Rubens
Dr. J. Van Brabant
overgenomen uit: ‘Onze-Lieve-Vrouwkathedraal van Antwerpen. Grootste gotische kerk der Nederlanden’.